Bedrijven-Cempedak-Evacuatie-Nederland

17-12-1951: Mede eigenaar firma, v.o.f. garage ‘SEKAWAN’ Sjawang no. 9 Kebayoran lima, 5,  Djakarta.

Reparatie, transport, expeditie en emballage. Aandelenbelang van 40%. Rp 40.000 x 0,35= FL.14.000. (1953)

Bengkel sekawan motor: Jalan Ciputat raya no.19, kebayoran lama DKI Jakarta Indonesië. 2015

Samenvatting statuut "Sekawan"

01-09-1954: Werd William John Schlechter uitgesloten door Soenarja, zijn mede vennoot, en uit de firma gezet.  Hij heeft het er bij laten zitten, in verband met de politieke omstandigheden die er destijds is in Indonesië waren. Uit angst voor zijn gezin.

08-09-1954: William John Schlechter  werknemer bij de inkt en verffabriek ‘P. A. Regnault’ jl. koblen kidoel / gunnung sahari antjol nr 3 / djembata merah te Djakarta.

08-02-1957: Einde KLM in Indonesië; nieuw Guinea kwestie

Voor de Indo-Europese bevolkingsgroep was het kunnen bezitten van grond een belangrijk nieuw recht als Indonesisch staatsburger. Het zou hen het gevoel geven te worden geaccepteerd in de nieuw te vormen samenleving. Deze wens stuitte echter op grote weerstand onder de nationalistische Indonesische partijen en werd in 1957 niet gehonoreerd.

Indonesië heeft Nederland, KLM, n.a.v. de Nieuw Guinea kwestie een landingsverbod opgelegd. Laatste KLM vlucht van Djakarta naar Amsterdam is op 8 december 1957.

Velen kwamen na verloop van tijd, in 1957 Nieuw Guinee kwestie, op dit besluit terug omdat hun maatschappelijke positie in het nieuwe Indonesië erg gevaarlijk is geworden. Het gevolg was dat velen daarna alsnog kozen voor migratie naar Nederland.


Nieuw-Guinea 1950-1962.

Het westelijk deel van Nieuw-Guinea maakte deel uit van Nederlands-Indië, maar was eind 1949 buiten de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië gebleven. De Indonesische leider Soekarno wilde Nederlands Nieuw-Guinea zo snel mogelijk inlijven. Het ‘laatste stukje Indië’ werd vanaf 1950 zodoende inzet van een slepend conflict tussen Nederland en Indonesië dat rond 1960 een sterker militair karakter kreeg. 30.000. Ingezette Nederlandse militairen.100. Omgekomen.

Nieuw-Guinea – Nederlands Veteraneninstituut (nlveteraneninstituut.nl) 

Hoog spel in de Oost gemist? Start met kijken op NPO Start 

 Verklaring Nederlanderschap van William John Schlechter.

De toegangsregels tot Nederland werden tot 1955 strikt toegepast: wie de vereiste bewijzen van Nederlanderschap niet kon overleggen, kreeg geen Nederlands paspoort. Het hebben van de Nederlandse nationaliteit was dus niet voldoende. Men moest tevens kunnen aantonen men de Nederlandse nationaliteit had verkregen door geboorte in een gezin dat de Nederlandse nationaliteit had vóór 1892. De poort van Nederland stond open voor mensen met een Nederlands paspoort en verlofrecht of voldoende kapitaal om de overtocht te betalen.

Pas in 1955 toen de maatschappelijke situatie voor deze groep steeds uitzichtlozer werd, de politieke spanningen opliepen door de aankomende verkiezingen en er druk werd uitgeoefend vanuit het Hoge Commissariaat in Indonesië, werden de eisen door het Nederlands kabinet voor een Rijksvoorschot versoepeld en mochten er meer mensen naar Nederland vertrekken.


Voor de aanvraag van een verklaring van Nederlanderschap heeft William John Schlechter de volgende stukken opgespoord. 


a. Kantor Keresidenan Atjeh Kotaradja. (Burgerzaken). Kopie aanvraag trouwakte van Heinrich Jacob Schlechter en Adeline Alison Maidman.     Brief van 3 februari 1955 en van 12 maart 1955 samen met bijlage en trouwakte opgehaald te Atjeh Medan Sumatra. 

b. 05-02-58: Doopakte opgevraagd en opgehaald te Soerabaja.

Rk. Heilige Maagd Maria te Soerabaja. De geboorte van de Heilige Maagd Maria of ‘de Kepanjenkerk’ is gevestigd sinds 1815 aan de Jalan Kepanjen 4-6 Tempelstraat is de oudste kerk in Soerabaja. De tweede R. K. Kerk te Soerabaja aan de Tempelstraat welke op 5 augustus 1900 werd ingezegend.

5 februari 1958: kopie doop akte van 22 januari 1923

Originele doopakte van 22 januari 1923

03-02-1955: Aanvraagformulier van William John Schlechter voor vestiging en vertrek naar Nederland. 

Akte plaats Djakarta.

d. optie: Warna negara, Indonesische staatsburgerschap, op 06-12-1951. 

10-04-1957: Bouw & architectenbureau Polonia en verf bedrijf Warna (kleur)

William John Schlechter is tot 1962 voor zichzelf begonnen. Bouw, lak-verf bedrijfje te Menteng Djakarta.

Opdracht van Beta Apotheken te Jakarta voor  bijbouw hal en renovatie hoofdgebouw. 1959.

 Voorman: Bouw & architectenbureau Polonia

Jakarta 22-11-1957.

William John, Jeanette Charlotte  en Rudy Schlechter.

Fotostudio Sennen Menteng.

05-12-1957: Soekarno. 'Nederlanders staatsgevaarlijk.'

De laatste nog in Indonesië aanwezige Nederlanders (40.000personen) zijn staatsgevaarlijk en Soekarno dwong hen voorgoed te vertrekken. Nederlandse bedrijven werden door Indonesië genationaliseerd en niet langer welkom. Ook KLM is niet meer welkom.

De Nederlandse regering was tot december 1957 afwijzend tegen het idee om spijtoptanten een nieuwe kans te geven om de Nederlandse nationaliteit te geven.


1957-1958: naar aanleiding van de Nieuw-Guinea-kwestie en ‘Zwarte Sinterklaas’, die tot gevolg had dat (Indische) Nederlanders in Indonesië tot staatsgevaarlijk werden verklaard, vertrokken ca. 50.000 mensen. 


Het Rapport Werner discrimineert.

Opvang Indisch Nederlanders is sociaal ongewenst, werd door de Nederlandse regering ontraden. Omdat aanpassing aan de Nederlandse samenleving voor nagenoeg onmogelijk werd gehouden, moest ernstig worden overwogen deze 'in Indië gewortelden' in speciale kampen onder te brengen. 

'Heropvoeding' is noodzakelijk. De Commissie maakte zonder scrupules onderscheid tussen wat zij noemde 'sociaal gewenste' en 'sociaal ongewenste' Indo-Europeanen. Tot de tweede categorie behoorden mensen die de Commissie aanduidde als 'oosterse Nederlanders'. De Commissie was ervan overtuigd dat deze mensen het in Nederland niet zouden redden en dat zou ook gelden voor hun kinderen, zelfs als die een opleiding hadden gevolgd, want, zo legde de commissie geduldig uit: 'Zij blijven kinderen van een tropisch land met een daaraan inherent verbonden laag arbeidstempo en andere specifieke Oosterse eigenschappen en gedragingen, welke in het kader der verhoudingen in Nederland economisch niet aanwendbaar zullen zijn. Daartegenover staat dat al deze kinderen als Oosterse Nederlanders in Indonesië zijn geboren en daar psychisch, fysiek en maatschappelijk thuis horen. 

Hun eigenschappen en gedragingen zijn daar wel aanwendbaar, terwijl de aard van de arbeid en het arbeidstempo daarmee in overeenstemming zijn.' Het Rapport Werner was weliswaar vertrouwelijk, maar daar trok J. van Baal, Tweede Kamerlid van de protestants-christelijke Anti Revolutionaire Partij, zich weinig van aan. Hij was razend en beschuldigde de Commissie openlijk van racisme.


Hij concludeerde dat die kennelijk uitging van 'het superieure Nederlandse ras' en van 'de rassenleer van Hitler.' De Nederlandse bevolking zag het ook niet meer zitten om meer Indo Nederlanders toe te laten.

Bron: Marina Godeschalk doctoraalscriptie Assimilatie en Heropvoeding.

https://www.nrc.nl/nieuws/1990/02/07/tentoonstelling-over-opvang-oosterse-nederlanders-6923027-a953207

Deze foto is genomen op de Soestdijksekade in Den Haag, ter hoogte van de Escamplaan. Links op de hoek is de winkel van De Gruyter nog net te zien. De foto is gemaakt in mei 1958 door Frans Donse toen hij terugkeerde van zijn werk in Rotterdam. 

Blijf waar je bent. Nederland zit vol! het is beter dat u niet komt!”

De boodschap van de Nederlandse Overheid:” Als u overweegt naar Nederland te komen, het is beter dat u niet komt! U als Indische Nederlanders zullen en kunnen in Nederland het nooit redden.


De meeste van U hebben niet dat doorzettingsvermogen.”

Deze nieuwe Nederlanders hebben nooit geleerd en waren niet gewend de handen uit de mouwen te steken. Ook zijn er voor hen in Nederland geen rieele bestaansmogelijkheden.”

Onder druk van de media, de kerken, het Centraal Comité van Kerkelijk en Particulier Initiatief (CCKP), de Vereniging Indische Nederlanders, de Stichting Hulp aan Landgenoten in Indonesië (HALIN) en het comité Nationale Actie “Steunt Spijtoptanten in Indonesië” (NASSI) ging de regering overstag. In 1962 zijn 10.400 spijtoptanten tot Nederland toegelaten o.a. William John Schlechter en zijn gezin.

www.indischhistorisch.nl/derde-pagina/week-van-de-geschiedenis/maand-van-de-geschiedenis-thema-2021-aan-het-werk/ 

00-00-1958: Aanvraag visum naturalisatie Nederlanderschap  William John Schlechter.

In 1957 is voor alle Indo-Europeanen bescherming aangeboden, door de Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen. En in 1962 heeft de Hoge Commissariaat uit Indonesië terug getrokken en alle Indo Europeanen, die weg willen een visum gekregen.

26-2-1958. Nederlandse krant.

"BUI DREIGT IN INDONESIË".  5-12-1959 Telegraaf

"Er hangt een bui boven Indonesië, maar niemand weet hoe en wanneer ze zal losbarsten. Zo voelt de westers georiënteerde de toestand in dat land aan en de sfeer is er voor hem nu al onmogelijk: er mag geen Sinterklaas meer gevierd worden, er mag geen Nederlands worden gesproken, dansen is aan strenge regels onderworpen. Men vreest de toekomst door geruchten over gedwongen dienstneming van jonge zonen, het inrichten van kampen voor hen, die de westerse ideologie blijven aanhangen en men vreest voor de oude dag in een land, waar weinig sociale zorg is en men als Europeaan iedere dag uit zijn betrekking kan worden gestoten. „Deze redenen, plus de onmogelijkheid zijn kinderen een westerse opvoeding te geven, dwingen duizenden ln dat land naar Nederland te repatriëren", aldus de Amerikaanse hoogleraar in dc politieke wetenschappen, prof. dr Paul W. v. d. Veur. Het zijn vaak vaklieden van naar Indonesische maatstaven middelbaar niveau, die hun gehele leven in Indonesië hebber gewoond. Zij tekenden voor het Indonesische burgerschap, terwille van hun betrekking en omdat zij een andere ontwikkeling in dat land verwachtten. Nu moesten zij bij hun vertrek uit Djakarta een verklaring tekenen, dat zij afstand deden van de Indonesische nationaliteit en nooit meer in dat land zouden terugkeren."


17-08-1960: Diplomatieke betrekkingen met Nederland verbroken.

Zwarte Sinterklaas is de bijnaam voor een diplomatiek incident in de Indonesisch - Nederlandse betrekkingen dat op 5 december 1957 plaatsvond. Op 17 augustus 1960, vijftien jaar na het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid, werden ook de diplomatieke betrekkingen met Nederland verbroken. 

01-07-1961: kreeg William John Schlechter een visum en moet binnen 12 maanden Indonesië verlaten.

In 1961 heeft de Hoge Commissariaat uit Indonesië terug getrokken en alle Indo Europeanen, die weg willen een visum gekregen. 

Het is een tijdelijk bewijs voor een vreemdeling, een persoon die geen staatsburger is van Indonesian en zijn gezin om te kunnen reizen. 

Deze uitreisvisum verloopt op 13-07-1962 en kan niet worden verlengd. 

Aanvraag voor verblijf in Thailand is in behandeling bij de immigratie commissie en is verlengd tot 01-08-1962. 

Het Nederlandse consulaat-generaal in Singapore. De Britse regering die nu de Nederlandse belangen in Indonesië behartigt zal ook klaar staan voor spijtoptanten. Dit geldt zowel voor de behandeling van visumaanvragen als voor verzoeken om voorschot voor overtocht kosten.

Het Nederlandse consulaat-generaal in Singapore kan de spijtoptanten bereiken via de post. Zo krijgen zij hun reisvisum, waarmee zij bij het kantoor van de Thailands luchtvaart-maatschappij in Djakarta hun reisbiljet kunnen halen. Met deze maatschappij en soms ook met de Indonesische Garuda toestellen vliegen de spijtoptanten naar Bangkok waar ze worden opgevangen in het Nederlandse KLM hotel Plaswijck.

Daar wachten ze op plaats in een KLM-vliegtuig voor Nederland.

Hoge Commissariaat Indonesië (Jakarta) » Inventaris nr. 5042. Dossiers inzake nationaliteit 3904-5467, Stukken betreffende het behandelen van de verzoeken tot vestiging in Nederland van spijtoptanten (Indonesische Nederlanders die, na de soevereiniteitsoverdracht voor de Indonesische nationaliteit hebben gekozen en die keuze achteraf betreuren). 1946-1966 1 pak en 1563 omslagen. 5042, Schlechter, W.J, 1957–1962 Oude code: P 413.112.2. Openbaarheid beperkt tot 01-01-2025.

Empressie: Polonia cipinang cempedak 1 7B. November 1961 /1962

Rudy, Ma (Jeanette) en Pa (William )

Ma in de slaapkamer. Ma en de groenteman.

Rudy in de voorkamer.

November 1961. Groenteman, kokkin en Ma

Ma en een warenkoopman.

December 1961. Ma. Winkel centrum Menteng/Sennen Jakarta. Foto boven: Rudy (Wokie)

Kerk Katolik Santo Antonius, Lagere school, meisjesschool en internaat Santo Vincencius 

       https: 50 jaar lagere school St. Vencensius

Kerk Katolik Santo Antonius te Jakarta.

December 1961. Zusteroverste, Anna Eggenkamper,  schoolhoofd en Ma

November 1961. Zwembad Nusantara in de wijk Polonia


25 december 1961. Laatste Kerstviering in Indonesië.

Rudy, Ma en Pa Schlechter

Januari 1962. Huis Polonia: Jalan Cipinang Cempedak 1-7 B complex. Rudy, Ris, Mil en Ma.

03-02-1962: William John Schlechter uitreisvisum ingetrokken.

De Indonesische regering heeft een verbod uitgevaardigd tegen de uit reis van spijtoptanten naar Nederland. Op 3 februari, vlak voor het vertrek van een Thai Airways vliegtuig naar Bangkok, kregen de houders van Indonesische paspoorten en Nederlandse inreisvisa, spijtoptanten geen toestemming het land te verlaten. Tot nog toe vervoerde de KLM de spijtoptanten uit de „wachtkamer" KLM-hotel Plaswijck te Bangkok richting Nederland.

Nieuw Guinea koerier 6-2-1962: Soekarno verhindert vertrek spijtoptanten Voor hen allen is de hoop, dat zij binnen afzienbare tijd naar Nederland kunnen, vertrekken, geheel vervlogen. Al deze mensen van wie er velen familie in Nederland hebben waren reeds in het bezit van een visum. Volgens gegevens, die in Den Haag zijn ontvangen, stonden 200 spijtoptanten, waaronder het gezin van William John Schlechter, op het punt te vertrekken. De overige 500 tot 000 moesten nog enkele formaliteiten regelen, die ongeveer twee maanden zouden duren. Maar de grens is voor hen gesloten en zij zullen in Indonesië moeten blijven. Behalve deze visumbezitters zijn er op het ogenblik nog steeds duizenden, die een visum hadden aangevraagd en die wachtten op een gunstige beslissing uit Nederland.


06-03-1962: Spijtoptanten mogen weer. 

16-06-1962: Vertrokken van Djakarta met de Thai Airways internationaal richting Bangkok.   

PH-DCA DC 8. Thai Airways internationaal

Ma, Jeanette Charlotte Schlechter-Randwijk in het vliegtuig richting Bangkok

16-06-1962 Aankomst: Vliegveld Bangkok, KLM hotel Plaswijck Bangkok kamernummer 29 en 30.   

kamernummer 29 en 30

Plaswijck was oorspronkelijk het buitenhuis van de Thaise minister-president Luang Plaek Pibulsonggram en het werd gebouwd in 1932. Op het terrein was ook de KLM catering gevestigd, aanvankelijk nog redelijk kleinschalig, maar later enorm gegroeid. KLM verzorgde er namelijk ook nog catering voor andere maatschappijen.   

17 juli 1962 Bangkok. KLM hotel en restaurant Plaswijck  kamernummer 29 en 30. Ma en haar kinderen. 

18-06-1962: Opname ziekenhuis William John Schlechter te Bangkok Thailand.

Saint Louis Hospital in Bangkok Thailand ook bekend als St.Louis Children's Hospital, is een non-profit privéziekenhuis en zorginstelling. Het St. Louis Hospital werd opgericht door aartsbisschop Louis Vey, van de rooms-katholieke missie in Siam op 15 september 1898. Dit was tijdens het bewind van koning Chulalongkorn van Siam. De zuster van Saint Paul de Chartres kreeg de opdracht om het ziekenhuis te beheren onder de filosofie van "Waar barmhartigheid is, is God"

St. Louis Hospital Sathorn Bangkok Thailand.  Behandelend arts en  zuster/verpleegster van William John.

Pa, Ma en Rudy Schlechter in het ziekenhuis 22 juli 1962. Kamernummer. 9.

Ziekenhuis. Ma, Rudy en verpleegster. 

22-06-1962: Nederlandse ambassade medewerker in Thailand, Ma Schlechter en Rudy. 

William John Schlechter Bangkok centrum. 

09-08-1962: Gezin Schlechter naar Nederland zonder William John Schlechter. 

Om 20.30 uur van Bangkok, Karachi, Rome naar Amsterdam.  

Vanuit Bangkok in Thailand naar Calcutta in India. En vervolgens naar Karachi in Pakistan, Basra en Bagdad in Irak  naar Damascus in Syrië. Een tussenlanding in Rome naar Amsterdam.

KLM DC832 PH-DCA: Bangkok - Karachi – Rome – Amsterdam.

10-08-1962: Geland ±23 uur te Pakistan.

Overnachting in het KLM midway house te Karachi te Pakistan. Om ± 08 uur naar Nederland met een tussen landing in Rome 

01-08-1962: Naar Amsterdam Schiphol.

±13 uur geland. Met een KLM bus naar Bennekom. Villa Rusticana, Bovenweg 2 te Bennekom. 

Villa Rusticana Bovenweg 29, Bennekom. Eerste opvangcentrum.

Ten aanzien van de huisvesting van de rest van de Indische Nederlanders heeft de Nederlandse regering van 1950 tot 1963 een dwingend beleid gevoerd bij de gemeentes. 

De Kostersteenblad Bennekom.


Hier werden spijtoptanten uit Indonesië opgevangen. Dat waren mensen die na de onafhankelijkheids-verklaring hadden gekozen voor de Indonesische nationaliteit, maar daar in de loop van de jaren vijftig spijt van kregen. Met een lijntoestel van de K.L.M. arriveerden afgelopen zondagmorgen op Schiphol 36 spijtoptanten uit Indonesië. (..) 


Eenmaal op Nederlandse bodem, werd het gezelschap per bus naar het centraal opvangcentrum Rusticana in Bennekom gebracht, waar men omstreeks het middaguur aankwam. 

Nog wat onwennig keken de kinderen in hun tropenkleding met daarover een in Bangkok verstrekte windjack om zich heen, maar eenmaal in de warme eetzaal aan de voor hen eerste echte Hollandse maaltijd gezeten, hadden de meesten al gauw het hoogste woord. Na de maaltijd volgt de registratie, waarna in de kledingbarak aan een ieder voor zo n f 500,- aan kleding en schoeisel van hoge kwaliteit wordt uitgereikt. (..)


Intussen zoeken ambtenaren van de Dienst Bijzonder Maatschappelijke Zorg in de in het centrum aanwezige kantoren de contractpensions uit, waar de respectieve gezinnen reeds de volgende dag zullen worden ondergebracht, waarbij zij met vele wensen en omstandigheden van de betrokkenen rekening houden.”


Het Indische gezinshoofd moest een verplichte bijdrage leveren, voor kost en inwoning van 60% van het netto maandinkomen. Sommige gezinnen woonden jarenlang in contractpensions. Dit heeft ertoe geleid dat de eerste generatie Indische repatrianten soms tot hun dood nog schulden moesten afbetalen.

1960. Villa Rusticana te Bennekom. 2014 v.

Meer informatie: INDO betekent: In Nederland Door Omstandigheden

Gelderse huizen van aankomst.

‘Indo betekent In Nederland Door Omstandigheden.’      14 april 2021 - door Laura de Jong.

Inhoud:

Evacués uit Indië in Gelderland

Stichting Pelita - een hulporganisatie

Postkoloniale migranten in Gelderland

De piek van 1958

De contractpensions

Schamele voorzieningen

Assimilatie en onbegrip - conclusie

Meer dan driehonderdduizend Indische Nederlanders vertrokken tussen 1945 en 1965 naar Nederland. Dit waren zowel personen van Nederlandse afkomst als van gemengde Aziatisch-Europese afkomst (‘Indo’s’). Met name Indo’s waren in Nederland aangewezen op overheidssteun. Zij hadden geen netwerk van bedrijf of familie om op terug te vallen. Velen waren zelfs nog nooit in Nederland geweest. Voor de Nederlandse overheid vormde de huisvesting van de Indische Nederlanders een moeilijk vraagstuk. Voor de eerste generatie Indische Nederlanders zal de herinnering aan hun ontvangst in Nederland altijd verbonden zijn aan hun huizen van aankomst: de contractpensions en hun vriendelijke, onverschillige of opportunistische eigenaren, opvangkampen die herinnerden aan Japanse kampen, landhuizen, sanatoria en kastelen.

Evacués uit Indië in Gelderland

Na de Tweede Wereldoorlog moest een groot aantal slachtoffers van de Japanse bezetting en de Bersiap uit Indië worden geëvacueerd. De evacuatie-operatie kwam zeer traag op gang, mede door de revolutionaire omwentelingen en de voortdurende onderschatting van de situatie door het Nederlandse bestuur. De koloniale verhoudingen waren bovendien hevig verstoord en er kwamen veel meer Indo’s naar Nederland dan verwacht. Uiteindelijk arriveerden tussen 1945 en 1949 honderdduizend Indische Nederlanders in Nederland. Veel van hen verwachtten te zullen terugkeren na een periode van recuperatie, maar dit uitzicht bleek voor de meesten een illusie.

Eenmaal in Nederland werden de Indische evacués relatief goed behandeld. Ze kregen dubbele rantsoenen, een hogere uitkering dan andere categorieën oorlogsslachtoffers en extra hulp bij huisvesting, als dat nodig was. Het etiket ‘oorlogsslachtoffer’ ging voor hen min of meer fungeren als een gelijkmaker, verschil op basis van afkomst werd niet gemaakt in het beleid. De evacués werden echter nog steeds gezien als Indisch staatsburger en er werd op gerekend dat hun verblijf in Nederland slechts tijdelijk was. Daarnaast nam de Nederlandse regering geen verantwoordelijkheid voor de materiële oorlogsschade die men had geleden in Nederlands-Indië. Dit werd beschouwd als een taak van de Indische regering.

Slechts een vijfde van de honderdduizend Indische Nederlanders was volledig aangewezen op overheidssteun. Het deel dat niet zelfstandig een onderkomen kon regelen viel onder de verantwoordelijkheid van het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers. De woningnood was zo hoog dat het bureau naar woonruimte moest zoeken in leegstaande hotels, pensions, landhuizen en vakantieparken. Op laste van koningin Wilhelmina werd zelfs een vleugel van Paleis het Loo ingericht voor de opvang van nabestaanden van omgekomen verzetsstrijders en officieren uit Nederlands-Indië. Andere landhuizen en hotels in Gelderland werden door het bureau afgehuurd en ingericht als noodverzorgingstehuizen, de zogenaamde Inrichtingen voor Gerepatrieerden uit Indië (IGI’s). In Gelderland waren dit onder meer Huize Rhienderstein in Brummen, Huize Mariënwaerd in Beesd en Logement Roskam in Barneveld. De administratie van de Gelderse inrichtingen werd gedaan in Huize Schaffelaer in Barneveld, dat in de eerste naoorlogse jaren als een noodziekenhuis diende. Het oorspronkelijke idee was dat de evacués maximaal zes maanden in deze inrichtingen verbleven, waarna zij door moesten naar zelfstandige woonruimtes. Dit bleek al snel een te optimistische inschatting te zijn. De stroom evacués bleef groeien en de woningnood werd niet minder.  

Het bureau nam daarom ook rijksevacuatiekampen en voormalige kampen van de Dienst Uitvoering Werken (DUW) in gebruik als woonoord voor Indische repatrianten. Kamp De Biezen in Barneveld, De Snodenhoek in Elst en Overbroek in Ochten huisden KNIL-gezinnen. In de DUW-kampen in Arnhem-zuid, Nijmegen en Randwijk werden repatriërende marinemensen en hun gezinnen ondergebracht. De kampen bestonden uit simpele nissenhutten met aluminium daken en gedeelde voorzieningen. Omdat de basis van de marine zich vaak in het westen van het land bevond, konden de mannen enkel hun weekenden met hun gezin doorbrengen. ‘Het was een saaie en eenzame tijd,’ herinnert een echtgenote van een marineman zich van haar verblijf in het kamp in Nijmegen. Die ervaring wordt gedeeld door een bewoonster van het kamp in Arnhem-zuid: ‘Ik voelde me erg eenzaam en wandelde veel met mijn zoontje in de kinderwagen.’ Binnen de kampen kon het gedeelde lot leiden tot hechte vriendschappen, maar veel contact met de buitenwereld was er niet. Om de kost en het onderkomen te bekostigen stonden de gezinshoofden zestig procent van hun salaris af.

Ook voor de Indische repatrianten die zich wel zelfstandig konden vestigen, in pensions of zelfstandige woonruimtes, was het vinden van huisvesting niet makkelijk. De overheid reageerde op hun nood met een dwingend beleid. Zo werd er in de Woonruimtewet van 1947 een beschikking opgenomen die de overheid in staat stelde woningen te vorderen tegen een financiële tegemoetkoming. Mensen die hun woning opsplitsten zodat er meerdere gezinnen konden wonen, kregen een rijkspremie. Hiernaast werden er opvangcontracten afgesloten met pensionhouders en ontstonden zodoende de eerste contractpensions. Het beleid leidde in de praktijk tot hevige onderhandelingen tussen de betrokken departementen, de regering, de gemeentes en provincies en de belangenorganisaties. De belangenorganisatie Nederlands-Indische Bond van Ex-krijgsgevangenen en Geïnterneerden (NIBEG) kwam al sinds september 1945 op voor de belangen van de Indische Nederlanders.

Stichting Pelita - een hulporganisatie

In 1947 werd Stichting Pelita opgericht met als oorspronkelijk doel hulpverlening voor slachtoffers van de Japanse bezetting en de Bersiapperiode. In 1948 kreeg Stichting Pelita een bouwfonds en de eerste Pelita-woningen in Ede werden in hetzelfde jaar betrokken door Indische repatrianten. De eerste bewoonster was Lies Kruijsdijk-Boon, de zus van Jan Boon, alias Tjalie Robinson. Gelderland in woord en beeld schrijft na de inwijding op 4 september 1948: ‘Zij is een jong, tenger Indisch vrouwtje en haar verhaal is even triest als dat van vele harer lotgenoten.’ In Gelderland werden er tussen 1948 en 1952 ook in Nijmegen, Apeldoorn en Ede Pelita-woningen gebouwd. De huizen werden gekenmerkt met een gevelsteen dat het olielampje van Pelita vertoonde. De gevelstenen zijn in veel gevallen weggehaald toen de huizen werden verkocht in de jaren zestig, maar in Apeldoorn versieren ze nog steeds de gevels van de voormalige Pelita-woningen in de Asselsestraat. De toewijzing van de Pelita-woningen ging aan de hand van rang en stand. Pelita hanteerde een bepaald bedrag als ‘Pelita-basis’ en het streven was dat de bewoners tenminste anderhalf maal deze basis verdienden. Daarnaast verdeelde Pelita tot ver in de jaren zestig de steunaanvragers onder in vier welstandsklassen. Deze waren gebaseerd op het sociale milieu waartoe de aanvragers hadden behoord voor de Tweede Wereldoorlog, op hun inkomen en op de vooropleiding van het gezinshoofd.

De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog ging de Nederlandse regering er nog vanuit dat de Indische evacués spoedig terug zouden keren naar Indië, maar slechts twintig procent keerde tussen 1946 en 1949 terug. In 1949, aan de vooravond van de soevereiniteitsoverdracht en de tweede repatriëringsgolf, laaide de discussie rond de woningnood opnieuw op in de nationale en regionale politiek. Het woningtekort in Nederland betrof 300.000 woningen op dit punt. De verwachting was dat na de wisseling van politieke macht binnen een korte periode grote aantallen repatrianten zouden arriveren. Bovenal, Nederland kon niet langer kon rekenen op de Indische begroting.

Postkoloniale migranten in Gelderland

De tweede stroom repatrianten kwam op gang als een direct gevolg van de soevereiniteitsoverdracht in 1950. In dat jaar alleen vertrokken 50.000 van de 240.000 nog in Indonesië woonachtige Nederlanders naar Nederland. Het ging om bestuursambtenaren, het politieapparaat, de rechterlijke macht en ex-KNIL-militairen. Het aandeel van nieuwkomers, mensen die nog nooit in Nederland waren geweest, was groter in deze groep dan in de eerste repatriëringsgolf. Daarnaast was vanaf begin af aan duidelijk dat het niet ging om tijdelijke opvang in Nederland, maar om een definitief vertrek uit Indonesië. Het waren migranten en geen evacués. Dit was een cruciaal verschil omdat het betekende dat zij niet onder de criteria van de evacuatieregeling vielen. Alle kosten, van de overtocht tot kledingvoorschotten en huisvesting, moesten worden terugbetaald.

Als onderdeel van de soevereiniteitsoverdracht kregen Indische Nederlanders een optietermijn van twee jaar waarin zij konden besluiten voor welke nationaliteit zij kozen. Nederland ging ervanuit dat de meeste ‘In Indië Gewortelden’ wel voor het Indonesische staatsburgerschap zouden kiezen. De verwachting was driekwart. Over het jaar 1950 koos echter minder dan achttien procent van deze groep voor Indonesië. In reactie hierop begon de Nederlandse regering een actief ontmoedigingsbeleid te voeren in Indonesië. Nederland werd in voorlichtingsmateriaal neergezet als een kil en koud land, waar zelfs de eigen bevolking niet in wilde wonen. Het beleid was formeel gericht op potentiële migranten die niet in hun eigen onderhoud zouden kunnen voorzien of die ‘niet op Nederland georiënteerd’ waren. In de praktijk betekende dit met name In Indië Gewortelden (IIG). Tienduizenden van hen kozen, beïnvloed door de campagne, alsnog voor de Indonesische nationaliteit. Desondanks was het aantal dat voor Nederland koos onverwacht groot. Bovendien zou een flink deel van de achterblijvers door de jaren heen alsnog als spijtoptant naar Nederland vertrekken.

Ten aanzien van de huisvesting van de rest van de Indische Nederlanders heeft de Nederlandse regering van 1950 tot 1963 een dwingend beleid gevoerd bij de gemeentes. In 1950 werd in opdracht van minister Lieftinck in alle landelijke dagbladen een oproep geplaatst aan hotel- en pensioneigenaren om een contract aan te gaan met de overheid. Voor het bieden van kost en inwoning aan Indische gezinnen kregen zij een dagvergoeding van vier gulden per inwoner, drie gulden voor baby’s en jonge kinderen. De winstmarge per bewoner per dag was 0,49 gulden. Het Indische gezinshoofd moest een verplichte bijdrage leveren van 75% van het netto maandinkomen. In 1951 werd dit verlaagd tot 60%. Sommige gezinnen woonden jarenlang in contractpensions. Dit heeft ertoe geleid dat de eerste generatie Indische repatrianten soms tot hun dood nog schulden moesten afbetalen.

De piek van 1958

Het ontmoedigingsbeleid van de Nederlandse regering in Indonesië duurde tot 1955. Hierna verslechterde de verhouding tussen Indonesië en Nederland zodanig dat het steeds gevaarlijker werd voor de Nederlanders die nog verbleven in Indonesië. Na de groeiende anti-Nederlandse agitatie verklaarde de Indonesische regering op 5 december 1957 (Zwarte Sinterklaas) alle Nederlanders in Indonesië tot ongewenste vreemdeling. Zo’n 40.000 personen werden uitgewezen en moest overhaast vertrekken.

De plotselinge piek in de repatriëring uit Indonesië maakte huisvesting weer tot een dringende nood. Bij een noodoverleg op 6 januari 1958 in Arnhem merkte de commissaris van de Koningin op: ‘Echter moet men daarbij wel bedenken dat sommige provincies aanmerkelijk minder mogelijkheden hebben op dit gebied dan Gelderland, met zijn groot aantal pensions, hotels en andere opvangmogelijkheden.’ Gelderland zou inderdaad een aanzienlijk deel van de repatrianten opvangen in contractpensions, kleinere beroepspensions en bij particulieren. Het lukte echter niet om het benodigde aantal contractpensions te regelen voordat de nieuwe stroom repatrianten in Nederland arriveerde. Verschillende legerkampen moesten worden ingericht om als noodopvang te dienen, waaronder kamp Budel in Noord-Brabant en kamp Holterhoek in Eibergen.

De contractpensions

In de officiële verslaggeving werd de opvang in Gelderland in het jaar 1958 rooskleurig beschreven. ‘Mij zijn vele gevallen bekend van particulieren en pensionhouders die dag en nacht in touw waren om voorzieningen te treffen voor de ontvangst van gerepatrieerden. Kamers werden met bloemen versierd – ’s avonds laat stond men nog gereed met warme maaltijden – prettige begroetingen werden gearrangeerd enz.’ Problemen en klachten waren volgens dit schrijven niet structureel. ‘Natuurlijk is het wel eens mis gegaan, ontstonden moeilijkheden tussen kwartiergever en gerepatrieerden, vaak ook omdat men te spontaan gehandeld had en niet stil gestaan had bij de aan kwartierverlening verbonden consequenties. Gelukkig bleven deze gevallen slechts tot enkele beperkt.’

Uit verschillende vastgelegde getuigenverhalen blijkt inderdaad dat contractpensions vriendschappelijk contact tussen Indische en Nederlandse families konden faciliteren. ‘De zorg in Velp was ronduit fantastisch,’ herinnert een inwoonster van contractpension Over-Akker in Velp zich. ‘We aten in ons eigen kamer en werden er als mens behandeld. Er was een klein fonteintje bij de kamer maar als we wilden douchen, namen we de trolleybus naar het badhuis in Arnhem. De meeste huizen in Nederland beschikten immers niet over een badkamer.’ Een inwoner van contractpension Jansen in Doetinchem zegt over de uitbaters: ‘De eigenaren waren hartelijke, betrokken mensen, die ervoor zorgden dat het ons aan niets ontbrak.’

Negatieve ervaringen komen echter vaker voor in de tot nog toe verzamelde getuigenverhalen. Verschillende verwachtingspatronen over de opvang spelen hierbij een rol, net als de koude winters, de overbevolking in de pensions, de saaie Nederlandse kost en het verlies van autonomie over de eigen huishouding. Het systeem van contractpensions betekende echter ook dat de Indische gezinnen afhankelijk waren van de gastvrijheid van uitbaters voor wie zij een bron van inkomsten vormden. Deze situatie zette de deur open voor verwaarlozing van plichten en ander machtsmisbruik. Het is op basis van getuigenverhalen niet altijd met zekerheid te zeggen of er sprake was van intentionele verwaarlozing. Een inwoner van contractpension Beatrix in Berg en Dal laat dit zelf ook in het midden: ‘We hadden het zo koud dat ik tegen mezelf zei dat ik beslist niet in Nederland zou blijven. Het eten was erbarmelijk: we kregen met water aangelengde soep, waarschijnlijk omdat de keukenstaf niet genoeg had bereid of omdat ze probeerden geld te besparen.’ Dat zij slechte herinneringen heeft overgehouden aan haar verblijf staat in elk geval vast. ‘Alle gezinnen hebben daar hongergeleden, vandaar dat ze stiekem op petroleumstelletjes op hun kamers gingen koken, wat natuurlijk brandgevaarlijk was.’

Andere getuigenissen laten minder ruimte voor twijfel als het gaat om machtsmisbruik en slechte verzorging. In het buitenhuis De Oldhorst in Oldebroek zou bijvoorbeeld door de timmerman een gat zijn geboord in het plafond van de badkamers, waardoor de dochters van een Indisch KNIL-gezin konden worden bespied bij het douchen. Het contractpension De Zonnebloem in Bennekom bestond uit bungalows op het terrein van een villa, die door een schoolvriendje van een inwonend kind werden beschreven als volgt: ‘Zijn moeder verontschuldigde zich dat het zomerhuisje zo stonk naar kippenstront. Het is met geen pen te beschrijven hoe smerig het daar was met vale gescheurde lappen als gordijnen voor de ramen en stinkende petroleumkachels zonder afvoer als verwarming in de huisjes. In de vunzige centrale doucheruimte in de villa mochten de mensen eens per week tegen betaling van een gulden tien minuten douchen onder toezicht van de Hollandse uitbaatster.’ De contractpensions waren de verantwoordelijkheid van de Dienst Maatschappelijke Zorg. Hiernaast waren ook allerlei particulieren en kerkelijke instanties betrokken bij de zorg voor de inwonende Indische repatrianten. Er was dus wel sprake van toezicht, maar de getuigenissen van de repatrianten, de pensionhouders en de contactambtenaren vertellen zeer verschillende verhalen als het aankomt op de kwaliteit van de pensions.

In de contractpensions worden de Indische repatrianten bezocht door maatschappelijk werksters, die hun integratieproces goed in de gaten houden. Door middel van cursussen en controles dienen de Indische vrouwen de Nederlandse gewoontes aan te leren en de Indische gewoontes af te leren. Het doel is volledige aanpassing: een aardappel moet geschild worden op de Nederlandse wijze, naar je toe, en niet op de Indische wijze, van je af.

Salaris afstaan

De meeste Indische Nederlanders komen terecht in contractpensions. De eigenaren van deze pensions en hotels bieden Indische gezinnen kost en inwoning, en ontvangen in ruil hiervoor een financiële compensatie van de overheid. De Indische gezinshoofden moeten op hun beurt het merendeel van hun salaris afstaan. Nederland kent in de naoorlogse jaren een grote woningnood en sommige gezinnen wonen jarenlang in contractpensions. Daardoor komen zij vaak in de schulden terecht, die zij soms tot hun dood nog moeten afbetalen. De laatste contractpensions worden in 1969 gesloten.

Schamele voorzieningen

Het leven in contractpensions is niet gemakkelijk. Soms ontstaat er vriendelijk en leerzaam contact tussen de Indische gezinnen en de pensioneigenaars, maar vaak zijn de voorzieningen schamel en wonen er te veel gezinnen bij elkaar, in kleine kamertjes of op onverwarmde zolders. Daarbij komt dat veel Nederlanders weinig begrijpen van de Indische cultuur en het Indische oorlogsverleden. "Mensen in mijn omgeving vragen wel eens ‘hoe komt het dat je zo goed Nederlands spreekt?’. Dan denk ik, jullie weten er ook helemaal niets van…", getuigde mevrouw Mulder.

Assimilatie en onbegrip - conclusie

De misconcepties over de Indische Nederlanders en het land dat zij achter zich lieten, waren wijdverspreid onder de Nederlanders. De Indische repatrianten waren sterk gevarieerd in economische, culturele en sociale achtergrond. Onder hen bevonden zich gezinnen die in Indonesië een welvarend bestaan hadden geleid in grote huizen en soms met bedienden. Eenmaal in Nederland en berooid van dat leven, ontmoetten zij de aanname dat iedereen in Indonesië in kampongs woonde, zoals getoond werd op het polygoonjournaal. ‘Je zult wel dankbaar zijn dat je nu in een stenen huis woont’, kregen zij bijvoorbeeld te horen. Een tegengestelde, maar even onjuiste aanname was dat de Indische Nederlanders verwend waren en ‘een hele stoet bedienden’ achter zich aan hadden lopen in Indië. Ook de vragen hoe het kon dat men zo goed Nederlands sprak, en of men wist wat Sinterklaas was, leggen het onbegrip van de Nederlanders bloot. Achter de onwetendheid gingen bovendien koloniale overtuigingen schuil over ras en status, wat leidde tot discriminatie in de kerk, op het werk en op straat. Mensen van gemengde afkomst werden in Indonesië als Nederlander beschouwd, maar in Nederland waren zij Indo.

In de behandeling van de repatrianten verschoof het beleid van verzorging van oorlogsslachtoffers naar het succesvol integreren (assimileren) van migranten in de Nederlandse samenleving. De repatrianten in contractpensions en elders werden onderworpen aan een intensief inburgeringsbeleid waarin geen plaats bestond voor identiteitsproblemen of voor hun specifieke oorlogservaring. Maatschappelijke werksters hielden het assimilatieproces van de inwoners in de gaten. Succesvolle assimilatie vormde de sleutel naar een zelfstandige woonruimte; at men nog te veel rijst of waren de kasten niet netjes, dan kon men worden afgekeurd voor die verhuizing. Daarnaast werden de vrouwen aangemoedigd cursussen te volgen over de huishouding en werd een voorlichtingsboekje over de Nederlandse normen en gewoontes uitgedeeld, genaamd ‘Djangan loepah!’ (‘niet vergeten!’). Dit voorlichtingsboekje ging uit van een volledig gebrek aan kennis van de Nederlandse cultuur en gewoontes.

Deze bemoeienis van de overheid was niet volledig vreemd. Eenzelfde soort selectieproces vond plaats bij de kolonisatie van de Noordoostpolder in de jaren vijftig. Bij de huisvesting van Indische Nederlanders speelde echter ook een koloniaal paternalisme een rol. De Nederlandse cultuur en gewoontes werden als vanzelfsprekend superieur beschouwd aan de Indische. Het ging niet alleen om noodzakelijke aanpassing, zoals het dragen van winterkleren, maar men moest ook binnenshuis ‘Nederlander worden’. Een aardappel moest bijvoorbeeld niet langer op de Indische wijze worden geschild, van je af, maar op de Nederlandse wijze, naar je toe. Dit alles leidde er op lange termijn toe dat de integratie van de Indische Nederlanders als succesvol wordt beschouwd, maar ook dat de Indische historie en culturele identiteit werd verdrukt en door de tweede en derde generaties moest worden herontdekt, een proces dat nog altijd gaande is.

de-indische-verhalentafel.online/home-1/repatriering-en-emigratie/in-nederland/de-geschiedenis-vande-indos-in-nederland 

www.indischhistorisch.nl/tweede/repatriering/repatriering-spijtoptanten-herinnerd/ 


13-08-1962: Hotel pension Beatrix te Berg en Dal. Tweede opvang pension. 


Adres inschrijving immigratie dienst op 22-08-1962: pension Beatrix, Oude Kleefsebaan 90-92 Berg en Dal.


De hotels die als contract pension werden aangenomen waren meestal zwaar verouderd en verkeerden in slechte staat. Vaak moesten hele gezinnen op een of twee kleine achterafkamertjes verblijven. De kamers waren klein en voorzien van een enkele wasbak met alleen koud water. Bij veel hotels was het meubilair vaak slecht. Dat het plaatsen in een kleine ruimte van zoveel verschillende mensen uit een land waar men net twee oorlogen achter de rug had, Japenstijd en Bersiap periode, vaak  tot onderlinge sociale problemen. 

“Het eten was erbarmelijk, we kregen met water aangelengde soep, waarschijnlijk omdat de keukenstaf niet genoeg had bereid of omdat ze probeerden geld te besparen. Elke dag aardappels, groenten en vlees van mindere kwaliteit, ’s morgens pap en brood met reuzel. Alle gezinnen hebben daar hongergeleden, vandaar dat ze stiekem op petroleumstelletjes op hun kamers gingen koken en Saté maken op een omgekeerde strijkbout, wat natuurlijk brandgevaarlijk was. We werden naar een grote loods van het rode kruis gebracht. Daar lagen op de grond bergen gebruikte kleding. We moesten er zelf maar wat uittrekken waar van we dachten dat we het konden gebruiken. Kleding voor de kinderen moesten we altijd te groot nemen, op de groei. Later kregen de mensen kleding voorschotten waarmee ze in speciale winkels zelf kleding mochten gaan aanschaffen. Dit voorschot moest later helemaal terugbetaald worden.” Bron: ? . Foto beneden uit 1961.

Repatriëring | Spijtoptanten herinnerd | (indischhistorisch.nl)

https://docplayer.nl/47144141-De-spijtoptantenkwestie-een-nationaal-schandaal.html

https: Contractpension 


19-08-1962: William John Schlechter op Schiphol geland, rode kruisvlucht  10 dagen later.    

24-08-1962: Opname sanatorium Dekkerswald te Groesbeek Nijmegen.

De Sanatorium een universiteit longkliniek voor onderzoek en behandeling. 

Park Dekkerswald, gelegen in de bossen van Groesbeek, is van oorsprong een herstellingsoord voor tuberculosepatiënten. Tegenwoordig is het een terrein waar meerdere zorg- en dienstverleners van naam gevestigd zijn, zoals onder andere het Radboud ziekenhuis, de Radboud Universiteit van Nijmegen en Kentalis. 

Het sanatorium in Groesbeek vroeger, 1960, een sfeerrijk paviljoen. Het gebouw huisvest tegenwoordig het Universitair Longcentrum Dekkerswald. 

Pa, William John Schlechter en behandelend longarts Dekkerswald.

Berg en Dal: 26 augustus 1962.

Neef Walter Bakker uit Utrecht en Ma.

Tante Annie Bakker-Randwijk , Oma  Lütje en Ma. Pension Beatrix.

Berg en Dal. Januari 1963. Strenge winter.

De winter van ‘63 kenmerkte zich door een extreme lange koude periode van 10 weken en begon op 22 december en duurde tot en met 3 maart. Ook daarvoor was het al koud geweest. Van 21 tot 23 november en in de eerste week van december had het al goed gevroren.

De gemiddelde temperatuur is in de wintermaanden december, januari en februari is +2,2 C. Voor 1963 is dit –3,0 C. De laagste temperatuur is gemeten op 18 januari, de dag van de Elfstedentocht, in Joure en bedroeg –20,8 C. Behalve dat het een koude winter was, was het ook een hele zonnige; 50% meer zon dan gemiddeld. Niettemin bleef de sneeuw die op de Tweede Kerstdag was gevallen, liggen tot in maart. Die sneeuwval leidde in de week tussen Kerst en Nieuwjaar tot grote verkeersproblemen. Tal van wegen werden voor enkele dagen afgesloten, omdat het onbegonnen werk was door de harde wind om deze sneeuwvrij te maken.  

https: Januari 1963. Strenge winter. 

April 1964. Pa en Ma. Eet, slaap en woonkamer pension Beatrix

27-08-1963: Pension Villa Nuova, Zutphenseweg 73 Vorden. Derde opvang pension.

Het monumentale pand werd in 1863 gebouwd in opdracht van mr. Hendrikus Engelberts, destijds kantonrechter in Lochem. In de jaren ‘60 werd het gebouw gebruikt als pension voor Indië repatrianten. Daarna is Villa Nuova bijna een halve eeuw een verzorgingshuis geweest waarvan de eerste twintig jaar als een particuliere zorginstelling. 

Augustus 1963. Ma, Jeanette; pension Nuova Zutphen. 

Meer informatie: Contractpensionen

Contractpensionen 

In maart 1950, vlak na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, besloot het kabinet-Drees dat alle ontheemde gezinnen zelf voor hun tijdelijke opvang in NL moesten betalen.

In tegenstelling tot de tijdelijk uitgezonden, witte Nederlanders die als repatrianten tussen 1946 en 1949 waren opgevangen.

De sleetse barakken in kamp Westerbork en kamp Vught werden snel ingericht; en de overheid sloot contracten met eigenaren van hotels en pensions. 4 gulden 'all-in' per persoon werd betaald (volwassen en baby) met 0,49 cent als winstmarge.

Toen onvoorzien de ene groep na de andere bleef arriveren, verloor de Dienst Maatschappelijke Zorg grip op de controle. En ontstond grootschalige corruptie: pensionhouders bespaarden op de inkoop en maakten grote winsten. Net als de middenstand die tweedehands kleding en meubels voor de volle mep berekenden aan de nieuwkomers.


Dit repressieve opvangsysteem duurde van 1950 tot 1970, maar de feiten en gevolgen zijn pas sinds kort bekend: diepe armoede, discriminatie, achterstelling, laagbetaald werk, kinderen verplicht naar de huishoud- en ambachtsschool en een gemiddelde schuld aan de Nederlandse Staat van 15.000 gulden per berooid gezin. Dat zou nu 47.000 euro zijn. Als start van een nieuw leven. De schuldbrief werd verzonden bij het vertrek vanuit de opvang naar een huurhuis. Schaamte weerhield de 380.000 ontheemden ervan om hier openlijk over te praten.


De "geruisloze integratie" van de Indische gemeenschap is een mythe: het is door schuld, hardvochtige regelgeving en achterstelling afgedwongen terwijl de opvang in contractpensions gewoon doorgegaan is: in veel van de "Indische" pensions zijn vervolgens Turkse, Marokkaanse en Algerijnse gastarbeiders opgevangen. Zonder dat duidelijk is hoe het verdienmodel in elkaar stak. (Onderzoek, @MuratIsik en @Lotfi_Hamid?).


Toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd en er een exodus plaatsvond, werden veel gezinnen in veel voormalige "Indische" pensions ondergebracht. Vaak in erbarmelijke omstandigheden. Ook over deze opvang moeten de feiten nog achterhaald worden. En is de cirkel rond: de opvang van vluchtelingen in het "Indische" kamp Budel; en de dramatisch slechte opvang van arbeidsmigranten in caravans en vakantiehuisjes voor schandalig veel geld. In 70 jaar tijd is het opvangsysteem in Nederland uitgegroeid tot een verdienmodel.


Lezing Griselda Molemans: 'De Indische Repatriëring. Feit of propaganda?'

Meer weten over de opvang van ontheemde gezinnen uit Indonesië en vanaf Nieuw-Guinea tussen 1950-1970? Dit is een lezing bij @BeeldenGeluid in 2018: 

https://www.youtube.com/watch?v=a77tgeSUzMg&t=1324s

Repatriëring uit Indonesië: voor eigen rekening

Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 zijn veel mensen uit Nederlands-Indië naar Nederland zijn gekomen. De repatriëring was echter niet gratis en de mensen moesten zelf de kosten betalen. In 1950 riep de overheid via landelijke dagbladen eigenaren van hotels en pensions en andere locaties op om een opvangcontract aan te gaan. De pensionhouders kregen een dagvergoeding van 4 gulden per persoon en 3 gulden voor baby’s en jonge kinderen.

De beheerder mocht er volgens de richtlijnen van de overheid per bewoner per dag 49 cent aan verdienen. Dat was de richtlijn, maar nogal wat pensionhouders ontdekten dat ze flinke winst kunnen maken door te besparen op eten, verwarming en douches.

Repatriëring uit Indonesië: voor eigen rekening

De reden waarom mensen zelf moesten betalen voor de repatriëring is omdat Nederland na de Tweede Wereldoorlog zijn handen vol had aan zichzelf en niet bepaald op deze groep te wachten. Hoewel zij vanwege hun trouw aan ‘Koningin, volk en vaderland’ de nieuwe Republiek Indonesië min of meer gedwongen moesten verlaten, werden zij geacht de kosten van de overtocht, de ‘huisvesting en opvoeding’, en de, vaak tweedehandse kleren en inboedel zelf te betalen.

Maand van de geschiedenis | Thema 2021: ‘Aan het werk’ | (indischhistorisch.nl)

14-05-1964: Woonruimte te Ulft. Meidoornstraat 20 gemeente Gendringen.

Huurprijs gld.72,80 p/m. Tot 1 januari 2005 behoorde Ulft tot de gemeente Gendringen. Bij een gemeentelijke herindeling gingen de gemeenten Gendringen en Wisch samen verder onder de naam Oude IJsselstreek.

Ulft bestaat behalve uit het gelijknamige dorp uit twee buurtschappen: Oer, Ulft noord en De Pol.

29 juli 1964. Meidoornstraat 20. Ma, Rudy en Mil.

Interieur woonkamer: juli / augustus 1964 . Ma, Jeanette en Rudy.

Alle foto's uit 1964 juli / augustus.

Ma, Jeanette en Pa, William John;  boven Ulftse kermis Rudy en Ma.

Beneden: Ma en Rudy, kermis. Ma, achterkamer.  Portret Rudy .

William John Schlechter: Verblijfsvergunning vreemdeling in Nederland van 1964 tot 1968.   

13-09-1967: 

Jeanette Charlotte Schlechter-Randwijk.   Herkrijgen van haar Nederlanderschap.         

27-12-1967: 

William John Schlechter. Naturalisatie Nederlanderschap.

27-12-1967: Naturalisatie Nederlanderschap. Kamerstuk: 9442. Meidoornstraat Ulft.


Naturalisatie broer, zus en neven van William John Schlechter.

Ikat  Djati  Brandal  rumah di BelandaJohn  E  Schlechter.  Doetinchem.
Contact mail: polonia1962@outlook.com
www.wjschlechter1915.nl/
sites.google.com/view/liturgisch-kalender-abc/home