XI-2 Van Bebber, Trijntje

Trijntje van Bebber (= Kwst XI-2 en XI-38)


ouders: Abraham Simonsz (van Bebber)


geboren:

gedoopt

overleden na 1680, voor 6-6-1681

begraven

zij hertrouwt Enschede 9-6-1670 Hendrik Jansz van Lochem (zie XI-9, kind 2)


beroep:

woonplaats / adres:


relatie: Trouwt Zwolle 31-2-1647 (ondertr. 4-.1)


Abraham ten Cate (XI-1 = XI-37)


ouders: Hendrik Gerritsz ten Cate en Hendrikje Jans


geboren: Borne ca. 1615/1620

gedoopt

overleden tussen 5-9-1665 en 7-5-1667

begraven


beroep: textielproducent en -handelaar en graankoopman, winkelier in kleding. Hij handelt in maatschap met Lucas Verwoolde.

woonplaats: Borne (1642, 1647), Enschede (1652, 1659, 1662 (woont dan naast burgemeester Everwijn Palthe, wiens dochter trouwt met een hervormde Ten Cate uit de Achterhoek)


relatie (2) trouwt Enschede 9-6-1670


Hendrik Jansz van Lochem (zie XI-9, kind 2)


ouders: Jan van Lochem en Aelken Holsteijn


geboren: Enschede (tussen 1640 en 1648) <NB: dan is hij ca. 20 jaar jonger dan Trijntje van Bebber die immers in 1647 voor de eerste maal trouwt>

gedoopt:

overleden: Bolsward 1701

begraven:


beroep:

woonplaats / adres: Enschede (1670) Amsterdam (1677, 1686, '93; 't Nieuwe Eijlant 1685), Bolsward (1693, '95, 1701)


kinderen:


    1. Hendrik ten Cate, geboren (vermoedelijk te Deventer) ca 1648, gedoopt
      overleden ? <Deventer voor 1680 / voor 11-11-1682>
      beroep:
      woonplaats / adres:
      relatie: Trouwt ca 1666
      Judith Eppenhoff, geboren (Burgsteinfort?) ca 1645
      overleden: 1718? (voor 16-5-1721)
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders: Herman Eppenhoff en Henrica Willink
      hertrouwt Deventer 9-12-1682 Wessel van Lochem

    2. Jan ten Cate, geboren:, gedoopt:
      overleden na sept. 1716, voor 1727, begraven:
      beroep: koopman en winkelier te Enschede
      woonplaats / adres:
      relatie: ondertrouwt Kampen 15-11-1679
      Eva Oedekercks (Oudekerk), geboren Kampen, gedoopt
      overleden na sept 1703, begraven
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders: Jan Pieters Oedekerk en Trijntje Stoelwerckers

    3. Willem ten Cate, ca. 1662-1728, X 1682 Judith Gerritsdr ten Cate, VOLGT X-19

    4. Gerrit ten Cate, geboren ca 1654, gedoopt:
      overleden voor 1699, begraven:
      beroep:
      woonplaats / adres:
      relatie: trouwt te ? 24-11-1686
      Catharina Bavink, geboren Kampen of Zwolle
      overleden voor 1699, begraven:
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders:

    5. Stijntje ten Cate, geboren ca 1656, gedoopt:
      overleden tussen 20-8-1680 en 21-6-1683

    6. Sijbrand ten Cate, ca. 1664-voor 1715, X 1684 Elisabeth Walyen, XX 1689 Christina Gerdes, VOLGT Kwst X-1

    7. Lambert ten Cate, geboren Almelo ca. 1660, gedoopt
      overleden Almelo <?> voor 1714, begraven
      beroep: koopman te Almelo
      woonplaats / adres: Almelo
      relatie (1): Trouwt Almelo 1688
      Elisabeth Jansdr. ten Cate, geboren Almelo 1663, gedoopt
      overleden Almelo 1702, begraven
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders: Jan Hermansz ten Cate en Judith Willink
      relatie (2): Trouwt Winterswijk 13-12-1705
      Aaltje Willink, geboren Winterswijk 1675, gedoopt
      overleden Winterswijk 1721, begraven
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders: Jan Willink en Maria Anthonisdr ten Kate (dr. v. Teunis en Stijntje Walijen)

    8. Hermanus ten Cate, geboren Almelo ca. 1655, gedoopt
      overleden na 1718, begraven
      beroep:
      woonplaats / adres: Enschede
      relatie: Trouwt Enschede 1688
      Aaltje van Lochem, geboren Enschede 1667, gedoopt
      overleden Enschede 1749, begraven
      beroep:
      woonplaats / adres:
      ouders: Andries van Lochem en Stijntje Willink

Biografische aantekeningen


Er is bij notaris Dirck van de Groe in Amsterdam een flink aantal aktes van Hendrik van Lochem, tussen 1685 en 1698 te Amsterdam. Daaruit blijkt dat Hendrick Jansz van Lochem een grote textielhandelaar was, die omvangrijke contracten sloot en onder meer Engelse stoffen uit Londen liet halen, maar vooral Twentse textiel verhandelde. Daarbij lijkt hij vaak zijn hand te overspelen: als hij zijn rekeningen niet kan betalen, geeft hij zijn schuldeisers grote hoeveelheden textiel in onderpand (ter waarde van duizenden guldens), die hij vervolgens transporteert aan zijn broers Andries en Lambert van Lochem, zijn zwager Everwijn Francken en zijn zus Margriete van Lochem, maar hij wordt ook uitz zijn benarde financiële situatie gered door de Amsterdammer Lambert ten Cate, en handelt ook met [zijn stiefzoons] Jan en Willem ten Cate die in Enschede wonen. Ik tref in deze aktes overigens geen verwijzing naar zijn (overleden) vrouw Trijntje van Bebber. Hendrik van Lochem is in deze periode duidelijk ongehuwd.


Bronnen


* 1629, 2-11: GAZwolle, Burgerboek, register 1423-1657 blz 75; register 1595-1651 blz 66 Abraham Sijmensen [Bebber?], seemsberijder afkomstig uit het Land van Gulick, verkrijgt het burgerrecht op 2-11-1629

* 1633 14-jul GAZwol Regesten Zwolle regesten Simons, Abraham: Er is in Zwolle een rekwest van Abraham Simonsen [Bebber?], leerbewerker, dd 14-7-1633.

* 1647, januari: GA Zwolle, Trouwboek Zwolle: Abraham ten Cate, Henrijck Gerrijts ten Cate N.S. [Nagelaten Sone] tot Borne, ende Trijntijn Abrahams Abraham Simonsen dochter in den Smeen

* 1667, 7-5: RAZwolle, ORA Landgericht Enschede, invnr. 41, fol. 235: Compareert de weduwe van Abraham ten Cathe saeliger, geassisteert met Waegeler, secht hoe dat haer vermoge-schult-boeck, daervan hierbij authenticq extract, deuchdelijck competeert van Jan Nijlant saeliger eene summa van dertich car.gld.3 stv. ter saecke van geborgde kleedinge ende alsoo deselve met sijne huisvrouwe is koomen te overlijden, oversulx den boedel bevonden desolaat, ...

* 1667, 10-7: ORA Enschede SG.027.222: Arnold Wolderinck als man een voorstander van zijn vrouw Janna Maria van Scheven, voorts Hendrik Becker, Jan Waerninck, Jan Severijns, Herman Lefferinck, Claes Hoedemaecker, Abraham ten Cates weduwe, en de weduwe van wijlen burgemeester Lambert Brouwer, beide laatsten geassisteerd met hun momber Gerrit van Dam, Engelbert ten Thije, zich sterk makend voor de erfgenamen Lambertinck tot Usselo, bekenden dat Mr. Gerrit Wessels Becker hun vorderingen heeft voldaan die zij hebben op Mr. Gerrits zalige vader Wessel Becker en zijn nog levende moeder Truijdtjen Hampsinck.

* 1667, 11-6: RAZwolle, ORA Landgericht Enschede, invnr. 41, fol. ?: De weduwe ten Catte per Wageler doet na gedaene weete van anpandinge upbadinge op den desolate boedel van Jan Nijlant in Drijne, onder den curator Jan Heegerinck berustende

* 1667, 28-6: RAZwolle, ORA Landgericht Enschede, invnr. 41, fol ?: De weduwe ten Catte per procuratorem Waegeler, wort op haer versoeck geëigent aen den desolaten boedel van Jan Nylant, enz.

* 1667, 8-8: RAZwolle, ORA Stadsgericht Enschede, invnr. 27, fol. 222: Anno 1667 den 83 dage (…) in eijgener persoon erschenen Arnold Woolderinck als man en voorstander van sijn huijsvrouw Janna Maria van Acheken, voorts Henrk Pecker, Jan Werninck, Jan Sabelrijns, Herman Lufferinck, Claes Hoedemaeker, Abraham ten Cats weduwe ende d'wed. ...

* 1678, 25-4: RAZwolle, ORA Stadsgericht Enschede, invnr. 1, fol. 452: Gecompereert die E. Hendrick van Lochum neffens sijn huisvrou Trintjen van Bebber als oock die mombaeren der naegelaeten kinder van zal: Abraham ten Caete, als oock die kinderen selffs, soo als die hieronder geteickent hebben het naevolgende geprothocolleerde contract ende hebben versocht dat hetselve tot meerder vastigheit ende securiteit mochte geprothocolleert worden, ende luidt 't selve contract van woort tot woort als volget.

'Alsoo in den jare 1670, den 9 juni binnen Endscheide een huwlix voorwaerde is gemaeckt tusschen die Eersaeme Hendrick van Loggum als bruidegom ende d'Eerbare Trintjen Abrahams wed: van zal: Abraham ten Caete als bruidt ende beneffens haerlieden van verscheiden wedersijts vrienden onderteickent en dat wij bevonden hebben dat in die houwlixe voorwaerde van (453) van winst of verlies staande houwlix voorvallende niet en is gementioneert, soo hebben wij om moite en dispuit in toekoemende voor te koomen, ons in desen wat naeder willen verklaeren en verclaeren mits deesen dat soo veel onser noch in leven sijnde die voorschr. voorwaerde hebben onderteickent onse meininge doemaels als dieselve wierde gemaeckt is geweest ende tegenwoordich nog is datt de winst off verlies staende houwlick voorvallende ten wedersijden halff ende halff sal gedraegen ofte genooten werden, doch dat erfnis voor geen winst sal gereeckent worden maer blijven an die sijde die het geerft heeft, oock is heeden versproken dat het gene de kinderen in de maegscheidinge en 7 juli 1670 binnen Endscheide opgericht voor haer vaederlicke goet is toegeleit en belooft aen haer, sonder eenige kortinge sal uitgekeert ende goet gedaen worden, maar soo eenige misrekende ofte quade schulden volgens den inventaris doemaals gemaeckt sijn aen te wijsen dat aan <dan?> bij de erffnisse van het moederlicke goet ingebracht worden sullende die voorwaerde en maegscheidinge anders in haer volle cracht en waerde blijven en is deeser naeder verclaeringe aldus gedaen op approbatie van d'heeren Borgemeisteren in der tijdt en van Contrahenten en (454) en gevolglick van die kinderen mombaeren ende kinderen onderteickent. Actu Endscheide den 25 april 1678. Was onderteickent met verscheiden handen. Hendrick van Loche:, Trintjen van Bebber, Jan van Lochem, Geesken ten Caete, Jan Lamb: ten Caete als mombaer, Jan ten Caete, Willem ten Caete, Sibrant ten Caete, Lambert ten Caete, Stijntjen ten Caete. Dit bovenstaende wort van ons als pro tempore consules geapprobeert. Everwijn Palthe, Jan Keilewer. Jan ten Caete als mombaer. Gerrit ten Caete als mombaer.

* 1680, 20-8: ORA Enschede SG.001.497: "In eigenaer persoon erschenen Hend: van Lochem, sijnde gesont van lichaem ende verstant ende Trintjen Bebber, sijn L. huisfrauw, liggende kranck toe bedde edoch haeres verstandes ende memorie geheel wel machtich, hebbende haeren L eheman de mombaerschap in desen opgesecht ende wederom tot haeren mombaer gecoosen die E. secretaris Cost die haer bij den edelen Gerichte is geadmitteerdende bekanden overwoogen toe hebben die kortheit en brosheit van het meschelijke leven op deser aerde, de sekerheit des doots die onsekerheits des tijdts en uijre van dien en daaromme voorgenomen niet van hier toe scheijden sonder toe bevorens van haere tijdlijcke goederen toe disponeren tot welke dispositie sij bekanden gebeiden toe sijn uit vrijen wille sonder opmaeckinge ofte misleijdonge van yemanden. Comende (498) dan tot dispoitie, soo bevelen sij haere sielen, soo haest die uit den lichaemen koomen toe scheiden in den genaedigen handen van Godt Almachtig en haere lichaemen tot een eerlicke begraffnisse. Diensvolgens geeft en legateert hij testatoer an sijn L. huijsfrauw soo hij voor koomt toe overlijden d'halffscheit van 't huis, hoff ende achterhuissoo sij teegenwoordich bewoonen ende van d'erffgen: E. Passchens bij haer testatoeren uit haere winst angekoft alsmede 1000 gld uit de winst bij haer eheluijden gedaen. Stelt ende nomineert voorts tot sijn waere en universeele erffgen: sijn broeder Andries van Lochu: ende halffsuster Aelken van Lochum ingevolgh Landtr: Voorts legateert en geeft sij testatrice met assistentie als vooren aan haeren L. eheman haer halve huis, hoff ende achterhuis soo als sij 't selve tegenwoordich bewoonen ende bij haer testatoeren uit haren winst van de erfgen: E Paschens angekoft alsmeede duisent guldens uit de winst daerbooven. Willende en begeerende dat haere soone Gerrit niet an sijn patrimoniele goederen sall gekortet worden alle 't gene hij tot Amsterdam heeft verteert, maer sall met sijn andere broeders ende susters in vaeder ende moederlijcke goederen aegaelickte deele gaen. (499) Geeft en legateert an haer dochter Stijntjen een koefte van 75 gl:. Stelt ende nomineert voorts tot haere ware ende universeele erfgenamen haere kinderen en kintskinderen als de kinderen van haer zalige soone Hendrick met namen Abraham, Elisabeth, Stijntjen en Herman in haer vaders plaetse, voorts Jan, Willem, Gerrit, Stijntjen, Sijbrant, Lambert en Herman ten Caete in alle haere voordere goederen. Eindelijk hebben sij testatoeren, zijnde sij testatrice geadsisteert als vooren, verklaert, gelijck sij doen mits desen, dat het accoort van den 25 April 1678 van winst en verlies hiermede niet sal zijn gealtereert, maer sall in sijn volle waerde verblijven, gelijck sij te houden mits desen. Alle 't geene voeren staet hebben sij testatoeren eendrachtelijck verklaert, gelijck sij verklaeren mits desen toe sien haer testament en uijterste wille, willende en begeerende dat 't selve kracht hebben en effect sorteren sall <etc.>"

* 1683, 12-3: ORA Enschede SG.001.553: Burgemeester Everwin Palthe en Sandrina van Stralen, echtgenoten, hebben aan de broers Gerrit, Sibrant, Lammert en Herman ten Caete verkocht een jaarlijkse rente van fl 13:17:- met als onderpand hun huis en hof, gelegen tussen de huizen en hoven van Jan ten Caete en de weduwe van Jan ten Oorthuis. Palthe en Van Stralen of hun erfgenamen mogen, mits een half jaar tevoren aangekondigd, deze rente afkopen voor fl 227:4:-. (in margine: 11-5-1685. Verschenen is Willem ten Caete, die bekende deze nevenstaande kapitale som met interest op de kooppenningen van het door hem, in de namen van zijn voorsz. broers aangekochte huis te hebben gekort, en daarom de jaarrente en de kapitale hoofdsom te quiteren.


Hendrick van Lochem

lit: C. Elderink, Twènter laand, p. 511: Hendrik v. L. heeft blijkbaar in 1686 te Amsterdam gewoond; van daar uit geeft hij in genoemd jaar aan zijn broeder Andrys v. L. een schuldbekentenis van ƒ 3007 1/2 voor gekocht linnen. In 1688 wordt te Amsterdam een akte opgemaakt, waarbij Hendrik v. L. zijn huis te Bolsward aan zijn zwager Everwijn Franken overdraagt ter aflossing van een schuld van ƒ 336 en een schuldbekentenis wegens gekocht linnen. Toen Hendrik 21 Nov. 1701 te Bolsward overleed, liet hij een schuld achter van ruim ƒ 17000. Zijn voornaamste schuldeischers waren zijn broeders en zwager. De verkoop van den inboedel en drie huizen bracht daartegenover slechts ƒ 523 op. Op 9 Dec. 1702 kwam een accoord tot stand, waarmede de zaak eindigde. Het komt mij zeer waarschijnlijk voor, dat deze Hendrik van Lochem dezelfde persoon is, als de Hendrik van Lochum, over wien Prof. Dr. Sneller in zijn studie over ,,De Opkomst der Nederlandsche Katoenindustrie" enkele jaren geleden in „Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde" verschenen, schreef. Het betreft hier pogingen van buiten af gedaan om te Amersfoort op ruimer schaal de textielnijverheid uit te oefenen. Wij lezen o.m.: ,,In 1691 kwam Hendrick van Lochem, eveneens koopman van Amsterdam aan bod. Hij beweerde te hebben uitgevonden het maken van „catoenen op de maniere van Geniees linnen" welke katoenen hij gaarne met zeventig a tachtig getouwen zou willen laten vervaardigen in Amersfoort. Ook met dezen opzet waren groote sommen gemoeid, waarom hij, vreezende de mededinging van meerdere kooplieden, octrooi verlangde, onder dit, door hem zelf gesteld beding, dat bij daling beneden vijftig gaande getouwen het octrooi geen effect hebben zou". Men hoort later te Amersfoort deze onderneming nooit noemen. Waarschijnlijk is er niets van gekomen.

* 1677, 11-1: Stadsarchief Amsterdam: 1120 Archief DG Gemeente, invnr 262: attestaties uit Enschede: "Bekennen wij, onderges. dienaeren van die Doopsgesinde Gemeijnte tot Enschede hoe dat Hinderick (doorgehaald: Jansz) van Lochum onser waard vrint en prood in Christo ende (doorgehaald: mede beroepen in den dienst des Evangeliums) die willen sien gelegenheijt niet en is om hier te blieven, maer geresolveert is met die woningh te verplaetsen aen ons versoght heeft een attestatie mede te gefe, hetgene wij hem niet hebben konnen weijgeren, maer gerne mede gefe, Gelieck wij attesteren mit desen dat hij sich soo in als buijten die Gemeijnte voor soo vele als ons bekendt is als een waare lidtmaet van ons als een Christen heeft gedraagenwaar nae die dienaaren aen die welcke dese attestatie sal gepresenteert worden, haer konnen reguleren tot merder befestinge hebben wij dijt selve met onse handen onderteckent. Enschede den 11 januari 1677. (w.g.) Derck Claasen Hoedemack, Peter van Lochum, Jan Gerritssen Wihoef."

* 1685, 30-6: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4115_NOTA00223 scan 386]: op verzoek van de Signeurs Ameldonck Block en Jurgen Hoffham, kooplieden in Amsterdam, heeft de notaris zich vervoegd bij Sr. Hendrick van Lochem, mede koopman te Amsterdam, en hem verzocht een wisselbrief te accepteren die aan hem gedirigeerd is. Waarop Van Lochem zei de wisselbrief niet te zullen accepteren, om redenen die hij aan de trekker van de wisselbrief zal doen weten. De notaris heeft daartegen uitdrukkelijk geprotesteerd, mitsgaders van wissel en herwissel. De wisselbrief luidde: ‘Hendrick van Lochem gelieft te betalen an Sr. Jan Hindrik Bresant oefte sijn oerde diehondert en acht en tsestigh reijcksdl: het sal UL. tegens mij sal aen in Almelo den 23 Meij Ao. 1685 Drie Maenden nae sich f 368:- Richsd: ende was getekent Barent Coster. De superscriptie was Amsterd: Hendrick van Lochem, Coopman tot Amsterdam op ’t Nieuwe Eijlandt.

* 1687, 13-12: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4130_KLAB07553]: Hendrick van Lochem tot verzekering (voorzover het moge strekken) van de fl 5068:14:- die zijn broer Andries van Lochem nog van hem tegoed heeft, verkoopt aan zijn broer Andries een schuld van fl 1000,- ten laste van Clemens Spijker te Amersfoort plus 344 pakken garen en 48 stukken linnen berustende onder de weduwe Nieuwgaert, nadat die weduwe daaruit betaald zal zijn een schuld van fl 1800,- plus rente, en dan nog 370 stuks dubbelde bombazijn, 322 stukken linnen, en 39 stuks Haarlemmer en Engelse stofjes, berustende onder Sr. Jacob Bruijnsteen, nadat Bruijnsteen de achterstallige betaling van fl 8.600,- en rente heeft ontvangen, plus enig bleekloon. Met dit transport is dan de schuld aan Andries afgelost.

* 1688, 31-1: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4131_A24996]: Hendrick van Lochem verklaart dat hij, ter verzekering van een schuld van fl 750,- met rente bij Jan ten Cate en van fl 700,- met rente bij Willem ten Cate, aan en ten behoeve van Jan en Willem ten Cate getransporteerd heeft 26 balen katoen, 108 bombazijnen, 81 stuks linnen, een zak garen, 9 Engelse stofjens en 9 Engelse laeckens, berustende onder Isaac en Pieter Valkenier, nadat aan dezen een achterstallige som van fl 6.600,- (waarvoor dezee stoffen als onderpand dienen) zullen zijn betaald, en bovendien heeft hij aan hen getransporteerd 150 stuks linnen berustende onder de weduwe van Elhart Tubelius, nadat zij daaruit een achterstallige som van fl 3000,- zal hebben ontvangen (waarvoor dit als onderpand dient), zodat vanuit het surplus de schuld aan Jan en Willem ten Cate betaald kan worden, die dan ook bij deze in het volle eigendom van de gemelde stoffen worden gesteld. (w.g. Hend:k van Lochem)

* 1688, 3-2: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4131_A24996]: Hendrick van Lochem machtigt François Tierens, koopman in Londen in Engeland, om van Johan Langley of uit diens goederen de schuld te verhalen wegens de vergoeding die betaald is aan de gemeenschappelijke crediteuren van Langley, wegens twee wisselbrieven van elk 100 pond Sterling, getrokken door Marcus Cockey ten laste van Langley. (w.g. Hend:r van Lochem)

* 1688, 14-2: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte A24996]: Op verzoek van Jan en Willem ten Cate, wonende tot Enschede, heeft de notaris een bezoek gebracht aan de heren Isaack en Pieter Valckenier, en omdat de heren niet thuis waren heeft hij zijn exploit uitgebracht aan de dienstmeid. Op 1 maart heeft hij een bezoek gebracht aan de weduwe van Elhart Tubelius, en omdat zij ook niet thuis was is ook hier het exploit aan de dienstmeid uitgereikt. Jan en Hendrick (sic!) ten Cate hebben transport van Hendrick van Lochem (conform akte voor notaris van der Groe dd 31-1-1688), namelijk “Jan ten Cate voor zijn schuld van seven hond:t vijftigh guld: en hij, Willem ten Cate, voor zijn schult ter somme van seven hondert gls: met de interesse van dien” die zij van de genoemde Van Lochem te goed hebben, vanwege 26 balen katoen, 108 bombazijnen, 81 stuks linnen, een zak garen, negen Engelse stofjes en negen Engelse lakens, berustende onder de heren Valkenier. Nadat u van de achterstallige som van fl 6.600,- die Hendrick van Lochem nog moet betalen, zult zijn voldaan. En vanwege 150 stuks linnen die berusten onder Ued., weduwe van Elhart Tubelius, nadat gij van uw achterstallige som van fl 3.800,- plus rente die Hendrick van Lochem u schuldig is, betaald zult zijn. Het surplus van deze beide partijen is eigendom van Jan en Willem ten Cate en mag aan niemand anders worden verkocht. Daarop antwoordde de dienstmeid van de heren Valkenier dat zij de boodschap zou doorgeven en de kopie van het exploit overhandigen en ook de dienstmeid van juffrouw Tubelius zal de kopie overhandigen.

* 1688, 4-3: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4132_NOTA00232] – scan 44: Volgens een omstandige inventaris van de lasten en schulden van de erfenis van Leonard van Halmael (door David Rutgers sr. en Adriaan Verver) komt Hendrick van Lochem voor op het grootboek pg. 147 van Van Halmael. Daaris is melding van twee schuldbekentenissen (obligaties) namelijk een van fl 11.000,- dd 1-6-1685 en een van fl 4500,-dd 1-6-1684, waarop tot dusverre fl 12.617:- is afgelost.

* 1688, 15-4: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4132_NOTA00232]: Sr. Hendrick van Lochem ter eenre, en juffr. Margareta van Lochem, meerderjarige ongehuwde dochter ter andere zijde, beide wonende in Amsterdam, verklaren dat Margareta van Lochem aan haar broer Hendrick op verscheidene tijden enige penningen heeft verstrekt en goederen heeft verkocht. Er is wel enige betaling op gedaan, maar nu hebben ze de rekening opgemaakt en gevonden dat Margareta van Lochem van haar broer Hendrick van Lochem nog recht heeft op fl 962:10:-. Daarom verkoopt Hendrick aan Margareta de volgende spullen: 6 paarse trijpen stoelen (fl 50,-), en ander meubilair, twee zilveren zoutvaatjes, zes zilveren lepels en een schaal, twee grote en twee kleine landkaarten, dertig gedrukte boeken (groot en klein) en een ‘horology met een kachel en vogelkoy’. Alles te samen voor fl 962:10:-, zodat de schuld daarmee vereffend is. Waarvan akte te Amsterdam, etc (w.g. Hend:k van Lochem, Maergrietijen van Lochem, nots + get)

* 1688, 15-6: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4133_NOTA00233]: op verzoek van Mr. Hermanus Amia bezoekt notaris Van der Groe Hendrick van Lochem: Amia wil nu betaling van fl 11.000,- die hij aan Van Lochem heeft uitgeleend. Van Lochem moet dan de ‘lijwaaten’ terugnemen die hij ervoor in pand gegeven heeft. Als nu niet snel betaald wordt, ziet Amia zich genootzaakt de textiel voor risico van Van Lochem te ‘benificieren’. Van Lochem antwoordt dat hij vast van plan is de ‘lijwaaten’ te doen verkopen door de makelaars Dirck Decker en Jan Kot – uit de hand of op een publieke verkoping – waarvoor nu plakkaten worden gedrukt zodat er over acht dagen verkocht kan worden, zoals aan Amia ook is meegedeeld.

* 1688, 3-9: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4135_NOTA00234]: Sr. Andries van Lochem, wonende te Almelo maar nu in Amsterdam, verklaart dat hij nu aan Lambert ten Cate transporteert 370 stuks “dubbelde bombazijnen”, 322 stuks linnen, 39 stuks zowel Haerlemmer als Engelse stofjes, die berusten onder Jacobus Bruijnsteen – nadat de genoemde Bruijnsteen daaruit betaald is de fl 8.600,- plus rente en enig bleekloon, die Andries’ broer Hendrick van Lochem hem schuldig is. Deze partij textiel is door Henrick van Lochem aan zijn broer Andries getransporteerd bij akte dd 13-12-1687 voor nots. Van der Groe. Lambert ten Cate heeft Andries van Lochem voor het surplus van de opbrengst van deze partij textiel naar genoegen betaald, en hij mag er dus verder mee doen wat hij wil. (w.g. Andries van Lochem + nots en get)

* 1688, 29-9: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4135_NOTA00234 fol. 388 scan 297]: Anneken Wessels, bejaerde dochter en Sr. Christiaan Firmund verklaren op verzoek van David Rutgers en Adriaen Verwer, mede kooplieden in Amsterdam als executeurs van het testament van wijlen Leonard van Halmael, die op 23-6-1685 in Amsterdam overleden is, dat ca 4 weken voor het overlijden van deze van Halmael bij een Hendrick van Lochem is gehaald uit het huis van Leonard van Halmael een kwantiteit van ruim 50 stukken gebleekte witte lijwaten van een partij, welke bij genoemde Van Lochem onder gemelde Van Halmael voor schuld lag beleend, zonder dat getuigen hebben gezien dat de gemelde Van Lochem doemaels van de ontvangst van die lijwaten in huis enige akte heeft gelaten, of verstaan hebben dat dat later alsnog is gebeurd. Hendrik van Lochem heeft toen die lijwaten voor de deur van Van Halmael doen laden op de slee van ene Hendrick de Sleper, wonende in een kelder op de Keizersgracht op de hoek van de Leidsestraat. Ze hebben begrepen dat die lijwaten onmiddellijk versleept zijn naar de Nieuwe Straet, ten huize van een Reijnier van der Brugge en dat de sleper al die lijwaten afkomstig uit het huis van L. van Halmael, in het huis van Reinier van der Brugge heeft gelegd. De getuigen waren namelijk, samen met toenmalige dienstmeid Janneken Emonds aanwezig bij het inladen van deze lijwaten in de slee van de sleper, en Hendrick de Sleper heeft onlangs het huis van Reijnier van der Brugge op verzoek aangewezen.Reijnier van der Brugge compareert en verklaart dat op 27 meij 1685 58 stuks witte gebleekte lijwaten zijn binnengebracht voor rekening van Hendrik van Lochem, hetgeen blijkt uit de expliciete aantekening in zijn boekhouding

* 1688, 11-11: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4136_A33519, fol 110 scan 92]: David Rutgers en Adriaen Verver, executeurs van de boedel van Leonard van Halmael, machtigen Abraham Imans, wonende in Den Haag, om op te treden namens hen in de (rechts-)zaak die zij voor de Hoge Raad van Holland voeren op en jegens Hendrick van Lochem

* 1689, 1-7: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4140_NOTA00238, fol. 32, scan 21]: Lambert ten Cate, koopman in Amsterdam, transport hebbende van Andries van Lochem (blijkens akte van 3-9-1688, nots vd Groe), welke Andries van Lochem transport had van zijn broer Hendrik van Lochem (dd 13-12-1687, nots vd Groe), verklaart dat hij op 25-9-1688 fl 5.200,- betaald heeft aan hr. Jacob Bruijnsteen op afkorting van de fl 8.600,- die Hendrick van Lochem aan Bruijnsteen moest betalen volgens drie afzonderlijke obligaties op 5-6, 10-7 en 26-8-1687, en daarnaast toen terugontvangen te hebben van genoemde Bruijnsteen hetgeen onder aan de obligatie staat aangetekend, en dat hij, Lambert ten Cate, heden de resterende kapitale som met rente van dien heeft betaald aan genoemde Bruijnsteen, die vervolgens de obligaties heeft gequitantieerd en ingetrokken en alle onder hem berustende goederen heeft teruggegeven. (w.g. Lambert ten Cate)

* 1689, 11-10: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4141_NOTA00239]: Cornelis Broeck en Anthonij van der Ghiessen, als goede mannen aangesteld in een contract tussen Barent Poeraet qq. en Hendrick van Lochem dd 15-7-1689 (onder het renvooi van de Commissarissen der kleine zaken van Amsterdam dd 16-3-1689, hier aan gehecht). Zij zeggen dat ze alle betreffende stukken grondig hebben bestudeerd en gelet op alles waarop gelet moet worden, en daarom verklaren zij dat Hendrick van Lochem aan Barent Poeraet (of zijn principaal Abraham van Aelst) moet betalen fl 147:11:8, waarmee alle eisen en schulden over en weer vereffend zullen zijn. In de ondertekende annex verklaren Poeraet en Van Lochem dat zij zich aan de arbitrage zullen onderwerpen.

* 1690, 22-5: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4145_NOTA00244]: juffrouw Margareta van Lochem, meerderjarige ongehuwde dochter, voor zover nodig geassisteerd met haar broer Hendrick van Lochem als haar voogd, verklaart dat ze een schuld heeft bij Johannes Hasewindius te Amsterdam, van fl 300,- die hij haar geleend heeft met een looptijd van een jaar tegen een rente van 5%. Als onderpand produceert ze een obligatie van fl 300,- ten laste van Leendert Luls en zijn vrouw Metje Pieters te Eemnes, buiten dijks, gepasseerd voor stadhouder en schepenen van het hoge gerecht van Baarn dd. 4-2-1688, ten behoeve van Margareta van Lochem. (w.g. Hend:r van Lochem, Grietije van Lochem, nots+get)

* 1690, 23-9: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4147_NOTA00246, fol. 265, scan 193]: Op verzoek van David Rutgers en Adriaen Verwer (executeur van het testament van Leonard van Halmael) bezoekt de notaris Johannes Hooft en Philips Pelt Emanuelsz. Hij zegt dat de twee als goede mannen opgetreden hebben in de questie tussen de executeurs en Hr. Hendrick van Lochem en deze zaak alree met uitspraak hebben afgedaan, zodat hun taak is afgedaan. Toch zijn de executeurs nu al twee maal door Hendrick van Lochem t.b.v. een gesprek met de goede mmannen gedagvaard, zonder verdere toelichting, daarom vraagt de notaris hen nu cathegorisch (zonder hen overigens als goede mannen te erkennen) wat de reden van die dagvaarding is. De twee heren verzoeken een kopie van deze ‘insinuatie’.

* 1690, 9-10: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte NOTA00246]: Op verzoek van David Rutgers de oude en Adriaan Verwer, de executeurs testamentair van wijlen Leonard van Halmael, heeft de notaris een bezoek gebracht aan de heren Philips Pelt Emanuelsz en Joannes Hooft, mitsgaders Hendrick van Lochem, en hen het volgende onder de aandacht gebracht: omdat Rutgers en Verwee door Hendrick van Lochem opnieuw gesommeerd zijn om, vanmiddag om drie uur, te verschijnen in herberg Maltha voor de ‘goede mannen’ Pelt en Hooft, laten zij weten dat deze goede mannen niet meer als zodanig erkennen, omdat zij een eerdere uitspraak hebben gedaan zonder enige reserve, waartegen Rutgers en Verwee protesteren, waarom ze een volgende actie van deze mannen nu alvast niet serieus nemen. In reactie daarop zegt dhr Pelt dat zij partij tegenover partij stellen, en Hendrick van Lochem vraagt een kopie van deze beschuldiging opdat hij zich gedegen kan verweren.

* 1690, 11-12: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4148_NOTA00247]: Johannes Haeswindius en Leendert Waerensbergh, beide te Amsterdam, verklaren met ware woorden in plaats van eed, op verzoek van Hendrik van Lochem dat het Twents linnen ordinaris lang is vijftig ellen het stuck, en dat het somtijds wel gebeurt dat de stukken een half of een heel el onder- of overmaat hebben, welk dan voor onder of overmaat wordt gerekend, maar als men simpel over ‘stukken linnen’ spreekt, dan bedoelt men altijd stukken van 50 el. Het Twents linnen heeft gewoonlijk eerder een overmaat dan een ondermaat. Ze hebben er verstand van omdat ze zelf vaak in linnen hebben gehandeld.

* 1691, 5-1: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4149_NOTA00248, fol. 20, scan 16]: Evert Abrahamsz en Gerrit Jansz, beide oud genoeg, gezworen waagdragers in het Zwarte Hoedenveem in de Waag, verklaren op verzoek van David Rutgers en Adriaen Verwer dat hun veem op 19-11-1685 op order van Hendrick van Lochem acht balen katoen hebben afgeleverd, namelijk zes balen aan Gerard Pietersom en twee balen aan een ander, die samen een gewicht hadden van 4142 pond. Dat door het voornoemde veem op 15-12-1685 12 balen katoen zijn geleverd aan Isaak Tin, met een gewicht van 6108 pond. Dat deze twintig balen katoen zijn afgehaald op de zolder van een huis op de St Antonie of Jodenbreestraat, genaamd de Oyevaer, waar ze hen door Hendrick van Lochem zijn aangewezen. Ze kunnen het zich nog herinneren en het staat bovendien in hun boeken genoteerd.

* 1691, 5-1: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4149_NOTA00248 scan 23]: Dirk Velthuijs en Gerard Pieterson, gezworen makelaars, verklaren op verzoek van David Rutgers en Verwer, kooplieden, dat het vorenstaande extract kopie is van een waarachtig gedrukte notitie van 64 balen Aberse Catoenen, welke zij als makelaars (‘in ’t bekken’ <?>) hebben gehad op 12 Novemb. 1685 op order van Hendrik van Lochem, wonende alhier. Die katoen lag destijds in het pakhuis Den Oijevaer in de Jodenbreestraat bij de Nieuwmarkt. Volgens de makelaars is de verkoopnotitie gedrukt op aanwijzen van Hendrik van Lochem, die wegens de slechte prijs de verkoop heeft opgehouden toen er pas acht balen waren verkocht, namelijk zes aan Gerard Pietersom zelf en twee aan Hieronijmus Maculair. (Het extract gaat aan deze akte vooraf. Het is een ‘notitie’ van de katoenen die op maandag12-11-1685 verkocht zullen worden op de Nieuwendijk in ’t Groot Keizershof ten huize van Jan van der Sloot door de makelaars Dirck Velthuijsen en Gerard Pieterson. Leggende de Smirnese etc. Akerse Catoenen op de Joodebreestraet bij de Nieuwe Marckt in het pakhuijs den Oyevaer. NB: yder caveling is van 2 balen. Alleen achter de kavels 9, 10, 11 en 12 en kavel 21 staat iets: resp. 988 lb – fl 319:19:-; Pieters. 952 lb en Maculair 1116 lb (samen:) fl 669:18; Mijn Pieters 1086 lb – fl 383:13:- (samen dus fl 1328:10:-). Bij kavel 21 staat: Vendumr. van dr. Haagen)

* 1691, 9-3: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4149_NOTA00248]: De notaris bezoekt, op verzoek van David Rutgers de oude en Adriaen Verver als executeurs van het testament van wijlen Leonard van Halmael, de heren Philips Pelt Emanuelsz en Johannes Hooft, mitsgaders Hendrick van Lochem, en hen het volgende onder de aandacht gebracht: omdat Rutgers en Verver door Hendrick van Lochem opnieuw gesommeerd zijn om, vanmiddag om vijf uur, te verschijnen in herberg Maltha bij de Jan Roonspoortstoren voor de ‘goede mannen’ Pelt en Hooft, herinneren zij aan hun reactie van 9 oktober 1690 en dat zij dus deze ‘goede mannen’ niet langer erkennen, waarop Pelt en Hooft antwoorden dat zij de reactie hebben gehoord, en Hendrick van Lochem vraagt een kopie. Op 10 maart zegt Hendrick van Lochem dat hij blijft bij zijn antwoord van 9 oktober, en dat hij hen houdt aan het gesloten Compromis, namelijk dat zij zich onderwerpen aan de uitspraak van de ‘goede mannen’, en dat Van Lochem daarover zal procederen.

* 1692, 21-3: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4267_NOTD02655]: Op verzoek van koopman Anthony Bierens bezoekt de notaris Hendrick van Lochem, mede koopman alhier, met het verzoek om prompte betaling van een wisselbrief waarop al fl 450,- is betaald, waarop Hendrick van Lochem belooft dadelijk het restant te betalen. De wisselbrief is groot 300m richC (rijksdaalders?) en uitgeschreven door Lambert van Lochem dd 29-12-1691

* 1693, 6-1: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte 4269_NOTD02657]: Hendrick van Lochem geeft te kennen dat hij onder de erfgenamen van Harmanus van Limburgh in bewaring gegeven heeft een zekere partij linnen, waar op aan hem enige gelden zijn verstrekt. Er is echter onenigheid over de hoogte van de schuld die de boedel Van Limburgh op Van Lochem heeft te verhalen en die zaak wordt door arbitrage opgelost. Intussen transporteert Hendrik van Lochem deze partij linnen (onder aftrek van wat de arbiters zullen bepalen) aan zijn broer Andries van Lochem voor de helft, en aan zijn broer Lambert van Lochem, en zijn zwager Everwijn Francken elk voor een kwart. Doch zal uit de opbrengst vooraf nog de schuld moeten worden afgelost die zus Margareta van Lochem heeft bij Johannes Hasewindus. Hij hoopt dat wat er dan nog overblijft voldoende is om zijn broers en zwager tevreden te stellen.

* 1693, 25-2: Stadsarchief Amsterdam: NA nots Dirck van der Groe [akte NOTA00260]: Sr. Hendrick van Lochem ter eenre, en juffr. Margareta van Lochem, zijn zuster, ter andere zijde, beide wonende in Amsterdam. De eerste heeft aan de tweede zijn portie verkocht in een zeker huis en erf in Enschede, op de achterhof met de grond tot op de put toe, plus zijn legitieme portie in de erfenis van wijlen zijn vader Jan van Lochem voor en som van fl 150,-. Plus ook nog zijn aandeel in de meubelen, huisraad en inboedel van wijlen zijn vader, eveneens voor fl 150,-, dus samen fl 300,- contant te betalen. Waarvan akte te Amsterdam, etc (w.g. Hend:k van Lochem, Margreta van Lochem, nots + get.)

* 1693, 9-8: allefriezen.nl: Burgerboeken Bolsward. Hendrik van Lochum, afkomstig uit Amsterdam, ingeschreven als burger


Openstaande vragen / discussie


Wat is de bron van de huwelijksdatum? Ik vind alleen een ongedateerde ondertrouwintekening in Zwolle tussen januari en maart 1647, waarbij geen aantekening staat van de huwelijksdatum, zoals bij andere echtparen wel gebeurt. Kan dat duiden op doopsgezindheid of op trouwen in een andere gemeente?

In genealogiën van anderen is sprake van Catharina Becker in plaats Trijntje (van) Bebber. De relatie met Hester van Bebber en de Pelgrimfathers verdient nader onderzoek. Rond 1700 is er een Utrechtse familie Van Bebber die doopsgezind is (net als Ten Cate) en die familie is van een Van Bebber familie in Pennsylvania. De oudste voorvader, Isaac Jacobs van Bebber, van deze Amerikaanse familie komt uit Krefeld (Pruissen)

Hendrik van Lochem is in 1677 uit Enschede aangekomen in Amsterdam, kennelijk metterwoon. In 1680 woont hij echter in Enschede, waar zijn vrouw ziek in bed ligt als ze testeren. In 1686 is Hendrik weer in Amsterdam. Het is m.i. niet geheel zeker dat de Hendrik die in 1677 in Amsterdam voorkomt dezelfde is als de man van Trijntje van Bebber.