Analyses

De PVDA via “een interne coup” in 2004 in de richting van het reformisme gezet. Hoe werkte die revisionistische fractie (onder leiding van Boudewijn Deckers)? Analyse gemaakt in 2004….

De leiding van de PVDA gebruikt via een SUBJECTIEVE keuze van partijdocumenten van het Vijfde Congres (1995) ( te vinden in hoofdstuk III,deel 3 van “Partij van de revolutie”, EPO) om de héél de partij sinds 1995, stap voor stap op de lijn te zetten van: verkiezingsresultaten geven een concreet beeld van de werking van de partij. Slechte(re) resultaten duiden op fouten in de werking van de partij. Sinds 1995 lukt het via elk “verkiezingsbilan” om de PVDA, door gebruik van marxistische fraseologie (hetgeen door de meeste partijkaders en -leden geslikt wordt wegens een slechte kennis van gebruik van het dialectisch en historisch materialisme.) een stap verder in de richting te zetten van een reformistische partij.

Elk verzet hiertegen dat zich niet laat overtuigen door de “verkiezingsresolutie” wordt gekatalogeerd als “links opportunisme”.

Elke poging om de evolutie te versnellen, waardoor leden en kaders “gealarmeerd”zouden kunnen geraken en de strijd tussen twee lijnen kunnen aanzwengelen ….waardoor de revisionistische subversie zou kunnen ontmaskerd worden, zal als “rechts opportunisme” bestreden worden.

Als “een succes” bestempelde verkiezingsresultaten of - “als overwinning bestempeld” - behaalde verkozenen worden héél marxistisch klinkend (zelfs “maoistisch”…) “de toets in de practijk” genoemd. Ze moeten het laatste argwaan en verzet opruimen tegen de geleidelijke ontwikkeling van de PVDA naar een reformistische partij.

Er blijft evenwel verzet bestaan, niet altijd vanuit een correcte revolutionaire wereldopvatting, soms ook uit kleinburgerlijke radikalistische opvattingen tegen deze ontwikkeling. Het gemeenschappelijke punt dat al die bezorgde partijleden en –kaders delen is dat de partij ”voor alles een probleem heeft van strategie en programma.”

Dit verzet doorkruist de evolutie op gang gezet door enkele kaders die BEWUST gekozen hebben voor het revisionisme, sinds het vijfde congres (“Partij van de revolutie”) om de partij “te verenigen” rond : “Er bestaat een globale eensgezindheid over strategie en programma in de partij(dat programma zal nog ooit moeten uitgeschreven worden) Het belangrijkste probleem is organisatie, tactiek en massalijn.”

Elke poging van partijleden en/of kaders en/ of partijeenheden om de politieke strijd te richten op het fundamenteel programma, wordt afgevoerd en bestreden als “intelectualisme, sectarisme, dogmatisme, gauchisme….

Het vasthouden aan het standpunt “allereerst politieke strijd voor het fundamenteel programma” en dit binnen partijvergaderingen en/of rapporten blijven aanhalen wordt aanzien als “antistatutair”gedrag (sabotage, chantage, stellen van ultimatums, fractionisme) dat gesanctioneerd moet worden.

Door een zeker waakzaam gedeelte in de partij wordt aangebracht dat de partijleiding “ ‘stellingen’ en een ‘practijk’ ontwikkelt tot de vervanging van de revolutionaire strategie en tactiek van de partij door een links reformistische strategie en tactiek.” Het is voor bepaalde partijleden en –kaders TE duidelijk dat de partijleiding de partij wil “omvormen. Omdat deze omvorming in feite de essentie is van de resolutie van 1999 die de revisionisten de partij in de strot wil duwen, moet die waakzamheid en verzet gepaaid worden.

Dus moet die evolutie even vertragen, een meer geleidelijke overgang inbouwen. De waakzame partijleden en -kaders moeten gepaaid worden door “een strijd tegen links en rechts opportunisme”. En men “ontdekt” (in 2004 na een als “verkiezingsdebacle” bestempeld verkiezingsresultaat) “het gauchisme en sectarisme bij Nadine Rosa Rosso dat reeds een langdurige praktijk was van NRR en hetgeen zij naar verluid nooit heeft willen afzweren”. Een echte uitgebreide samenhangende INHOUD van die “gauchistische en sectaire opvattingen” wordt niet gegeven, de meerderheid van de leden wordt totaal verstoken van een CONCRETE UITGEBREIDE inhoud hiervan. (en door het reeds lang aangewakkerde suivisme bij de leden….wordt dit door velen geslikt!)

Er wordt “gesuggereerd” dat “die ingaan tegen de politieke lijn van de partij waarover op het vijfde congres (blijkbaar) een consensus was”.

Om de hele partij terug achter de geleidelijke evolutie naar reformisme te krijgen, waarbij de partijleden en –kaders overtuigd moeten worden dat dit een revolutionaire marxistische politiek en tactiek is moeten kunstgrepen worden uitgehaald. Daarom wordt duidelijk verwezen naar slechts een bepaald gedeelte van de teksten van het vijfde congres, namelijk hoofdstuk III, punt 3 van “Partij van de revolutie”. De bewuste Resolutie van 1999 is zo gewoon een concretisering van die tekst.

Die Resolutie van 1999 moet elke diskussie over fundamenteel programma afblokken…. door middel van “Rectificatie op gauchisme en sectarisme”. Na het zogenaamd “bestrijden” van de pogingen van NRR de partij om te vormen “tot een kleinburgerlijke reformistische partij van het type van de SP in Nederland” kan Boudewijn Deckers (volgens mij de “ideoloog” van de fractie van revisionistische kaders), na eliminatie van NRR op een uiterst LAFFE manier, de partij weer verenigen tot het standpunt dat “verkiezingsresultaten een beeld geven van de werking van de partij en dus SLECHTE resultaten een beeld van FOUTE partijwerking” en dat het correct is in verkiezingen een objectief te stellen tot het halen van (een concreet aantal) verkozenen: bijvoorbeeld 10 verkozenen in de gemeenteraadsverkiezingen van 2006.

Op het Vijfde Congres heeft een revisionistische fractie de PVDA bepaalde revisionistische opvattingen reeds doen aanvaarden als zogenaamde « revolutionaire » opvattingen. Sinds de Resolutie van 1999 ontwikkelt die revisionistische lijn zich verder. Aangezien de partij in 1995 een bepaalde analyse (te vinden in Hoofstuk III, deel 3 van « Partij van de Revolutie » als « authentiek marxistisch » hebben aanvaard moeten de partijleden deze analyse als basis gebruiken voor de diskusssie over politieke lijn van campagnes, bilan van campagnes en ook voor de politieke strijd «tegen opportunistsiche lijnen».

Standpunt van mij in 2004 : Als de partijleden zichzelf niet omvormen in revolutionaire zin, zich niet zelfstandig, onafhankelijk van de «vorming in marxisme» die wordt opgedrongen door de revisionistische fractie het wetenschappelijk socialisme eigen maken, dan zullen zij de partij niet kunnen zuiveren van het revisionisme dat zich al genesteld heeft op verschillende leidende niveaus van de partij.

Een ANDER hoofdstuk uit “Partij van de Revolutie” gebruiken zou kunnen bewijzen dat de partij met resolutie 1999 op het hellend vlak van “kleinburgerlijk opportunisme”wordt gezet. In die zin zou het interessant om het verslag van de diskussie op het CC in 1999 te kunnen lezen om te zien wie welk standpunt verdedigde dat in resolutie van 1999 moest staan “hernemen van “Partij van de revolutie” “ en wie verdedigde dat dat moest zijn “hernemen van hoofdstuk III. 3 van Partij van de revolutie”.

Door UITSLUITEND hoofdstuk III, deel 3 als referentie op te dringen wordt (met véél « maoistisch » klinkende argumenten) Het «hoofdprobleem» van de partij, «de massalijn». Dat probleem wordt zo « op zich zelf bekeken » bijna volledig los van andere punten van partijopvatting, partijwerking, partijlijn, fundamentele strategie en programma. De «te bestrijden politieke opvatting» die aan de basis ligt van « het probleem » wordt zo (héél APOLITIEK) voorgesteld namelijk : «het bureaucratisme». Er zullen genoeg argumenten gevonden kunnen worden om aan te tonen dat « bureaucratisme » inderdaad een probleem is (dit bureaucratisme is een vorm van formalisme dat in de PVDR elders gewoon omschreven wordt als « kleinburgerlijk »…) Dus in ANDERE teksten (dan hoofdstuk III, deel 3) uit het zelfde boek wordt er een veel « politiekere » duiding gegeven wordt aan het wellicht bestaand probleem ( maar daarom nog niet als het HOOFD-probleem bestempeld) : bureaucratisme. Hiet is opvallen dat in die ANDERE teksten juist een mogelijke evolutie naar REFORMISME wordt bestreden, door « de strijd tegen economisme en spontaneisme » juist als hoofdcampagne te zien.

Vervolgens wordt (in hoofdstuk III, deel 3 dus) , aan de hand van grote citaten van Mao en zelfs Stalin( !) een bepaalde «marxistische» analyse gemaakt van de te volgen «massalijn». Formuleringen die lijken op of zelfs gehaald zijn uit vroegere teksten van de partij waar het punt « massalijn » worden gebruikt om de partjjleden op een dwaalspoor te zetten. Zo wordt op het Vijfde Congres (1995) eenstemming bereid over de integratie van een revisionistische analyse in de officiële te hanteren partijlijn en partijstrategie. Veel partijleden zullen gedacht hebben : hier sluit de partij weer aan bij vroegere revolutionaire tradities die ook gehanteerd worden bij grote voorbeelden : de Bolsjevieke communistische partij van de USSR onder leiding van Stalin en de Chinese communistische partij onder leiding van Mao.

OPM : blijkbaar wordt zelfs hoofdstuk III deel 3 OOK al niet echt goed bestudeerd (en wordt suivistisch de uitleg die Boudewijn Deckers en co erover geven gewoon geslikt) met de «maoistische » en « stalinistische » citering want Peter Mertens, Dirk Van Duppen, Mie Branders kunnen na 2006 luidkeels verkondigend : «Wij zijn géén stalinisten, wij zijn géén maoisten !»

Als « hoofdprobleem »wordt iets gekozen dat zo apolitiek mogelijk kan worden behandeld : het bureacratisme. Verderop zullen we zien dat

Maar we zullen eerst eens zien wat in andere teksten van hetzelfde vijfde congres en teksten van bijvoorbeeld het EERSTE congres zeggen over HETZELFDE thema : massalijn. Door in plaats van “massa`s” te lezen, “kiesgerechtigde inwoners van België “ en in plaats van “tastbare resultaten”, “doelstellingen” en “(kleine) overwinningen” te lezen “betere stemmenresultaat als vorige keer” of “het behalen van enkele verkozenen” levert hoofstuk III, 3. concreet toegepast op de verkiezingen van bijvoorbeeld 1999 inderdaad … Resolutie van 1999 op.

Het is opvallend dat in héél dat hoofdstuk III, deel 3, over “massalijn” er niets staat over één van de belangrijkste taken van een communistische partij namellijk: “de voorhoede van de arbeidersklasse organiseren”. Er wordt gesproken over “leiden” en “leiding geven” aan een min of meer homogene massa die massaal tot bepaalde inzichten gebracht moeten worden….. die min of meer gelijkaardige inzichten zouden dan kunnen zijn: het verkiezingsprogramma van de partij dat exact "de verworven inzichten" weergeeft... waardoor "de massa" ertoe gebracht worden ervoor te stemmen….waardoor "het verkiezingsresultaat" dan weer "de proef op de som" vormt in hoeverre de partij erin geslaagd is om de massa`s die inzichten te doen verwerven. Als "gauchisme” wordt dan gezien: "proberen die inzichten binnen te brengen, waar de massa`s nog niet rijp voor zijn".

Er was een probleem van democratisch centralisme in de partij onder leiding van NRR, maar die werd NIET opgelost of bestreden door die kaders die na het ontslag van NRR gewoon zonder zelfkritiek, zonder “omvorming van wereldopvatting” (OOK een punt van Mao…) gewoon bleven doordoen, met dezelfde ondergraving van het democratisch centralisme. (zoals dit sinds Lenin als een ONDERDEEL – dus niet als een op zich zelf staand punt- van revolutionaire partij-principes beschouwd)

De partij wordt (sinds 2004, sinds het buitenzetten van NRR) verder organisatorisch opgebouwd rond “bilans van verkiezingscampagnes” die als een beoordeling van de partijwerking worden beschouwd, dus de NIEUWE partij-leiding ging gewoon verder met datgene wat men NRR VERWEET!

Kritieken, rapporten, voorstellen zowel opgesteld en doorgestuurd volgens de regels van het democratisch centralisme opgestuurd als het over INTERNE zaken ging alsook hetgeen als email of lezersbrief werd verstuurd - als men inging op OPENLIJK verschenen teksten en brochures- werden NIET en worden NOG STEEDS NIET beantwoord door de verantwoordelijke leidingsniveaus.

Partijleden die vasthouden aan het krijgen van een antwoord of aan besprekingen van hun kritieken, voorstellen, brieven en/of rapporten worden in de partij gemarginaliseerd, overstelpt met (vooraal VORMELIJKE) kritieken die tot doel hebben hen tot zwijgen te brengen en hen onder druk te zetten om “gewoon richtlijnen uit te voeren” (en zo suivistische activisten te worden). Die partijleden die blijven aandringen op discussies worden ofwel geprovoceerd tot, ofwel op basis van valse “feiten” beschuldigd van pogingen om diskussies te “forceren” doormiddel van “ultimatums, chantage en fractionisme”.. en uiteindelijk uit de partij verwijderd. (hetgeen mij dus overkwam in 2005….)

Lees deel 1 en deel 2 van de uitgebreide analyse (aan de hand van teksten, documenten en rapporten van de PVDA ZELF) die leidde tot bovenstaande conclusies.

Over Revisionisme, de burgerlijke lijn BINNEN de communistische beweging

Ik las het boekje van Peter Mertens, “Op Mensenmaat, stof voor een socialisme zonder blauwe plekken” (EPO vzw,2009) en analyseerde de essentie ervan. Omdat die essentie niet veel inhield, greep ik terug naar vroegere analyses die Peter Mertens maakte. Uiteindelijk werd het een dokument dat min of meer een eerste samenvatting is van wat ik hier op mijn weblog reeds schreef.

Het werd een brochuurtje, dat u hier (in pdf-format) kunt downloaden:

De PVDA onder leiding van Peter Mertens:

Marxisme of revisionisme?

Revolutionaire partij of reformistische partij?

Communistische partij of “zoals de BWP voor 1894, toen zij nog echt socialistische principes had

(8e congres PVDA, februari 2008)?

In Marxistische Studies nr. 78, "Welke weg slaat China in?" steunt en verdedigt PVDA-kader Peter Franssen het zich versterkend revisionisme van CCP-leiding(sinds 1978). PVDA-kader Herwig Lerouge erkent de revisionistische analyse van Peter Franssen als "dialectisch materialisme".

Verantwoording

Ik wil niet in de eerste plaats reageren op de standpunten en conclusies van Peter Franssen in zijn analyse van het socialisme in China. Want er verschijnen zoveel publicaties over China met een persoonlijke analyse, al dan niet als "erkend China-kenner".

Ik pretendeer niet meer (feiten) over China te kennen dan al die "China-kenners", ook niet dan Peter Franssen.

Ik wil reageren op het feit dat zijn analyse een marxistische analyse zou zijn, door een kader van een communistische partij gemaakt, en door andere kaders van diezelfde communistische partij (met name Herwig Lerouge en Pol De Vos) als autentiek marxistisch zijnde erkent.

Mijn standpunt komt hierop neer: Peter Franssen neemt een loopje met het hanteren van het marxisme als wetenschappelijke metode. Peter Franssen pleegt zo volgens mij, wat men noemt: revisionisme. (lees verder over de analyse van een concreet voorbeeld van revisionisme)