De Kalamazoo in de oorlogsjaren
1940-1945

Nadat Harry Kluft in 1939 zijn Kalamazoo gitaar had gekocht, brak in mei 1940 de oorlog uit. Bandjes die wilden blijven spelen moesten aan strenge voorwaarden voldoen. Bijvoorbeeld: geen Engelse namen, geen Engels / Amerikaanse muziek. Daarom richtte Harry Kluft in 1940 een band op met de 'onschuldige' naam: 'de Haïti Eilanders', in Hawaïaanse stijl spelend met bloemslingers om de hals. Wat later veranderde de band van naam in de 'Zingende Transvalers'. Die naam was  toegestaan omdat Zuid-Afrikaanse Transvaals Boeren van 1880 tot 1902 in oorlog waren met de Engelsen. In beide bands zong Annie Palmen.

In 2000 verhaalde Floris Brandriet, bij het overlijden van Annie Palmen (1926-2000), hoe Annie bij de band verzeild raakte: "ik had nooit de ambitie om te zingen, ik rolde erin door een paar buurjongens. Die hadden een Hawaï orkestje met twee zangeresjes. Het ene meisje werd ziek, het andere durfde plotseling niet. Toen hebben ze mij gevraagd, want ik had veel bij de repetities gekeken en ik kende al die liedjes."
Op de website  van het Huygens Instituut met de biografie van Annie Palmen is hierover het volgende te lezen: "dat optreden met de Haïti eilanders werd een succes. Niet lang hierna ging ze met dezelfde formatie ook optreden als cowboytrio. Ze noemden zich de Zingende Transvalers, zodat ze in die oorlogsjaren niet al te Amerikaans overkwamen."
Na de oorlog zocht en vond Annie Palmen haar eigen muzikale weg, onder andere als Drika bij 'De Boertjes van Buuten'.

de Haïti Eilanders, met kleding in Hawaï stijl.

De Zingende Transvalers, een onvervalst cowboy trio. Op de foto rechts zijn de gitaren omgewisseld voor 'overtuigende' speelgoed pistolen.

Uit het repertoire van de Zingende Transvalers

Uit een schriftje van Harry Kluft met muziek aantekeningen

Harry Kluft is de oorlogsjaren lichamelijk ongeschonden doorgekomen. Maar mentaal kreeg hij wel een knauw. Toen hij en zijn oudere broer werden opgeroepen voor arbeidsdienst in Duitsland zijn ze in het ouderlijk huis ondergedoken om daaraan te ontkomen. Dat is gelukt. Maar de angst voor verraad zat diep. Als er alarm dreigde verlieten de broers het huis en gingen zich verschuilen in de uitgestrekte landerijen buiten de woonplaats. Soms nachtenlang. Dat liet mentaal zijn sporen na bij Harry. 

Toen hij was ondergedoken bleef hij, wanneer het mogelijk was en veilig leek, in een band spelen. Medemuzikant Dolf Kaper doet in de 'Zaanlander' na de oorlog verslag van een angstwekkend avontuur: hartje oorlog speelde het (dans) orkest, met Harry, in 'De Prins' in Westzaan. Dansen was streng verboden. Dat moest clandestien gebeuren. Op een kwade dag verscheen er een heel detachement Grüne Polizei in De Prins. De moffen hieven de pistolen en een luid geknal weerklonk. Gillend zocht het publiek, en vooral de toen vogelvrije jongens, een goed heenkomen. Bibberend van angst stoven de musici van het podium, klommen over hekken en vluchtten het land in. Het liep goed af, maar reken maar dat de vluchtelingen 'm geknepen hebben."

Vlak na de bevrijding  was Harry op 7 mei aanwezig op de Dam in Amsterdam toen gefrustreerde Duitsers het vuur openden op de feestende menigte. Met als resultaat 32 doden en 100 gewonden. Harry zat er middenin maar werd gelukkig niet geraakt. Mentaal was hij wel geraakt: tot op hoge leeftijd werd hij 's nachts zo nu en dan 's schreeuwend wakker en wilde in paniek de slaapkamer verlaten. En ook stak hij nooit meer een plein recht over, altijd via de randen.