Nederlands 3e graad

Het-woorden

Op deze pagina vind je de belangrijkste onzijdige vaktermen voor het vak Nederlands in de derde graad. Woorden met een asterisk (*) zijn te onthouden. Woorden met 'de/het' kunnen gebruikt worden met beide lidwoorden. Wanneer er na een term een cijfer vermeld wordt, verwijst dit cijfer naar één van de categoriën op de pagina 10xHET. Toets je kennis via deze oefening.

Taalsysteem / Taalbeschouwing

  • het woord - het grondwoord - het leenwoord - het verkleinwoord - het zelfstandig naamwoord - het lidwoord - het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord - het werkwoord - het voltooid deelwoord - het voornaamwoord - het telwoord - het spreekwoord - het verbindingswoord - het signaalwoord - het verwijswoord (*)
  • het voorzetsel (8)
  • het koppelteken - het leesteken - het vraagteken - het uitroepteken - het beletselteken - aanhalingsteken (*)
  • de/het punt (*)
  • het dialect (8)
  • het register (*)
  • het kanaal (*)
  • het effect (8)
  • het zinsdeel (*)
  • het gezegde (*)
  • het voorwerp - het lijdend voorwerp - het meewerkend voorwerp - het voorzetselvoorwerp (*)
  • het onderwerp (*)
  • het trema (*)
  • het schema (*)
  • het accent (*)
  • het getal (9)
  • het enkelvoud, het meervoud (9)
  • het genus (*)
  • het woordgeslacht (4)
  • het voorvoegsel - het achtervoegsel (8)
  • het foneem (*)
  • het eufemisme, het dysfemisme (8)
  • het pleonasme (8)
  • het hyponiem, het hyperoniem, het synoniem, het homoniem, het antroponiem, het antoniem (8)
  • het argument (8)
  • het tekstype, het lettertype (*)
  • het tekstdoel (*)
  • het midden (*)
  • het slot (*)
  • het kopje (1)
  • het verband - het tekstverband (4)
  • het feit (*)


LITERAIRE COMPETENTIE

  • het rijm (*)
  • het verhaal - het kortverhaal (4)
  • het theater (*)
  • het schouwspel (*)
  • het toneelstuk (*)
  • het thema (*)
  • het sprookje (1)
  • het lied (*)
  • het gedicht (4)
  • het vers (*)
  • het ritme (*)
  • het motto (*)
  • het decor (*)
  • het kostuum (8)
  • het licht (*)
  • het geluid (4)
  • het vertelperspectief (*)
  • de/het personage (*)
  • het motief (*)
  • het rondeel (*)
  • het sonnet (*)
  • het sarcasme (8)
  • het cynisme (8)

Vaardigheden

  • het volume (*)
  • het interview (*)
  • het onderwerp (*)
  • het antwoord (*)
  • het taalgebruik
  • het (spreek)tempo (*)
  • het doelpubliek (*)
  • het spreekschema (*)

Download hier het overzicht in pDF.