Sint Lucia
Relieken die aan Sint Lucia worden toegeschreven zijn over heel Europa te vinden. De 11e-eeuwse schrijver Sigebert van Gembloux meldde dat het lichaam in zijn tijd in de Saint Vincent in Metz rustte, en dat een arm naar Speyer werd overgebracht. Oorspronkelijk zou ze in Syracuse begraven zijn, de laat-4e-eeuwse grafinscriptie vormt daarvoor extra bewijs. Volgens Sigebert zou het stoffelijk overschot van Sint-Lucia vier eeuwen in Syracuse gelegen hebben toen hertog Faroald II van Spoleto Sicilië veroverde[bron?] en de resten van de heilige overbracht naar Corfinium (in de Abruzzen). In 972 liet keizer Otto I het lichaam overbrengen naar Metz. Tegenwoordig zijn diverse relieken verspreid over Europa te vinden, die mogelijk afkomstig zijn van dit lichaam.
Een alternatief verhaal, in tegenspraak met Sigebert, is dat het lichaam in 878, toen de islamitische Saracenen Syracuse dreigden in te nemen, naar een geheime locatie gebracht werd. In 1039 werd het door de Byzantijnse generaal Maniakes gestolen en meegenomen naar Constantinopel. Bij de inname van de stad door de kruisvaarders in 1204 werd het lichaam, samen met vele andere relieken, naar Venetië overgebracht. Daar werd het oorspronkelijk in de kerk op het eiland San Giorgio Maggiore bijgezet.
In 1313 werd dit gebeente overgebracht naar de aan haar gewijde kerk Santa Lucia. Toen de Santa Lucia in 1860 werd afgebroken om plaats te maken voor het gelijknamige station werd het lichaam overgebracht naar de nabijgelegen San Geremia, waar het jarenlang in een glazen kist lag. In 1935 liet paus Pius XI het lichaam, dat zich in opmerkelijk goede staat bevond, bedekken met een zilveren dodenmasker. In 1981 werden alle beenderen behalve het hoofd gestolen, maar kort daarna door de politie teruggevonden. In 2004 werd het lichaam kortstondig vanuit Venetië overgebracht naar Syracuse, de stad waar de heilige oorspronkelijk bijgezet zou zijn. De stad Syracuse voert een lobby om het gebeente definitief terug te krijgen.
In het Franse Bourges bevindt zich een hoofd dat ook aan Sint Lucia wordt toegeschreven. De Venetianen zouden het hoofd in 1513 aan De Franse koning Lodewijk XII hebben geschonken, terwijl de rest van het lichaam in Venetië achterbleef. Lodewijk XII liet het hoofd bijzetten in de kathedraal van Bourges. Volgens een ander verhaal is het hoofd in Bourges echter uit Rome overgebracht, waar het werd ondergebracht in de tijd dat het lichaam in Corfinium rustte. Ook in Metz bevindt zich echter een hoofd waarvan beweerd wordt dat het van Lucia van Syracuse is.
De Antonius Abtkerk in Schaijk bezit een reliek 'Ex Ossibus Ste Luciae' ('Uit het gebeente van St. Lucia') in een ovale zilveren theca (Ø ca. 3 cm) met een oogje. Het botpartikel is bevestigd op een groen stukje stof. Onder het stukje bot is een papiertje vastgemaakt met de tekst 'S. Luciae v.m.' ('Van de H. Lucia maagd en martelares'). Bij de reliek hoort een echtheidscertificaat d.d. 21 april 1845. De reliek moet in 1845 al geruime tijd in bezit van de parochie zijn geweest, aangezien er in 1827 al sprake van is. De ovale theca zit in een ronde zilveren houder (Ø 6 cm) met aan de achterzijde een ring. Een geestelijke kon de houder met deze ring aan een vinger steken om hem ter kusverering op te houden. De houder met reliektheca werd in 1998 aangetroffen in de kluis van de parochiekerk, geplaatst in een reliekmonstrans. Deze stralenmonstrans is van wit metaal, dateert uit de 19e eeuw en is 39,5 centimeter hoog. Hij is niet speciaal voor de Luciareliek gemaakt en kan ook andere reliekhouders bevatten.