Voor geschiedenis ontvang je het Spoorboekje geschiedenis aan het begin van het jaar. Daarin kun je alle tips hieronder terugvinden en nog veel meer. Je docent zal het regelmatig gebruiken in de les. Gebruik het als je gaat oefenen met vragen of als je gaat leren.
In de eerste klas komen gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Prehistorie, de Oudheid en de Middeleeuwen aan de orde. Het is de bedoeling dat je leert de informatie uit je boek en de les op een juiste manier te gebruiken tijdens de les en in de toetsen. Vaak werken we met bronnen uit het verleden, die je moet kunnen uitleggen.
Halverwege het schooljaar schrijf je een werkstukje over een door jou gekozen geschiedkundig onderwerp over de Romeinen. In mei bereid je met een groepje een presentatie van zo’n tien minuten voor over een onderwerp uit de middeleeuwen.
Meer weten? Zie hier de leerdoelen!
Gebruik een apart schrift om op te schrijven wat de docent vertelt.
Maak de opgaven in het werkboek en kijk ze na met behulp van de antwoorden.
Bespreek moeilijke opgaven altijd eerst met je klasgenoot en vraag daarna - als dit nog nodig is - de docent om hulp.
Stel vragen aan de docent als je iets niet snapt.
Reproductie
1. Gebruik van Wrts voor definities en jaartallen
2. Gebruik jaartallenkaartjes.
Voorbeeldoefening 1
Maak jaartallenkaartjes met aan de ene kant het jaartal en aan de andere kant de gebeurtenis. Neem nu het stapeltje en houd de kant met gebeurtenissen steeds naar boven gericht. Leg ze in de juiste volgorde (je mag best spieken) en herhaal regelmatig, zodat je de chronologie leert. Als ze allemaal liggen vertel je het geschiedverhaal aan de hand van de jaartallenkaartjes.
Voorbeeldoefening 2
Veel leerlingen kunnen de jaartallen gemakkelijker in samenhang leren. In dat geval leg de kaartjes met gebeurtenissen vooraf in de juiste volgorde en vertel je aan de hand van de gebeurtenissen het verhaal zoals je dat hebt gelezen in je boek. Vermeld in je verhaal steeds de jaartallen.
Toepassen
1. Vul het leerschema in voor de belangrijkste begrippen of gebeurtenissen uit de paragraaf. Zo leer je veel meer over het begrip dan alleen de definitie achterin het hoofdstuk. In de klas oefen je hiermee met je docent.
https://docs.google.com/document/d/1xW7KH0jxbQAgxKoDfarUyTEOuCs1mbHrOHAzlJ84C0s/edit
2. Je kunt ook oefenen met begrippenkaartjes. Welke andere begrippen uit het hoofdstuk kun je allemaal aan een te leren begrip koppelen?
3. Leg in eigen woorden uit wat je hebt geleerd. Doe dit steeds voor kleinere gedeelten tekst. Tip: neem je uitleg op op de voicerecorder van je mobiel. Op die manier kun je je eigen verhaal later terugluisteren en verbeteren aan de hand van het boek.
4. Oefen met het stappenplan (top-10 tips) om fouten in formulering te voorkomen. https://docs.google.com/document/d/0B07Wxpzn3JfrZ0dVZ0JYczZ1bkE/edit?resourcekey=0-2PxTzJqcI8ad8awSywEQNQ
Doorloop de voorbeeldvragen in het spoorboekje. Onderzoek welke soort vragen je onvoldoende beheerst en oefen soortgelijke vragen in het werkmateriaal.
Inzicht
1. Zorg dan je vaker dan één keer in aanraking komt met de te leren stof. Als je de tekst vaker hoort of leest of gebruikt bij het maken van een opdracht, gaan je steeds meer dingen opvallen. Het bedenken van antwoorden op deze vragen, brengen je op een hoger niveau dan alleen uit je hoofd leren.
2. Leg verbanden tussen willekeurige begrippen. Dit kun je doen door de begrippenkaartjes te gebruiken.
Voorbeeldoefening:
Iedere speler krijgt 5 kaartjes. Eén kaartje wordt met het begrip aan de bovenzijde in het midden van de tafel gelegd. Om de beurt proberen de deelnemers één van hun kaartjes aan te leggen. Zij kunnen hierbij per beurt vier punten behalen: één punt voor uitleg van het al op tafel liggende begrip; één punt voor uitleg van het aangelegde begrip; 2 punten voor het geven van een verband tussen beide begrippen. Als de speler niet in staat is een begrip aan te leggen/ of de andere spelers zijn het beargumenteerd niet eens met zijn verband, dan moet de speler een nieuw kaartje van de stapel pakken. Je gaat door tot bij één iemand de kaartjes op zijn. Let op: winst is belangrijk, maar leren staat voorop: kijk dus achterop de kaartjes voor uitleg van het begrip als je er met z'n drieën niet uitkomt. Deze oefening is goed om de begrippen te leren kennen en verbanden te leren leggen, zoals oorzaak-gevolg-relaties.
Algemene tips
1. Het bekijken van filmpjes op youtube is prima. LET WEL OP: a) zorg dat je een goede verteller hebt en b) maak tijdens het bekijken van de filmpjes aantekeningen (die je vervolgens leert) Op die manier kras je de stof als het ware in je geheugen.
2. Leesondersteuning: werken met tussenkopjes en signaalwoorden. Dit wordt onder andere geoefend bij leesvaardigheid bij het vak Nederlands. Als je hier bij Nederlands extra mee oefent, omdat je het lastig vindt, helpt dit je ook bij een vak als geschiedenis.