Studie-notas

Actueel kapitalisme: in bijna permanente overcapaciteit en een produktie in een steeds grotere chaos.

Het kapitalisme kan zelfs niet meer de schijn ophouden dat ze maatschappelijke problemen kan oplossen. Het probleem van de markt, het probleem van het realiseren van de maximale winst, dwingt de kapitalisenklasse om alle wetmatigheden tenvolle te laten werken.

Alle verworvenheden van de arbeidersklasse door klassenstrijd verkregen en altijd bedoeld als een afkopen van het radikaliseren van de klassenstrijd of het afkopen van revolutionaire ontwikkeling van de klassenstrijd zullen er aan moeten geloven.

De parlementaire demokratievorm die heerste in kapitalistische staten, waarbij vormen horen van “sindikaal overleg” en waarmee de schijn werd opgehouden dat alle sociale verworvenheden er niet kwamen en niet zich ontwikkelden via de diskussie tussen verschillende belanghebbenden in de arena van een neutrale staat, of met staatsmaacht die fungeerde als een soort “scheidsrechter”., die parlementaire demokratievorm wordt een rem voor het rusteloos zoeken naar oplossingen voor de fundamentele problemen waar de verdere ontwikkeling van het kapitalisme zich gesteld ziet.

Het bestaan van het socialisme als stelsel vormt een directe bedreiging voor het kapitalisme.

Het vergroot het marktprobleem en is een constante dreiging omdat het een materialistisch bewijs vormt voor de arbeidersklasse om haar problemen fundamenteel op te lossen door revolutie.

Sinds 1917 hebben de kapitalisten, ondanks hun onderlinge concurrentie, één gezamelijk klassebelang: het terug integreren in de kapitalistische wereld van het socialisme. Dit gebeurt door middel van oorlogen, organiseren van “binnenlandse” opstanden en/of burgeroorlogen én ideologische “oorlogsvoering” waarbij hoort: het ontwikkelen van het revisionisme, omdat de omvorming van het socialisme terug naar kapitalisme dan geleidelijker en “ordelijker”verloopt.

Het herstel van het kapitalisme in de Soviet-Unie heeft voor de kapitalisten een nieuwe bijkomende concurrerende regio doen ontstaan.

In China probeert men het kapitalisme te herstellen, waarbij China een uitbreiding gaat vormen van de bestaande (weliswaar onderling concurrerende) kapitalistische monopoliegroepen of blokken.

Het herverdelen van de wereld in invloedsferen, markten, grondstoffenbronnen verscherpen de tegenstellingen tussen de kapitalisten maar ook de tegenstellingen tussen de werkers en de kapitalisten als klasse. Het is voor de kapitalisten belangrijk dat er nergens in de wereld regios of landen of groepen van landen ontstaan die een nieuwe concurrerende regio vormen of die ergens de bestaande imperialistische orde op één of andere manier bedreigd of in vraagf stelt.

Alles en iedereen die spontaan of gepland en georganiseerd zich verzet tegen de ontwikkeling van de imperialistische ordening en op één of andere manier een extra-bedreiging vormt voor de onoverkombaarde probleme waarvoor het imperialisme of de kapitalisten als klasse zich gesteld ziet worden beschouwd én bestempeld én behandeld als “terroristen”.

De in de monden van de kapitalisten bestorven formulering van hun nachtmerrie is dan ook: het wereldterrorisme. In een poging de arbeidersklasse en haar bondgenoten ideologisch te verdelen wordt dan het probleem van “het islamfundamentalisme” of “het vluchtelingenprobleem” of het “allochtonenprobleem” geschapen.

Maar de ontwikkeling van de klassenstrijd zal dit ontmaskeren: zoals de communisten, de sindikalisten, de antifascisten, de bevolking in de onderworpen regios en landen wisten dat zijn voor de kapitalisten ook allemaal “joden”waren, weten de strijdende arbeiders die allerlei strijdvormen ontwikkelen dat zij op één hoop met de “terroristen”zullen worden gesmeten.

De ontwikkeling van een repressieapparaat, de ontwikkeling van de kapitalistische staat, de wetgeving, de maatschappelijke ordening, de beveiliging van de kapitalistische produktie het begint allemaal in functie te staan van “bescherming tegen terrorisme”.

De campagne tegen het wereldterrorisme is een vorm is een verpakking voor het omvormen van de parlementaire demokratie naar een vorm van openlijke klassediktatuur.

Een voorbeeld van ideologische misleiding om dit de verbergen

In de Verenigde Staten wordt de president niet beschreven als een dekokratisch verkozen staatshoofd maar als een door God gezonden leider. Godsdienst als opium voor het volk. De president krijgt het aureool van onfeilbaarheid, beschermer van de belangen "van een heel volk – zonder klassen” zoals de paus of als een koning, keizer, tsaar of farao.

Wellicht wordt de voorzitter van de Europese Commissie op den duur ook zo`n “keizer”, als het aan de Europese monopolies ligt.

In de wereld staan twee overblijvende klasse steeds meer tegenoverelkaar: de arbeidersklasse en de kapitalisten. Tussenliggende groepen, resten van klassen worden voor de keuze gesteld of worden min of meer gedwongen te kiezen. Hierbij blijft eigenlijk maar één keuze over: hun belangen als groep of bevolkingslaag zijn die van de arbeidersklasse. Want de klasse van kapitalisten wordt in kwantiteit steeds kleiner, de arbeidersklasse steeds groter.

“Om het echte socialisme te kunnen verwezenlijken, moeten wij goed weten welke de wezenlijke wetten en instellingen zijn van het kapitalisme, die moeten worden afgeschaft. Marx leerde aan de arbeiders dat zij maar een socialistisch bewustzijn kunnen verwerven, wanner zij een klaar inzicht hebben in de economische wetten van het uitbuitingssysteem.

Marx leerde evenees de lessen te trekken uit de practische ervaring van het verleden. Hij zei dat de bevrijding van de werkende klassen maar mogelijk is wanneer zij het kapitalistisch staatsapparaat ontmantelen en een totaal nieuwe staat van arbeiders en werkers uitbouwen.

(…)

De aandachtige studie van de wetten en kenmerken van het kapitalisme is eveneens noodzakelijk om zich een beeld te vormen van het democratisch socialisme waarvoor wij ijveren.”[1]

1. De grondslagen van het kapitalisme.[2]

7. De kleine warenproductie brengt het kapitalisme voort.

Het kapitalisme is gegroeid uit de kleine produktie van waren[Smurf1] .[3] De kleine producent –ambachtsman, boer…- is eigenaar van zijn productiemiddelen; daarmee vervaardigt hij zelf goederen die hij ten gelde maakt op de vrije markt. Dit betekent produceren in anarchie, zonder planning : niemand kent de reële noden, noch de hoeveelheid goederen die zal worden aangeboden.

Tussen de warenproducenten heerste een bittere concurrentie. Zwakke producenten gaan hierdoor ten onder, zij geraken hun productiemiddelen[Smurf2] [4] kwijt en worden zo proletariërs. Sterkere producenten verrijken zich, concentreren een groot aantal productiemiddelen en nemen loonarbeiders in dienst: de kleine warenproductie brengt spontaan het kapitalisme voort.

8. De produktiemiddelen worden kapitaal – het onstaan van twee onverzoenlijk tegengestelde klassen

Onder het kapitalisme legt een beperkte klasse, de kapitalisten, beslag op een steeds groter deel van de produktiemiddelen. Terzelfdertijd scheppen de kapitalisten een klasse van loonarbeiders die geen produktiemiddelen bezitten en alleen kunnen overleven door hun arbeidskracht te verkopen. Onder het kapitalisme wordt de arbeidskracht zelf een koopwaar.

9. De arbeid is de enige bron van waarde.

De arbeid is de enige bron van waarde[5] voor alle waren. De waarde van elke waar wordt bepaald door de hoeveelheid arbeidstijd die zij bevat.

10. De waarde van de arbeidskracht, de waarde en het loon

De koopwaar “arbeidskracht” heeft een welbepaalde waarde en deze wordt uitgemaakt door de waarde van de bestaansmiddelen, nodig voor het onderhoud van de arbeider en zijn gezin (levensonderhoud, huisvesting, scholing, ontspanning, kulturele behoeften, opvoeding en algemene ontwikkeling)

De kapitalist betaalt deze waarde van de arbeidskracht onder vorm van loon.

Wanneer de arbeider zijn arbeidskracht heeft verkocht, dan kan de patroon erover beschikken naar eigen goeddunken. Tijdens een werkdag schept de arbeider eerst een waarde die overeenstemt met zijn loon. Daarna schept hij een meerwaarde die gratis wordt toegeëigend door de bezitter van de produktiemiddelen.

Deze meerwaarde is de enige oorsprong van alle kapitalistische winsten[Smurf3] .

11. De strijd voor het loon en voor de verkorting van de arbeidsdag

De kapitalisten proberen met alle mogelijke middelen de lonen te drukken: door het uitspelen van de werkloosheid, door het in dienst nemen van vrouwen, vreemdelingen en jongeren die onderbetaald worden en door dekwalificatie.

Bovendien wordt het reële loon[Smurf4] [6] verder afgebroken door de verhoging van de prijzen, de huren en de belastingen.

De arbeider kan een grotere uitbuiting kennen, zelfs wanneer zijn reeële loon gelijk blijft, ja zelfs wanneer hij meer goederen kan kopen. Dit gebeurt wanneer de intensiteit van het werk en de productiviteit toeneemt. De produkten die de arbeiders kopen, hebben immers minder arbeidstijd gekost. De patroons hebben een grotere meerwaarde uit de arbeiders gehaald.

De patroons[Smurf5] proberen de tijd waarin de arbeider meerwaarde produceert, ook te vergroten door de arbeider te verplichten langer te werken[Smurf6] . Na het afdwingen van de achturige werkdag[Smurf7] gebruikt het patronaat nieuwe geraffineerde metodes om de werktijd te verlengen: het invoeren van ploegenstelsels, nachtwerk, continuwerk.

De vier tegenstellingen:

Arbeiderklasse kapitalisten

Imperialisme socialisme

Imperialisten imperialisten

Imperialisme en Derde Wereld (neokolonies)

1. De kapitalisten worden minder in aantal, maar eigenen zich steeds meer rijkdom toe. Ze treden op als onderlingen concurrenten, maar ook als klasse: om het bestaan van het kapitalisme te verzekeren. Als klasse ontketenen ze een oorlog tegen het socialisme en de arbeiderklasse. Onderling concurreren ze voor marktaandelen, grondstoffen, laagste lonen en andere kostenvoordelen, de hoogste meerwaarde en het grootste deel van de totale meerwaarde.

2. Concurrentie, handelsoorlogen, boycott, embargo, gewapende conflicten:

- als concurrentie tegenover andere kapitalisten

- als collectieve strijd van de kapitalisten tegen de verworvenheden van de arbeidersklasse en het socialisme

- zowel in concurrentie als in samenwerking als in saenwerking met sommige concurrenten tegenover andere concurrenten

De concurrentie is in een nieuw stadium gekomen: de strijd om maximale winst gebeurd niet alleen tussen twee kapitalisten maar ook binnen het “bedrijf”van dezelfde kapitalist. “Afdelingen”, divisies, het Europese deel tegenover het Amerikaanse deel: welk is in staat om de hoogste meerwaarde te genereren ten koste van een andere afdeling, divisie of regionaal deel. De verliezer houdt op te bestaan.

De concurrentie binnen de arbeidersklasse wordt aangewakkerd of georganiseerd ten dienste van de kapitalistische concurrentie.

Het belangrijkste meest toonaangevend deel van de kapitalistenklasse is niet “Europees” of Amerikaans, of Aziatisch, maar bezit een Europese èn een Amerikaanse èn een Aziatische poot die daar gebruik makend van het regionaal staatsapparaat om onderling te concurreren. De geglobaliseerde kapitalisten gebruiken hiervoor de regionale burgerij en als het kan een deel van de betergeschoolden van de arbeidersklasse.

Twee ontwikkelingen komen heden ten dage meer dan ooit naar boven:

- de produktie in anarchie, de produktie van chaos. Hoewel de maatschappelijke rijkdom (hoewel privè toegeeigend) nog nooit zo groot was, worden steeds minder essentiele diensten en noden van het volk vervult

- de produktie werd nog nooit zo sociaal: voor de realisatie van waren ( voor hun waarde verkochte geproduceerde.zaken) is niet 1 of enkele bedrijven nodig maar worden hele reeksen van produktielijnen en systemen met inschakeling van enorm veel werkers.

Het gaat om de totale meerwaarde toegeigend door de kapitalisten als klasse. Het lijkt dat op sommige plaatsen in de produktieketen de meerwaarde relatief laag is. Maar het gaat om de totale meerwaarde die vrijkomt als het produkt verkocht wordt. De meerwaarde wordt niet altijd goed zichtbaar omdat hij vaak direkt doorvloeit naar een ander deel van de kapitalisten. Een eenvoudig voorbeeld: in de scheepsbouw, maar ook in bijvoorbeeld de staalproduktie is de materiele produktie in andere “bedrijven” dan andere aan de produktie toegevoegde “diensten” (die nodig zijn om de realisatie van de waren mogelijk te maken), namelijk de transport of de verkoop. Maar al die bedrijven zijn eigendom van de kapitalisten (soms fysiek dezelfde groep kapitalisten) Zo “kochten” de rederijen ver onder de kostprijs schepen die duur werden “verkocht”door de rederijen. De scheepswerven leden vaak “verlies” en leken helemaal geen meerwaarde te puren uit de scheepsarbeiders. Maar die meerwaarde “vloeide”naar de rederijen die ze “inden” van zodra ze de schepen aan hun waarde konden verkopen.

Het effect van de zogenaamde privatisering in de opbouw van de EU is dat allerlei vaagheden over de kapitalistische produktie verdwijnen en dat de overheersing van de kapitalistische produktiewijze en de monopolievorming duidelijker worden.

Het leveren van energie, het leveren van mobiliteit, het leveren van tele-communicatiemogelijkheden, het leveren van scholing, het leveren van gezondheid, deze diensten worden steeds duidelijker waren die geproduceerd worden, verkocht (geruild)worden, de in de produktie tewerkgestelde werkers hun arbeidskraacht verkopen en door onbetaalde arbeid meerwaarde opleveren aan de kapitalistische bedrijven die deze diensten “produceren”.

HET leveren van logistieke en andere diensten door de kapitalistische staat aan kapitalisten worden ook meer en meer door monopolies “geproduceerd”.

Voor een deel is “de dienst”een onderdeel in de produktie van een materiële waar en essentieel nodig voor de realisatie van de waar.

Een zelfstandige die in opdracht van een kapitalistisch bedrijf een dienst levert in de realisatie van een waar wordt zo eerder een arbeider tegen stukloon. Bijvoorbeeld een loodgieter die een lavabo in een huis instaleert dat als waar verkocht wordt. De geïnstaleerde lavabo in het huis is de waar die gekocht wordt door de nieuwe bewoner, en niet de lavabo die ligt in een rek bij de groothandel, of in het magazijn van een lavaboproducerend bedrijf. Dit is ook een element in de socialisering van de produktie.

Arbeidsloon

Alles wat de kapitalist betaald (in de vorm van nettoloon, sociale bijdragen die de arbeider van zijn brutoloon moet afstaan, patronale bijdragen en ook ELKE belasting) voor zover het dient voor de levering van diensten en produkten waarvan de ontwikkeling van de arbeidersklasse heeft bepaald dat het hoort bij zijn herstel van gezondheid en van degenen waarvoor hij zich verantwoordelijk acht maar geen arbeid kunnen leveren (kinderen, ouderen, uit de produktie gestoten werklozen, gehandicapten, scholieren en studenten), de huisvesting, de voeding, de zelfontplooing, de communicatie met de wereld, de scholing, verzorging van kinderen (recuperatie van nieuwe werkers) moet beschouwd worden als arbeidsloon.

De ontwikkeling van het kapitalisme maakt dat een deel van dat loon, collectief geïnd wordt, en terug komt naar de arbeidersklasse “naar behoefte”

Dat deel van het loon dat de arbeider in het begin individueel moest sparen en later in eigen beheer collectief spaarde (mutualiteiten, hulpkassen,…) wordt nu door de kapitalistische staat beheerd.

De kapitalistische staat kan zo de hoogte van het loon bepalen, en eventueel doen dalen, met een beheersing van de eventuele klassenstrijd die onstaaat omwille van de strijd voor het loon. Het imperialisme heeft daarvoor “medewerkers”ontwikkeld: de reformisten.

Een deel van de “belasting”voor de kapitalisten is het collectief beheer over een deel van de meerwaarde die door de kapitalistische staat gebruikt wordt om de kapitalistische struktuur in overeenstemming te brengen met de wensen en node van de grootste monopolies.

Daar waar al de kapitalisten verenigd ijveren voor de daling van het loon en wat èèn van de belangrijke opdrachten is van de kapitalistische staat, zullen de meningen verdeeld zijn over de belastingen voor de uitbouw van de kapitalistische infrastruktuur in zoverre de verschillende kapitalisten menen dat ze er al dan geen profijt van zullen hebben en vooral hun grotere concurrenten.

Zo wordt de stelling waarheid dat de ontwikkeling van het kapitalisme steeds maar twee klassen tegenover elkaar steld: de steeds groeiend en zich ontwikkelende arbeidersklasse 9mensen die alleen maar kunnen blijven leven door de verkoop van hun arbeidskracht) en de steeds kleiner en steeds meer rijkdom concentrerende kapitalisten klasse. De kapitalistenklasse wordt daarbij verscheurd door de noodzaak van verdediging van collectieve klassebelangen (voorbestaan van het kapitalisme en de verhoging van de uitbuiting en vergroting van de meerwaardewinning van en op de arbeidersklasse als geheel ) en de voor hen individueele voorbestaan noodzakekelijke concurrentie.

Staat

De kapitalistische staatsmacht waarvan de algemene bepalingen en wetmatigheden en klassekarakter continu blijven bestaan (zolang die kapitalistisch staatsmacht blijft bestaan) kent een ontwikkeling en een concrete realisatie al naargelang de ontwikkeling van het kapitalisme. Het zijn de grote van de kapitalistische bedrijven, het zijn de grootste onder hen op een bepaald moment die bepalen hoe de staat en/of bepaalde delen van zo`n staatsmacht eruit ziet.

Toen de Generale, Solvay, Petrofina, Agfa, Bekaert, Stella Artois, Grand Bazar, Kredietbank, ASLK, Bank van Brussel, CERA ophielden met “Belgische” “multinationals, banken en holdings” te zijn, toen ELF, Rhone-Poulenc, ….ophielden met “Franse”, BASF en ander bedrijven van het vroegere “Duitse”IG-Farben, Dutch Shell ophield “Nederlands”, Ënichem ophield met een Italiaans STAATS-bedrijf te zijn, dit in de loop van de jaren na WO II, was het duidelijk dat zij een staat nodig hadden of wensten een beetje van hun schaalgrootte : de EU.

Het is niet omdat de term “staat”wordt gebruikt dat het gaat om een staatsmachine in marxistische termen.

De Belgische staat bestaat virtueel niet meer, zij is een onderdeel van een overheidsstruktuur op lager nivo dat een onderdeel is van de EU-staat: de “Waalse” regionale overheid en de “Vlaamse”regionale overheid. De uitbouw van die lagere overheden worden soms ook misleidend genoemd: de uitbouw van bijvoorbeeld de Vlaamse staat. Zo wordt ook het belang van de fascisten duidelijk zijn leveren sinds de jaren 30 in heel Europa de ideologie om de werkers warm te maken voor de uitbouw van Europa: want de realisatie van Noord-Italië of Kroatië, of Vlaanderen of Catelonië of Tsjechië diende maar om hinderpalen uit de weg te ruimen voor de inpassing van gebied in de staat Europa, gebied dat tot dan binnen een “kleinere”staatstruktuur, regime en grondwet viel.

Dus is het de taak van de arbeiderklasse om een bres te slaan in het imperialisme door revolutie te voeren binnen een zo groot mogelijk, door de kapitalisten ontwikkelende, eenheidsstaat. Daarvoor moeten programma, organisatie, massa-strijdorganisaties op DIE schaal ontwikkeld worden.

Zo zijn de Wereldbank, het IMF, de NAVO ook elementen van een staatsmachine dat de algemene wereldwijde belangen dient van de meest geglobaliseerde kapitalisten. De VN heeft alle kenmerken van “een parlementaire democratie als façade voor de echte machthebbers niet over de werkelijke macht beschikkend” De houding die revolutionairen moeten aannemen tegenover die instellingen worden bepaald door de algemene wetmatigheden die die staatsonderdelen hebben: zowel de repressiemacht als het parlement binnen de kapitalistsiche staat. Dus voor bijvoorbeeld de VN: niet verwachten dat DAAR alles wordt beslist, dat DAAR de echte macht te veroveren is, maar wel, gebruiken als tribune, om te ontmaskeren en om door de krachtsverhouding verkregen BUITEN die instelling, de echte machthebbers te dzingen tijdelijk bepaalde verworvenheden in “wetten” te gieten, en uiteindelijk aan te tonen dat dat “parlement”moet ontbonden worden om een “echt werkend, goedkoop, controleren, verkozen en afzetbaar parlement te vervangen.

Het arbeidsloon dient om te leven. De kosten worden bepaald tot wat algemeen als levensnoodzakelijk wordt ervaren. Het hangt af van de algemene waarden en levensverwachtingen. Hierbij horen kosten voor onderhoud van gezondheid, een inkomen voor levensonderhoud op het moment dat men niet kan werken (ziekte, werkloosheid, ouderdom, minderjarig) Dus alle voor allerlei vormen van gewaarborgd pensioen, ziekteverzekering, tegugbetaling van gezondheidskosten, scholing en opleiding behuizingkosten heeft de arbeidersklasse door strijd en als afkopen voor NOG heviger klassenstrijd een loon verkregen waarvan een deel collectief gespaard wordt en beheerd door de staat, waarna de individuele arbeider naargelang zijn of haar noden dat deel van de loonmassa kreeg als vervangingsinkomen of als terugbetaling van gedane kosten.

De uitgaven voor sociale bescherming in de EU als percent van BBP van de EU geeft een idee van hoe groot dat deel was en is van de totale loonmassa.

Het doel van de oprichting van de EU was en is een apparaaat te hebben dat de concurrentiekracht van de Europese monopolies versterkt. Eén van de onderdelen van de programma van dat apparaat was: de uitbuitingsgraad te verhogen en dus het arbeidsloon te verlagen om zo het deel van de arbeidstijd waarin de arbeider de waarde van zijn arbeidskracht produceert te VERKLEINEN.

Dus een AFBOUW van de programmas van sociale bescherming is een DOEL.

En dat wordt bereikt zoals we kunnen zien op de grafiek.

Nu blijkt dat BINNEN die sociale bescherming dat deel dat gaat naar allerlei vormen van pensioen (dus vergoedingen voor oudere arbeiders die wegens hun leeftijd niet meer hun arbeidskracht kunnen of willen verkopen) het grootst is. Daarom wordt de aandacht vooral gericht voor de AFBOUW van DAT deel van de sociale bescherming. DAARVOOR is de fabel van de Kosat voor de VERgrijzing uitgevonden. Want die kost op zich stijgt niet: blijft sinds 1990 hangen op 46% van de totale sociale bescherming. En daar de uitgaven voor de sociale bescherming DAALT…. Dalen ook de uitgaven voor de pensioenen.

Daar in iedere lidstaat het sisteem voor vergoeding voor oudere niet-meer-actieven verschilt, is ook de AANPAK van die kost per lidstaat anders.

In België hoort hierbij allereerst de vermindering van BRUGpensioen.

De maatregelen die BELGIE dus wil nemen tegen het BRUGpensioen is dus een OPGELEGD deel dat Belgie moet verzorgen om de TOTALE uitgaven voor sociale bescherming OMLAAG te brengen in HEEL de EU.

Eén van de redenen voor de AFBRAAK van de loonkost en als onderdeel daarvan de AFBOUW van programmas voor sociale bescherming is dat men verwaagd dat de groet van het BBP niet meer zo groot gaat zijn.

Op p144 (evenals de grafiek)zegt de EU zelf Er was een sterke procentuele groei voor pensioenen (zoals trouwens voor het gehele programma voor sociale bescherming) Maar dit kwam vooral doordat het BBP TRAGER groeide als de toename van de uitgaven voor pensioenen.

Beginnen met de bespreking van de fabel over de vergrijzing met de grafiek over de pensioenen op p144.

Tabel 6.4.9. op p.145 Uitgaven voor pensioenen als % van BBP

[1] Kongresdocumenten Programma, goedgekeurd op het stichtingscongres van de Partij van de Arbeid van België, oktober 1979, p.7.

[2] Overname van de teksten uit “Congresdocumenten…….,oktober 1979.

[3] Waar: elk produkt dat het resultaat is van menselijke arbeid en bestemd is om op de markt verkocht te worden.

[4] Productiemiddelen: deze omvatten zowel de werkmiddelen (machines, gereedschap, gebouwenm gronden,…) als de grondstoffen.

[5] Waarde; daarmee duiden wij op de ruilwaarde van de goederen, in tegenstelling tot de gebruikswaarde van elk goed.

[6] Het reeële loon: dit bepaalt de hoeveelheid verbruiksgoederen en diensten die de loontrekkende werkelijk kan kopen (levensniveau).

[Smurf1]Valllen diensten in deze tijd van privatisering ook niet onder de definitie waren?

[Smurf2]In hoeverre zijn “nieuwe technieken en methoden” , zoals de bedrijfsspychologische methoden, ook produktiemiddelen?

[Smurf3]Niet scherp genoeg vind ik: lees p. 123-124 in Politieke Economie. Daar wordt de enkele arbeidskracht en de enkele arbeider beschreven en geanaliseerd als enkelvoudig deel van een klasse. In het programma wordt het teveel geindividualiseerd. Dat maakt de uitleg over de ontwikkeling van de arbeidersklasse en de toenemende socialisering van de kapitalistische produktie minder duidelijk.

[Smurf4]Het reeele loon van de arbeider is dat deel dat toekomt vanuit de totale loonmassa aan een enkele arbeider. Hierin zit ook een deel collectief loon, een essentieel onderdeel van het loon dat echter collectief gespaard wordt (zoals vroeger de kassen van onderlinge bijstand, maar nu door de staat, daarom dat de kapitalisten dat deel als “belasting”bestempelen) Een belasting op het loon van de arbeider, maar waarmee, door klassenstrijd verkregen, diensten tegenoverstaan die voor ieder toegankelijk maar met die belastingen betaalt, kan ook eigenlijk beschouwd worden als een collectief loon waarvan een enkel deel in het individueel reeël loon geteld moet worden om de hoogte te bepalen.

[Smurf5]Deze term moet niet gebruikt worden, ofwel duidelijk bepaald dat men er de kapitalisten meebedoeld, maar dan geraakt men in problemen want vanuit de beschrijving lijkt het meer op "de bedrijfsleiders” En dat zijn mamagers, directeuren of afgevaardigd beheerders.

[Smurf6] Lees de tekst van p. 131-134 uit Politieke Economie hierover

[Smurf7]Hier wordt niets gezegd over de evolutie van 48 urenweek via 40 uren naar 36, 35 urenweek en de “nieuwe” wens van de kapitalisten de VERLENGING van de werkweektijd. Zo lijkt het of er een rechtlijnige evolutie, weliswaar door strijd, maar verworven naar VERKORTING van de arbeidstijd, hoewel de verlenging van de arbeidsdag door ploegenwerk. Nu ziet men dat die evolutie teruggedraaid wordt door de kapitalisten.