XIII-947 Diephout, Lubbert van

Lubbert Jansz van Diephout

alternatieve spelling: Diepholt


ouders: Jan van Diephout en 


geboren: Emden ca 1575

gedoopt:

overleden: ca. 1616

begraven: 


beroep:

woonplaats/adres: Amsterdam (NZ Achterburgwal 1599, 1605)


relatie: ondertrouwt Amsterdam 18-12-1599


Maaijke Teunisdr van Essen (XIII-948)

alternatieve spelling: 


ouders: Anthonie Pietersz van Essen en Claertje Jans van Dorhout


geboren: Amsterdam ca 1579

gedoopt:

overleden:

begraven: Amsterdam 17-4-1643


beroep: 

woonplaats/adres: Amsterdam (Nieuwstad bij de Jan Roodenpoort, 1599; Koningsgracht, 1619)


hertrouwt 1619 Lieven Willemsz van Coppenol


kinderen:

Biografische aantekeningen


Lubbert van Diephout is verwant aan de beroemde Remonstranse en de Doopsgezinde Amsterdamse families van de zeventiende eeuw: de familie Roleeuw, Blaupot, Hooghsaet (afstammelingen van Dirck Pieters van Nierop - samen met Lubbert Gerritsz vooraanstaande doopsgezinden in het laatste kwart van de zestiende eeuw)

Lubberts vrouw, Maaike Anthonisdr, hertrouwde in 1619 met de veel jongere mr. Lieven van Coppenol, de calligraaf die beroemd geworden is door het portret dat Rembrandt van hem schilderde; Rembrandt schilderde ook een beroemd portret van Trijntje Hoogsaet) 


Bronnen


H.F. Wijnman: Mr. Lieven van Coppenol, schoolmeester-calligraaf, in: Jaarboek Amstellodamum 30 (1933), p.93-187.

* 1599, 18-12: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw [665, p.95 PUI]: Lubbert Jansz van Diepholt, oudt XXIIII Jaren, wonende op de Nieusijds Afterburghwal, geassisteert met Jan van Diepholt, zijn vader ter eenre, en Marie Antonis van Essen dr., oudt XX Jaren, wonende in de Nieustadt bij Jan Rooij poert, geassisteertr met Antonis Pietersz van Essen en Claerken Jans van Dorhout hare vader en moeder ter andere zijde. (w.g. Lubbert Jans van Diephout; Maria Anthonis van Essen) 

* 1601, 29-4: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1052-176v]: een kind onder den arm begraven van Lubert Janse van Dipholt

* 1602, 8-3:  Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1052-190v]: Lubert van Dipholt onder de Kolck begraven fl 4:7:- {dit lijkt me een volwassen man, en dus een ander]

* 1604, 9-3: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1053-18]: Lubert van Diephouten in de Ververije, een kind onder den arm begraven fl 1:9:-

* 1605, 10-2: SA Confessieboeken 5061, [Inv.nr. 283, fol 11-13]: Lubbert van Diepholt, van Emden, koopman, 30 jaar, voor de schout gebracht zijnde (en gevangen), zegt te wonen op de NZ Achterburgwal, daar Emden uithangt, dat hij zeer wel kent Francois Brunseels van Haarlem en Harmen Regelaer, want hij heeft ommegang met hen gehad. Zegt naar zijn beste onthout eerst kennisse gekregen te hebben aan voornoemde Brunseels in de winter of het voorjaar lestleden ten huize van Anthony Bouhoff, herbergier, alwaer hij meermaals een kanne wijn met hem heeft gedronken, zonder ooit aldaar of elders, met hem of iemand anders, gespeeld te hebben. Drie of vier jaar geleden woonde Harmen Regelaer nog in Amsterdam en toen heeft Van Diepholt ook met hem vaak een kanne wijns gedronken, en als hij wilde spelen, heeft Diepholt hem dat afgeraden. Desgevraagd bekent hij met Regelaer altemet wel een Koenstetkgen ende ander spel met den Raect gespeelt te hebben ender en met meer andere comgange en dat een kanne wijns int gelach, ofte om een schellingh, zonder ooit met Regelaer alleen in ’t particulier om geld gespeeld te hebben. De medespelers waren Hans de Moer, Aert Vogel en andere niet bij name genoemden. Dat gebeurde in de handboogs- en voetboogsdoelen en in andere herbergen, zoals Emans, Gulden Hoofd en elders. Hij weet niet meer hoeveel er gewonnen of verloren werd – ’t is te lang geleden. Maar met Frnchois Bruneels heeft hij nooit van zijn leven gespeeld. Hij heeft wel gezien dat Bruneels met teerlinge en kaarten heeft gespeeld om een pint wijns, maar niet toen hij een aanmerkelijke somme gelds verloor. In Haerlem, in de herberg daer ’t vergulde Vlies uithangt, heeft hij met Bruneels een kanne wijns gedronken, terwijl daar werd geticktackt en de teerling geworpen. Ook hebben ze samen in Het Hof van Holland in Leiden gelogeerd. Daar heeft Diepholt in een andere herberg, in een klein straatje, geticktackt met Harmen Regelaer, dokter Poppel, Abraham Farguels en andere ongenoemden. Hij zegt nooit met valse stenen of teerlingen gespeeld te hebben, en dat degenen die hem daarvan beschuldigen niet de waarheid spreken. Aldus verklaard in het bijzijn van de Schout en van de schepenen Jan Thomas en Jacob Graeff. (13v): op 18 februari wordt Lubbert van Diepholt opnieuw ondervraagd. Hij zegt dat hij ongeveer 4 maanden geleden met Brunseels bij Anthony Bouhoff is geweest, en dat daar ook ene Cornelis de Vlamingh was, en andere wiens naam hij niet onthouden heeft. Hij heeft met De Vlamingh wel eens om een pint wijns geticktackt. Er is ook sprake van een Mr. Ridtzert Luitinist, waarmee bij Anthony Bouhoff is geticktackt, maar als er met stenen omgeworpen zou worden, deed hij niet mee. Of Ridtzert tegen Francois heeft gespeeld weet Lubbert niet. Ook met Jan Poppe heeft Lubbert wel geticktackt. Ooit is er in de Kloveniersdoelen gespeeld tussen Poppe en Pas Dix, in het bijzijn van Jan Reijniers. In datzelfde spel heeft Poppe aan Lubbert gevraagd om tegen hem te spelen, met als inzet een ringetje ter waarde van tien pond vlaams: wie in 10 worpen de meeste ogen heeft, wint 5 pond vlaams – dwz Lubbert betaalt geld, Poppe betaalt met de ring. Lubbert won. Ze speelden nog verder, en op een gegeven moment greep Poppe de stenen, scheurde Lubbert de kraag van zijn hals en sloeg hem met de kan op het hoofd dat het bloedde, en greep de ring terug, onder de beschuldiging dat Lubbert met valse stenen speelde; door tussenkomst van Reijniers werd duidelijk dat er niet is vals gespeeld, en Poppe verontschuldigde zich, en nodigde hem ’s avonds om 8 à negen uur thuis te eten uit en zou zijn vrouw waarschuwen. Daar is het niet meer van gekomen, maar ze hebben wel nog een pint gedronken op hun vriendschap, en sindsdien, d.w.z. sinds het voorjaar, hebben ze elkaar niet meer gezien. 

* 1619, 21-1: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J.F. Bruijningh [p. 83]: huwelijkse voorwaarden. Lieven Willemsz, toekomende bruidegom, geassisteerd met Guilaaume Willems, zijn vader, en Maria Anthonisdr, weduwe wijlen Lubbert van Diepholt, tekomende bruid, geassisteerd met Anthonis Pietersen, haar vader, en Jan en Christoffel Anthonisz, haar broers, en Adriaen Jacobsen Block, haar schoonbroeder. Zij verklaart dat zij haar kinderen Claertge, Trijntge, Tonis en Paulijntgen van Diepholt, geprocreerd bij haar voorn. overleden man Lubbert Jansz van Diepholt, voor diens erfdeel bewezen heeft fl 1600,-

[Adriaen Jacobsz Block, zoon van Jacob Adriaesz Block, textielmaker, ondertrouwt 16-1-1585 Trijntge Teunis, 17 jaar, dr.v. Teunis Pietersz, haar vader]

* 1619, 26-1: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw: Lieven Willemsz van Leijden, 22 jaar, schoolmr., geassist met Guillaume Willemsz zijn vader, woont op de Coningsgracht, en Marijtje Teunis, weduwe van Lubbert van Diephout, verklaart omtrent 3 jaren weduwe geweest te hebben, wonende als voren. (w.g.: Lieven Willemsz; Maijcken Anthonis) 

* 1631, 17-7: stadsarchief Amsterdam, kwijtscheldingen transportregisters: Janneken Anthonis, weduwe van Willem Hesterman, geassisteerd met David Willemsz, haar behuwdzoon en voogd in dezen, Jan van Aldewereld, Pieter Adriaensz Block en de genoemde David Willemsz hare vierendelen zo men die naast konde gekrijgen, heeft verkocht, opgedragen en kwijtgescholden aan Maria Anthonis, huisvrouwe van Lieven Willemsz Coppenol, de helft in een huis en erve op de Kongsgracht, genaamd de Eland, belend Christoffel Anthonis van Esser <? Essen, sic!> aan de zuidzijde, het Elandssteegje aan de Noordzijde, voor van de straat tot achter aan het huis van de erfgenamen van Claes Lambertszn weduwe, plus nog de helft van twee huizen in dat Elandssteegje; met Jan van Aldewereld en Pieter Adriaensz Block als borgen

* 1635, 20-3: stadsarchief Amsterdam, NA nots L. Lamberti [596-262572, fol 475]: testament van Lieven Willemsz Coppenol, schoolmeester en Maria Anthonisdr, zijn huisvrouw. Hij was een jonghman van ca. 20 jaren en zij een weduwe van 38 jaer, hebbende vijer voorkinderen waer van één 'tsedert gestorven is toen ze trouwden. Ze hebben voor aanvang van hun huwelijk op 10-1-1619 voor wijlen notaris Jan Fransz Bruijningh huwelijkse voorwaarden opgesteld, waarin zij haar voorkinderen had bewezen voor hun vaders erf de som van fl 1600,-, en verder heeft ze haar goederen in het huwelijk ingebracht die toen weliswaar niet gespecificeerd waren maar ook ongeveer fl 1600,- of iets meer waard waren. De huwelijkse voorwaarden en de erfkwesties die daarin geregeld zijn, lijken nu geheel onredelijk, omdat de schoolpraktijk van Coppenol profijtelijker is dan bij het aangaan van het huwelijk mogelijk scheen ("daer toe ten aanvanck van het huwelijk weijnig apparentie scheen te wesen"), en dat daartegen de voorkinderen ongelijk veel meer dan de vruchten en renten van haer vaders goed gecoft hebben, en er zijn ook nog twee kinderen uit dit (tweede)  huwelijk geboren. Omdat zij niet gaarne haar man te kort doet, zijn daarom de huwelijkse voorwaarden geschrapt, en nu wordt vastgesteld dat de goederen die zij heeft aangebracht of haar zijn aanbestorven, plus de kleren, juwelen, kleinodiën etc na haar dood weder aan haar zijde zullen keren, en de kleren en erfgoederen van hem, zullen aan de zijde van hem keren. De winst of verlies die staande het huwelijk ontstaan zijn, zullen gelijk gedragen worden (half-half) tussen de langstlevende en de erfgenamen van de eerststervende; zij deelt hem nog een kindsdeel toe, en hij maakt haar tot universeel erfgename. (w.g. Lieven Willems van Coppenol, Maria Anthonis, nots + get).

* 1643, 22-1: Stadsarchief Amsterdam NA nots L. Lamberti [invnr 609, scan KLAB05112000228]: contract tussen Mr. Lieven van Coppenol enerzijds en zijn vrouw Maria Anthonis met haar voorkinderen Claertje van Diephout (getrouwd met Barent Hommesz), Trijntge van Diephout en Paulijntge van Diephout, beide ongetrouwd. De bepalingen uit de huwelijkse voorwaarden, waarbij Lieven van Coppenol slechts fl 600,- zou krijgen uit de boedel van Maria Anthonis, vervallen: hij krijgt de helft. De drie kinderen erven echter op voorhand elk fl 400,-, onder voorwaarde dat zij 'wederomme met naeyen ende anders haer best sullen doen ten profijte van Mr. Lieven ende sijn huysvrouw, der dochteren moeder'. Voor het huishoudelijk werk zal een meid worden aangenomen. Mocht die om welke reden dan ook ontslagen worden zodat het huishoudelijk werk toch weer door de meisjes Van Diephout gedaan moet worden, dan krijgen zij daar fl 50,- per jaar voor. Beide partijen (Mr. Lieven van Coppenoll enerzijds, Maria Anthonis en haar dochters anderzijds) nemen procureurs van het Gerecht van Holland in de arm om dit contract te laten executeren.

[* 1655, 1-1 doch onjuist gedateerd. De akte is zelf niet gedateerd, maar volgens de index uit 1637 - doch er zijn in de buurt ook aktes van na 1646]: stadsarchief Amsterdam, NA Nots. L. Lamberti [609-567293]: Maria Anthonis, huisvrouw van Mr. Lieve Wm:sz van Coppenoll, schoolmeester, ziek te bedde leggende, herroept eerdere testamenten. Ze institueert tot haar erfgenamen haar voorkinderen Claertge, Trijntge en Paulijntge, geprocreerd bij Lubbert van Diephout zaliger ged. Idem Pietge en Lieven van Coppenoll haar nakinderen, uit het huwelijk met haar tegenwoordige man. Ze wijst voogden over haar kinderen aan en sluit de weeskamer uit: Jacob Corneliszn en Pieter Harmanszn als voogden en Pieter Adriaensz Block als honoraire voogd. (w.g. Maria Anthonis). I.m. staat nog dat Claertge van Diephout een prelegaat krijgt van fl 250,-. (Op de volgende pagina staat: Barent Hommisz man van Claertge van Diephout, Trijntge en Paulijntge ongetrout geassist etc) Bron: KLAB05112000511

* 1644, 15-7: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw Pui [677-241]: Marten van der Sluijs van Haerlem, winckelier, wedr. van Trijntie Jans, woon in de Dirck van Assensteech ende Poulijntie van Diephout van (doorgehaald: Dantzig) Coninxbergen , woon: op de Roosegracht, geen ouders hebbende, out 27 jaer, geassisteert met haer suster Sara van Diephout (w.g. Marten van der Sluijs, Paulina van Diephout).

* 1644, 16-9: Kwijtschelding. fl 18.000,- Gecompareerd Mr. Lieven Willemsz van Coppenol, Barent Hommesz als man en vooght van Clara van Diephout, Lodewijck Pietersz Westerhoff als man en vooght van Catharina van Diephout, en Marten van der Sluijs als man en vooght van Paulina van Diephout, Pieter Hermansz en Jacob Cornelisz als testamentaire vooghden van Pieter en Lieven Lievensz van Coppenol en geliede, uit kragte van de apostille gesteld in margine van zeker request den Gerechte deser stede overgegeven dd 9-1-1644 ons schepenen vertoond, in ’t schepen minuut register fol. 79 verso geregistreerd, verkocht, opgedragen en quijtgescholden te hebben David Rutgersz een huijs en erve staande op de westzijde van de Coningsgracht belend aan de Noordzijde met een steegjen deze huize voor d’eene helft, en Pieter Rijckaerts voor d’ander helft toebehorende, ende de verkoper op een gemeene muur mitsgaders een huijsgen van de Warmoesgracht ’t samen aan de zuidzijde, hebbende het huijs de Noteboom op de Warmoesgraft staende met sijn achtermuijr tegen dit parceel de vuijterste grond betimmert, Streckende voor van de straet tot achter aen ’t erve van Jan Martsen, onder de condit voorsz huijs nochte op ’t erve niet en sal mogen doen de ambachten van Smeeden, Cuijpen noch Coperslaen. Mitsgaders noch twee wooningen en erven onder een dack in voorgemelden steegjen staende, belend de voorgen. Pieter Rijckaerts aen d’oostzijde en Jan Block aen de westzijde, streckende voor van ’t steegjen tot achter aen de huijsen van ’t Schilderssteeghjen.

[volgende akte]: vercoft fl 10.500:-. Dezelve comparanten, uitgeseijt dat Jacob Cornelisz hier alleen als vooght komt compareren, schelden quijt Pieter Hermansz een huijs en erve staende op de Westzijde van de Coningsgraft, belend de erfgenamen van Hendrik Gillisz <?> aen de zuidzijde en de verkopers op een gemeene muur aan de noordzijde, streckende voor van de straat tot achter aan ’t huis De Noteboom – ook hier het verbod op smeden, kuipen en koperslaan. Als borgen treden op Mr. Lieven, Barent Hommesz, Lodewijck Pietersz, Marten van der Sluijs, ook de een voor de ander in de plaats.


kind 1: Claertje van Diephout

* 1624, 9-7: SA Amsterdam 5075 NA nots L. Lamberti [606-akte 454291]: Barant Hommesz, 20 jaar (zo hij zegt), zoon van wijlen Homme Stevensz, in zijn leven IJzerkramer, is van plan om een reis te maken naar Dantsick en regelt daarom zijn nalatenschap. Hij legateert aan Hendrick Hendriksz, de zoon van zijn broer Hendrick Hommesz, een potstuckge gouds, ter waarde van fl 15,-, en verder nomineert hij tot zijn erfgenamen Hendrick Hommesz en Annetgen Hommes, zijn broer en zus, elk in een vierde part, verder de nagelaten zoon van wijlen Steven Hommesz, zijn broer, en tenslotte de kinderen (en nog te krijgen kinderen) van zijn broer Harmen Hommesz, ook beide in een vierde part. 

* 1626, 26-3: SA Amsterdam DTB ondertrouw [670-136]: Barent Hommesz van Nes, van A., Harestoffeerder, out 22 Jaer, geen ouders hebbende, geassist met Heijndrick Hommes sijn broeder, woon op de Monckelbaensburghwal, en Claertie van Diepholt, van A., out 21 Jaren  geassist met haer moeder Maritie Teunis, woon op de Coninxgracht (w.g. Barent Hommesen van Nes, Claeretie van Diephout) 


Openstaande vragen / discussie


De afstamming van Paulina van Diephout heeft me veel hoofdbrekens gekost, en sluitend bewijs is er nog steeds niet. Bepaald niet. 

In haar ondertrouwakte geeft Paulina aan afkomstig te zijn uit Koningsbergen, geboren in ca 1617 en een zus te hebben die Sara van Diephout heet. 

De dochter van Lubbert van Diephout en Maaijke Teunisdr van Essen is echter zeer waarschijnlijk geboren in Amsterdam, in of voor 1616 (want dan is Lubbert ongeveer overleden, blijkens een verklaring van zijn vrouw bij hertrouwen) en ze heeft beslist geen zus die Sara heet, maar wel een Clara (X 1626 Barend Hommesen van Nes) en een Trijntje (Catharina) als zus, en de jong gestorven Teunis als broer. 

De handtekening van Paulina onder de ondertrouwacte uit 1644, en de handtekening van Paulina Lubbers van Diephout onder een contract met haar zussen, moeder en stiefvader zijn echter zo gelijkend, dat we de filiatie mogen aannemen. De kwijtscheldingsakte uit 1644 bewijst uiteindelijk de filiatie.


Op 10-5-1616 bewijst Anthoni Adriaensz Conninxbergen (sic!) (alias Anthoni Adriaensz Coninck) zijn twee kinderen, genaamd Maritgen, 2 jaar, en Jan, 1 jaar, daar moeder af was Paulijntgen Jans van Diepholt een erfenis van fl 2400:-, conform het testament dd 11-2-1616 voor nots. Johannes Hajonis Vallingius.  [Antonie Adriaensz, van Rhenen, 26 oX Amsterdam 9-7-1611 met Paulijntje Jansdr, van Emden, 21 jaar oud, bij de Korsjespoort, geen ouders hebbende; hij hertr. als weduwnaar van Paulijntjen van Diepholt op 24-9-1616 met Femmetje Gerrits] - dat genoemde testament bevat een legaat aan haar zuster Trijntje van Diephout en aan de armen van de ('Vlaemsche') doopsgezinde gemeente; zij heet er Poulina van Diephout.

Deze Anthoni Adriaensz was voorheen de boekhouder van Jan Pietersz van Nes.


Ene Lubbert Lubbertsz van Diephout (een generatie later dan Lubbert Jansz, kennelijk) ook al heel vroeg tot de doopsgezinden hoorde, terwijl hij schoon-kleinzoon is van Lubbert Gerritsz, en een relatie heeft met de fam. Rooleeuw.

Inderdaad zijn de familieverbanden complex. In 1628 (12-4) compareert voor notaris Jacob Westfrisius dhr Lubbert van Diepholt, 27 jaar, en Abraham Hendricx, 28 jaar, de man van Trijntje van Diepholt, kinderen en erfgenamen van wijlen Lubbert van Diepholt de oude, in leven burger van Amsterdam. Zij verklaren op verzoek van Joan Pietersz Nes, de weduwnaar van hun tante Trijntje Roelofs van Diepholt, dat hun inmiddels overleden oom Jan Roeloffs van Diepholt in 1618 uit Dantzig (waar hij woonde) verhuisd is naar Emden, waar zij in september 1618 een overeenkomst hebben gesloten en de erfenis geliquideerd van hun grootvader, respt. de vader van hun oom, Roelof van Diepholt, waarbij bleek dan hun oom Johan Roelofs van Diepholt aan de getuigen nog fl 664:20:7 schuldig was. Dat is niet betaald wegens uitstaande schulden in Lier (Oostfriesland, waar Jan Roelofs van Diepholt toen woonde). Ook heeft Jan Roelofs van Diepholt zich de hele erfenis toegeëigend van wijlen hun vaders zuster Goecke Roelofs van Diepholt, waarover ogv een uitspraak van goede mannen nog de helft van fl 734:21:4 aan hen toekomt.


Ergo:

IA. Roelof van Diepholt, overleden Emden ca 1618

IIAa. Jan Roelofs van Diepholt, woont in Dantzig, trekt naar Lier (O-Frl) en Emden, overl. voor 1628

IIAb. Goecke Roelofs van Diepholt, overleden voor 1618

IIAc. Trijntje Roelofs van Diepholt, overleden voor 1628, X Joan Pietersz Nes

IIAd. Lubbert van Diepholt de oude, overleden Amsterdam voor 1612, XX Annetje Jordaens, ovl. na 1622

    hieruit:

        1. Lubbert van Diepholt de jonge, apotheker, * ca 1601, overl. voor 1660, X 1623 Elsje Jacobs en XX 1627 Marritje Reiniers, overl. na 1660

        2. Trijntje van Diepholt, * ca 1599, ovl na 1668, X 1622 Abraham Hendrickx van Hoogvelt, geb. ca 1600, ovl. 1667


IB. Jan van Diephout, 

IIBa. Catharina/Trijntje Jans [van Diepholt], 1588->1627, X 1610 Lodewijk Jansz van Breugel, ca 1581-ca 1623, zijdelakenkoper Dantzig; XX 1626 Haije Louweris Backer

IIBb. Jan Jansz van Diephout, 1564-?, X Maritgen Pieters; XX Amsterdam 1586 Neeltjen Cornelis

IIB.c Paulina Jans van Diepholt, Emden 1590-<1616, X Anthoni Adriaensz Coninck, geb. ca 1584, boekhouder, die hertr. Femmetje Gerrits

IIBd. Lubbert Jansz van Diepholt, Emden ca 1575-<1616, X 1599 Maijke Teunisdr van Essen (zij hertr. Lieven van Coppenol, 1588-1643)

IIBe. Lieven Jansz van Diepholt, koopman te Dantzig (1611) 


(…) In 1619 trouwde Lieven [van Coppenol] met een weduwe met vier kinderen. De weduwe, Mayke Theunisdr. was 20 jaar ouder dan de toen 19 jarige Lieven. Daar zij echter welgesteld was en bovendien de school hield, waaraan Lieven verbonden was als schoolmeester, zetten wij toch enige vraagtekens achter het 'huwelijk'. Hun huwelijk werd op 10 februari 1619 ingezegend in de Doopsgezinde kerk de Spijker te Amsterdam. Maykes eerste man, Lubbert Jansz. van Diephout was toen drie jaar dood. Zijn beroep is niet bekend.

Uit de huwelijkse voorwaarden blijkt duidelijk de woede en verontwaardiging van Maykes familie. Een weduwe van 39 jaar en een schoolmeester van 19 zonder ene cent! Dus werd aan Lieven, wanneer zijn vrouw eerder zou sterven, enkel een bedrag van 600 gulden uitgekeerd "mette clederen van linnen ende wollen 't sijn lijve behorende". Sterft Lieven vóór zijn vrouw, dan gaat alles naar haar en haar kinderen en hoeft zij niets aan de kind(eren) uit haar tweede huwelijk uit te keren, behalve dan enige spullen, die hun vader toebehoorden. In hetzelfde jaar nog werd hun zoon Pieter geboren en vier jaar later een zoon Lieven.

(…) In het "Kohier van de 200sten penning voor Amsterdam en onderhoorige plaatsen over 1631" (uitg. door J.G. en P.J. Frederiks, 1890), blz. 16 vindt men "Mr. Lieven" vermeld als "wonende op den Singel tusschen de Warmoesgracht (tegenwoordig Raadhuisstraat) en de Driekoningenstraat". Zijn vermogen werd geschat op 1000 gulden, terwijl zijn zwager Stoffel Anthonisz. van Essen, die naast hem woonde staat aangegeven voor een vermogen van 34.000 gulden, toen een behoorlijk bedrag. Het huis waarin Lievens' school gevestigd was, behoorde vroeger toe aan Anthonis Pietersz. van Essen. Bij zijn overlijden liet hij het na aan zijn vijf kinderen. Elk kind erfde dus een vijfde deel. Janneke, één van de kinderen, kocht in 1629 een vijfde deel bij, benevens een tiende deel en verkocht alles in 1631 aan de vrouw van Lieven, die zelf inmiddels ook verschillende delen had aangekocht. In 1631 was Coppenols' vrouw Mayke eigenares van het hele huis.