Begrippen

Begrippen en hun betekenis


In de Bijbel komen de woorden '(ver)kiezen', 'verwerpen' en 'predestineren' voor in verschillende betekenissen.  

Het begrip 'verkiezing' is in de loop der eeuwen zover vereenzelvigd met 'eeuwig behoud', dat het voor velen, ook theologen, vrijwel onmogelijk is geworden om er zich iets anders bij voor te stellen. Toch heeft 'verkiezen' in de Bijbel een andere inhoud.

In het Eerste en Tweede Testament komt het woord 'verkiezen' meerdere keren voor. Het gaat over personen, een volk, stammen, een  plaats, profeten en apostelen en een gemeente die uitverkoren zijn. Er wordt ook gesproken over verworpen zijn. Wat wil dat zeggen?

Een belangrijk hermeneutisch principe is te kijken waar een woord voor het eerst in de Bijbel voorkomt en welke betekenis het daar heeft. Meestal heeft het die betekenis dan elders ook. Een tweede principe is dat een leer op beide Testamenten gegrond is. Een derde regel is dat een leerstelling door meerdere teksten ondersteund wordt.

• Het Hebreeuwse woord 'bachar' betekent 'kiezen', meestal in de betekenis van 'kiezen voor zichzelf'. Zoals in Genesis 6.2: 'En het geschiedde, (...) dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkozen hadden.' Of in Genesis 13.11: 'Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan (...)'. 

• Mensen kiezen, maar ook God kiest. In Numeri 16.7, de opstand van Korach, zegt Mozes: '... en het zal geschieden, dat de man, die de HEERE verkiezen zal, die zal heilig zijn. ...' Mozes is de man die door de Heere verkozen en aangesteld is tot dienst, namelijk om het volk te leiden.

• Jesaja 49.1 spreekt van de Messias: 'Ziet, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelke Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht de heidenen voortbrengen.' De oversten van Israël spraken in dezelfde bewoordingen toen Jezus gekruisigd was: 'En ook de oversten met hen beschimpten Hem, zeggende: Anderen heeft Hij verlost, dat Hij nu Zichzelf verlosse, zo Hij is de Christus, de Uitverkorene van God.' Lukas 23.35, en ook Petrus schrijft zo als hij over de Heere spreekt als 'een levende Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar'. 1Petrus 2.4

• De Heere verkiest Jeruzalem als plaats om Zijn Naam daar te doen wonen: 'Dan zal er een plaats zijn, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen; ...' Deuteronomium 12.11, 16.2, 6, 11; 26.2; 'Want de HEERE heeft Sion verkoren, Hij heeft het begeerd tot Zijn woonplaats' Psalm 132.13.

• Saul was tot koning over Israël verkoren. Daarna was David verkoren om koning over Israël te zijn: 'Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israël wezen zou.' 1Koningen 8.16

• 2Kronieken 6.6 noemt Jeruzalem en David beide als zijnde uitverkoren: 'Maar Ik heb Jeruzalem verkoren, dat Mijn Naam daar zou wezen; en Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israël wezen zou.'

• Levi was verkoren om voor altijd te dienen: 'Want de HEERE, uw God, heeft hem uit al uw stammen verkoren, dat hij sta, om te dienen in de Naam van de HEERE, hij en zijn zonen, te allen dage.' Deuteronomium 18.5 (Zie ook verderop onder 'Psalm 65'.)

Als met 'de uitverkorenen' in het Eerste Testament het volk Israël is bedoeld, dan is het voor de hand liggend dat dat in het Tweede Testament niet anders is.
Mattheüs 24.22 (... om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.) en 24 (... alzo dat zij, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen zouden verleiden.) en Markus 13.20 (En indien de Heere de dagen niet verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort.)
Evenzo in Mattheüs 24.31: 'En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.' Dat komt overeen met de profetie van Jesaja: '... en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier einden van het aardrijk.' Ook uit de context blijkt dat Jezus spreekt over Israël, want in vs 32 spreekt Hij van de vijgeboom, beeld van Israël, en in vs 34 noemt Hij hen 'dit geslacht': 'Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.'

• Judas was een van de twaalf uitverkorenen tot het discipelschap, maar van hem zegt de Heere Jezus: 'Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En een uit u is een duivel.' Johannes 6.70.

• Jesaja 49.6-7 zegt dat de Heere het volk Israël heeft verkoren om tot een licht voor de heidenen te zijn. Dat Licht is Hij van Wie Simeon zei: 'Een Licht tot verlichting der heidenen.' Lukas 2.32. Ook hier gaat het er dus niet over dat Israël uitverkoren is tot zaligheid, maar tot dienst. Anders gezegd: Israël is het uitverkoren volk om de Messias voort te brengen. In verschillende bewoordingen wordt acht keer over Israël gesproken als het uitverkoren volk van God (1Kronieken 16.13; Psalm 33.12, 105.6, 43; 135.4; Jesaja 45.4, 65.9, 22). Paulus refereert daaraan in Handelingen 13.17: 'De God van dit volk Israël heeft onze vaderen uitverkoren, en het volk verhoogd, toen zij vreemdelingen waren in het land Egypte, en heeft hen met een hoge arm daaruit geleid.' Trouwens, hoeveel uitverkorenen die uit Egypte zijn verlost, zijn in het beloofde land aangekomen? Twee!

Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen over 'uitverkorenen'. In Rome bestond al sinds de ballingschap een Joodse gemeenschap en de gemeente die daar is ontstaan, bestond uit Joden en niet-Joden. De Joden waren ook daar de uitverkorenen.

Deze twee laatste punten zijn belangrijk bij het lezen van het Nieuwe Testament. Verkiezing heeft daar in de meeste gevallen betrekking op Israël.

'Verkiezen' is in de Bijbel dus niet: 'predestineren tot het eeuwige leven'.

Het Hebreeuwse woord ma'as (meestal vertaald als verwerpen, soms ook als versmaden, verachten, verfoeien) komt meerdere keren voor in het Eerste Testament. Maar in geen enkel geval gaat het over 'van eeuwigheid bestemd zijn tot de rampzaligheid'. Enkele voorbeelden.

• De eerste keer is dat in Leviticus 26.(14-)15: 'Maar indien gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen; en zo gij Mijn inzettingen zult smadelijk verwerpen ...'

• In Numeri 14.31 zegt de Heere dat het volk het land dat Hij hen beloofd had, verworpen heeft. Tien van de twaalf verspieders hadden namelijk een slecht bericht verspreid over dat land en het volk geloofde hen.

• Saul was verkozen (verkoren) tot koning van Israël, maar na herhaalde ongehoorzaamheid werd hij door de Heere verworpen. Let wel, hij werd verworpen als koning: 'Doch Samuël zei tot Saul: Ik zal met u niet wederkeren; omdat gij het woord van de HEERE verworpen hebt, zo heeft u de HEERE verworpen, dat gij geen koning over Israël zult zijn.' 1Samuël 15.26. Deze verkiezing en verwerping hebben dus niet te maken met zijn eeuwige bestemming maar met het koningschap. 

• In 2Koningen 23.27 staat: 'En de HEERE zei: Ik zal Juda ook van Mijn aangezicht wegdoen, gelijk als Ik Israël weggedaan heb; en Ik zal deze stad Jeruzalem verwerpen, die Ik verkoren heb, en het huis, waarvan Ik gezegd heb: Mijn Naam zal daar wezen.'
In deze twee teksten wordt zelfs gesproken van verworpen worden na verkoren te zijn. 

• Hosea 9.17 zegt over het ongehoorzame Israël: 'Mijn God zal ze verwerpen, omdat zij naar Hem niet horen; en zij zullen omzwervende zijn onder de heidenen.' Verwerpen heeft hier de betekenis van uit het land verbannen.

[Wordt vervolgd]

Predestineren is wat het Nieuwe Testament (in o.m. de statenvertaling) weergeeft met het woord 'verordineren' (niet te verwarren met het woord 'geordineerd' in Handelingen 13.48 - zie verderop). Overigens blijkt het woord 'verordineren' voor te komen als vertaling van verschillende Griekse woorden. Waar de statenvertaling dit woord gebruikt, kan de betekenis ervan dus verschillen. In de volgende teksten heeft het niet de betekenis van 'predestineren, voorbeschikken':

• Lukas 22.29: 'En Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijk Mijn Vader Mij [dat] verordineerd heeft ...'
• Handelingen 22.14: 'De God van onze vaderen heeft u te voren verordineerd, om Zijn wil te kennen ...'

Maar in de volgende teksten wel:
• Romeinen 8.29-30: 'Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijnEn die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen ...'
• 1Korinthe 2.7: 'Maar wij spreken de wijsheid Gods, [bestaande] in verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft tot heerlijkheid van ons, eer de wereld was'
• Efeze 1.5: 'Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil'
• Efeze 1.11: 'In Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil'

Het is de vertaling van het Griekse woord 'proorizo' wat zoveel betekent als 'bestemmen tot (een bepaald doel)' Zie de bespreking van deze teksten verderop. 

Predestineren heeft in de Bijbel nooit te maken met 'wie' maar altijd met 'wat' of 'waartoe'. Predestineren is dus niet: 'iemand van eeuwigheid bestemmen tot het eeuwige leven'.

[Wordt vervolgd]

──────────────