William John Schlechter is van 1941 tot februari 1948 in militaire dienst bij de K.N.I.L.
▬ Gevangenentransport: 1942: Bandoeng Java, naar Hitachi Japan
▬ Bevrijdingstransport : 1945: Hitachi, Yokohama, Manila, Soerabaja
▬ Evacuatievlucht : 1962: Jakarta, Bangkok, Rome, Amsterdam.
De Tweede Wereldoorlog in Azië was een imperialistische oorlog, die het Japanse Keizerrijk als As-mogendheid, Nippon Japan, nazi Duitsland en Mussolini Italia , tussen 7 september 1941 en 15 augustus 1945 in Oost-Azië en de Grote Oceaan voerde. In mei 1940 sluiten Duitsland, Italië en Japan het driemogendhedenpact.
“As Berlijn-Rome-Tokio”. Duitsland en Japan zijn al verenigd in het antikomminternpact, het anti-communistisch verdrag. Japan bemoeit zich niet met het Europese front. Als de Italianen in 1943 het regime van Mussolini omverwerpen en zich aansluiten bij de geallieerden, komt het Duitse leger in Italië tegenover de geallieerden te staan.
Verschillende bondgenoten van Duitsland sluiten zich later aan bij het Driemogendhedenpact: Hongarije, Slowakije, Roemenië, Bulgarije, Joegoslavië en Kroatië.
https: Nederlands-Indië mei 1940 - maart 1942
De Japanners sluiten al eerder, in oktober 1940, een bondgenootschap met nazi-Duitsland dat Nederland tot capitulatie heeft gedwongen. Op 7 december 1941 begon de oorlog in de Pacific met een Japanse verrassingsaanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor, Hawaï. Onmiddellijk na ontvangst van het nieuws verklaarde de Nederlandse regering in Londen Japan de oorlog. Het Nederlandse gouvernement kondigde direct een algehele mobilisatie af.
De meeste Indonesiërs beschouwden zich echter als toeschouwers in een oorlog die de hunne niet was.
Nippon Japan, Nazi Duitsland
Bombardement Amerikaanse marinebasis Pearl Harbour.
Op 7 december 1941 viel Japan, zonder officiële oorlogswaarschuwing, met een verrassingsbombardement de Amerikaanse marinebasis Pearl Arbor op Hawaï aan. Het doel was de belangrijkste tegenstander militair te verzwakken. De volgende dag, op 8 december 1941, verklaarde Nederland aan Japan de oorlog.
09-12-1941: Mobilisatie. Willem John Schlechter, Johannes Schlechter, Theodoor Schlechter en Felix Schlechter.
Uit stamboek William John Schlechter
Nederland verklaart op 8 december 1941 Japan de oorlog. Na de aanval door Japan op Pearl Harbor en de daar opvolgende oorlogs-verklaring door de Nederlandse regering aan Japan, werd William John Schlechter op 9 december 1941 onder de wapenen geroepen.
Van zijn woonadres, Tambak Bajan nr. 29 te Soerabaja, wonend met Mej. L. A. Hagenstein, met de trein naar Bandoeng Tjimahi. Na melding bij de kazernes Tjikoedapateuhen is hij ingedeeld bij het onderdeel de 1e Bataljon Genie, automobielcompagnie, Mobile Motor-dienst M.M.D. Meester Cornelis te buitenzorg, Bogor.
Kampkaart: William John Schlechter.
Het 1e Bataljon Genie was een onderdeel van het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) en was gevestigd in Buitenzorg op Java. Het bataljon was verantwoordelijk voor de aanleg van wegen, bruggen, andere infrastructuur en het leggen van mijnen en het ontgraven van obstakels. . De Mobile Motordienst M.M.D. was een onderdeel van het KNIL dat verantwoordelijk was voor het transport van troepen en materieel. Het bataljon werd opgericht in 1940 en werd ingezet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Meester Cornelis is een voormalige naam van Jatinegara, een wijk in Jakarta.
Verslag over de verrichtingen der 1e vernielings- compagnie te Buitenzorg, Bogor, van het 1e Bataljon Genie Troepen te Mr. Cornelis, gedurende het tijdvak 8 December 1941 t/m 27 Februari 1942'.
door H. van Heek.
Op 11 januari 1942 landden de eerste Japanse soldaten op Indisch grondgebied. Celebes en Borneo werden al snel bezet; Ambon, Zuid-Sumatra, Bali en Timor volgden spoedig. Tijdens deze operaties was het KNIL getalsmatig niet altijd de mindere van de Japanners, maar bleek het qua gevechtskracht zeer te kort te schieten. De Nederlandse troepen beperkten zich vaak tot een 'verschroeide aarde-tactiek', waarbij olieraffinaderijen, vliegvelden en havens zoveel mogelijk werden vernield om te voorkomen dat zij Japanse handen zouden vallen.
Kranten uit: 13.01-1942. NY Times en Alg handelsblad.
De medie en de aanval op Indië (militairespectator.nl)
Op 27 februari probeerde een geallieerd eskader onder leiding van de Nederlandse schout-bij-nacht Karel Doorman ten noorden van Java de opstomende Japanse schepen te stuiten. Doorman en meer dan 1.000 geallieerde zeelieden kwamen in de Javazee om het leven, de restanten van het eskader moesten vluchten. In de nacht van 28 februari op 1 maart zetten Japanse troepen de aanval op Java in. De kusten van het hoofdeiland van de Indische archipel waren vanwege hun lengte zeer moeilijk te verdedigen. De Japanners, die het luchtoverwicht bezaten, behielden vrijwel steeds het initiatief en het KNIL trok zich bijna telkens terug. De aftochten ondermijnden het moreel en al na ongeveer een week leek verdere tegenstand zinloos.
Schout-bij-nacht Karel Willem Frederik Marie Doorman (1889-1942) was een Nederlands marine oficier, die enige jaren op de vloot in Nederlands-Indië diende. Van hem is bij de slag in de Javazee de gevleugelde uitspraak “Ik val aan, wie volgt mij” (of was het ‘ik val aan, volg mij’) legendarisch geworden, hoewel hij ‘all ships follow me’ had laten seinen om te voorkomen dat de overgebleven schepen de zwaarbeschadigde Exeter, op terugweg naar Soerabaja, zouden volgen.
https: Aanval van Japan op Bandoeng
https://www.openbeelden.nl/media/1301587/Slag_bij_Kangean_Javazee
Aanval van Japan op Bandoeng. Op 1 maart 1942 vertrokken Nederlandse troepen, naar aanleiding van de landing van de Japanners op Java, naar Lembang. De eerste paar dagen had de burgerbevolking nog niet goed in de gaten hoe hopeloos de strijd feitelijk was.
Gegevens: Hoofdcategorie: Expedities van het KNIL Categorie: KNIL-expedities tussen 1939 en1950 | Gepubliceerd: 05 juni 2019
Op woensdag 4 maart 1942 stroomde Bandoeng vol door een invasie van vanuit het noorden vluchtende troepen. Vanaf die dag zou de stad dagelijks door de Japanners gebombardeerd worden.
05-03-1942: trekken Japanse troepen zegevierend Batavia binnen.
Japanse verkenningseenheid op de fiets op weg naar Batavia worden verwelkomt door de locale bevolking.
Meer informatie
De invasie van Nederlands-Indië vanuit Japans perspectief | Militaire Spectator
21. Kalidjati op 8 maart 1942 | Dornier Do-24K (dornierdo24k.nl)
1942 Veroveringen en overgave Java
Japan verovert Zuidoost-Azië - EYE (openbeelden.nl)
Japanse propagandafilm (1941-1945). De verovering van Zuid-Oost-Azie door het Japanse leger en de opbouw van het nieuwe Java.
NPS | De Oorlog - Mappen - Verovering van java (ntr.nl)
Grepen uit de werkelijkheid: De verovering van Java door de Japanners (militairespectator.nl)
8 maart 1942 Capitulatie van Nederlands-Indië
Aan De Capitulatie van Nederlands-Indië gaan besprekingen vooraf. Deze vinden plaats op het militaire vliegveld Kalidjati op 8 en 9 maart 1942. Om 18.20 uur tekent luitenant-generaal Ter Poorten de algemene capitulatie van het KNIL. De volgende dag, 9 maart, werd om 07.45 uur de algemene capitulatie via de NIROM bekend gemaakt.
De foto is gemaakt op 9 maart 1942, op het vliegveld van Kalidjati in West-Java ter gelegenheid van de 2e samenkomst (na de onvoorwaardelijke overgave daar op 8 maart) van luchtmacht Generaal H. Imamura, Commandant van het 16e Keizerlijk Japanse leger, met de Luitenant-Generaal H. Ter Poorten, Commandant van de Geallieerde Landstrijdkrachten op Java en Opperbevelhebber op Java. De Lt.-Gen. Imamura staat ter rechter zijde van de Lt.-Gen. ter Poorten; tussen beide in ziet men de Gen.-Maj. R. Bakkers, Chef van de Staf van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. NI 7939
Meer dan 42.000 Europese KNIL-militairen en Marine mensen werden krijgsgevangen gemaakt, samen met circa 25.000 inheemse KNIL-militairen. De Nederlands-Indische verliezen waren groter: 1.653 Marinemensen en 896 KNIL-militairen verloren het leven. In totaal waren in de Tjimahi kampen ±10.000 krijgsgevangenen ondergebracht.
William John Schlechter is gevangen genomen in het dorp BodjongPitjoen in de district Tjiandjoer provincie Tjimahi en overgebracht naar Uniekampong te Batavia. Ook Johannes Schlechter IV infanterie Theodoor Schlechter IX infanterie bataljon zijn daar in de buurt gevangen genomen en Felix Schlechter 1 bataljon te Bogor.
Dodenmars krijgsgevangenen van Tjiandjoer naar Tjimahi
Kampkaart. William John Schlechter 1942
Collaboratieverklaring: William John Schlechter, Theodoor Schlechter, Johannes Schlechter en Felix Schlechter hebben een verklaring van trouw aan het Groot Japans Keizerrijk niet ondertekend.
Japanse hulpsoldaten, heiho’s. “Laten we meedoen in de verdedigen van het Groot Japans rijk Nippon”.
De KNIL-soldaten konden een collaboratieverklaring tekenen en dienst doen als Japanse hulpsoldaat, heiho.
Een groot deel van hen hebben zich alsnog als heiho's laten dwingen. De weigeraars werden vervolgens ernstig mishandeld, ook hun gezinnen, waarna hun eigen meerderen hun aanrieden, het verzet op te geven. Velen deden dat.
Van de 90.000 Indo, gemengbloed, KNIL militairen zijn er 70.000 militairen in Japanse dienst (heiho’s) 20.000 de dood en of naar strafkampen.
Wie niet wil werken voor de Japanners, het tekenen van een verklaring van trouw aan het Japanse bestuur, gaat naar een werk strafkampen ergens op Java of Japan of de dood.
Japanse bezetting en Pacific-oorlog (cijfers) - NIOD
Bronnen: L. de Jong 1965; R. van Doorn: ‘Verzwegen geschiedenis’2012.
https://www.openbeelden.nl/media/1301740/Heiho_propagandafilm
https://www.openbeelden.nl/media/1301920/Djagalah_Tanah_Djawa_bewaak_Java
Maart 1942: Naar Uniekamp, Kampong Kodja, General Motors.
Een kampement van woonbarakken voor havenkoelies van de KPM, de Rotterdamse Lloyd en de Stoomvaart Maatschappij Nederland in Tandjoeng Priok. De krijgsgevangenen werden tewerkgesteld bij het herstel van de haven en het vliegveld Kemajoran.
Kampcommandant: kapitein Takazawa; Kampbewaking: Japanse militairen en Koreanen. Omstandigheden. Behuizing: geen uitzicht op de buitenwereld: een sombere kamp. Medische keuring: voor een transport werd de ontlasting gecontroleerd op dysenterie.
Glodok gevangenis te Batavia.
William John Schlechter
01-04-1942: Glodok gevangenis te Batavia.
06-04-1942: Gevlucht uit Glodok gevangenis
01-05-1942: Gearresteerd 5 dagen kooi.
21-05-1942: Gevlucht.
07-06-1942: Gearresteerd. Doodstraf.
07-06-1942: Vrijspraak. 10 dagen kooi.
Glodok: ligt aan de noordkust van West-Java. De gevangenis stond aan Molenvliet-Oost - Gang Lindeteves, in de Chinese wijk Glodok, in het noorden van de stad. In de periode maart 1942 - november 1943 was dit een krijgsgevangenkamp.
De Glodok gevangenis bestond uit een ommuurd terrein met een aantal barakken. Deze barakken stonden rond een binnenplaats, waarop in het midden een waterput. Naast enkele kleinere cellen was er een tiental grotere zalen, die ieder ongeveer vijftig geïnterneerden huisvestten.
Omstandigheden. Behuizing: geen uitzicht op de buitenwereld: een sombere kamp. Medische keuring: voor een transport werd de ontlasting gecontroleerd op dysenterie.
Kampcommandant: kapitein Nomura (febr 1942-maart 1943), kapitein Tanaka (april-mei 1943), kapitein Yamamoto (mei 1943-februari 1944); Kampbewaking Japanse militairen, Koreanen.
Kampleiding wingcommander: C.H.Noble (april 1942), kapitein H.L.A. van den Wall Bake (1942-1943)
Glodok gevangenis. Fotolijstje: William John Schlechter zelfgemaakt
Plattegrond Glodok gevangenis 28-02-1945.
Binnenplaats van de Glodok gevangenis. Een zwartwit inkt pentekening. Voorstellend ontspanning op de binnenplaats.
Tekst lied "Glodok"
00-06-1942: Naar Tjimahi Baros 5.
Het kampement Baros 5 ook bekend als het 6e Depot Bataljon en het Kale Koppenkamp, hygiënische redenen, in Tjimahi, was tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in de periode van april 1942 tot 25 oktober 1942 een interneringskamp. Het kamp lag ten zuiden van de spoorlijn bij de kampong Baros (Baros, Sukabumi). Het kampement bestond uit nieuw gebouwde barakken. Deze waren in de loop van 1939 al gebouwd. Het kamp was omheind met prikkeldraad en gedek. Andere benamingen: Prominentenkamp, Baros kamp, Bamboekamp, Kale koppenkamp, 6e-Depot Bataljon kamp, Bunsho II Kamp 5, Japanse administratie.
Kampcommandant: Kunimoto; Bewaking: Japanse militairen, Koreanen, heiho’s; Kampleiding: J. Bos
Naast krijgsgevangenenkamp, heeft het kamp van 11 oktober 1942 tot 23 augustus 1945 gediend als interneringskamp. Vanaf 23 augustus 1945 tot 23 november 1945 was dit een opvangkamp. In de laatste oorlogsperiode werden hier de resterende Nederlandse 'prominenten' uit bestuur en bedrijfsleven van Java geïnterneerd, evenals joodse mannen en vrijmetselaars.
Tekenaar: Theo Voorstad
08-03-1942: Interneringskaart van William John Schlechter, Theodoor Schlechter, Felix Schlechter en Johannes Schlechter.
Voor het beheer van de krijgsgevangen en de gevangenkampen hielden de Japanners een administratie bij met daarin per gevangene een registratiekaart. Op die kaart stonden persoons-gegevens en gebeurtenissen. Gebeurtenissen die op de kaarten zijn vastgelegd betreffen onder andere: opname in gevangenkampen, transporten, maar ook ziekte, bombardementen en overlijden. Per gebeurtenis is de datum, locatie en een korte toelichting aangetekend.
Op bevel van de Japanse bezetter moeten alle Nederlanders van 17 jaar en ouder zich laten registreren. De Japanners gebruiken deze registratie om onderscheid te maken tussen de volbloed Nederlander, de Belanda totok, gemengbloed Nederlander, de Indo Belanda en de Molukkers Ambonezen.
William John Schlechter moet de vereiste informatie op de kaart invullen en heeft een verklaring van trouw aan het Japansbestuur niet ondertekend.
Eén van de kaarten reist met hem mee tijdens zijn krijgsgevangenschap. De tweede kaart, een kopie van de eerste, wordt opgestuurd naar het Krijgsgevangenen Informatiebureau te Tokio en Genève voor administratieve doeleinden en om familie te kunnen informeren.
Japanse pasfoto: William John Schlechter. Hitachi 1943
Handschrift van Willem John Schlechter. (achterkant foto)
Kampkaart: William John Schlechter 04-04-1915
Vertaling kampkaart.
Links boven, buiten de kaderlijn, AM/8 dit verwijst naar een telegram met een naamlijst van krijgsgevangenen, doorgeseind naar het Internationale Rode Kruis in Genève.
Linksboven, buiten de kaderlijn, 5415 Japans administratienummer
Boven in het midden: kampnr.: VIII (8) 87 2272.
Kamp:17/08/15 (Japanse jaartelling); Java Camp 1942/08/15, krijgsgevangenschap.
Nummer: No.1 Branch camp of Java POW Camp Bandoeng no. 20300; Tokyo 7B.
No.2 Detached Camp (Cimahi), No.3 Detached Camp (Cimahi)
Volledige naam: Schlechter Willem. Geboren: 1915-04-04.
Nationaliteit: Nederlands A (=Batavia) soldaat
Rang: M. Sld. Tkl. Stambknr.:135015; Onderdeel: Genie 1e Mr. Cornelis Java.
M. = dienstplichtig. Tkl. = Transport compagnie Koninklijke Landmacht.
Plaats gevangenname: Tjiandjoer-Ken, Bodjong-Pitjoeng- Mura
Datum gevangenname: 17/03/08 (Japanse jaartelling) = 1942/03/08
Beroep: Employee Borsumij (Handelsmaatschappij “Borneo Sumatra mij”)
Vader: Schlechter Jan. Moeder: Sumarandak Elisabeth
Plaats van herkomst / geboorte: Rio de Janeiro Brazilie
In tegenstelling tot wat men zou verwachten wordt hier niet de geboorteplaats mee bedoeld. Het Japanse administratieve systeem maakt gebruik van de plaats van herkomst in de zin van een vastadres dat generaties lang vastligt. Dit veroorzaakte verwarring onder de krijgsgevangenen. Over het algemeen geeft dit veld de plaats aan waar de krijgsgevangene afkomstig was, voordat hij werd opgeroepen voor militaire dienst
Aankomst woonadres: Mej. L. A. Hagenstein; Tambak Bajan no. 29 Soerabaja.
Persoonsnr.: 61312. In veel gevallen bevat dit veld een nummer dat na 1955 door de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen werd toegevoegd aan de kaart. Groene cijfers=recht op alle overheidsvoorzieningen.
Opmerkingen en verdere toelichtingen.
Beroep: Employee Borsum (Handelsmaatschappij “Borneo Sumatra mij”)’ De N.V. Borsumij, was een Nederlandse handelsmaatschappij, gevestigd te Den Haag. Adres: Veteran 42-44 te Soerabaja.
N.v. Borsum. is een handelshuis voor de zware industrie. Voor de thee, suiker, rubber en de textiel industrie tot het bouwen van fabrieken. Later kleine huishoudelijke apparaten.
Plaats gevangenname: Tjiandjoer-Ken (Ken=Provincie Tjiandjoer) Bodjong-Pitjoeng- Mura (Mura = Woonplaats/Dorp)
1 = 22-05-1943 Aankomst Moij, Tokyo 7B Hitachi Camp.
2 = additionele correctie (rode medisch stempel: difterie (?)
3 = 06-04-1943 ?
4 = 14-04-1943 ?
5 = 25-04-1943 vertrokken uit Singapore, schip Kyokko Maru
6 = 08-09-1945 Evacuatie, overgedragen aan kolonel Griffin in de haven Nagasaki.
Kampkaarten van Theodoor Schlechter, Felix Schlechter en Johannes Schlechter.
Theodoor Schlechter 01-07-1916
Felix Schlechter 19-11-1919
Johannes Schlechter 24-11-1922
25-10-1942: William John Schlechter en Johannes Schlechter: Tjimahi naar Soerabaja.
Theodoor Schlechter en Felix Schlechter richting Batavia, Singapore naar Birma.
De gevangenen werden in overvolle, geblindeerde goederenwagons van treinen gepropt. In die tropische hitte met potdichte en geblindeerde treinen die dagen of misschien wel weken onderweg waren. Veel van de krijgsgevangenen hebben de transporten niet overleefd.
Meer informatie: Transporten van gevangenen.
Er is door de Japanners zeer veel met de krijgsgevangenen en burgergeïnterneerden gezeuld. Verreweg de meeste gevangenen en geïnterneerden hebben tijdens de Japanse bezetting minstens één transport naar een ander kamp meegemaakt, waarbij vrijwel altijd schaarse bezittingen verloren gingen en soms vrienden uit het oog werden verloren. Slechts een beperkt aantal had het (relatieve) geluk de gehele interneringsperiode in één kamp te blijven.
De overgrote meerderheid van de krijgsgevangenen werd vervoerd naar werkkampen elders in de archipel of daarbuiten. Op deze plaatsen werden behalve krijgsgevangenen vaak ook grote aantallen inheemse arbeiders tewerkgesteld. De afvoer van krijgsgevangenen van Sumatra, Java en Celebes naar verder weg gelegen locaties begon al in de loop van 1942. Van de Nederlandse en Indo-Europese krijgsgevangenen werden er ongeveer 18.000 aan de Birma-Siam spoorweg tewerkgesteld. Ruim 8.000 – onder wie duizenden overlevenden van de spoorweg – kwamen uiteindelijk in Japan terecht.
Ruim 100 hogere officieren en hoge burgerfunctionarissen, waaronder de Nederlands-Indische gouverneur-generaal, waren deel van een in totaal ruim 400 personen tellende Special Party. Deze groep werd in december 1942 en januari 1943 verzameld en vervolgens naar Formosa (Taiwan) en later naar Mantsoerije (Noord-China) gebracht.
Ook binnen de Indische archipel werden grote groepen geallieerde krijgsgevangenen overzee getransporteerd om aan grote projecten tewerkgesteld te worden. Het ging daarbij onder meer om ruim 6.000 man voor de aanleg van vliegvelden op de Molukken en Flores, ongeveer 5.000 man voor de aanleg van een spoorweg van Pakanbaroe naar Moeara op Sumatra en ruim 2.100 man voor de aanleg van vliegvelden bij Palembang.
De overzeese transporten waren niet zonder gevaar. Door de geallieerden zijn tijdens de oorlog in Azië tientallen Japanse transportschepen aangevallen, waarbij in totaal ongeveer 15.000 geallieerde militairen, waaronder circa 3.600 Nederlandse en Indo-Europese krijgsgevangenen, en een onbekend aantal inheemse arbeiders om het leven zijn gekomen. Beruchte voorbeelden zijn de torpedering van de Harikiku Maru (de voormalige Van Waerwijck) bij Tandjoengbalei in juni 1944 en van de Junyo Maru bij Benkoelen in september 1944.
De meeste scheepstransporten waren voor de krijgsgevangenen sowieso een verschrikking. Zij beseften heel goed dat hun schip het doelwit kon zijn van een geallieerde bom of torpedo. Duizenden mannen waren dicht opeengepakt in de smerige, benauwde en nauwelijks geventileerde ruimen van de doorgaans trage schepen. De gevangenen kregen weinig te eten en nog minder te drinken, waren regelmatig zeeziek, en niet zelden door dysenterie te verzwakt om op de aangewezen plek hun behoeften te doen. Ook zonder geallieerde aanvallen kwamen dan ook veel gevangenen tijdens de reis om het leven.
Hoewel zij minder vaak overzee werden getransporteerd dan de krijgsgevangenen, ondervonden ook de burgergeïnterneerden de Japanse verplaatsingswoede. Vanaf september 1943 werden de geïnterneerden zoveel mogelijk bijeengebracht in een beperkt aantal grote mannen- en vrouwenkampen.
Uit Oost-Java werden alle geïnterneerde Europeanen weggehaald en naar West- en Midden-Java overgebracht. Op Sumatra werden de burgergeïnterneerden uiteindelijk op drie afgelegen plekken in het binnenland bij elkaar gebracht: bij Rantauprapat in Noord-Sumatra, Bangkinang in Midden-Sumatra en Belalau in Zuid-Sumatra. De geïnterneerden op Borneo werden geconcentreerd bij Kuching (Brits-Borneo) en op twee locaties in het binnenland van Zuid- en Oost-Borneo. De geïnterneerden uit de Grote Oost werden op Celebes verzameld.
Deze verschuivingen hadden waarschijnlijk tot doel de geïnterneerden weg te halen van plaatsen waar een geallieerde landing verwacht kon worden. Een bijkomend voordeel van de concentratie was dat bezuinigd kon worden op het bewakingspersoneel. De vele transporten per trein, vrachtauto of schip die voor deze concentratie nodig waren, vormden echter een beproeving voor de geïnterneerden, met name de bejaarden onder hen. In de kampen die bleven bestaan, moesten steeds meer geïnterneerden worden gehuisvest, vaak zonder dat de kampen qua oppervlakte groter werden gemaakt. Soms werden de reeds overbevolkte kampen zelfs verkleind omdat de Japanners dan minder bewakers nodig hadden.
William John Schlechter en Johannes Schlechter van Tjimahi naar Soerabaja per trein.
Van Batavia, Tjimahi, Bandoeng, Yogyakarta, Surakarta naar Soerabaja
02-11-1942: Aankomst Willem John Schlechter en Johannes Schlechter te Soerabaja HBS, Jaarmarktterrein.
Eind maart 1942 werden krijgsgevangenen uit Madoera en Midden en Oost-Java, samen met een groep van ongeveer 400 burgermannen uit Soerabaja, geïnterneerd in loodsen, kantoren en bijgebouwen van de Java-China-Japan lijn in de Tandjoeng Perak haven. Ze werden overdag aan het werk gezet, onder meer voor de schoonmaak en herbouwwerkzaamheden aan de haven. Tussen 5 en 15 september werden de Britse, Australische en Amerikaanse krijgsgevangenen naar de HBS in Soerabaja gestuurd. De Nederlandse, Molukse en Menadonese krijgsgevangenen gingen naar het Jaarmarktterrein in Soerabaja.
Daarna fungeerden de JCJL-gebouwen als overgangskamp voor transporten van krijgsgevangenen, Javaanse arbeiders en heiho’s op weg naar werkkamp in het oostelijke deel van de Indische Archipel.
Commandant: lt. Hamaguchi; Bewakers: Japanse militairen, Koreanen; Kampleiders: kol. H.J. Ente van Gils.
Tandjoeng Perak Soerabaja.
De belangrijkste verzamelkampen in Soerabaja waren ingericht op het Jaarmarkterrein, in de HBS en in het Darmokampement. Grote aantallen krijgsgevangenen werden ingezet bij opruim- en herstelwerk in de haven en op de militaire complexen van de stad. Dit gebeurde doorgaans in buitencorvee vanuit de verzamelkampen, maar ook wel vanuit aparte werkkampen. Van maart 1942 tot september 1942 was in de haven een semi-permanent werkkamp ingericht in gebouwen van de Java-China-Japan Lijn (JCJL). Dit JCJL-kamp diende later ook als doorgangskamp voor krijgsgevangenen die per schip naar elders werden afgevoerd. Aparte werkkampen waren ingericht bij Grissee, circa 18 km ten noordwesten van Soerabaja (maart 1942 tot november 1943), en bij Singosari, ten noordoosten van Malang (tot september 1942). Op beide locaties moest aan een vliegveld gewerktworden: in Grissee.
Japanse gevangenenlijst: Willem John Schlechter, van Java naar Japan.
TOK-07_Roster_RG407Bx115 TOKYO_Dutch_roster_RG407_Box113
01-02-1943: Van Soerabaja, Tandjung Priok naar Singapore. Schip: Maebashi Maru 2.
2 dagen varen.
William John Schlechter en Johannes Schlechter per oorlogsschip, de Maebashi Maru 2 naar Tandjoeng Priok Batavia en Singapore.
Johannes Schlechter gevangen te Tjimahi, richting Soerabaja naar Birma. Treinnr.: 76 H.
Theodoor en Felix Schlechter, beide gevangen te Bandoeng, Bogor; richting Batavia naar Birma.
https://www.japansekrijgsgevangenkampen.nl/Java%20Parties.htm
Naar Birma spoorweg, Johannes Schlechter, Theodoor Schlechter, Felix Schlechter en naar Japan William John Schlechter.
De oneven nummers in de lange rij wachtenden gingen naar Birma de even nummers naar Japan.
Meer informatie: Zeetransporten.
Zeetransporten: De hier beschreven zeetransporten zijn de transporten van geallieerde krijgsgevangenen, die de Japanners uitvoerden om deze krijgsgevangenen naar elders te vervoeren o.a. om hen in te zetten als dwangarbeiders in de aanleg van vliegvelden en spoorbanen en in de oorlogsindustrie.
Bij deze zeetransporten zijn veel krijgsgevangenen omgekomen, deels door de uiterst slechte omstandigheden aan boord, deels doordat deze schepen door de geallieerden werden getorpedeerd (niet wetende dat er geallieerde krijgsgevangenen aan boord waren).
Bootlijst: De zogenaamde bootlijst is gemaakt in een database, waarbij van iedere vaart achtereenvolgens is ingetypt: bootnaam, datum en plaats van vertrek, datum en plaats van aankomst, het aantal krijgsgevangenen dat aan boord ging en het aantal doden onder de krijgsgevangenen tijdens de overtocht. Als het schip werd getorpedeerd of door andere omstandigheden onderweg zonk, zijn de vakjes datum en plaats van aankomst grijs gemaakt.
Het aantal krijgsgevangenen, dat op een bepaalde vaart werd vervoerd, wordt in de literatuur nog al eens verschillend opgegeven of is in het geheel onbekend. Hierdoor is het niet mogelijk om met de huidige gegevens nauwkeurige schattingen te maken van de totale aantallen krijgsgevangenen op alle vaarten samen.
Bootnamen: Tijdens het onderzoek bleek, dat één en hetzelfde schip soms onder verschillende namen werd benoemd. Hier is steeds gekozen voor die naam die door G.F.Michno wordt gebruikt in het boek "Death on the Hellships" (2001). Deze naam vormt ook de aanduiding in bovengenoemde bootlijst. Het boek van Michno is gekozen, omdat in dit boek het grootste aantal vaarten vermeld wordt en bovendien veel details over de betrokken vaarten geeft.
Het blijkt, dat Michno’s boek niet volledig was: een aantal vaarten met (voornamelijk) Nederlanders, die bekend zijn uit Nederlandse literatuur, worden niet in het boek van Michno genoemd; dit betreft met name boten van de Molukken- en de Japantransporten. Deze gegevens zijn hier aan de lijst toegevoegd.
Komt één en hetzelfde schip meerdere malen voor in de lijst (met verschillende vertrekdata), dan is achter de bootnaam een rangnummer ingevoerd. Is de naam van het schip niet bekend, dan is (voorlopig) de naan NN Maru genomen.
Alternatieve bootnamen: Wordt in een bepaald document een andere naam voor de boot gebruikt dan in het boek van Michno, dan is die naam opgenomen in een aparte lijst van alternatieve bootnamen, waarbij dan verwezen wordt naar de naam, die Michno heeft gebruikt.
Zeetransporten alfabetisch: Door de bootlijst te sorteren op de bootnaam (kolom 1) ontstaat de lijst “Zeetransporten alfabetisch”.
Zeetransporten chronologisch: Door de bootlijst te sorteren op de datum-van-vertrek (in kolom 2) ontstaat de tabel “Zeetransporten chronologisch". Een grijze balk met een jaartal markeert het begin van de opsomming voor het betrokken jaar.
Bootpagina’s: Voor iedere zeetransport is een aparte bootpagina gemaakt met bijzonderheden over de boot (tonnage, bouwjaar, alternatieve bootnamen) en het transport, zoals de herkomst van de krijgsgevangenen, het aantal krijgsgevangenen en de bestemming, de havens die onderweg werden aangedaan, de weersomstandigheden, de toestand aan boord en dergelijke.
Is de bestemming een krijgsgevangenkamp, dan wordt (zo mogelijk) bij een dergelijke vaart aangegeven naar welke kampen de krijgsgevangenen werden overgebracht. Tevens is aangegeven welke literatuur en welke websites zijn gebruikt voor het verzamelen van de gegevens.
Schip Maebashi Maru 2; andere namen Aramis/ Teia Maru/ Mayebashi Maru.
Maebashi Maru, vertrok op 1-2-1943 met ongeveer 1900 krijgsgevangenen, allemaal Nederlanders uit Soerabaja naar Singapore, de zogenaamde Java Party 12, het 12e krijgsgevangenentransport dat van Java vertrok. De route liep vlak langs de noordkust van Java.
Het was een smerig schip, afgewerkte kolen lagen aan dek. Alles, ook de bemanning, zag er zwart en vettig uit. De krijgsgevangenen werden in het voorste ruim gepropt, officieren en manschappen door elkaar. Er waren geen patrijspoorten, de ventilatie werkte niet, er hing een verpeste lucht. Liggend slapen was onmogelijk, iedereen zat met opgetrokken knieën.
Het eten bestond uit wat rijst en vissoep. Door een visvergiftiging werden velen beroerd en moesten over geven. Daarnaast trad nog een vergiftiging op doordat de verdunde permanganaat, gebruikt om eetgerei af te spoelen per ongeluk als thee werd geschonken; maag en buikklachten waren het gevolg. www.onzeplek.nl (Ronald Scholte, reisbeschrijving)
03-02-1943:
Aankomst Tandjong Priok (de haven was geblokkeerd door gezonken schepen) hier werd in verband met de vele zieken aan boord een medische keuring gehouden; hierbij werden ongeveer 200 man afgekeurd en aan wal gebracht.
Batavia is een doorgangskamp voor krijgsgevangenen die op transport gingen naar Sumatra, Singapore, Birma, Thailand, China en Japan. In Batavia worden de gevangenen tijdelijk opgesloten in de voormalige kazerne van het KNIL 10e Infant. Bataljon
05-02-1943: richting Singapore.
09-02-1943: Aankomst Singapore. River Valley Road.
De mannen werden in open vrachtauto's in de stromende regen getransporteerd naar de kazernes van Changi, afdeling Southern Area Changi, Hills River Valley Road , NAAFI-blok. Er waren bij aankomst ongeveer 300 krijgsgevangenen met dysenterie, naar een ziekenhuis)
Het gebied begrensd door River Valley Road en Havelock Road werd bezet door krijgsgevangen-kampen tijdens de Japanse bezetting (1942-1945). De Havelock Road/River Valley Road-kampen bestonden uit groepen vervallen taphutten die duizenden krijgsgevangenen huisvestten. De kampen werden voornamelijk gerund door de krijgsgevangenen zelf en er werd gezegd dat ze privileges genoten die andere kampen niet hadden, vooral in de vroege stadia van de bezetting, zoals het hebben van een rooms-katholieke kapel en een kleine bibliotheek. De krijgsgevangenen werden ook uit de twee kampen gestuurd om door oorlog verscheurde delen van de stad op te ruimen en te repareren, waaronder het zwaar gebombardeerde Chinatown-gebied.
Op het terrein waren diverse groepen van barakken, zoals de Selarang barakken, Roberts barakken; 3B+2B Indische kamp: William john Schlechter.
De krijgsgevangenen woonden in hutten van ongeveer dertig meter lang met houten slaapplatforms die plaats konden bieden aan maximaal 150 krijgsgevangenen. En een rooms-katholieke kapel en ook een kleine bibliotheek die bestond uit boeken die waren verzameld in enkele huizen in de buurt van de kampen.
Meer informatie: Singapore Changi - River Valley Road
Singapore -Changi-kamp -Malakka
Ligging:
Dit kamp bestond uit een uitgestrekt kazerne-terrein op de noord-oostelijke punt van het eiland Singapore, vanuit de stad gezien juist voorbij de Changi-Gevangenis. Op het terrein waren diverse (groepen van) barakken, zoals de Selarang-barakken, de Roberts-barakken, de Kitchener-barakken, het Wavell-kamp, het Selarang-kamp.
Er waren diverse hospitalen, zoals het Australische hospitaal in de Selarang-barakken en het Engelse hospitaal in de Roberts-barakken. Omstreeks 1-5-1944 verhuisde het kamp naar de Changi-Gevangenis.
De in de tabellen opgenomen transporten hebben betrekking op alle krijgsgevangenen op Singapore-eiland, dus niet alleen die in het Changi-kamp, maar ook in Changi-Gevangenis, River Valley Road, Sime Road-kamp e.a.
Kampcommandant: generaal Arimura (per 17-12-1942)
Werkzaamheden: schoonhouden van het terrein, afvoeren van het afval, reinigen van de WC’s aanleggen vliegveld (officieren hoeven niet te werken)
Omstandigheden:
voeding in 1942 goed, later steeds slechter (in april 1943 reeds onvoldoende)
wonen enige tafels en stoelen aanwezig, geen bedden (slapen op matje op de grond)
sanitair slecht (vieze tonnetjes)
vrijheid veel bewegingsvrijheid over gehele terrein; geen Japanners in kamp, alleen bij de hekken
geestelijke zorg Ds Schaefer en Ds Oranje (volgens Oosterhuis)
recreatie bibliotheek met boeken aanwezig, lezingen en muziekuitvoeringen
sterfgevallen begraafplaats bij hospitaal.
*
Changi
Er zijn momenteel geen records online van roosterlijsten, maar het is vaak vruchtbaar om naar andere gebieden te kijken waar een krijgsgevangene kan zijn gestuurd om iets te lokaliseren.
Er zijn enkele RAF Nominal Rolls van Changi die in 1944 zijn gemaakt van de National Archives referentie AIR 40/1899 , deze zijn erg kwetsbaar en lijken helaas uit elkaar te vallen.CHANGI POW CAMP werd geopend na de val van Singapore op 15 februari 1942 en was het hoofdkamp voor de gevangengenomen Britse en Commonwealth-troepen.
Gedurende het grootste deel van de oorlog was Changi een van de minst wrede Japanse krijgsgevangenenkampen, vooral vergeleken met die op de Birma-Thailand-spoorlijn.
Changi was niet slechts één kamp, maar maximaal zeven krijgsgevangenen (POW) en geïnterneerde kampen. De naam kwam van het schiereiland waarop het stond, op zijn beurt genoemd naar een dorp daar enige tijd vóór de Britse overheersing.
Het Changi-schiereiland was het belangrijkste basisgebied van het Britse leger in Singapore geweest. Als gevolg hiervan had de site een goed gebouwde militaire infrastructuur, waaronder drie grote kazernes - Selerang, Roberts en Kitchener - evenals vele andere kleinere kampen. Op dit schiereiland bevond zich ook de burgergevangenis van Singapore, Changi Gaol.
Na de val van Singapore waren daar 50.000 Britse en andere Empire-troepen verzameld, maar al heel snel verzamelden werkdetails enkele duizenden mannen uit Changi en deze werden naar verschillende projecten op Sumatra, Birma en Thailand en andere door Japan bezette gebieden gestuurd.
Alle krijgsgevangenen die Singapore verlieten, deden dat vanuit de Keppel-haven in Singapore, die nu deel uitmaakt van de belangrijkste havenautoriteit van de staat Singapore.
De meeste werden verplaatst in groepen genaamd 'Krachten' genoemd van A naar L in volgorde van vertrek (zie Bestemmingen).
Bestemmingen
A-Birma verliet Singapore op 14/5/42 Celebes Maru & ontscheepte Victoria Point, in Birma,
B - Borneo, tot 1500 man vertrokken aan boord van de Ubi Maru in juli 1942, 9 dagen later arriverend in Sandakan en marcheerden naar kamp nr. 1, Kuching.
C- Japan, verliet Singapore op 28/11/42 en de aankomst werd opgesplitst in kampen in Kobe (Kawasaki) en Naoetsu (kamp nr. 4 in Tokio).
D- Thailand 5000 krijgsgevangenen verlieten Changi voor Bampong in vier groepen tussen 14 en 18 maart 1943
E -Borneo, Left for Sandakan on 28/3/43 1000 men strong, on the SS de Klerk.
F- Thailand 7000 in F Force, verliet Changi voor Thailand tussen 16-18 april 1943.
"F" Force was niet geclassificeerd als een normale werkgroep van dwangarbeiders. De krijgsgevangenen die aan deze troepenmacht waren toegewezen, waren allemaal zieke mannen, met onder meer difterie en dysenterie. De mannen werden niet fit genoeg geacht om naar werkgebieden te worden overgebracht, maar werden toch uit Changi verscheept in 13 treinen zonder ventilatie en weinig voedsel of water. De 7.000 mannen binnen deze eenheid, bestaande uit 3.444 Britten en bijna 3.600 Australiërs, duurde 5 dagen en eindigde in Ban Pong, hoewel er toen een mars van 200 mijl volgde richting Birma.
G-Japan verliet Changi en vertrok op 26 april 1943 vanuit Singapore naar Japan op de Kyokko Maru . Aangekomen in Moji in Japan, waar krijgsgevangenen naar het subkamp Taisho werden gestuurd, een van een groep kampen rond Osaka en Kobe.
*
River Valley Camp/Havelock Road kamp (Malai 3)
De twee kampen werden slechts gescheiden door een kleine rivier/kanaal met een brug eroverheen gebouwd.
In sommige periodes waren hier tot 5.000 krijgsgevangenen gehuisvest: deze kampen fungeerden als doorgangs- en verzendlocaties voor krijgsgevangenen-werkgroepen. Hun taken omvatten het opruimen en repareren van door oorlog verscheurde delen van de stad en het zwaar gebombardeerde Chinatown-gebied. Krijgsgevangenen die in een van deze kampen mochten blijven, kwamen vaak uit het Changi-kamp en waren nog steeds geschikt om te werken.
Ex Birma Railway POW Jack Jennings boek ' prisoner without a crime ' merkte op:
'De krijgsgevangenen woonden in hutten van ongeveer dertig meter lang met houten slaapplatforms die plaats konden bieden aan maximaal 150 krijgsgevangenen. Er was ooit een rooms-katholieke kapel en ook een kleine bibliotheek met boeken die waren verzameld uit enkele huizen in de buurt van de kampen. De Japanners wisten niet dat er op het terrein een door de krijgsgevangenen in het geheim verborgen radio was, die hen van nieuws van de buitenwereld voorzag.'
Er zijn aanwijzingen dat krijgsgevangenen hier de meest humane behandeling kregen van hun Japanse ontvoerders en een aanzienlijk aantal privileges kregen die nergens anders te vinden zijn. Havelock Road en River Valley Road Camps hadden ook het ongebruikelijke onderscheid een Masonic Lodge te runnen, maar dit eindigde toen talloze krijgsgevangenen naar de beruchte Birmese " Death Railway " werden gestuurd.
Schema Gevangenentransport van William John, Johannes, Felix en Theodoor Schlechter.
26-04-1943: Vertrokken naar Indochina St. Jacques Hanoi. Schip kyokko Maru. 4 dagen varen.
De meesten werden verplaatst in groepen genaamd Forces van A tot L in volgorde van vertrek: G Force Changi richting Japan met de Kyokko Maru. Aangekomen bij Moji in Japan, waar krijgsgevangenen op Taisho sub kamp, groep van kampen rond Osaka en Kobe. Java Party 7-10-12.
William John Schlechter: G Force. o.l.v. majoor Glasgow. G-Japan verliet Changi en vertrok op 26 april 1943 vanuit Singapore naar Japan op de Kyokko Maru . Aangekomen in Moji in Japan, waar krijgsgevangenen naar het subkamp Taisho werden gestuurd, een van een groep kampen rond Osaka en Kobe.
1e groep: 14 gevangenen werktuigkundige/machinisten.
Willem John Schlechter.
2e groep: 1500 Nederlanders en 100 Amerikanen en Engelsen.
Kyokko Maru 旭光 丸
Voltooid als tanker Semiramis en geregistreerd in Willemstad, Curaçao, Nederlandse Antillen voor de Nederlandse Indische Tankstoomboot Maatschappij lijnen van Den Haag. Op 8 december '41 werd Semiramis gemilitariseerd en werd onderdeel van de Koninklijke Marine, RNN.
In februari '42, na de val van Singapore, bracht de bemanning van Semiramis haar tot zinken voor Palembang, Sumatra. Later heeft de Japanse marine haar gelicht, gerepareerd en omgedoopt tot Kyokko Maru. Een vrachtschip, soms aangeduid als Kyoko Maru, Kyokku Maru, Kakko Maru, vertrok op 26-04-1943 met ongeveer 1500 krijgsgevangenen, 1000 Nederlanders, 300 Engelsen en 200 Australiërs, uit Singapore naar Japan. Deze krijgsgevangenen behoorden tot de G-Force o.l.v. majoor Glasgow.
Onderweg brak dysenterie uit; er waren geen doktoren onder de krijgsgevangenen, wel enige verplegers.
In december '43 werd Kyokko Maru door een Amerikaanse onderzeeër getorpedeerd en voor de kust van Celebes tot zinken gebracht.
Meer informatie: Kyokko Maru 旭光 丸
Voltooid als tanker Semiramis en geregistreerd in Willemstad, Curaçao, Nederlandse Antillen voor de Nederlandse Indische Tankstoomboot Maatschappij lijnen van Den Haag.
Op 8 december '41 werd Semiramis gemilitariseerd en werd onderdeel van de Koninklijke Marine, RNN.
In februari '42, na de val van Singapore, bracht de bemanning van Semiramis haar tot zinken voor Palembang, Sumatra. Later heeft de Japanse marine haar gelicht, gerepareerd en omgedoopt tot Kyokko Maru. Een vrachtschip, soms aangeduid als Kyoko Maru, Kyokku Maru, Kakko Maru, vertrok op 26-04-1943 met ongeveer 1500 krijgsgevangenen, 1000 Nederlanders, 300 Engelsen en 200 Australiërs, uit Singapore naar Japan. Deze krijgsgevangenen behoorden tot de G-Force o.l.v. majoor Glasgow.
Onderweg brak dysenterie uit; er waren geen doktoren onder de krijgsgevangenen, wel enige verplegers.
In december '43 werd Kyokko Maru door een Amerikaanse onderzeeër getorpedeerd en voor de kust van Celebes tot zinken gebracht.
29-04-1943: Aankomst Indochina St. Jacques Hanoi.
Het kamp, Havenkamp, bestond uit 4 barakken van 5x20 meter, gelegen aan de Rue Jea Eudel, tegenover de dokken, 10 minuten lopen van de haven. Thailand VIII; 1D sinds 1-9-1942, 8B sinds 01-09-1944 Dok-kamp 771 Camp Tonking Indo China 21-106.
03-05-1943: Vertrokken richting Taiwan ,Formosa, Takao. 6 dagen varen.
09-05-1943: Aankomst Taiwan Pow Camp-Takao / Sho; Kaohsiung/Gaoxiong.
Takao Kamp werd voor het eerst geopend in de vroege herfst van 1942 om krijgsgevangenen te huisvesten die via Taiwan naar Japan werden vervoerd. Het was opgesteld in verschillende magazijnen nabij de dokken en de mannen waren voornamelijk bezig met stuwadoorswerk het laden en lossen van schepen en het behandelen van vracht. Er is niet veel bekend over het kamp of de omstandigheden.
Taiwan speelde een belangrijke rol in het systeem van Japanse krijgsgevangenenkampen dat zich tussen 1942 en 1945 uitstrekte over Zuidoost-Azië. Er waren 16 krijgsgevangenenkampen, waaronder twee evacuatiekampen in Taiwan. Onder sadistisch toezicht van de Japanners en Taiwanezen werden geallieerde krijgsgevangenen (Amerikaanse, Britse, Nederlandse, Australische en Canadese) op brute wijze tot slaaf gemaakt op verschillende locaties, waaronder de kopermijn ten zuidwesten van Keelung. Het tragische geallieerde bombardement op het Japanse helschip Enoura Maru vond plaats op 9 januari 1945 in de haven van Takao (Kaohsiung), Taiwan, waarbij meer dan 300 Amerikaanse krijgsgevangenen om het leven kwamen. (bron: Taiwan POW Camps Memorial Society, "powtaiwan.org")
http://powtaiwan.org/The%20Camps/camps_detail.php?Takao-Camp-4&name=Takao
19-05-1943: Vertrokken naar Moji 2 dagen varen.
21-05-1943: Per trein Moji Osaka Tokyo en Hitachi:
William John Schlechter.
22-05-1943: Aankomst Japan Hitachi, 7B, Tokyo gebied. Tokyo gebied: Omori, Yokohama.
Tokyo-07-B Hitachi Camp: Alternatieve namen: Hidachi, Hitaichi, Tokyo 7B. Geopend als Tokyo 8-B, Hitachi Daioin Miyata-cho, Hitachi City, Ibaragi prefectuur / Ibaraki-ken. Hitachi een stad aan de oostkust van Honshoe, ongeveer 100 km ten noord oosten van Tokyo. De fabriek lag aan het riviertje, dat vlak ten noorden van Hitachi in zee uit monde, ongeveer 5 km van zee.
Kampcommandanten: sergeant-majoor Kurita; per 11-4-1945 luitenant Kudaira. Tolk: Onami. Omstandigheden: voeding slecht: rijst met zeewier, lobak bladeren; wonen: barak(ken) met twee verdiepingen medische zorg dokter van Slooten, verpleger Cools. loopgraven glij palen in barak naast loopgraaf; ook vluchtweg naar vallei naast het kamp.
Kopermijn Hitachi Japan.
Directe kampgenoten van William John Schlechter, Tokyo 7B Hitachi 1 Japan.
Bron: combinatie van 3 lijsten: van de Jager, Rhoon en F. Vodegel →Dagboek. KNR=Kampnummer: 1-250 aankomst: 22-05-1943 Hitachi STB=Stamboeknummer
Tokyo #7 Roster(RG 407 Box 115)
Butteling, Max J. - Koperraffinaderij Hitachi; dagboek over periode 18-12-1944 – 12-9-1945. Looyen, A.A. - Proces-verbaal, NIOD, IC 061949, 1-7-1945 – 5-9-1945
Dagboek van F. Vodegel . Kampgenoot van William John Schlechter.
16 oktober 1903.Nederlands-Indië, krijgsgevangene. Frits Vodegel is een medewerker van een papierfabriek in Padalarang op Java, als hij gemobiliseerd wordt. Hij wordt als soldaat, 'landstormer' onderdeel van de genietroepen (nummer 55203), gelegerd in Tjimahi (Java). Hier wordt hij op 10 maart 1942 gevangengenomen. Hij komt in krijgsgevangenschap: vanaf 18 oktober 1942 in Batavia, vervolgens vanaf 9 februari 1943 naar Singapore. Hier wordt hij in dit zelfde jaar gedwongen om geregeld aantekeningen te maken van zijn leefomstandigheden.
Doel van het dagboek is om bij overlijden nabestaanden te informeren. Hij krijgt daarvoor een aantekenboekje 'Note book' en schrijfgerei uitgereikt. Iedere maand wordt het dagboek door de tolk gecontroleerd op onregelmatigheden. Hiervan getuigen Japanstalige stempels in het dagboek. De omstandigheden in dit eerste kamp zijn redelijk, afgaande op de vrije dagen, de ontwikkeling van zijn lichaamsgewicht en de ontvangst van Rode Kruis-pakketten.
In mei 1943 wordt hij naar Japan getransporteerd, via de havenstad Moji naar Hitachi, honderd kilometer ten noordoosten van Tokio. Hij krijgt het kampnummer 170 en wordt in een koperfabriek te werk gesteld. Ook hier blijft zijn lichaamsgewicht op peil en worden bijvoorbeeld nieuwe schoenen uitgereikt. Van de uitwassen van het kampregiem, die er zeker geweest zijn, wordt geen melding gemaakt. Hier maakt Vodegel de bevrijding mee, op 15 augustus 1945 ('Belangrijke dag'). Vodegel reist in 1945 naar Manilla - een episode die hij met wat meer kleur beschrijft - waar hij zich bij de genietroepen voegt. Laatste dagboekaantekening 9 september 1945. Hij tekent later aan, dat hij vanaf mei 1947 als soldaat in Bandoeng is gestationeerd. In februari 1948 wordt hij gedemobiliseerd en keert terug naar de burgermaatschappij. Het dagboek bevat achterin meerdere namenlijsten, waaronder een lijst van 244 krijgsgevangenen Hitachi, die op 22 mei 1943 bij aankomst in een kamp in Japan is opgemaakt.
Het dagboek loopt van okt. 43 tot okt. 45, waarna de auteur in het kort vertelt wat aan deze data vooraf ging. Kampen: 10e Bataljon 1 april 1942 tot 1 oktober 1942; Changi 1 oktober 1942 tot 1 februari 1943; Hitachi 1mei 1943 tot 1 oktober 1945
15-08-1945:
Capitulatie van Japan.
Voordat de bezetting begon, had admiraal Halsey een speciale taakgroep voorbereid om snel geallieerde krijgsgevangenen te bevrijden die in de Baai van Tokio werden vastgehouden.
Onder bevel van Commodore Rodger W. Simpson, begon deze groep met operaties op 29augustus, waarbij gevangenen werden gered uit kampen die voorheen waren gelokaliseerd door middel van luchtverkenning en met andere middelen. Veel van de krijgsgevangenen, die aan ondervoeding en andere gezondheids-problemen leden, hadden onmiddellijke medische zorg nodig. Het hospitaalschip Benevolence (AH-13) was in de buurt gestationeerd om ze op te vangen.
De krijgsgevangenen verzamelden zich op plaatsen zoals Nagasaki, Nii-machi in de prefectuur Shizuoka, Yokohama, Omori in Tokio, Chitose in Hokkaido en tegen het einde van september waren de meeste krijgs-gevangenen via Okinawa en Manila teruggekeerd naar hun thuisland.
archief.ntr.nl/deoorlog/page/dossiers/780480/Amerika+verslaat+Japan.html
Op 17 augustus 1945, na de Japanse capitulatie riepen de nationalisten onder leiding van Soekarno de Republiek Indonesië uit.
Op 2 september 1945, ondertekenden de nieuwe Japanse minister van Buitenlandse Zaken Mamoru Shigemitsu en General Yoshijiro Umezu namens het Keizerrijk Japan de capitulatie-overeenkomst. Het tijdstip werd vastgesteld op 09:04 uur plaatselijke tijd. Daarna tekende de Amerikaanse General Douglas MacArthur, bevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten in de Southwest Pacific en opperbevelhebber van de geallieerde grootmachten, het document.
Officieel hadden de Japanners de strijd op 15 augustus 1945 gestaakt.
Nederlands-Indië viel onder het gezags-gebied van de Britten. De krijgsgevangenen verzamelden zich op plaatsen zoals Nagasaki, Yokohama, Omori en Tokio.
De Japanse buitenlandminister Mamoru Shigemitsu ondertekent het overgave-document aan boord van de USS Missouri, terwijl generaal Richard K. Sutherland toekijkt. 2 september 1945
Meer informatie: Bevrijding en evacuatie.
Capitulatie van Japan
https://youtu.be/vcnH_kF1zXc?t
Bevrijding en evacuatie.
Japan capituleerde op 15 augustus 1945. Twee dagen na de Japanse capitulatie riepen de nationalisten onderleiding van Soekarno de Republiek Indonesië uit. De geallieerden waren hier niet goed op voorbereid.
Nederlands-Indië viel onder het gezagsgebied van de Britten. Zij namen, min of meer gedwongen door de
beperkte beschikbaarheid van troepen, ten opzichte van de Nederlandse kolonie aanvankelijk een
afwachtende houding aan. De herbezetting van Britse gebieden in Zuidoost-Azië en de afvoer van Britse
krijgsgevangenen kregen voorrang. In Indië bleven daarom de Japanners voorlopig met het bestuur en de
handhaving van rust en orde belast, terwijl de Nederlanders in de kampen voor hun eigen veiligheid
vooralsnog moesten blijven waar ze waren. De voedselsituatie werd beter en de Japanners stelden zich wat
vriendelijker op, maar van een 'echte' bevrijding was nog geen sprake.
Duizenden mannen en jongens trokken zich van het verbod van de Britten niets aan en verlieten de kampen
op zoek naar hun gezinsleden. Op Java kwam aldus tussen Batavia, Bandoeng/Tjimahi en Midden-Java een
stroom van Displaced Persons (DP) op gang. Geleidelijk aan verscheen een klein deel ex-geïnterneerde
Nederlanders weer in het straatbeeld. De Europeanen werden door de Indonesiërs doorgaans ongemoeid
gelaten en velen ondervonden in die eerste dagen van inheemse zijde hartelijke en behulpzame reacties.
Tegelijkertijd nam echter ook de nationalistische agitatie in de vorm van leuzen, pamfletten en affiches toe.
Hoewel een daadwerkelijke bezetting van Indië door de geallieerden op zich liet wachten, zond Brits
bevelhebber L. Mountbatten wel zogeheten RAPWI-teams naar de archipel. De RAPWI – voluit Recovery of
Allied Prisoners of War and Internees – was een geallieerde militaire organisatie die tot taak had de
krijgsgevangen- en interneringskampen op te sporen en de ex-krijgsgevangenen en ex-geïnterneerden te
helpen en ondersteunen. De RAPWI-teams onderhielden contact met de Japanners en de lokale Indonesische instanties. Als de slechte gezondheidstoestand van ex-geïnterneerden het nodig maakte - later werd ook onveiligheid een reden - begonnen zij met de evacuatie van geïnterneerden en krijgsgevangenen.
Van de RAPWI maakten ook Nederlandse militairen deel uit, maar Nederland had op 15 augustus 1945 in Azië niet voldoende troepen paraat om Indië te bezetten. Bovendien had Nederland op dat moment niet de
beschikking over voldoende transportmiddelen: er waren weliswaar veel Nederlandse transportschepen in de vaart, maar die stonden geheel ten dienste van de geallieerde strijdkrachten en konden niet direct voor eigen gebruik worden ingezet.
In gebieden buiten Nederlands-Indië waar zich vele duizenden Nederlandse krijgsgevangenen bevonden,
zoals Japan, Thailand, Birma en Singapore, waren de geallieerde eenheden relatief snel aanwezig. De
Nederlanders in Japan werden spoedig naar de Filippijnen overgebracht. In Bangkok, Singapore en Manilla
werden uit de meest fitte voormalige krijgsgevangenen nieuwe KNIL-bataljons samengesteld.
De mannen wilden zo snel mogelijk terugkeren naar Indië, waar velen van hen vrouwen en kinderen hadden.
Dat bleek echter niet zo simpel. De situatie in de Indonesische archipel direct na de Japanse capitulatie
verschilde per regio. In Borneo en het oostelijk deel van Indië waren Australische strijdkrachten aanwezig die
geen bezwaar hadden tegen de snelle komst van KNIL-eenheden. Als gevolg hiervan kreeg Nederland al in
november 1945 weer de supervisie over deze delen van Nederlands-Indië.
Op Sumatra landden de eerste Britse troepen pas in de loop van oktober 1945. De voormalige
burgergeïnterneerden op Sumatra, die zich in enkele grote kampen in het dunbevolkte binnenland bevonden,
werden zo snel mogelijk afgevoerd naar de kust en in de steden Padang, Medan en Palembang
geconcentreerd. Eind november waren alle Japanse interneringskampen op Sumatra ontruimd. De
Nederlandse krijgsgevangenen die aan de Pakanbaroe-spoorlijn hadden moeten werken, werden o.m. naar
Padang en Palembang afgevoerd. Op Sumatra werkten de Japanners redelijk goed met de Britten samen en
waren de Indonesische nationalisten minder militant dan op Java, zodat hier de situatie eind 1945, ondanks
ongeregeldheden in Medan en Padang, naar verhouding relatief rustig was.
In de eerste helft van september 1945 was ook de situatie op Java, waar zich de meeste Nederlanders en
Indische Nederlanders bevonden, vrij kalm. Op 15 september verschenen de eerste geallieerde schepen – een Britse en een Nederlandse kruiser – in de baai van Batavia. Dat leidde tot onrust onder de Indonesische
nationalisten, die in de komst van geallieerde (en met name Nederlandse) militairen een bedreiging voor de
jonge Republiek zagen.
Tienduizenden jongeren waren tijdens de bezetting lid geweest van door de Japanners ingestelde antigeallieerde paramilitaire eenheden. Zij zagen de aanwezigheid van ex-geïnterneerden en RAPWI-teams als eerste tekenen van een terugkeer van koloniaal Nederland. In de tweede helft van september vond op Java een aantal gewelddadige botsingen plaats tussen Indonesiërs en Nederlanders en tussen Indonesiërs en Japanners. Deze botsingen hadden vooralsnog een incidenteel karakter, maar de situatie was wel zeer
dreigend.
Op 29 september landden de eerste Brits-Indische troepen in de haven van Batavia. De complexe situatie en zijn eigen beperkte middelen in ogenschouw nemend, was Mountbatten niet van zins de gehele Indonesische archipel te bezetten. De Britse en Brits-Indische troepen moesten zich beperken tot enkele key areas: Batavia en Soerabaja op Java en Medan en Padang op Sumatra. Al spoedig zag men zich door de omstandigheden gedwongen op Java ook Bandoeng en Semarang, en op Sumatra ook Palembang te bezetten. Exgeïnterneerden konden alleen in de key areas worden opgevangen en moesten daar door de RAPWI naar toeworden gebracht.
Contact mail: polonia1962@outlook.com
www.wjschlechter1915.nl/polonia hoorspelen homepagethe-kota-jakarta-band homepagesites.google.com/view/liturgisch-kalender-abc/home