Wie over de lange W.H. Bosgrastraat rijdt, langs het Pekelderdiep te Oude Pekela, komt langs Garage Dijkhuizen. De buurman is het bekende transportbedrijf Van Achteren, dat ooit met Kromhout's en FTF's reed. Garage Dijkhuizen bestaat al sinds 1895 en wordt thans gerund door de vierde generatie, Henk Jan Dijkhuizen. De eenmanszaak is een kleine dorpsgarage, die zich bezighoudt met reparatie aan auto's, APK-keuringen uitvoert en nieuwe en gebruikte auto's verkoopt. Achter de werkplaats bevindt zich nog een authentieke smederij, een tastbare herinnering aan vroeger, toen het bedrijf in de wijde omgeving bekend stond om hun vindingrijkheid bij het maken van allerlei constructies. Zoals zoveel bedrijven in de autowereld, begon Garage Dijkhuizen als een dorpssmederij. Er waren in het Groningse Oude Pekela meer van dergelijke smidsen, en ].S. Dijkhuizen verdiende er een goede boterham. In de streek waren veel boeren en ook draaiden er diverse aardappelmeel- en strokartonfabrieken. Veel boeren en o.a. de strokartonfabriek De Wilhelmina waren klanten. Ook werd er geleverd aan de diverse scheepswerven in het dorp.
Van lieverlee deed de motorisering bij Dijkhuizen zijn intrede. Zo verschenen er de eerste auto’s en motorfìetsen in de werkplaats. In 1920 liet men op het terrein een nieuwe showroom met woning bouwen. Het bijzonder ogende, onder architectuur gebouwde pand, bestaat nog steeds. In de winkel werden rijwielen te koop aangeboden alsmede allerlei accessoires. Ook begon men met de verkoop van Shell motorbrandstoffen. Inmiddels waren de zonen Klaas en Jan erbij gekomen. Zij hadden samen een goed zakelijk instinct en wisten het bedrijf een sterke groei te geven. Zo werd het een officieel Ford servicepunt en verkreeg men het dealerschap van Indian motorfìetsen voor de regio waarin de Pekela's vielen. Later verkocht men ook de Belgische FN en Nederlandse Eysink gemotoriseerde tweewielers.
Omstreeks 1930 namen de broers het bedrijf van hun vader over en werd de onderneming voortgezet onder de naam Gebr. Dijkhuizen. Men repareerde van alles en verkocht Ford automobielen, die van de officiële dealer fa Tj.H. Blaauw & Co uit Midwolda werden betrokken. Aan de overkant van de weg konden schepen afmeren, die ook geholpen werden. Het klantenbestand bestond veelal uit boeren, maar er kwamen ook andere klanten zoals boderijders. Doordat Klaas Dijkhuizen bij de plaatselijke brandweer zat, kreeg men eveneens de gemeente als klant. Gedurende de dertiger jaren werd een aantal A-Ford’s ingezet als huurauto. Uit oude kilometerstaten blijkt dat hier veel gebruik van werd gemaakt, als het moest zelfs met chauffeur. Ook had men in het begin een Spijker, later werd de vloot aangevuld met een Graham Paige. Tevens verzorgde men het vervoer bij trouwerijen en begrafenissen. Voor de landbouw ontwikkelden de broers gedurende de dertiger jaren een driewielige zogenaamde wipkar, waarvan de opbouw veranderd kon worden van kipbak tot platte wagen. Voor de laatste variant werd de vloer verlengd met meegeleverde verlengstukken, waardoor een groter laadoppervlak werd verkregen. Men gebruikte de achteras van een gesloopte Ford TT of een ander licht truckje als basis. Deze landbouwwagens stonden bekend als "ijzeren wipkar op luchtbanden" en hadden een bakinhoud van 2 kuub. Gebr. Dijkhuizen had er succes mee.
Ook werd tijdens deze periode de zogenaamde autotrekker ontwikkeld. Van een afgedankte Ford A personenwagen werd de bovenbouw verwijderd, zodat alleen het chassis met motorkap en paravant overbleef. Er werd een extra achteras vóór de bestaande achteras geplaatst, en door middel van zelfgemaakte tandwielen werd een kettingaandrijving gerealiseerd, waardoor een extra reductie ontstond. Gebr. Dijkhuizen bouwde zo enkele tientallen A-Ford's om tot trekker. Een nieuw idee betrof de mogelijkheid voor de montage van rupsbanden. Hiervoor kreeg de ingekorte A-Ford een extra loopwiel russen de assen. De constructie was zo gemaakt dat de rups snel gemonteerd of afgenomen kon worden. Er werden een aantal van dergelijke rupstrekkers gebouwd. In de historische werkplaats zijn de rupsbanden bewaard gebleven. Ook is er nog een kuil waarin destijds stalen banden rand houten wielen werden gekrompen. De aandrijving van de diverse machines in de werkplaats gebeurde met riemaandrijving, via houten wielen aan het plafond.
Na de oorlog werd het accent verlegd naar de vierwielige landbouwwagens, die een groter laadvermogen hadden. Men paste fuseebesturing toe, in de volksmond autobesruring genoemd. Voor de aflevering werd elke wagen gecontroleerd op "slepen", de wagens moesten immers mooi afrollen in bochten. 's Winters werd er gebouwd, tegen het oogstseizoen was de vraag het grootst en kon er afgeleverd worden. Kwaliteit stond voorop. De werkplaats kreeg het in deze na-oorlogse periode erg druk. Geld voor nieuwe voertuigen was er nauwelijks, zodat de klanten veel lieten repareren. Voor transportbedrijven uit de buurt onderhield men de vrachtwagens. Veel voorkomende klussen waren het vervangen van gebroken bladveren, ontstaan door overbelading. In de werkplaats bevond zich een smeerkuil. Vanwege de beperkte ruimte werd er eveneens voor aan de straat gerepareerd, hetgeen in de wintermaanden geen pretje was. Gebr. Dijkhuizen ging rond 1950 ook vorkheftrucks maken.Door contacten met betonfabriek Waarheid in Oude Pekela werd het idee uitgewerkt en daarop in de werkplaats gebouwd. Het in eigen beheer ontwikkelde en gelaste chassis kreeg assen uit de dump. De stuuras van een Dodge en de vaste as van een Canadese Chevrolet. Omdat hiervan het differentieelhuis uit het midden was geplaatst, werd het lange stuk eraf gezaagd, ingekort en weer gelast aan het differentieel. Zo verkreeg men één smalle sterke as. A-Ford motoren waren In die tijd veel en goedkoop te krijgen. Met de nodige Ford-ervaring was de motorkeuze snel gemaakt. De motoren werden gereviseerd door motorenrevisie Vos in Stadskanaal, daarna gemonteerd met de originele 4-versnellingsbak. Van een naadloos getrokken buis werd op de draaibank zelf de hefcilinder gemaakt; De heftrucks en landbouwwagens van Gebr. Dijkhuizen verkocht men onder de merknaam DOP, dat stond voor Dijkhuizen-Oude-Peke!a. Met de heftrucks was men succesvol, vooral bij betonfabrieken. Het waren onverwoestbare machines. Alles was handwerk en er werden 5 tot 6 per jaar gemaakt. Vrijwel iedere heftruck verschilde van zijn voorganger. Voor de inkoop van dumponderdelen reed één van de broers de diverse handelaren af. Aanbod was er in de jaren vijftig genoeg, zodat er goedkoop kon worden ingekocht. Gebr. Dijkhuizen presenteerde zijn producten op diverse tentoonstellingen.
Met de DOP 2-tons heftruck stond men o.a. op de Jaarbeurs te Utrecht. Er ontstond eveneens vraag naar een 4x4 uitvoering, maar die werd nooit gebouwd. Na het uitdrogen van de voorraad A-Ford motoren ging men op zoek naar een vervanger van deze motor. Twee DOP heftrucks werden geleverd met een 3-cilinder Perkins dieselmotor. Daarna schakelde men over op luchtgekoelde 2-cilinder Deutz motoren van 18 pk. Deze deden het erg goed, maar veroorzaakten wel vaak breuk van de steekassen. Vanwege het zware vliegwiel zakte het toerental niet snel genoeg terug, nodig bij het omschakelen van voor- naar achteruit of omgekeerd, hetgeen funest bleek. Bij het breken van de aandrijfas bleef vaak het laatste stuk met spiebanen in het differentieel zitten. Door elektrodes aan elkaar te lassen werd dat laatste stukje as verwijderd, zonder het hele differentieel! te demonteren. In de klantenkring bevonden zich niet alleen betonfabrieken, ook strokartonfabrieken zoals De Union en De Kroon, beide uit Oude Peke!a, had den een DOP. Uit oude boeken blijkt dat betonfabrieken in o.a. Assen, Elst, Heerhugowaard, Lisse, Muiden, Meppel, Woerden, Hoogeveen en Bodegraven een DOP heftruck hebben gehad. Ook Lips in de omgeving van Rotterdam had er een. De Iaatste DOP heftruck werd in de jaren zestig geleverd aan betonfabriek De Cruquius, vlakbij het bekende gemaal in de Haarlemmermeer.
In de jaren 1955 tot aan 1960 beleefde het bedrijf van Gebr. Dijkhuizen het hoogtepunt. Er werkten toen 15 man en men pakte werkelijk alles aan. Naast de fabricage van landbouwwagens en DOP heftrucks, had men de garage voor reparatie en onderhoud aan vracht- en personenwagens, repareerde men schepen, verkocht men Kaptein fietsen en Mobylette brommers, verhuurde men luxe auto's waarvoor men over een aantal Kaiser's beschikte en verkocht men Shell benzine aan de pomp.
Omstreeks 1960 nam de derde generatie, Jan Dijkhuizen, het roer over. Het bedrijf had in 1957 het dealerschap van het Franse merk Simca verkregen. Het bleek een goede zet, want auto’s waren er nauwelijks en uit oude verkoopboeken van Gebr. Dijkhuizen blijkt dat er veel Simca’s verkocht werden. Dit ondanks de korte levensduur van de motor van de populaire Aronde, waarvan de 4-cilinder motor vaak gereviseerd moest worden. Halfweg de jaren zeventig stegen de verkopen naar een hoogtepunt met de Simca 1100 als tweede op de lijst met meest verkochte auto's in Nederland, na de Opel Kaden. Door de roestgevoeligheid van vooral deze modellen was de animo om weer een Simca te kopen gering te noemen en zakten de verkopen in. Nadat Simca, een dochteronderneming van Chrysler, werd overgenomen door Peugeot en verder ging als Talbot, bleef Dijkhuizen dealer tot aan het eind van dit merk in 1983. Gedurende de jaren tachtig werd op kleine schaal Mitsubishi verkocht aan de vaste klanten, betrokken van toenmalig Mitsubishi dealer Miedema in Winschoten. Daarna zocht men geen ander merk meer. Toch bleef de vaste klantenkring zijn weg naar garage Dijkhuizen vinden.
Begin jaren zestig werd langs de N366 richting Veendam een nieuw Shell tankstation geopend. Dijkhuizen exploiteerde dit lange tijd, maar thans staat het bekend als een Total pomp. Eind jaren negentig kwam de vierde generatie, Henk Jan Dijkhuizen in het afgeslankte bedrijf en nam het per 2001 over. Hij probeert nu de geschiedenis van zijn onderneming vast te leggen voor de toekomst.
Cor Dijk ©