Het logboek is een van de belangrijkste onderdelen van je onderzoek. Daarin vermeld je allerlei gegevens. Hieronder staat wat je allemaal gaat noteren als je straks aan je onderzoek begint.
1 > Neem een schrift en maak een indeling
De indeling van je logboek:
Mogelijke onderwerpen en je keuze (2 pagina’s).
Hoofdvraag en deelvragen (2 pagina’s).
Werkplan (2 pagina’s).
Gegevens: per deelvraag 2 pagina’s.
Bijzonderheden (2 pagina’s).
2 > Noteer mogelijke onderwerpen en je keuze
Als je straks aan het eind van je opdracht je verslag gaat schrijven, moet je ook vertellen waarom je juist dit onderwerp hebt gekozen. Je vertelt dan ook waarom je een aantal andere onderwerpen niet hebt genomen.
Marlou gaat een geschiedenis werkstuk maken. Ze weet al dat ze over de Romeinen wil schrijven, maar dat is een te breed onderwerp. Als mogelijkheden noteert ze: de dood van Julius Caesar, het leven in de tijd van Julius Caesar, de sporten van de Romeinen en slaaf zijn bij een Romeinse familie.
3 > Noteer mogelijke hoofd- en deelvragen
Je onderzoeksvraag is verdeeld in een aantal deelvragen. Die vragen bedenk je niet zomaar. Je begint met een groot begrippennet en uiteindelijk haal je daaruit je vragen. Dat grote begrippennet schrijf je in je logboek. Zie vaardigheid vragen bedenken.
Marlou was begonnen met het onderwerp: de Romeinen. Uiteindelijk heeft ze gekozen voor ‘de sporten van de Romeinen’. Haar onderzoeksvraag is: ‘Wat kan ik te weten komen over de sporten van de Romeinen?’ Uit haar begrippennet heeft ze ook een paar deelvragen gehaald.
4 > Noteer je werkplan
In vaardigheid over het maken van een werkplan lees je waarom je een werkplan opstelt en hoe je dat doet.
5 > Noteer alle onderzoeksgegevens
Voor iedere deelvraag neem je een paar pagina’s. Zodra je iets leest waarvan je denkt: ‘dit kan ik gebruiken’, schrijf je het bij de juiste deelvraag. Met de boektitel en het paginanummer erbij.
6 > Noteer alle bijzonderheden
Andere dingen die je denkt te kunnen gebruiken of bijvoorbeeld je eigen mening, schrijf je op. In je inleiding of aan het eind van je verslag maak je er gebruik van.