THREE THEMES
Ruusbroec focused on three themes that we later find in the great masters of Christian mysticism:
The Trinitarian nature of the encounter with God.
The loving person longs to encounter God and his desire is restless until the Beloved reveals Himself personally. This Beloved is one God in three persons. In his own soul, the contemplative person discovers the indwelling of the divine love of the Father and the Son in the Holy Spirit, and this discovery is a transformative experience. The central article of Christian faith thus forms the foundation of Ruusbroec's thought on the encounter between the human person and God.
The "common" life.
The mature mystic is so completely submitted to the will of the Beloved that he can pray contemplatively or reach out a helping hand with equal ease. This life is not the result of moral efforts, but is a gift from God.
The human richness of life in union with God.
When God's love breaks open and floods the human soul, the human person's faculties and abilities are not destroyed, but are inspired to new activities. True union with God does not result in a submersion in the unconscious. Ruusbroec's humanism is evident from his conviction that human dignity is by no means violently reduced by God, on the contrary.
TROIS THÈMES
Ruusbroec traite trois thèmes que l'on rencontre aussi plus tard chez les maîtres de la mystique chrétienne:
Le caractère trinitaire de la rencontre avec Dieu.
L'homme aimant veut rencontrer Dieu et son désir ne connaît pas de repos avant que l'Aimé ne se découvre personnellement à lui. L'Aimé est un Dieu en trois personnes. L'homme tourné vers Dieu découvre en lui-même que l'amour divin du Père et du Fils et du Saint-Esprit l'habite. Et cette découverte le ou la transforme. Ce point cardinal de la foi chrétienne devient chez Ruusbroec la base de sa doctrine de la rencontre de l'homme avec Dieu.
L'homme "commun".
Le mystique accompli est si totalement livré à la volonté de l'Aimé qu'il peut aussi facilement prier de manière contemplative qu'aider concrètement. Cette vie n'est pas le résultat d'un effort moral, mais est un don de Dieu.
La richesse humaine d'une vie tournée vers Dieu.
Quand l'amour de Dieu irrigue et transperce l'âme humaine, les facultés humaines ne sont pas anéanties, mais elles sont stimulées à une activité nouvelle. La vraie union avec Dieu né mène pas à sombrer dans l'inconscient. L'humanisme de Ruusbroec se révèle par sa conviction que Dieu ne fait pas violence à la dignité humaine.
DRIE THEMA'S
Ruusbroec behandelde drie thema's die we later ook bij de grootmeesters van de christelijke mystiek terugvinden:
Het trinitaire karakter van de Godsontmoeting.
De minnende mens wil God ontmoeten en zijn verlangen kent geen rust vooraleer de Beminde zelf zich aan hem persoonlijk meedeelt. Die Beminde is één God in drie personen. De godschouwende mens ontdekt in zichzelf de inwoning van deze goddelijke liefde van de Vader en de Zoon in de heilige Geest, en deze ontdekking transformeert hem of haar. Het centrale geloofspunt van het christendom wordt zo bij Ruusbroec de basis van zijn leer over de ontmoeting van de mens met God.
De "ghemeyne" mens.
De volwassen mysticus is zo volkomen overgeleverd aan de wil van de Beminde dat hij even gemakkelijk schouwend kan bidden als helpend de hand uitreiken. Dit leven is geen resultaat van morele inspanning, maar een gave van God.
De humane rijkdom van het godsverbonden leven.
Wanneer Gods liefde de mensenziel overvloeit en doordringt, worden de menselijke vermogens niet vernietigd, maar tot nieuwe activiteit aangespoord. De ware godsvereniging leidt niet tot een wegzinken in het onbewuste. Ruusbroecs humanisme blijkt uit zijn overtuiging dat God de menselijke waardigheid geen geweld aandoet.