Welkom, helemaal klaar voor een bruisend nieuw schooljaar!
PRAKTISCH
We bekijken samen de afspraken.
We kijken of alles voor iedereen werkt.
Kent iedereen zijn Microsoft account van de school?
Kan iedereen in Teams?
Werk je met de pc of enkel met de smartphone?
Heb je al Teams en Word op je smartphone?
Vindt iedereen de website?
SPEEDDATING
Je gaat telkens 3 minuten praten met een andere medecursist over een foto die je te zien krijgt. Je moet NIET praten over de foto zelf, de foto is INSPIRATIE om over JEZELF te praten. (Hobby's, interesses, jouw leven, ...)
Noteer na elk gesprekje nieuwe woorden die je van je collega hebt geleerd.
Welk gesprek vond je het leukst? Waarom?
Welk gesprek was het moeilijkst? Waarom?
WAAR BEN IK? WIE BEN IK?
Je werkt in een groepje van 3.
Ik stuur één van jullie 3 een berichtje waar je bent of wie je bent. De anderen moeten vragen stellen.
Jij kan enkel met JA of NEE antwoorden.
In dit thema leer je informatie geven over de belangrijkste momenten in je leven. Je leert begrijpen hoe iemand zich voelt en uitdrukken hoe jij je bij iets voelt. Je leert ook zeggen wat je zou willen en wat je van iets vindt.
BELANGRIJKE EN GELUKKIGE MOMENTEN
De mensen op de foto praten over belangrijke momenten in hun leven.
Kijk naar de video
Wat waren belangrijke momenten voor deze mensen. Waarom?
Wat was het gelukkigste moment van hun leven? Waarom?
Wil je de antwoorden nog eens bekijken? Die vind je hier.
KENNISMAKING MET DE LEERKRACHT
WB p. 10. Je vraagt informatie over de belangrijke gebeurtenissen in het leven van de leerkracht.
Dit zijn belangrijke data uit mijn leven. Welke datum staat voor wat? Je overlegt in groepjes van 3.
04/01/1956 05/07/1972
30/09/1977 23/01/1980
02/06/1983 30/06/2002
21/04/2008 01/08/2011
30/06/2015 22/10/2016
We trainen de constructie:
Ik denk DAT jij OP 30 juni 2002 je diploma behaald hebt.(--> catapulsie: verbum op de laatste plaats)
KENNISMAKING MET DE CURSISTEN
Nu ga je zelf 5 papiertjes maken met een datum op. Alleen een datum, GEEN informatie. Toon telkens 1 papiertje aan je collega's
Je werkt in groepjes van 3. De andere cursisten moeten uitzoeken wat jouw belangrijke gebeurtenissen in je leven zijn. Je mag alleen met 'Dat klopt/ Dat klopt niet' antwoorden. Klopt het dan antwoord je met een volledige zin en je geeft wat meer informatie over deze gebeurtenis. Waarom was deze gebeurtenis belangrijk? Hoe was het? Met wie? ...
HET GELUKKIGSTE MOMENT VAN JE LEVEN
Neem nog eens de kaartjes met je verschillende data.
Schrijf nu op een papier de data met erbij wat de gebeurtenis was. Kijk hiervoor naar WB p. 11.
Kies 1 van de moment als jouw gelukkigste moment.
Je werkt per 3. De andere cursisten zoeken wat jouw gelukkigste moment was.
Hier oefenen we de constructie:' Volgens mij ...' + inversie
vb: "Volgens mij was je huwelijksdag het gelukkigste moment van je leven."
EN WOON JIJ ZELF GRAAG IN BELGIË?
Omcirkelen WB p. 15 wat op jou van toepassing is.
Je werkt in groepen van 4 . Stel om de beurt de reeks vragen aan elkaar en vraag ook waarom.
Noteer je antwoorden WB p. 16 met kort het argument.
Je wordt nu in nieuwe groepen verdeeld en vertelt de argumenten van je medecursisten uit de eerste groep.
EN WOON JIJ ZELF GRAAG IN BELGIË?
Je wordt nu in nieuwe groepen verdeeld en vertelt de argumenten van je medecursisten uit de eerste groep.
WAT ZOU JE WILLEN DOEN?
Cursisten in groepjes van 3 of 4
Flashcards
Eerste cursist neemt een kaartje en leest de situatie voor.
Cursist 2 antwoordt met:
IK ZOU .... WILLEN + INF
VOLGENS MIJ
Kijk naar de twee foto's en zeg wat je denkt dat je collega liever doet.
Bijv: Volgens mij drink je liever koffie dan thee.
Een Powerpoint met een voorbeeld vind je hier.
ZOU JE GRAAG ... ?
We oefenen met een bingo. Je zoekt mensen die graag doen wat je op je foto's ziet.
Je vraagt: ZOU je GRAAG ... ?
Bijv: ZOU je graag een nieuwe auto KOPEN?
Een Powerpoint met voorbeelden vind je hier.
WANNEER ... ? TOEN...
Je werkt in duo
Cursist A neemt WB p. 151
Cursist B neemt WB p. 152
Luister naar de vragen van je collega en kies een passend antwoord.
DE NOTITIES VAN HET BORD
De notities van het bord vind je hier.
EEN IDEALE LEVENSLOOP
Vul leeftijden in de vakjes van de tekening WB p. 18. Welke leeftijden passen bij welke momenten in het leven denk je?
Luister nu naar het radiobericht en corrigeer de leeftijden in het juiste vakje van de tekening WB p. 18.
Maak nu een tabel voor jezelf met 3 kolommen.
In de middenste kolom schrijf je de momenten in het leven.
In de kolom links schrijf je hoe jouw ideaalbeeld was toen je jong was, wanneer je wat wilde bereiken in je leven.
In de kolom rechts schrijf je hoe de realiteit tot nu toe was.
Spreek nu met je collega over je tabel.
Praat nu met je medecuristen in groepjes van 3/4.
'Vroeger wilde ik trouwen op 24 jaar, maar ik ben getrouwd op 32 jaar.'
Hebben jongeren in jouw land hetzelfde ideaalbeeld als Vlaamse jongeren?
Wat zou jij nog graag willen in je toekomst?
MARIETTE VROEGER EN NU
Oefening op WB p. 142 Mariette vroeger en nu
INGRID EN LUDO
Cursisten in duo
Cursist A stelt vragen aan B en B antwoordt volgens WB p. 154
Cursist A controleert antwoord.
Vervolgens stelt B vragen, A controleert WB p. 153
BELANGRIJKE MOMENTEN (EVALUATIE)
Wat was het gelukkigste moment in jouw leven? Geef een paar details!
Wanneer was je de laatste keer heel gelukkig? Waarom?
Wanneer was je de laatste keer heel nerveus? Waarom?
Woon je graag in België? Waarom (niet)?
Zou je in een ander land willen wonen? Waarom (niet?)
In dit thema leer je vooral spreken over het uiterlijk van een persoon.
Je leert hierover informatie vragen en geven.
Je leert ook gelijkenissen en verschillen bespreken.
STAN EN FIEN
Groepsgesprek over de verschillen tussen deze twee foto's van Stan en Fien.
OPSPORINGEN
Je luistert naar dit opsporingsbericht. Je spreekt in duo wat er is gebeurd.
Lees nu de beschrijvingen in je WB p. 26. Welke omschrijving past bij welke dader.
HET GEZICHT
Kijk naar deze tekening van het gezicht. Je werkt in duo
Noteer de namen van de delen van het gezicht. Ga dit niet opzoeken, maar noteer wat jullie zelf weten.
AANGIFTE DOEN
Kijk naar de foto's WB p. 29 en controleer de aangifte. Klassikale verbetering.
AANGIFTE DOEN
Luister naar dit bericht op de markt en beantwoord de vragen WB p. 28
WIE IS HET?
Kijk naar je medecursisten.
Kies 1 medecursist
Beschrijf deze medecursist zo goed mogelijk.
De andere cursisten raden wie je omschrijft.
TWEELINGEN
Luister en kijk naar de foto's. Controleer de beschrijving. Corrigeer de leraar als het niet klopt.
Kijk nog eens naar de foto's en maak beschrijvingen met 5 zinnen per foto.
Gebruik: allebei, geen van beiden, (niet) even, (niet) dezelfde, (niet) hetzelfde
OUDERS EN KINDEREN
Zoek de zoon of de dochter van de ouders WB p. 34. Schrijf de letter van de zoon of dochter bij het cijfer van de ouder.
Maak zinnen als:
'Ik denk DAT b de zoon is van 2 OMDAT ze dezelfde glimlach hebben.'
WOORDENSCHAT EN VOORBEELDEN VERGELIJKEN
Een paar voorbeelden van vergelijken vind je hier.
EEN IMPERFECTUMVERHAALTJE
Je werkt per 2.
Gebruik deze werkwoorden en maak er een verhaaltje in het imperfectum mee.
DOUCHEN
SMEREN
WANDELEN
BIJTEN
GAAN
VERTELLEN
AANKOMEN
BEGRIJPEN
DRAGEN
STOPPEN
PERSOONSBESCHRIJVING (EVALUATIETAAK)
Luister naar de fragmenten
Kruis de juiste foto aan van de dader die omschreven wordt.
Antwoord ook op de bijhorende vragen.
Het document vind je in je Google Classroom.
BELGIË BETER BEKEKEN
Lees het artikel WB p. 38.
Beantwoord de vragen.
VOLT
Kijk naar de video.
Probeer samen met je collega's een zo gedetailleerd mogelijk beschrijving te geven van de dader.
Teken een robotfoto.
Beantwoord de vragen WB p. 40
Spraken we in het vorige thema vooral over de buitenkant van mensen, dan ga je in dit thema vooral leren over de binnenkant. We gaan spreken over de karaktereigenschappen en gewoonten van mensen. Je leert zeggen wat je vindt van Belgen en van jouw landgenoten.
Daarnaast oefenen we in dit thema ook het geven van kookinstructies aan de hand van typisch Belgische gerechten.
VERSCHILLEN TUSSEN BELGEN EN NEDERLANDERS
Kijk naar het filmpje.
Noteer zoveel mogelijk verschillen die je ziet tussen Nederlanders en Belgen.
Welke voorbeelden geven ze hiervoor in het filmpje?
Vind jij dat deze verschillen kloppen?
LACHEN MET DE BUREN
Lees in je WB p. 48 de moppen van de Hollanders over de Belgen.
Wat is volgens Hollanders de belangrijkste eigenschap van een Belg?
Klopt dit?
Lees nu in je WB p. 48 de moppen van de Belgen over de Hollanders.
Wat is volgens Belgen de belangrijkste eigenschap van een Hollander?
Klopt dit?
OP WIE LIJK JIJ?
Neem een foto van mensen uit je familie.
Bespreek met een medecursist op wie je lijkt en op wie je medecursist lijkt. Zeg ook waarom.
Gebruik de woorden die we in dit thema hebben geleerd.
HET FAVORIETE GERECHT VAN DE VLAMING
Lees de tekst WB p.53 en beantwoord de vragen.
Wat is volgens jou de TOP 3 van favoriete gerechten van de Vlaming is. Zeg ook wat jouw favoriete Vlaamse gerecht is.
Kijk nu naar deze video. Had je gelijk? Schrijf even kort wat de echte top drie van de Vlaming is.
HET STOOFVLEES VAN JEROEN MEUS
Kijk naar de video en zet het recept WB p.54 in de juiste volgorde.
DISCUSSIE
Geef 3 clichés die jij al over de Belgen hebt gehoord en geef minimum commentaar op de clichés van 1 collega.
Wat is er typisch Belgisch? Denk aan je vrienden, buren, collega’s, mensen op straat, …
Kies een nationaliteit, land of regio. Hoe zijn de typische inwoners van die regio? Hoe is hun karakter? Welke eigenschappen zijn typisch? Welke gewoonten hebben ze? Denk aan je vrienden, mensen die je op vakantie ontmoet, professionele contacten, …
Vertel aan een medecursist hoe de mensen uit jouw land zijn. Geef minstens één positieve en één negatieve eigenschap. Vraag aan je medecursist hoe zijn/haar landgenoten zijn. Vraag naar positieve én negatieve eigenschappen (zie WB p. 52 – 7).
Zinsconstructie – dus en toch
BELG ZIJN IS EEN KUNST
Lees het artikel WB p. 60 en beantwoord de vragen.
Heeft de auteur gelijk?
Wat vind jij van de Belgen?
Vind je dat positief of negatief?
JE EIGEN GERECHT
Kies een gerecht uit je eigen cultuur
Maak een lijst met de ingrediënten.
Gebruik hiervoor de structuren "Er zit (rode peper) ... in, er zitten (tomaten ...) in".
Maak na de Zoomsessie een kleine video of geluidsopname waarin je instructies geeft hoe je het gerecht moet klaarmaken en post deze in de Google Classroom.
Gebruik hiervoor IMPERATIEF!
Dit is mijn persoonlijke voorbeeld:
BELGIË BETER BEKEKEN
Kijk naar een van de volgende nieuwsberichten en geef je medecursist een korte samenvatting waarover het nieuwsbericht gaat.
Cursist A
Cursist B
GESCHIEDENIS VAN HET BELGISCHE STRIPVERHAAL
Ga naar WB p. 143. Luister naar dit fragment en nummer de tekeningen correct. Luister dan nog een tweede keer en noteer de verba in imperfectum.
Vertel nu 'De geschiedenis van het Belgische stripverhaal' opnieuw samen met je medecursist.
Luister naar dit fragment 17 en praat erover met je medecursist.
Waarover gaat het bericht?
Wat vind je van het bericht?
Wat doen Belgen volgens de cabaretier op een trouwfeest?
Wat doen Belgen als het goed weer is? Waarin zijn de Belgen wereldkampioen?
Welk probleem heeft 43% van de Belgen?
Welke 2 soorten boeken zijn bestsellers in België?
BERT EN DE BELGEN
Kijk naar de video van Bert Kruismans!
Wat is het thema van de video?
Wanneer zijn een Belgische man en vrouw volgens de cabaretier een koppel?
Wat schrijven veel Belgen op een ansichtkaartje van op vakantie?
In dit deel leer je instructies begrijpen en instructies geven.Je leert ook hoe je iemand (vriendelijk) kan vragen om iets te doen.Je leert ook vragen wat je zelf kan of moet doen voor iemand.
WAS JE HANDEN!
Luister naar de instructie van de riedel. Schrijf in je WB p. 68 een 1 bij de eerste instructie, een 2 bij de tweede instructie enz. ... tot 6. Schrijf daarna de juiste instructie (imperatief) onder de tekeningen.
DOE MAAR - PA
Probeer de instructies op de juiste plaats in te vullen in de liedjestekst.
Kijk en luister nu naar deze videoclip en corrigeer jezelf. De correctiesleutel vind je hier.
Als je de tekst van dit liedje leest, waarover gaat het liedje dan? Bespreek met een medecursist.
KOM BINNEN!
Maak een kort gesprekje met een medecursist waarbij je iemand bij je aan de deur binnenlaat.
Doe dit zo vriendelijk mogelijk. Denk aan je intonatie.
Gebruik deze zinnen:
Kom binnen!
Doe je jas uit!
Ga zitten!
Neem maar koffie of thee!
Neem een koekje! Neem er twee!
GEEF NU ZELF INSTRUCTIES!
Je kiest zelf uit de volgende situaties er 2:
één waarbij je zegt wat iemand moet doen.
één waarbij je zegt waar iemand mee moet stoppen.
Maak nu met een medecursist dialoogjes van deze 2 situaties met de instructies die je zelf kiest.
Geef de instructies altijd zoals in de driehoeken WB p. 70.
Dit zijn de situaties:
Je zit in de klas en je praat met een medecursist.
Je kind is vervelend. Je wil dat hij/zij ermee stopt.
Je wil dat je kind iets doet.
Je bent samen thuis met je partner, vriend of vriendin. Hij/zij doet iets irritant. Je wil dat hij/zij ermee stopt.
Je bent samen thuis met je partner, vriend of vriendin. Je wil dat hij/zij iets doet voor jou.
Je bent met een collega op het werk. Je collega doet iets wat je niet wil en je wil dat hij/zij ermee stopt.
Je werkt samen met een collega. Je wil dat hij/zij iets doet.
Een voorbeeld:
Nedbox van de dag
Ga naar Nedbox en bekijk één van deze filmpjes met tips. Los in je groep de vragen met ** op.
Schrijf nu 5 tips uit je filmpje met imperatief of 'Je moet ...+INF'.
Presenteer je tips in groepjes van 3 met andere cursisten die een ander filmpje zagen.
Je kan kiezen uit:
In dit thema leer je informatie begrijpen over het leven van iemand. Wat zegt deze persoon over zijn of haar schoolloopbaan, jeugd en werkervaring? Hoe is het leven nu voor deze persoon in België?
Daarna ga je deze informatie ook over jezelf kunnen geven. Dit thema komt zowel in mondeling als in schriftelijk terug.
ALLEMAAL BUREN
Je luistert naar TRACK 28 en beantwoord de vragen WB p. 87. De correctiesleutel vind je hier.
Daarna luister je naar TRACK 29 en TRACK 30 en vult de mindmap in WB p. 88. De oplossing vind je hier.
Met de mindmap spreek je nu samen met een collega. Je vertelt de carrière van Hamidou in je eigen woorden.
HET WEER IN BELGIË
Wie zegt wat over het weer in België? Schrijf eerst het juiste nummer van de uitspraak bij de persoon op de kaart. Waarom denk je dit? Wat zijn je argumenten?
Luister nu naar TRACK 32 om te kijken of je gelijk had. De correctiesleutel vind je hier.
Wat vind jij van het weer in België? Reageer ook op je collega's. Gebruik de voorbeeldzinnetjes WB p.90 om je antwoorden mee te beginnen.
HET VERHAAL VAN JULIE
Luister nu naar TRACK 33, het verhaal van Julie. Los na een eerste luisterronde de vragen op WB p.93. De correctiesleutel vind je hier. Na een twee luisterronde los je de juist-foutvragen op WB p.94. Voor de zinnen waarbij je fout antwoordt schrijf je de correctie. De correctiesleutel voor juist/fout vind je hier.
Wat doe jij om buiten de klas je Nederlands te oefenen? Welke moeilijke of grappige situaties heb jij al meegemaakt omdat je iets fout zei of fout begrepen had in het Nederlands?
HET VERHAAL VAN BASHAR (EVALUATIETAAK)
Je mag 3 keer luisteren naar dit fragment.
De vragen vind je in je Google Classroom.
WIE BEN IK? (EVALUATIETAAK)
Kijk nog eens goed naar de mindmap WB p. 88. Gebruik deze als inspiratie om een mindmap voor jezelf in te vullen. Kom je uit een ander land, dan gebruik je de mindmap WB p. 91. Ben je in België geboren, kan je de map WB p. 92 gebruiken.
Je moet géén tekst schrijven die je voorleest. Je vertelt over je eigen carrière.
NA, DAARNA, NADAT ...
de Powerpoint over het gebruik
Imperfectumtraining
Kies in je WB p. 159 of 160.
Schrijf volledige correcte vragen met 'graag'.
Je werkt per 2. Beantwoord nu de vragen van je medecursist met complete zinnen. Begin je zin met 'Vroeger ...' en geef extra informatie.
Imperfectumtraining
Cursist A neemt WB p. 161
Cursist B neemt WB p. 162
Dicteer de zinnen die bij jou compleet zijn aan je medecursist en vul de andere zinnen aan met wat je medecursist aan jou dicteert.
Controleer samen de spelling.
In dit thema leer je informatie begrijpen over energieverbruik. Je leert hierover tips, adviezen en instructies en je leert ook hoe je zelf tips, adviezen en instructies kan geven rond energie.
ELEKTRICITEIT KOST GELD
Kijk naar de twee families WB p. 104. Welk gezin verbruikt volgens jou het meeste energie? Waarom denk je dat?
JOUW ENERGIE
WB p. 105. Wat doe jij om energie te besparen? Zeg wat jij doet om energie te besparen en wat je nog niet doet.
Zeg ook waarom je bepaalde dingen nog niet doet.
DOE DE TEST
Bespreek per 2 de test WB p. 109. Wat voor energieverbruikers zijn jullie?
Zijn jullie het daar mee eens?
TWINTIG TIPS OM TE BESPAREN
Cursist A WB p.163
Cursist B WB p.164
Schrijf het nummer van de tip bij de juiste foto.
Kijk terug naar de foto's en geef de juiste tip. Je medecursist corrigeert.
LUISTERTAAK ENERGIE SPAREN
Je mag 4 keer kijken naar dit fragment.
Los de vragen op. De vragen vind je in je Google Classroom.
ENERGIEVERSLINDENDE TOESTELLEN
Lees de definities van de toestellen WB p. 106 en koppel de juiste toestellen aan de juiste foto.
De correctiesleutel vind je hier.
STAND-BY
Luister naar dit radiobericht en beantwoord de vragen WB p. 108. De correctiesleutel vind je hier.
CREATIEF MET ENERGIE
Kijk naar dit filmpje en schrijf een tekstje waarover het gaat.
Wat was het probleem?
Hoeft heeft de man het opgelost?
Wat zijn de voordelen?
Vind jij dit een goed idee om energie te besparen? Waarom (niet)?
GOUWE OUWE
Kijk naar dit filmpje en beantwoord de vragen. De correctiesleutel vind je hier.
DEDEN DE MENSEN DAT AL?
Cursist A WB p. 165
Cursist B WB p. 166
Dit thema is vooral een herhalingsthema, we komen nog eens terug op de personages en informatie uit de vorige thema's. De focus ligt hier vooral op het kunnen vertellen over een gebeurtenis of een activiteit. Je leert samenvatten en een verslag geven of een verhaal vertellen.
WAT IS ER GEBEURD?
VERTEL EEN VERHAAL
Vertel een verhaal over iets dat je zelf hebt meegemaakt.
Let op de tijden van het verbum!
VERSLAG VAN EEN HUWELIJK
Kijk naar deze mindmap en luister naar het verslag van het huwelijk van Greet en Joris
Zet de foto's WB p. 124 in de juiste volgorde, nummer ze van 1 tot 9
Lees de zinnen WB p. 124 en vul ze aan met de juiste structuurwoorden (dan, daarna, toen, tijdens, na, 's morgens).
De correctiesleutel vind je hier.
Neem nu de mindmap p.125 en probeer het verslag na te vertellen. Je werkt per 2.
EEN UITSTAP
Lees de brief van de school WB p. 127 en beantwoord de vragen. De correctiesleutel vind je hier.
Luister naar het weerbericht. Zet een vinkje bij de tekeningen die passen bij het weerbericht en antwoord op de vragen. De correctiesleutel vind je hier en hier.
DAT MOET JE ECHT EENS DOEN!
Lees de dialogen op het forum WB p. 130. Vul elke dialoog aan met de juiste zin. Schrijf de letter van de juiste zin in elk vakje.
Luister nu naar de dialogen en controleer je antwoorden.
Geef nu zelf een tip om te doen/zien/proeven aan je collega's. Gebruik één van de zinnetjes uit de vorige oefeningen.
NEDBOX
Je werkt in een groepje van drie.
Kies elk één van deze filmpjes rond energie op Nedbox en los de vragen op met ** of ***
Vertel aan je medecursisten kort de inhoud van het filmpje dat je hebt gezien.
MIJN FEEST!
Vorige keer heb je geoefend met het verslag van het huwelijk van Greet en Joris. Nu ga je zelf vertellen over jouw huwelijk/ een huwelijk dat je hebt meegemaakt/ een verjaardagsfeest/ ...
Maak voor jezelf een mindmap zoals het voorbeeld WB. p.125. Als je wil mag je er ook foto's bij nemen.
Vertel aan je collega en let op het volgende:
Vertel iets over alle takken van je mindmap.
Gebruik goede structuurwoorden (dan, daarna, toen, tijdens, na, 's morgens) om de chronologie aan te duiden.
Maak complexe zinnen met 'en, want, maar, toen, terwijl'.
WAT EEN VERHAAL
De huwelijksreis van Anne en Bert. Luister naar het verhaal en zet een vinkje WB p. 132 bij de tekeningen waarover je iets hoort vertellen.
EEN REISVERHAAL
Vertel nu zelf een reisverhaal aan je medecursist.
Je werkt in groepjes van 2.
Wanneer was de reis?
Waar ben je geweest?
Met wie?
Hoe ben je er naartoe gegaan?
Wat heb je er gedaan?
Vertel nu het verhaal van je medecursist aan een andere medecursist.
BELGIË BETER BEKEKEN
Bekijk de trailer van een van de films hieronder.
Vertel aan je collega over welke film het gaat en wat de korte inhoud is.
Groepsgesprek over film.
Cursist A Cursist B
TAAL EN ONDERWIJS
Bekijk 1 van de filmpjes hieronder?
Vertel aan je collega wat je gezien hebt.
Cursist A Cursist B
RED STAR LINE MUSEUM
Je werkt per 4.
Bekijk 1 van de filmpjes over Red Star Line en presenteer daarna met je groep het filmpje. Je kan je baseren op de vragen die je hieronder vindt. Spreek enthousiast!
Waarover gaat het museum?
Wat kan je zien in het museum?
Waar vind ik het museum?
Wat vinden de bezoekers van het museum?
Is er een speciaal aanbod voor families en kinderen? Indien ja, geef een paar details.
Kan je ook een activiteit buiten het museum doen?
Heb je zelf zin om dit museum eens te bezoeken? Waarom wel/niet?
Meer weten? www.redstarline.be
REFLECTIEMOMENT