Sommige gebeurtenissen zijn zo akelig, dat mensen er het liefst nooit meer over spreken. Toch is het maar de vraag of dat de beste aanpak is. Wat je opkropt, kan omslaan in depressie of explosie: je gaat dingen denken en doen die op de langere termijn schadelijk zijn voor jezelf en voor je omgeving.
Marieke Lucas Rijneveld won met deze roman als eerste Nederlander ooit de prestigieuze International Booker Prize. In het verhaal ontmoeten we Jas, een gevoelig meisje dat zich opgesloten voelt in de wereld waarin ze leeft.
Lezen voor de lijst schrijft: "De avond is ongemak is het schrijnende verhaal van een gereformeerd boerengezin dat wordt getroffen door de dood van een kind: vlak voor Kerst verdrinkt de oudste zoon Matthies tijdens het schaatsen. Vader en moeder zijn volledig verlamd door verdriet en hebben niet door hoe Jas en haar zusje Hanna en haar broer Obbe ondertussen langzaam ontsporen."
📚 Laten we beginnen!
Ik was tien jaar en deed mijn jas niet meer uit. Die ochtend smeerde moeder ons een voor een in met uierzalf tegen de vrieskou, die kwam uit een geel blik van Bogena en werd normaal gesproken alleen gebruikt tegen kloven, eeltringen en bloemkoolachtige knobbeltjes op de spenen van de melkkoeien. De deksel van het blik was zo vettig dat je hem er alleen met een theedoek af kon draaien; het rook naar gaargestoofd uierboord, dat in dikke sneden besprenkeld met zout en peper weleens in een pan met bouillon op het fornuis stond en waar ik van gruwelde, net als van de stinkende zalf op mijn huid. Toch zette moeder haar dikke vingers in ons gezicht als in een kaas waar ze aan voelde en op klopte om te kijken of de korst aan het rijpen was. Onze bleke wangen glommen in het licht van het keukenpeertje, dat onder de vliegenkak zat. Er moest al jaren een lampenkap komen, een mooie met bloemen, maar als we er in het dorp een zagen, wilde moeder nog wat verder kijken. Dat deed ze nu al drie jaar. Die morgen, twee dagen voor kerst, bleef ik haar vettige duimen in mijn oogkassen voelen en even was ik bang geweest dat ze te hard zou duwen, dat mijn oogballen als knikkers naar binnen zouden rollen. Dat ze zou zeggen: ‘Dat komt er nou van als je altijd zo afdwaalt en nooit eens je blik op stil houdt, zoals een goede gelovige doet die opkijkt naar God alsof de hemel ieder moment kan openbreken.’ Maar de hemel brak hier alleen open door een sneeuwbui, niets om dommig naar te blijven staren.
In het midden van de ontbijttafel stond een van riet gevlochten broodmandje met een servet met kerstengeltjes. Ze hielden een trompet of een maretak beschermend voor hun plassertje; zelfs als ik het servet tegen het licht van het peertje hield, kon ik niet zien hoe het eruitzag, ik gokte op een opgerold plakje boterhamworst. Op de papieren servetten had moeder het brood keurig uitgestald: wit, volkoren met maanzaad en krentenstol. Over de krokante rug van de stol strooide ze met precisie poedersuiker door een zeefje, als de eerste lichte sneeuw die vanochtend over de ruggen van de blaarkoppen in het weiland viel voordat we ze naar binnen joegen. Het clipje van de broodzak lag steevast op de beschuittrommel, die raakten we anders kwijt, en moeder vond een knoop in de zak een treurig gezicht.
‘Eerst hartig en dan pas zoet,’ zei ze zoals gewoonlijk. Dat was de regel, dan werden we groot en sterk, zo groot als de reus Goliath en zo sterk als Simson uit de Bijbel. Daarnaast moesten we steevast een groot glas verse melk opdrinken die meestal al een paar uur uit de tank was en lauw, en waar soms nog een geelachtig roomlaagje op lag dat bleef plakken aan je gehemelte als je te traag dronk. Het beste was om het glas melk met je ogen dicht naar binnen te klokken, iets wat moeder oneerbiedig noemde terwijl er in de Bijbel niets stond over snel of traag melk drinken, over wel of niet het lichaam van een koe proeven. Ik pakte een witte boterham uit het broodmandje en legde die op mijn bord, ondersteboven zodat het net twee bleke kleuterbilletjes leken, helemaal als je ze voor de helft besmeerde met chocopasta, wat mijn broers en ik maar grappig bleven vinden, en ze zeiden telkens: ‘Ben je weer lekker aan het kont- en strontlikken.’ Alleen moest ik eerst nog hartig voordat ik aan de chocopasta mocht.
🟡 Noteer (ongeveer) tien woorden die voor jou duidelijk uit het fragment springen.
⚪ x
🟢 Is dit een boek voor jou, denk je? Waarover gaat het boek, verwacht je?
Mystiek lichaam, Frans Kellendonk (1986)
Terug naar Oegstgeest, Jan Wolkers (1965)
Dit zijn de namen, Tommy Wieringa (2012)
Dorsvloer vol confetti, Franka Treur (2009)
'De avond is ongemak’ is razend populair maar niet goed, vindt Gerbrand Bakker', Trouw (column)
'De favorieten van Booker Prize-winnaar Marieke Lucas Rijneveld: 'Als ik ergens tegenop zie, speel ik The Sims'', de Volkskrant (interview)
''Ik heb schrijven nodig om overeind te blijven', NRC Handelsblad (interview)
'A Dark Debut Propels a Dutch Writer to Reluctant Fame', New York Times (interview)