huis de Drie Mollen

Gevelsteen van Huis de drie Zwarte Mollen in Amsterdam (nu in Amsterdammuseum), met dank aan St. Stadsherstel

De plek

Het huis de Drie Mollen stond (en staat) op de oosthoek van de Vloeddijk, Bovenpoorte. Bovenpoorte betekent dat het huis buiten de Zwanepoort stond, de poort bij de Zwanebrug tussen (nu) Venestraat en Graafschap. Het huis nummert tegenwoordig Vloeddijk nr. 7a, waar een opvallend smalle voordeur toegang geeft tot het pand. De oorspronkelijke plek van de voordeur zal in de Graafschap zijn geweest. Anders dan de gevelindeling doet vermoeden hoort ook het raam links van de voordeur bij nr. 7a. De voordeur in het midden van de gevel van nr. 7 is een gevolg van deze interne indeling. Misschien is dit deel ''de nieuwe aanbouw'' uit 1684. Of een restant van ''de gang van Jurriens'' uit 1721.

In tijden voor invoering van de huisnummering hadden veel huizen een naam. Vooral in de 17e eeuw zijn huisnamen populair. Dat geldt ook voor dit huis, vanaf 1652 werd de naam ''huis (met) de Drie Mollen'' gebruikt. Waarschijnlijk een verwijzing naar een gevelsteen.

Huis de Drie Mollen op de oosthoek van de Vloeddijk en Graafschap en bij de Zwanenbrug

De naam

De naam van het huis lijkt ingegeven door een familie Moll. In 1620 zijn Henrick Jansz Moll en zijn vrouw Marrigen Jans eigenaren van een huis ''Bovenpoorte''. Zij hebben dan nog f 100 goudgulden schuld op het huis dat op 2 maart aan hen is overgedragen. Het huis werd gekocht van Petergen Lambertz, de weduwe van Clas Jansz. Mogelijk kochten zijn het huis van hun schoonzuster.

De familie Moll lijkt afkomstig te zijn uit Zalk. Een Johan Jansz, alias de mol van Zalk, had in 1574 problemen met zijn landheer Henrick de Wolffs. Van Hendrick de Wolffs is bekend dat hij o.a. het goed Westenrode tussen De Zande en Zalk bezat. Johan Jansz zoon Henrick Jansz en zijn vrouw Marrigen komen we in 1622 opnieuw tegen. Toen droeg Stijne Volckers een stuk land, genoemd de Ossencamp in Zalk, over aan haar zoon Henrick Jansen Moll en echtgenote Marrigen Jans. Voorwaarde daarbij was dat Henrick aan zijn broer Johan en echtgenote Greetgen Willems f 100, - goudguldens overmaakte en een stuk land overdroeg, genoemd de Bussemeester in Zalk, strekkende van de Vliet tot aan de brede weg. Broer Johan was jurist en o.a. werkzaam als procureur in Amersfoort.

Broers Hendrick, Clas en Johan zouden de drie mollen uit de naam van het huis kunnen zijn.


De dochter, de stiefvader en de neef

Henrick Jansz Moll en Marrigen Jans hadden een dochter, Jennegen Hendricks Moll. Jennegen was in 1630 getrouwd met Willem Wolters van de Hardenberch. Zij bedankte op 1 november haar voogden voor de ontvangst van goederen en erfenis van haar vader. In deze zelfde acte is ook sprake van stiefvader Jan Berents. Johan Berents was metselaar en eerder getrouwd geweest met Swaene Jans †1625. Was Swaene Jans een zus van Marrigen Jans en hertrouwden zwager en schoonzus met elkaar?

In 1632 kreeg Johan Berents toestemming om onderlangs de Vloeddijk tegenover zijn woonhuis een plaatsje te mogen afschutten met een staketsel van zeven voet (2.13 m) hoog. Gezien de hoogte van de schutting zal het plaatsje gebruikt zijn voor aan- en afvoer van metselaars benodigdheden.

Begin 1636 is Jennegen Hendricks Moll weduwe met als voogd mr. Jan Berents (Moll), de metselaar. Met Willem Wolters van de Hardenberch had zij een dochtertje, Willemke Willems. In deze jaren komt ook een Jan Jansen Moll voor, waarschijnlijk de zoon van Johan Moll, jur. dr. en Greetgen Willems. Zowaar weer drie mollen bijeen.

Huis de Drie Mollen aan de Vloeddijk vanaf de andere zijde, met op de voorgrond stadsgracht De Burgel.

Johan Berents en Johan Berents

In de jaren '30 van de 17e eeuw woonden er twee Johan Berents in de Graafschap. Johan Berents (Moll) woonde in het hoekhuis en Johan Berentsz van Oldenburg ook(?). Eén Johan Berents werd aangeduid met Moll, maar was ingetrouwd in de familie. Van beide Johan Berents wordt gemeld dat ze metselaar zijn. Dat kan waar zijn, maar misschien was de situatie voor de 17e eeuwse klerken op het Kamper stadhuis net zo verwarrend als voor ons nu.

Samen zijn Johan en Johan voogden over buurvrouw Henrickien Lubberts, weduwe van Henrick Lucas met zoons Folcker en Gerrit. Niet helemaal onverwacht blijkt ook Henrickien familiebanden met Zalk te hebben. Door het overlijden van Warner Volcker is zij in het bezit gekomen van land in Zalk en elders in Gelderland. Warner Volcker was waarschijnlijk een broer van Stijne Volckers, de moeder van Henrick Jansz , Johan Jansz en (waarschijnlijk) Clas Jansz. Henrickien Lubberts is dan een nicht van Johan Berents (Moll). In 1636 was Henrickien Lubbers weer hertrouwd. In 1642 was Henrickien overleden en zijn buurmannen Johan en Johan opnieuw voogden over haar onmondige kinderen.


Jannigen Jans (Moll)

In 1659 was Jan Hendricks weduwnaar van Jannigen Jans. Hij bleef achter met dochtertje Marrigen Jans. Waarschijnlijk was Jannigen Jans een dochter uit het tweede huwelijk van Jan Berents (Moll) met Marrigen Jans. Opvallend is dat Jan Berents (Moll) als voogd ontbreekt. Gerrit Jans en Philip Moll werden als voogden aangesteld.

Nog een Jan Berents?

In deze wirwar rond Jan Berents (Moll) en Jan Berents (van Oldenburg) duikt ook nog de naam Jan Berents Bilderbeeck op. Ook hij was een metselaar en bleek woonachtig in huis de Drie Mollen. Waarschijnlijk zijn Jan Berents (Moll) en Jan Berents Bilderbeeck dezelfde persoon. In dat geval is Jan Berents (Moll) Bilderbeeck in 1662 overleden. Neef Berent (Bernhardt) Cattelou uit Nijmegen, nicht Heiltien Dirx Bilderbeeck en neef Henrick Dirx Bilderbeeck en zus Grietien Berents Bilderbeeck hadden allemaal recht op een deel van het sterfhuis van Jan Berents Bilderbeeck. Zus Grietien was dertig jaar eerder getrouwd met François Navis en met hem naar Frankrijk vertrokken. Niemand wist of Grietien nog leefde.

Cornelis Goverts (Coijman), muntgezel

In 1671 stelde Cornelis Goverts (Geurtsen), muntgezel, zich borg voor het resterende deel van de kooppenningen van het huis de drie Mollen, bestemd voor Grietien Dirx Bilderbeeck. Het bedrag bedroeg f 258 carolusguldens + 8 jaar rente. Cornelis Goverts was een neef van Jan Berentsen Bilderbeeck. Het familieverband loopt via Henrickien Lubberst en haar eerste man Henrick Lucas. Cornelis Goverts was getrouwd met Hendrickien Hendricks Lucas, een dochter van het echtpaar. In 1677 was Cornelis Goverts opgeklommen tot smidmeester. Het gezin woonde aan de Oudestraat.

In 1685 was Hendrickien Hendricks weduwe van Cornelis Goverts. Zij bleef achter met de minderjarige zoons Gerrit, Hendrik, Roelof en Cornelis. Als vaders erfdeel werd gereserveerd het geweer, de boeken en lijfstoebehoren, diverse zilveren voorwerpen en een bedrag van f 1200 carolusguldens. Als onderpand stelde zij haar vijf huizen in Kampen, waaronder het woonhuis aan de Oudestraat. Govert en Hendrickien waren duidelijk in goeden doen. 

Als Hendrickien Hendriks in 1688 wil gaan hertrouwen met zeilmaker Willem Theunissen, stellen de voogden van de nog jonge kinderen voor om vaders wollen lijfsgoederen (kleren) te verkopen. Dit om te voorkomen dat de kleren door de motten zouden worden opgegeten. De opbrengst van de wollen kleren zou ongeveer 24 carolusguldens zijn. Samen met de verkoop van vaders linnengoed zou de opbrengst ongeveer 50 carolusguldens bedragen. Stiefvader en moeder waren bereid het bedrag aan te vullen tot 70 carolusguldens. Aangezien de kinderen nog klein waren, kon door de kleren te verkopen rente van het geld getrokken worden.

Het voorstel van de voogden werd door de Kamper raad goedgekeurd, mits de huizen van de weduwe onderpand bleven voor vaders erfdeel. In 1694 was zoon Henrik 22 jaar oud en verzocht hij meerderjarig te worden verklaard. In de acten over de zoons wordt nu de achternaam Coijman/Kojeman gebruikt. In 1700 zijn ook de jongste twee, Roelof en Cornelis, meerderjarig.


Jannegien Dircks in huis de Drie Mollen

In 1684 werd huis de Drie Mollen bewoond door Jannigien Dircks, weduwe van Berent Roessinck. Vermoedelijk was zij een familielid van Jan Berents Bilderbeeck, maar zeker is dat niet. Voor haar kinderen Dirck en Annegien werd f 600 carolusguldens als vaders erfdeel gereserveerd. Dit geldbedrag is vergelijkbaar met dat voor de kinderen van Cornelis Goverts (Coijman). Als onderpand voor dit bedrag stelde zij haar huis de Drie Mollen, bovenpoorte, hoek van de Vloeddijk met de nieuwe aanbouw. Was dit een pothuis en nu verdwenen achter de gevel van Vloeddijk nr. 7 ?

Anna Margaretha Berens Ebbelaar, weduwe Schooneboom in de Drie vergulde Mollen

Het is 1721 en het huis de Drie Mollen wordt door een andere familie bewoond. Hoewel het patroniem Berens niet helemaal uitsluit dat het om een dochter van Jannigien Dircks en Berent Roessink gaat. Eenmalig wordt het huis De drie vergulde Mollen genoemd. Waarschijnlijk was in de gevel een gevelsteen aangebracht, waarop de mollen recent verguld waren. Volgens deze acte stond het huis Bovenpoorte, aan de Zwanenbrug, hoek Vloeddijk, gelegen tussen de lege plaats van Van Ulsen en de gang van Jurriensen.

Gevelsteen van huis De drie Mollen in Den Haag (met dank aan St. Stadsherstel)

De Drie Mollen als pottenbakkerij

In 1756 komen we huis de Drie Mollen en vier huisjes ernaast opnieuw tegen. Het pand werd toen bewoond door het echtpaar Douwe van Workum en Grietjen Schuurmans. Zij zijn ook eigenaar, want het huis was onderpand voor een lening van f 200 carolusguldens.

Langs de Vloeddijk, Bovenpoorte, stonden meerdere potten- en pannenbakkerijen. Ambachten waarbij veel vuur kwam kijken, zoals ook de klokken- en geschutgieterij, lagen buiten de eerste stadsgracht aan de oostelijke zijde van de stad. Met overwegend westelijke winden liep de stad bij een brand het minste gevaar.

Opnieuw een weduwe in de Drie Mollen

In 1769 was huis de Drie Mollen opnieuw in andere handen overgegaan. Nu bewoonde Maria Verwer, weduwe van Cornelis Schut, het pand. En opnieuw is het huis onderpand voor een lening, nu voor f 300 carolusguldens. Vreemd genoeg komt zij een jaar later voor als Elisabeth Verver, weduwe Cornelis Schut. Voor haar minderjarige kinderen Toon, Piet, Barteld en Ida reserveerde zij een bedrag van f 40, als vaders erfdeel. In 1779 was huis de Drie Mollen opnieuw onderpand voor een lening van f 250 carolusgulden. Niet duidelijk wordt wie het huis op dat moment bewoonde

Weer nieuwe eigenaren voor huis de Drie Mollen

Jan Pieter Linzemeier en zijn vrouw Elisabeth Schimmekes kochten in 1790 huis de Drie Mollen, Bovenpoorte, oosthoek van de Zwanenbrug. Verkopers waren Derk Botterbrood en Margaretha Hoefhamer. Margaretha zal een dochter uit de smidsfamilie Hoefhamer in de Graafschap zijn geweest. Jan Pieter Linzemeier en Elisabeth Schimmekes hadden een schuld van f 500, - carolusguldens bij de verkopers en het huis was hiervoor het onderpand. In 1791 werd door Jan Pieter Linzemeier en Elisabeth Schimmekes een tweede lening van f 2000 carolusguldens aangegaan met het huis als onderpand.

In 1797 was verkoper Dirk Boterenbrood weduwnaar. Voor zijn kinderen Evert en Pepertje reserveerde hij f 525 (zoon) en f 425 (dochter) + het goud en zilver van hun moeder, getaxeerd op f 100, als moederserfdeel. Onderpanden zijn zijn woonhuis aan de Oudestraat nabij de Hagenpoort en huis de Drie Mollen, Vloeddijk hoek Graafschap. In deze tijd is er sprake van een huis achter de Drie Mollen en een huis, het tweede van de Zwanebrug, naast de Drie Mollen. 

 2006: tijdens de restauratie 

In 1802 was Dirk Boterenbrood hertrouwd en werd het onderpand van de Drie Mollen weer opgeheven. Enkele jaren later, in 1806, bleek de opheffing van het onderpand te zijn gebeurd zonder toestemming van de voogden over Evert en Petertje. Op 13 augustus 1806 werd het woonhuis van Dirk Boterenbrood publiekelijk geveild. Dat was een ander pand dan het woonhuis uit 1797. Nu stond het woonhuis ''op de Oudestraat aan de Stads Muur bij de Boterwaag''. Een beschrijving van een locatie iets ten noorden van de Marktgang. 

Omdat de verkoop door de hoofdlieden van het Buitenkwartier mislukte, kocht Daniël Boterenbrood het pand voor f 700. Daniël, roedendrager (= bode), was de broer van Dirk en in 1806 de enige nog levende voogd over de kinderen. Pas door deze aankoop van het huis van Dirk werd het broer en voogd Daniël duidelijk dat er voor het toegezegde moeders erfdeel geen volledige dekking meer was. Aangezien Dirk de resterende penningen niet kon aanvullen, werd Daniël door het stadsbestuur ontslagen van de verplichting de ontbrekende penningen van moederserfdeel uit te betalen.

Everwijn Dambrink bewoond de Drie Mollen

In 1811 ging Everwijn Dambrink, timmermansbaas te Kampen, een schuld aan van f 400 met als onderpand zijn huis in de Graafschap wijk 1 nummer 218. In 1813 is Everwijn opgeklommen tot conducteur 1e klas Waterstaat Kampen. Hij leende toen f 200 met als onderpand huis en where genaamd ''de Drie Mollen''. Hierna werd het huis in de acten niet meer bij zijn naam genoemd.

Hieronder op een foto uit de jaren vijftig een doorkijkje over de Vloeddijk naar de Graafschap met aan de overzijde huis de Drie Mollen als winkelpand met bovenwoning. De ingang van de winkel is aan de Graafschap (foto collectie RCE, Amersfoort). 

© Carin Koopman voor cultuurZIEN, mrt. 2023