Elke competentie heeft een beschrijving, voorbeelden van leerdoelen en actviteiten. Voorbeelden van lesmateriaal zullen nog aangevuld worden.
Deze competentie gaat erover dat je je een duurzame toekomst kunt voorstellen of verbeelden. Om een bijdrage te kunnen leveren aan duurzame ontwikkeling, is het belangrijk dat je ook een duurzame toekomst voor je kunt zien. Dat doe je door verschillende mogelijke toekomstscenario's uit te werken. Je kan hierbij bijvoorbeeld verschillende trends onderscheiden en uitleggen wat wordt bedoeld met een mogelijk, waarschijnlijk en een wenselijk scenario. Vervolgens ga je terugredeneren welke stappen we nú moeten zetten om uiteindelijk die wenselijke toekomst te bereiken.
De leerling kan:
Uitleggen wat wordt bedoeld met een mogelijk, waarschijnlijk en wenselijk toekomstscenario en wat de verschillen hiertussen zijn.
Beschrijven wat voor de leerling zelf een wenselijk scenario is en stappen beschrijven die een individu, een overheid en het bedrijfsleven zou kunnen zetten om in dit scenario te komen.
Een kaart tekenen van een wenselijke inrichting van de wijk.
Scenario's uitwerken voor de toekomst als verschillende trends de overhand krijgen van het Amazoneregenwoud op basis van gegeven bronnen. Bij trends valt te denken aan technologische oplossingen versus gedragsverandering, meer of minder sturing vanuit de overheid, etc.
De werkvorm tijdlijnen, waarin je vanuit een tijdlijn met historische gebeurtenissen verder gaat kijken naar de scenario's in de toekomst. De tijdlijn en de scenario's visualiseer je met touw in het klaslokaal
Leerlingen schrijven een dagboekfragment van een leeftijdsgenoot in 2040, waarin deze een dag uit zijn/haar/hen leven in een wenselijke toekomst beschrijft.
Tekeningen of kaarten maken van wenselijke of mogelijke toekomsten....
...en stappen bedenken die verschillende actoren (bv burgers, overheid, bedrijfsleven) kunnen zetten om in deze toekomst terecht kunnen komen.
...volgt
Deze competentie gaat over het nemen van beslissingen, terwijl je niet precies weet wat de consequenties van je beslissing gaan zijn. We weten niet wat de toekomst brengt. Vaak denken we dat de toekomst een voortzetting is van het huidige, maar dat is eigenlijk een vreemde aanname. Wanneer overheden, bedrijven of burgers besluiten nemen over de toekomst, gaan die vanzelfsprekend gepaard met onzekerheden en risico's. Hoe leer je leerlingen om na te denken over dit soort besluiten?
De leerling kan:
In de rol van gemeenteambtenaar een beslissing nemen over het waterbeheer in de stad: argumenten vanuit verschillende belanghebbenden verzamelen en daartussen een afweging maken.
In eigen woorden uitleggen hoe je de onzekerheidsmarges in klimaatscenario's kunt interpreteren; het verschil uitleggen tussen onzekerheid en onwetendheid.
Uitleggen dat men niet precies kan voorspellen wat er zal gebeuren, maar ook met behulp van bronnen informatie vinden over mogelijke ontwikkelingen en een uitspraak doen over de betrouwbaarheid van deze bronnen.
Leerlingen krijgen verschillende rollen en proberen gezamenlijk tot een ontwerp voor de herinrichting van een rivier te komen, waarin overeenstemming wordt bereikt tussen alle actoren.
Leerlingen leven zich in in een gezinssituatie van in een dorp in een polder die 5 meter onder de zeespiegel ligt. Hoe reageert dit gezin op de verschillende deltascenario's? Gaan ze drijvend wonen, vertrekken ze? En zo ja, wanneer? (werkvorm Kijk in de zeespiegel)
...volgt.
Deze competentie vertelt dat het bereiken van een wenselijke toekomst creativiteit en nieuwe ideeën vraagt. Het is niet moeilijk om je een toekomst voor te stellen waarin alles mislukt of een voortzetting is van business as usual. Maar een duurzame toekomst vraagt voorstellingsvermogen. Het is daarvoor nodig dat je kennis en kunde van verschillende schoolvakken aanboort, je creativiteit aanwendt en open staat voor nieuwe ideeën.
De leerling kan:
Verschillende, uiteenlopende oplossingen bedenken voor een het verduurzamen van een product zoals een verpakking
In een groep een circulair ontwerp van een schooltas uitwerken, met behulp van een ontwerpmethodologie zoals de ontwerpcyclus.
Met een open houding anderen uitnodigen om ideeën in te brengen, luisteren en samenvatten.
Brainstormoefeningen die creativiteit stimuleren. Hierbij kun je vragen stellen als: ‘Hoe zou de natuur dit oplossen?’, ‘Welke uitvinding zou helpen bij de oplossing?’ ‘Wat zou je doen als geld geen probleem was?’ en ‘Wat zou je doen als niemand er iets van mocht merken?’. Belangrijk is hierbij om goede spelregels af te spreken: bijvoorbeeld een ‘ja-maar-verbod'.
Indelen van oplossingen in een kwadrant: haalbaarheid versus effectiviteit. Wat kenmerkt de oplossingen in de hoek zeer effectief – moeilijk haalbaar? En hoe kun je die kenmerken gebruiken om je oplossing verder uit te werken?
...volgt.