Toetsen

SO’s en repetities bevatten gesloten en open vragen. Elke soort vraag heeft een eigen manier van aanpak.

MEERKEUZEVRAGEN

1. Werk volgens het rondjessysteem

Vul eerst de gemakkelijke vragen in en sla de vragen over waarop je het antwoord niet meteen weet;

In de tweede ronde maak je de wat moeilijkere vragen en de erg lastige vragen sla je over;

In de derde ronde vul je lastigste vragen in;

Controleer of je alle vragen hebt beantwoord.

2. Zoek het 'beste' antwoord en niet het 100% 'perfecte' antwoord

Eén van de antwoorden is duidelijk fout;

Een tweede (of derde) antwoord blijkt na even nadenken ook niet juist te zijn;

Bepaal van de twee antwoorden die overblijven welk het beste is.

3.  Ga op je eerste indruk af

Als je goed bent voorbereid en je hebt de vraag zorgvuldig gelezen, dan is je eerste indruk vaak de beste.

4. Verbeter je antwoord alleen als je het zeker weet

Twijfel je, blijf dan bij je eerste keuze.

OPEN VRAGEN 

 Lees eerst alle vragen door en begin daarna pas met de eerste vraag

1. Lees de vraag zorgvuldig

Wat wil de docent van je weten?

Wat moet je doen?

2. Maak de vraag

Blijf niet te lang 'hangen' als je de vraag lastig vindt.

3. Controleer je antwoorden

Staat alles erin?

Heb je alle vragen en deelvragen beantwoord?

Heb je de vragen in hele zinnen beantwoord?

Is de spelling juist?

Is de werkverzorging netjes?

Hieronder volgen nog enkele tips voor het maken van een toets:

• Zorg dat je alle vragen hebt gelezen, voordat je begint; dan kun je ook een inschatting maken van de lengte en moeilijkheid van de vragen.

• Het allerbelangrijkste bij het maken van een toets is het goed lezen van de opdracht. Wat moet je nu eigenlijk precies doen?

• Je kunt kiezen welke opdracht je eerst doet. Het kan fijn zijn om met iets makkelijks te beginnen, zodat je je meteen zekerder voelt. Bewaar het moeilijkste dan voor later. Als je dan in tijdnood komt, weet je zeker dat je de opdrachten die makkelijk zijn goed hebt gedaan.

• Probeer altijd een antwoord op te schrijven, maar ga door naar een volgende vraag als je een onderdeel niet begrijpt of niet op het antwoord kan komen. Blijf dus niet te lang hangen bij een onderdeel, maar kom er later op terug als je nog voldoende tijd over hebt.

• Lees de informatie die bij de beeld- en tekstbronnen te lezen is. Daarin kun je vaak extra informatie vinden.

• Vaak moet je uitleg geven bij een antwoord, doe dit dan ook! Geen uitleg = geen of minder punten dan met uitleg.

• Wees duidelijk en volledig: je docent kan niet in je hoofd kijken wat je met een antwoord bedoelt. Hij of zij kan alleen maar nakijken wat op papier staat. Dit doe je bijvoorbeeld door de vraag in je antwoord te herhalen.

• Op deze manier dwing je jezelf tot volledige antwoorden.

• Vul altijd iets in. Het is zonde om onderdelen open te laten, want

• Werk netjes, want als de docent je handschrift niet kan lezen, is het antwoord sowieso fout. Dat is zonde.

• Noteer naast het antwoord de berekening (zeker bij vakken als wiskunde en nask). Dat levert je veel punten op tijdens een toets (en veel aftrek als je het vergeet ☹).