De bunker als onderdeel van de Atlantikwall

Tot aan WO1 werden alle militaire functies zoals verblijven voor manschappen, geschutopstellingen, keuken en verblijf plaatselijke commandant ondergebracht in één goed verdedigbare plaats, zoals een fort. Mooie voorbeelden hiervan zijn de forten van de Stelling van Amsterdam, zoals het fort bij Spijkerboor hiernaast.

Deze centrale plaatsen bleken in WO1, onder andere door het gebruik van nieuw ontwikkeld zwaar geschut, zeer kwetsbaar. De wijze les die men leerde was dat de verschillende functies beter gescheiden van elkaar ondergebracht konden worden. Die aparte onderkomens en bergplaatsen werden sindsdien over een brede strook land verdeeld en waar nodig bom- en scherfvrij gebouwd. 

De inzet van beschikbare materialen en grondstoffen binnen het door Duitsland bezette gebied was centraal geregeld.  Om die inzet en resultaat zo efficiënt mogelijk te maken, werd gestreefd naar een zo hoog mogelijke graad van standaardisering in het bouwen van militaire bouwwerken zoals bunkers. Vanwege de grote vuurkracht van de artillerie en de kracht van afgeworpen bommen, werden bunkers gebouwd met een dak en wanden van 2 tot 3.5 meter dik gewapend beton, die daarmee bestand waren tegen een directe treffer van een bom van 500 kg. Deze materiaal verslindende bouwwijze was de standaard voor belangrijke militaire functies.

Na de Nederlandse capitulatie begon de Duitse bezetter al gauw met in de Nederlandse kuststrook versterkingen aan te brengen, vooral bij de belangrijke zeehavens. Zij veranderde in de loop van tijd van een springplank, vanwaar de Duitsers Engeland wilden aanvallen, in een gebied dat met weinig eigen krachten tegen een mogelijk aanvallend Engeland moest worden bewaakt. De kust was moeilijk te benaderen door de vijand. Daarom werd het gebied niet als een waarschijnlijke landingsplaats beschouwd. Daar kwam nog bij dat in het binnenland snelle Duitse troepenverplaatsingen mogelijk waren. 

Op 14 december 1941 komt van het Oberkommando der Wehrmacht het bevel om een ”Neue Westwall” te bouwen. Deze verdedigingslinie loopt vanaf het noorden van Noorwegen, langs de Deense, Duitse, Nederlandse, Belgische en Franse westkust tot aan Biaritz. 

Hitler verklaarde de Sovjet-Unie de oorlog. Veel manschappen moesten daarom van West naar Oost worden overgebracht. De militaire autoriteiten probeerden de meest waarschijnlijke landingsplekken te bepalen, die daarna duurzaam werden versterkt. In de “Führerweisung 40”, maart 1942, beveelt Hitler onder meer om van de Neue Westwall een meer starre verdedigingslijn te maken. De naam verandert in Atlantikwall. Het was eigenlijk niets anders dan een reeks losse rondom verdedigbare steunpunten (Stützpunkte). Tussen deze grote verdedigingswerken waren tal van kleinere uitvoeringen. Verder waren er prikkeldraadversperringen, tankmuren, tankgrachten, mijnenvelden en dergelijke. 

Fort Spijkerboor

Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Bron: Wikipidia

Links een Dienstbuch van de Organisation Todt, rechts een Dienstbuch van de WH Festungsbau, een speciale afdeling van de OT die enkel voor de bunkerbouw werd ingezet. Rechts een OT armband.

Rond augustus 1942 werd met de bouw van de Atlantikwall begonnen. De Organisation Todt, en staatsaannemersbedrijf dat was genoemd naar de oprichter Fritz Todt dat in 1933 civiel begonnen en later semi-militair werk verrichtte, moest van Hitler het programma van duizenden te bouwen bunkers uitvoeren. Vele Nederlanders hebben bij deze organisatie dienst gedaan. Net als in andere landen maakten de Duitsers in Nederland gebruik van plaatselijke aannemers. Die namen vrijwillige arbeiders aan of werkten samen met de Duitsers via gedwongen tewerkstelling van Nederlandse burgers. 

Westkust van Nederland met een overzicht van de belangrijkste verdedigingswerken.

De Nederlandse kuststrook werd ingericht als toekomstig oorlogsgebied. De bezetters pakten de zaak grondig aan. Hoge gebouwen als water- en kerktorens werden in enkele plaatsen afgebroken. Daarmee werden de “vijand" oriëntatiepunten uit handen geslagen. De bebouwing direct vóór een boulevard werd gedeeltelijk verwoest en bewoners werden geëvacueerd. 

De duinenrij met haar kustbatterijen, kleinere en grotere verdedigingswerken en de vele tankhindernissen vormden de eerste afschrikkingslinie. Daarachter lag het polderland. De Duitsers steunden verder op het mobiele verdedigingssysteem van de soldaten in het binnenland, die een eventuele aanval van de geallieerden moesten terugslaan.

Veldmaarschalk Rommel wordt in november 1943 benoemd tot adviseur in verdedigingswerken. Hij had zo zijn bedenkingen tegen de bouw van de Atlantikwall. Hij zag dat de reserve-eenheden niet sterk genoeg waren; er was gebrek aan transportmaterieel en brandstof; de geallieerden hadden in de lucht een overwicht. Rommel stelde voor om van de duinenrij een echte verdedigingslinie te maken, die effectief zou zijn. Men legde hiertoe een ononderbroken reeks van hindernissen aan: zeewaarts geplaatste houten palen; betonnen of stalen tetraëders (viervlakken) om tanks te verhinderen de duingebieden in te rijden; mijnenvelden tussen bunkers. 

Daar komt nog bij dat in het polderland achter de duinenrij een linie van loopgraven, schuttersputten en prikkeldraad werd aangelegd. In de zone achter de kust, de “Vordere Kampfzone”, zou een eventueel door de eerste verdedigingslinie, strand en eerste duinenrij, doorgebroken aanvaller tot staan moeten worden gebracht. 

Vanaf 1943 werd een tweede barrière op de lijn Alkmaar – Haarlem – Leiden en verder aangelegd, het “Neue Landfront”. Dat Neue Landfront was bedoeld een vanuit het binnenland aanvallende vijand tegen te houden. Als rugdekking van de verdedigers in het kustgebied.

Bij de bouw van de Atlantikwall werd veel aandacht besteed aan de communicatie tussen de verschillende weerstandsnesten, steunpunten, commandoposten, geschutsopstellingen, radarinstallaties en observatieposten.  Telefoonverbindingen speelden daarbij een belangrijke rol. Telefoonkabels werden twee meter in de grond ingegraven; zij waren omwikkeld met metaal of in de meer kwetsbare zones beschermd door een betonnen omhulsel. De aanleg en onderhoud van de kabelverbindingen was het werk van de afdeling "Festungs-Kabelbauzug"

De aanleg, van wat de grootste verdedigingslinie uit de wereldgeschiedenis zou worden, was een onderneming van enorme omvang. Er werden 23.000 verdedigingswerken gebouwd, waaronder in Nederland ruim 2.000 zware bunkers (in totaal 14.000). De linie bestaat uit samenhangende ensembles van zelfstandige grotere en kleinere eenheden die elkaar konden ondersteunen en zo gezamenlijk de kust konden verdedigen. Tussen die losse verdedigingspunten lag de “Freie Kuste”, de vrije kust met minder prioriteit, die minder zwaar met verdedigingswerken werd bebouwd. Vanaf eind 1943 werden in opdracht van Generaal Erwin Rommel de versterkingen uitgebreid met hindernissen en mijnenvelden op het strand.

De bouw van de Atlantikwall begon in Nederland in 1942, en viel in 1944 vrijwel stil door gebrek aan bouwmateriaal. Alleen bij Vlissingen en Breskens werd toen nog gebouwd, omdat de toegang tot de Westerschelde toen de hoogste prioriteit had gekregen. De bevelen van de bezetter werden in Nederland ijverig opgevolgd, waarbij de bouwsector de kroon spande. Nadat de Duitsers besloten hadden tot de bouw van de Atlantikwall, werd in ons land een bouwverbod afgekondigd, ook voor woning- en wegenbouw. Opdrachten voor het bouwen van bunkers waren dus een welkome aanvulling op de orderportefeuille en de bouwproductie concentreerde zich op de Atlantikwall.

Hiërarchische opbouw

De Atlantikwall als geheel werd systematisch en hiërarchisch opgebouwd. Zie ook het bericht van de General der Pioniere und Festungen uit 1942 hiernaast.

Het kleinste onderdeel was het licht bewapende weerstandsnest "Widerstandsnest", veelal bestaande uit licht geschut, woonschuilplaatsen en bergplaatsen, met prikkeldraad en loopgraven rondom. 

Op strategisch belangrijker plaatsen werden steunpunten "Stützpunkte", aangelegd. Hiervan werd de kern gevormd door zware betonnen bunkers met zware bewapening. 

Op nog belangrijkere kustdelen als havens of riviermonden werden deze steunpunten samengevoegd tot steunpuntgroep "Stützpunktgruppe" met meer manschappen en zwaardere artillerie. Deze werden rondom verdedigbaar gemaakt door antitankversperringen. 

Als er meerdere Stützpunten en Stützpunkgruppen rondom een belangrijp object lagen, zoals een haven, een belangrijke riviermonding of een U-boot thuishaven, vormde dit een Verteidigungsbereich

De Nederlandse kust viel grotendeels onder de W.B.N., de "Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden Nederland", terwijl een gedeelte  van Zuid-Holland en Zeeland onder de A.O.K. 15 viel, het "Armee Ober Kommando 15".  In het kaartje onder zijn de Stützpunkgruppen en de Verteidigungsbereichen die in Nederland te vinden waren aangegeven. Van noord naar zuid zijn dit:

Begriffsbetimmung.pdf

 Overzicht van de Stützpuntgruppen in Nederland.

Bron: R. Rolf, Bunkers in Nederland 

Vanaf 1944 werden verschillende Verteidigungsbereichen omgedoopt tot vesting Festung. De benoeming van Festung had dus ook een politieke reden om te benadrukken dat overgave in den totalen Krieg geen optie was. In Nederland kregen Vlissingen, IJmuiden, Hoek van Holland en Den Helder de status van Festung. IJmuiden en Hoek van Holland hadden bovendien beide een soort citadel, Kernwerk genaamd, van waaruit de haven tot het allerlaatst verdedigd kon worden. 

Zeefront en Landfront

De Atlantikwall bestond uit een "Seefront" en een "Landfront". Gezien vanuit de kustlijn was het Zeefront bedoeld tegen aanvallen vanuit zee, met kustbatterijen zoals hierboven beschreven. De eerste (passieve) linie van het Zeefront bestond uit mijnenvelden en talloze soorten obstakels op het strand, die landingsvaartuigen en tanks moesten hinderen of opblazen. Vlak daarachter, op de duinrand, waren vuurleiding en commandoposten, geschut en munitiemagazijnen in zware bunkers ondergebracht. Direct daarachter in de duinen lagen manschappenonderkomens, hospitalen en andere ondersteunende functies, vaak in veel lichtere, gemetselde gebouwen. Verder in het binnenland werden ook weerstandsnesten gebouwd, bijvoorbeeld bij bruggen en kruispunten.

Het Landfront lag verder landinwaarts rond de grotere steunpuntengroepen en de vestingen. Dit front was was bedoeld om te voorkomen dat een doorgestoten vijand de kustlinie in de rug aanviel. Het Landfront had een totaal ander karakter. Het was een aaneengesloten linie bestaande uit tankmuren, tankgrachten en andere tankversperringen en verplaatsbare hindernissen. Het bekendste voorbeeld is het Landfront van Vlissingen (waarvan meer dan zestig onderdelen zijn aangewezen als rijksmonument). Het Seefront van Vlissingen is verdwenen. Hoofdkwartieren van de Atlantikwall lagen in veiliger gebied verder landinwaarts. Vaak werden landhuizen en buitenplaatsen in beslag genomen om commandanten te huisvesten.

Seefront in groen en Landfront in blauw van Festung Vlissingen.

Bunkertypen

Binnen de Atlantikwall werd gebruik gemaakt van een groot aantal gestandaardiseerde bunkerontwerpen ofwel "Regelbauten". Er zijn honderden verschillende standaardtypes ontworpen, allemaal met een typenummer en per gebouw een unieke aanduiding. In de Westwall werden vooral bunkers t/m de 100 reeks gebouwd, tewijl voor de Neue Westwall, ofwel de Atlantikwall, met name de 500 en 600 reeks is  gebouwd. Daarnaast hadden de Luftwaffe en de Marine eigen ontwerpen. Door deze standaardisering was bij ieder bouwvoornemen de benodigde hoeveelheden beton en staal en de benodigde mankracht direct bekend. Rechts vind je het eerste ontwerp van een Typenheft voor de Regelbau van bunkers, terwijl onder overzichten staan van tekeningen van bunkerontwerpen voor het Heer en de Kriegsmarine, alsook een overzicht van bepalingen voor de bunkerbouw en een Merkblatt over de inrichting en gebruik van Ringstanden.

De kustverdediging bestond uit batterijen met geschutsbunkers en luchtafweergeschut. Soms stonden in de buurt ook radarinstallaties. De batterijen waren gewoonlijk samengesteld uit een vuurleidingspost (waar observaties en metingen werden gedaan), geschutbunkers, geschutsemplacementen in de open lucht, en bergplaatsen voor munitie. Zij werden vaak beschermd door een laag beton van twee meter of meer. Een vuurleidingspost is herkenbaar aan de horizontale waarnemingssleuf. 

Veel wapens waren ook opgesteld in de open lucht, op betonnen open geschutsbeddingen. Dit gold vooral voor het luchtdoelgeschut, dat niet door een betonnen omhulsel in bewegingsvrijheid beperkt kon worden. 

De verdedigingswerken waren onderling verbonden door ondergrondse gangen. Meer naar achteren in het duingebied lagen betonnen munitiebunkers en lichter gebouwde manschappenonderkomens en hospitaalruimtes. Iets verder van de kust werden meer woonschuilplaatsen voor de manschappen gebouwd, keukens, badhuizen, waterbunkers, bakkerijen, toiletten en garages, uitgevoerd in licht beton of baksteen. Hier speelde zich het alledaagse leven van de soldaten af.

Typenheft b 1-samengevoegd.pdf
Bron: 2e Geniecommandement Bureau Registratie Verdedigingswerken, Bunkerarchief

Tekeningen en beschrijving van de Regelbauten des Heeres 

Bron: Bundesarchiev  - file RH 2-410 en RH 11 III 127

Bepalingen voor de bunkerbouw aan de hand van voortschrijdende inzichten

Bron: Bundesarchiev  - file RH 2-410 en RH 11 III 127

Beschrijving van de Regelbauten der Kriegsmarine

Bron: Bundesarchiev  - file RM 6_503

Voorbeeld van een Regelbau 616 - Großschaltstelle

Voorbeeld van een Regelbau 617 - Nachrichtenstand für Netzknotenpunkte

Merkblatt uit 1944 met een beschrijving van sommige typen van Ringstanden en hun gebruik.

Bron: Bundesarchiev

Karakteristiek van de Atlantikwall in Nederland

In ons land was voor de Duitsers de verdediging tegen geallieerde luchtaanvallen een speerpunt. Nederland ligt op de aanvliegroute van Engeland naar vitale gebieden in Duitsland. Belangrijk voor de Duitse luchtverdediging zijn radarposten, verbinding- en vluchtgeleidingsposten, vliegvelden en luchtdoelgeschut voor het onderscheppen van vijandelijke vliegtuigen.

Een andere bijzonderheid van de Atlantikwall in ons land was de bescherming van het militair en civiel bestuur in en rond Den Haag. Rijkscommissaris Seyss-Inquart had zich in 1940 gevestigd op buitenplaats Clingendael in het oosten van de residentie. Om het kwetsbare bestuurscentrum te kunnen verdedigen werd hier een aparte steunpuntgroep aangelegd. De versterkingen liepen van de kustbatterij bij Scheveningen tot en met de kilometerslange, tot aan Kijkduin zigzag lopende antitankgracht. De Führer der Schnellboote, de marinecommandant voor de torpedoboten in West-Europa, vestigde zich eveneens in Den Haag, bij de Scheveningse Bosjes.

Ook vanwege het goed uitgebouwde telefoonnetwerk met bijbehorende schakelposten onderscheidt de Atlantikwall in Nederland zich van andere landen. En tenslotte was opvallend het – vergeleken met de rest van Europa – grote aantal dicht bij elkaar gelegen steunpuntgroepen.


Gevolgen voor de bevolking

De Atlantikwall was een gigantisch bouwprogramma met verstrekkende gevolgen voor de kustplaatsen en hun bewoners. Grote delen van de kust werden ontruimd en vaak gesloopt voor de aanleg van (anti)tankgrachten, tankmuren, bunkers of open schootsvelden. De bewoners werden geëvacueerd en het strand werd verboden terrein (Sperrgebiet). Herkenningspunten, zoals torens, werden ook vaak gesloopt. Alleen diegenen die economisch gebonden waren mochten met hun gezin in het gebied blijven wonen. Het ging dan bijvoorbeeld om vissers, onderwijzers, bakkers, bouwers, en mensen die in de gaarkeukens werkten. De evacuaties en de sloopwerkzaamheden werden door de Nederlandse gemeenten zelf gecoördineerd.

Niet alleen werden huizen afgebroken, maar ook werd het sloopmateriaal naar Duitsland vervoerd. Een ooggetuige schrijft: "De hele opzet van deze evacuatie is niets anders dan roofzucht. Het bewijst wel hoe arm Duitsland is. Ze hebben blijkbaar gebrek aan alles. Raamkozijnen, deuren, spijkers, lood, zink, alles wordt naar Duitsland gestuurd. Ze branden zelfs de teer uit de mastiek van de daken weg. Als vandalen gaan ze te keer, je hebt de neiging te huilen, maar ook te vloeken."

In IJmuiden, Hoek van Holland, Den Helder en Hellevoetsluis werd de historische kern (deels) met de grond gelijk gemaakt. In Katwijk en Zandvoort werd bebouwing aan de boulevards tot 200 meter landinwaarts gesloopt, de dorpen Ter Heijde en Petten verdwenen zelfs helemaal van de kaart. Grote delen van het kustgebied werd tot verboden terrein (Sperrgebiet) verklaard. Er was geen toegang tot de duinen en het strand en de geëvacueerde gebieden waren alleen toegankelijk voor bewoners met een pasje.

De tankgracht door Den Haag, waarvoor flink wat huizen afgebroken zijn.

Bron beide fotos: BeeldbankWO2, collectie Oorlogs- en Verzetsmuseum Overloon

Verdedigingslandschap

De locatie, het type stelling en de inrichting van complexen binnen de Atlantikwall werden bepaald door de mogelijkheden die de omgeving bood. Vanaf een duintop was er immers goed uitzicht, zodat daar een stelling of een commandopost werd geplaatst. Verder werd gebruik gemaakt van het natuurlijke reliëf in het landschap, van (natuurlijke) barrières en van de al aanwezige infrastructuur. De al aanwezige kanalen in de waterwingebieden langs de kust boden mogelijkheden als tankhindernis. In het duingebied werden de hellingen van duinen steil afgegraven om ze ontoegankelijk te maken voor voertuigen. Waar het realiseren van steile duinen of tankgrachten niet mogelijk was, werden betonnen hindernissen aangelegd, zoals tankmuren en drakentandversperringen, net als bij de toegangen tot havens.

In het polderland maakte de bezetter gebruik van al aanwezige rivieren of kanalen. Waren die er niet, dan werd een antitankgracht gegraven. Ook zetten zij landerijen onder water. Tegelijkertijd moest het verdedigingswerk opgaan in zijn omgeving. Gebouwen werden daarom overdekt met zand en camouflagenetten, of in schutkleuren geverfd, zodat ze uit de lucht nauwelijks zichtbaar waren. Bovendien maakten de Duitsers schijnopstellingen om de vijand te misleiden. In ons land gebeurde dat ook in de vorm van schijnvliegvelden, onder meer bij Heiloo.

Militaire bebouwing achter het duingebied werd gecamoufleerd als boerderij of woonhuis. De bunkers kregen bakstenen buitenmuren (zoals de bunker in de Alkmaarder Hout en bunkers in Schagen), een pannendak en soms werden er vensters en zelfs bewoners op geschilderd. 

In het duingebied geen individuele objecten, maar complexen die deel uitmaken van een verdedigingslandschap. Dat bestaat uit bunkers en andere deels ingegraven gebouwen met gronddekking en camouflagenetten, tankgrachten en tankmuren, schuttersputten, loopgraven, prikkeldraad en andere soorten versperringen. 

Het duingebied is door de aanleg van de Atlantikwall zo veranderd dat de gevolgen nog steeds zichtbaar zijn. Op heel wat plaatsen is nu nog een onnatuurlijk reliëf te zien door de aanwezigheid van met zand overdekte bunkers onder het duin. Ook zijn sporen van loopgraven en (resten van) gebouwen te herkennen aan afwijkende bodemvegetatie.


Na de oorlog: opruimen en herdenken

Onder druk van economie en toerisme werden na de oorlog als eerste de onderdelen van de Atlantikwall in de havens en op boulevards gesloopt. Waar ze minder in de weg stonden, werden bunkers, soms jaren later, gesloopt. Elders werden onderdelen ingericht als noodwoning, vakantiehuisje of als opslagplaats. In parken en duinen bleven ze liggen, vaak afgedekt met zand of grond. 

De opruiming liep niet overal vlekkeloos. Het opblazen van de grote U-bootbunker bij IJmuiden mislukte doordat het beton te dik was. Veel militaire werken zijn ook gesloopt bij verbeteringen aan de zeewering. 

Na de oorlog werden ook (Ere-)begraafplaatsen en herdenkingsplekken aangelegd. De bekendste herdenkingsplaats is de Waalsdorpervlakte, op een fusilladeplaats in een duinpan in de duinen bij Den Haag. Hier wordt de jaarlijkse Dodenherdenking gehouden. De Erebegraafplaats Loladse op Texel werd aangelegd voor de Georgiërs, die werden gedood toen zij – deel uitmakend van het Georgische Bataljon binnen de Wehrmacht – in opstand kwamen tegen de Duitsers. Een Frans oorlogsmonument in Domburg herinnert aan de daar in mei 1940 gevallen Franse en Marokkaanse militairen, de Erebegraafplaats in Bloemendaal houdt de herinnering levend aan de ter plekke gefusilleerde verzetsstrijders.


Militair erfgoed

Sinds eind jaren zeventig wordt de cultuurhistorische waarde van de Atlantikwall steeds meer ingezien. De resten van de Atlantikwall zijn een tastbaar overblijfsel van de Tweede Wereldoorlog en als zodanig Nederlands erfgoed.

De restanten spreken ook een groter publiek aan. Ook zijn in het hele land bunkergroepen actief: