Willem de Vlaming, oktober 2025
De uitgangspunten van gelijkheid voor de wet, gelijkwaardigheid, de rechtsstaat, de open samenleving en mensenrechten zijn niet langer een vanzelfsprekendheid.
Een deel van het politiek maatschappelijk krachtenveld (universeel geldende gelijkheid en gelijkwaardigheid) vindt het IMMOREEL om anderen achter te stellen. Zij omarmen: artikel 1 van de grondwet, de rechtsstaat, de pluriforme open samenleving, mensenrechten, en zij waarderen diversiteit. Als basis voor dialoog en beleid gebruiken zij: wetenschappelijke inzichten en feiten, algemeen aanvaarde principes en de wetenschappelijke methode.
Een ander deel van het politiek maatschappelijk krachtenveld (tribaal afgebakende gelijkheid en gelijkwaardigheid) vindt het IMMOREEL de eigen groep niet als uitzonderlijk te zien en een voorkeursbehandeling te geven. verder Zij streven naar homogeniteit en conformisme. Zij willen af van: artikel 1 van de grondwet, van de scheiding der machten, van de onafhankelijke rechtspraak en adviesorganen, en de pluriforme open samenleving. Zij vinden wetenschappelijke inzichten en feiten, algemeen aanvaarde principes en de wetenschappelijke methode als "ook maar een mening". Voor discussie en beleid baseren zich bij voorkeur op 'alternatieve' feiten en principes onderbouwd vanuit individueel of groepsgevoel, en soms zelfs complotdenken. (zie ook : Cognitief / epistemologisch nihilisme)
Het zijn twee elkaar uitsluitende paradigma's
Beide kampen beroepen zich op moraliteit. De ene kant zegt: het is moreel om iedereen gelijk te behandelen. De andere kant zegt: het is moreel om je eigen groep te beschermen tegen bedreiging. Beide posities zijn intern consistent, maar niet verenigbaar. De één vereist openheid en empathie, de ander afgrenzing en loyaliteit. Dit verklaart waarom dialoog vaak stukloopt: het is niet enkel een kwestie van argumenten, maar van morele identiteit. De verschuiving naar 'tribale' moraal wordt vaak gevoed door angst voor verlies – van status, zekerheid of culturele identiteit. Het morele argument (“wij moeten onszelf beschermen”) maskeert dan een existentiële onzekerheid. Een open samenleving kan deze kloof niet dichten door de tribale kant simpelweg te veroordelen.
Een democratie veronderstelt ook een gemeenschappelijke werkelijkheid: burgers hoeven het niet eens te zijn over wat wenselijk is, maar wel over wat waar is. Zodra die gedeelde grondslag verdwijnt, raakt de samenleving in een post-feitelijke toestand waarin debat plaatsmaakt voor strijd, en compromis voor verraad.
Er is behoefte aan herstel van vertrouwen in principes, instituties en vertegenwoordiger van de rechtsstaat, open samenleving, mensenrechten, wetenschap: zoals: politiek, rechtspraak, media, et cetera. Én er is behoefte aan herstel van de verbinding op moreel niveau: 1) het besef dat diversiteit en gelijkwaardigheid van iedereen geen bedreiging hoeft te zijn, maar een voorwaarde is voor democratische kracht en veerkracht. 2) het besef dat samenlevingen gebaseerd op exclusiviteit en uitsluiting en autoritarisme tot veel ellende hebben geleid.
Belangrijke vragen zijn nu:
Hoe zorgen we ervoor dat iedereen binnen de rechtsstaat en de open samenleving hun stem kan en wil laten horen, en zich gezien en gehoord voelt?
Hoe waarborgen wij, dat wij bij het zoeken en vinden van oplossingen, blijven opereren binnen de kaders van een democratische rechtsstaat, open samenleving en mensenrechten — waarin macht wordt begrensd, en minderheden en individuen worden beschermd?
Hoe voorkomen we dat we afglijden naar een systeem waarin de sterkste of luidste groep bepaalt wie er volwaardig meetelt, en wie niet?
Hoe bereiken we elkaar nog? En hoe krijg je nog zoveel mogelijk mensen uit de negatieve spiraal, terug in het speelveld van de democratische rechtsstaat en open samenleving?
De toekomst van de democratische rechtsstaat hangt af van het vertrouwen dat we (ondanks verschillen), problemen kunnen oplossen en ambities kunnen realiseren binnen de kaders van de democratische rechtsstaat, open samenleving en mensenrechten.
Wanneer dat vertrouwen verdwijnt, verdwijnt ook het fundament waarop de democratie rust — niet met één slag, maar langzaam, van binnenuit.
Modern authorirarianism grows on legal and administrative demolition and failing separation of powers.
Modern autoritarisme groeit op wettelijke en bestuurlijke afbraak en falende scheiding der machten.
Prompt: zijn er (veel) voorbeelden van landen die afglijden van democratische rechtsstaat (open samenleving) via discriminerende democratische rechtstaat naar (gewelddadig onderdrukkend) autoritarisme tegen 'anderen' of afvalligen?
Dat patroon komt opvallend vaak voor in de moderne geschiedenis.
Het is een proces dat politicologen vaak typeren als een “democratische erosie” of “autocratisering van binnenuit”: een democratie die formeel blijft bestaan, maar stap voor stap haar rechtsstatelijke, pluralistische en inclusieve karakter verliest — meestal via discriminatie of uitsluiting van ‘anderen’.
1. Democratische rechtsstaat
Kenmerken: Gelijke rechten, pluriforme media, onafhankelijke rechtspraak, bescherming van minderheden.
Kantelpunt: Polariserend populisme of identiteitsconflict (“wij vs. zij”).
2. Discriminerende democratie
Kenmerken: Gelijke rechten worden uitgehold: wetten of beleid bevoordelen “de echte burgers”, anderen worden verdacht of uitgesloten (migranten, religieuze minderheden, politieke opponenten).
Kantelpunt: Acceptatie van discriminatie als “legitiem” door meerderheid; normalisering van ongelijkheid.
3. Autoritarisme / onderdrukkende staat
Kenmerken: Kritiek wordt bestraft, minderheden worden vervolgd, instellingen worden ondergeschikt aan de leider of partij.
Kantelpunt: Geweld tegen “anderen” of “afvalligen” wordt genormaliseerd of aangemoedigd.
Belangrijk:
Deze overgang gebeurt meestal geleidelijk en wettelijk — met wetten, referenda en verkiezingen. De meeste burgers ervaren niet het moment waarop hun samenleving die drempel overschrijdt.
Moraliserend nationalisme
Wat er gebeurt: Regering presenteert “échte burgers” versus “bedreigers” (migranten, critici, minderheden).
Effect: Legitimeert ongelijkheid en uitsluiting.
Wettelijke discriminatie
Wat er gebeurt: Formeel gelijke wetten worden aangepast (“veiligheid”, “identiteit”, “loyaliteit”).
Effect: Ongelijkheid krijgt legale basis.
Media-onderwerping
Wat er gebeurt: Onafhankelijke media worden “vijanden van het volk”.
Effect: Publieke sfeer vernauwt.
Institutionele afbraak
Wat er gebeurt: Rechters, ambtenaren, universiteiten verliezen onafhankelijkheid.
Effect: Macht concentreert bij uitvoerende macht.
Geweldsnormalisering
Wat er gebeurt: Geweld tegen “de ander” wordt gedoogd of goedgepraat.
Effect: Angst en zelfcensuur.
Gebruik van taal als wapen: "echte patriotten", "volksvijanden", "verraders".
Selectieve rechtspraak tegen oppositie en activisten.
Politieke inzet van religie of etniciteit als moreel criterium.
Systematische delegitimatie van universiteiten, NGO’s, of internationale instellingen.
Geleidelijke verzwakking van burgerrechten, vaak verpakt als “bescherming van veiligheid of traditie”.
Niet via staatsgrepen, maar via wettelijke stappen en verkiezingen.
Niet plotseling, maar geleidelijk, met steun van een meerderheid.
Altijd via de uitsluiting van een “ander”, die symbool staat voor onveiligheid, verval of verraad.
1. Weimar-Duitsland → Nazi-Duitsland (1919–1939)
Fase 1: Democratie met grondrechten, vrije pers en rechtsstaat.
Fase 2: Na 1930 begon structurele discriminatie via verkiezingsretoriek (“échte Duitsers” vs. Joden, marxisten, Roma).
Fase 3: Na 1933, onder Hitler, werd discriminatie staatsbeleid → vervolging → genocide.
➡️ Klassiek voorbeeld van democratische zelf-ontmanteling via uitsluiting.
2. Servië / Joegoslavië (1980–1999)
Fase 1: Federale socialistische republiek met relatieve etnische gelijkheid.
Fase 2: Milosević mobiliseerde nationalistische gevoelens tegen Albanezen, Kroaten, Bosniakken (“verraad” van binnenuit).
Fase 3: Staat werd etnonationalistisch en gewelddadig — etnische zuiveringen en burgeroorlog.
➡️ Overgang van autoritaire socialistische federatie naar etnocratisch autoritarisme.
3. Turkije (2000–heden)
Fase 1: Democratische hervormingen, toetredingsproces tot EU.
Fase 2: Toenemende discriminatie en repressie tegen Koerden, Gülen-beweging, kritische journalisten.
Fase 3: Na 2016 staatsgreep-poging → massale zuiveringen, presidentieel autoritarisme.
➡️ Een democratie die via angst en uitsluiting richting éénpartijstaat bewoog.
4. Hongarije (2010–heden)
Fase 1: Democratische rechtsstaat (EU-lid).
Fase 2: Orbán presenteerde “illiberale democratie”: bescherming van “Hongaarse identiteit” tegen migranten, NGO’s, lhbti-groepen.
Fase 3: Inperking van persvrijheid, rechtsstaat, oppositie — zonder massaal geweld, maar met structurele onderdrukking.
➡️ Vreedzaam, wettelijk autoritarisme via discriminatie.
5. India (2014–heden)
Fase 1: Pluriforme democratie met seculiere grondwet.
Fase 2: Hindoe-nationalistische politiek (BJP) richt zich tegen moslims en ‘anti-nationale’ groepen.
Fase 3: Schending van rechten in Kashmir, burgerwetgeving die moslims benadeelt, druk op media en rechters.
➡️ Democratische meerderheid gebruikt religieuze identiteit om minderheden te marginaliseren.
6. Venezuela (1999–heden)
Fase 1: Democratie onder Chávez.
Fase 2: Polarisatie tussen “echte patriotten” en “elite/tegenstanders”.
Fase 3: Institutionele uitsluiting van oppositie, geweld, onderdrukking van protest.
➡️ Economisch populisme dat overgaat in autoritarisme.
7. Polen (2015–heden, gedeeltelijk)
Fase 1: Functionerende rechtsstaat binnen EU.
Fase 2: Nationalistisch discours over “Poolse waarden”, discriminatie van lhbti en migranten.
Fase 3: Politieke controle over rechtbanken, media, onderwijs.
➡️ Nog geen openlijk geweld, maar duidelijke erosie van de rechtsstaat.
"Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan."
Wat zou dit in de praktijk moeten beteken voor burgers en organisaties?
Artikel 1 legt niet alleen een recht, maar ook een morele norm vast: Je hebt het recht om jezelf te zijn, maar dat recht geldt voor iedereen.
Dat betekent dat jij anderen datzelfde recht moet geven, en moet zorgen dat zij ook datzelfde recht hebben. Vrijheid, gelijke behandeling en non-discriminatie vragen een actieve houding. Het vraagt van iedereen het bewust ruimte maken voor andere leefwijzen, meningen of identiteiten. Je hoeft het niet eens te zijn met de mening of levensovertuiging van iemand anders, of je daar gemakkelijk bij te voelen, maar je mag die persoon daarom niet minderwaardig behandelen of rechten ontzeggen. Dat maakt Artikel 1 niet slechts een regel, maar een 'houding': een uitnodiging en opdracht om samen een samenleving te bouwen waarin iedereen mens mag zijn.
Rechtsstaat en Rechtsstatelijkheid
De kern van rechtsstatelijkheid is dat de macht gebonden is aan het recht. Niemand — ook de overheid niet — staat boven de wet.
Belangrijke principes zijn:
Gebondenheid van de overheid aan het recht: Overheden mogen alleen handelen binnen de grenzen van de wet. Macht wordt niet willekeurig gebruikt, maar is gebonden aan regels en procedures.
Scheiding der machten (trias politica): De wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht zijn gescheiden en houden elkaar in evenwicht. Zo wordt machtsconcentratie en misbruik voorkomen.
Onafhankelijke rechtspraak: Rechters staan los van de politiek en andere machtsorganen. Zij kunnen burgers beschermen tegen onrechtmatig overheidsoptreden en willekeur.
Gelijkheid voor de wet: Iedereen is gelijk voor de wet — ongeacht afkomst, positie, geloof of overtuiging. Discriminatie is verboden.
Rechtszekerheid en voorspelbaarheid: Burgers moeten weten wat hun rechten en plichten zijn. Wetten moeten duidelijk, openbaar en toepasbaar zijn, zodat mensen hun gedrag daarop kunnen afstemmen.
Bescherming van fundamentele rechten: De rechtsstaat garandeert basisrechten zoals vrijheid, privacy, eigendom, en bescherming tegen willekeurige arrestatie of bestraffing.
Toegang tot recht en effectief rechtsherstel: Burgers moeten hun recht kunnen halen via onafhankelijke rechters en eerlijke procedures.
De rechtsstaat zorgt ervoor dat macht niet willekeurig of onrechtvaardig wordt gebruikt. Niet de willekeur van mensen, maar de wet regeert — en de wet beschermt burgers tegen machtsmisbruik, onrecht en ongelijkheid.
Een Open Samenleving, wordt gekenmerkt door:
Vrijheid van meningsuiting en debat: Iedereen mag zijn of haar mening uiten, ook als die afwijkt van de meerderheid of van de overheid. Kritiek wordt niet onderdrukt, maar gezien als een bron van groei en inzicht.
Pluralisme en diversiteit: Er is ruimte voor verschillende overtuigingen, levensstijlen, culturen en religies. Verschil wordt niet gezien als bedreiging, maar als verrijking.
Transparante en verantwoordelijke overheid: Overheidsbesluiten zijn controleerbaar en worden beargumenteerd. Macht wordt niet achter gesloten deuren uitgeoefend, maar is onderworpen aan publieke verantwoording.
Onafhankelijke media en vrije informatievoorziening: Journalisten en onderzoekers kunnen vrij werken en machthebbers ter verantwoording roepen. Burgers hebben toegang tot betrouwbare informatie.
Sterke en kritische 'civil society': Burgers kunnen zich vrij organiseren in verenigingen, vakbonden, actiegroepen en NGO’s. Samen dragen zij bij aan publieke discussie en maatschappelijke verandering.
Respect voor de rechtsstaat en mensenrechten: Vrijheid geldt voor iedereen — ook voor minderheden en andersdenkenden. Wet en recht beschermen burgers tegen willekeur en discriminatie.
Bereidheid tot zelfkritiek en verandering: Een open samenleving erkent dat niemand de absolute waarheid bezit. Beleidskeuzes en overtuigingen kunnen altijd worden herzien op basis van nieuwe inzichten of ervaringen.
Een open samenleving is nooit af: ze vraagt voortdurende waakzaamheid, debat en aanpassing. Haar kracht ligt in openheid, vertrouwen en respect — niet in uniformiteit of controle
Mensenrechten
Mensenrechten vormen de universele grondrechten die ieder mens bezit, simpelweg omdat hij of zij mens is.c Ze beschermen tegen onderdrukking en garanderen een waardig bestaan. De belangrijkste (essentiële) mensenrechten, gegroepeerd naar hun kernfunctie:
Rechten ter bescherming van de persoonlijke vrijheid en waardigheid
Recht op leven – niemand mag willekeurig van het leven worden beroofd.
Verbod op marteling, slavernij en onmenselijke behandeling.
Recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid – bescherming tegen willekeurige arrestatie of detentie.
Recht op privacy – bescherming van persoonlijke levenssfeer, communicatie en gezinsleven.
Rechten op gelijke behandeling en non-discriminatie
Gelijkheid voor de wet.
Verbod op discriminatie op grond van geslacht, ras, afkomst, geloof, seksuele oriëntatie, politieke overtuiging of andere status.
Vrijheidsrechten (klassieke rechten)
Vrijheid van meningsuiting en informatie.
Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.
Vrijheid van vereniging en vergadering.
Vrijheid om te kiezen voor deelname aan het openbare leven en verkiezingen (politieke rechten).
Sociaal-economische rechten (materiële bestaanszekerheid)
Recht op arbeid en eerlijke arbeidsvoorwaarden.
Recht op onderwijs.
Recht op adequate levensstandaard, waaronder voedsel, kleding, huisvesting en gezondheidszorg.
Recht op sociale zekerheid.
Collectieve en solidariteitsrechten
Recht op zelfbeschikking van volkeren.
Recht op ontwikkeling.
Recht op een schoon en leefbaar milieu.
Mensenrechten beschermen de waardigheid, vrijheid en gelijkheid van ieder individu. Ze vormen de morele en juridische basis van de rechtsstaat en de open samenleving — omdat ze garanderen dat macht niet ten koste gaat van de mens.