Bepalen van de fase van een wikkeling.
Bepalen of wikkelingen parallel mogen geschakeld worden om het output vermogen te verhogen (meer stroom)
Twee identieke scheidingstransformatoren
Neem twee identieke scheidingstransformatoren en sluiten deze aan volgens het volgende schema.
We maken een verbinding tussen twee aansluitingen van de secundaire en laten de andere uiteinden open voor controle.
Controleer met de voltmeting de waarde van de spanning.
Hieruit kunnen twee resultaten bekomen worden:
De waarde van de spanning is “0Vac” .
Dit wil zeggen dat de fase van beide secundaire spanningen identiek is en men de secundaire windingen mag parallel schakelen.
UsT1=UsT2 en UsP1=0Vac
De waarde van de spanning is “niet gelijk aan 0Vac”.
Dit wil zeggen dat de fase van de beide spanningen verschillend is en men de secundaire windingen NIET parallel mag schakelen.
De spanning die we meten is de som van de secundaire spanning van beide windingen.
UsT1=UsT2 en UsP1=2* UsT2
Indien men in deze situatie beide wikkelingen parallel zou schakelen, maken we schakeling waarbij de stromen hoog kunnen oplopen.
We maken namelijk een verbinding tussen twee punten van verschillend potentiaal met een geleider, die een weerstand heeft van nagenoeg 0 ohm.
Dit noemt men een kortsluiting!
Indien we een “niet in fase” meting bekomen kunnen we dit oplossen door de faseaansluiting te veranderen.
Dit kunnen we op 2 manieren doen:
Faseaanpassing aan de primaire kant door het omwisselen van de aansluitingen.
Faseaanpassing aan de secundaire kant door het omwisselen van de aansluitingen.
Eens de controle is uitgevoerd, kunnen beide wikkelingen parallel worden geschakeld.
Faseaanpassing aan de primaire kant door het omwisselen van de aansluitingen.
Faseaanpassing aan de secundaire kant door het omwisselen van de aansluitingen.
Eens de controle is uitgevoerd, kunnen beide wikkelingen parallel worden geschakeld.
Besluit transformator wikkelingen parallel schakelen
Het parallel schakelen van transformator wikkelingen wordt gebruikt om het beschikbare vermogen (stroom) op de secundaire winding te verhogen.
Dit kan enkel en alleen wanneer beide wikkelingen een identieke spanningswaarde en fase hebben.
Anders creëert men een “kortsluiting”
Het in serie schakelen van transformator wikkelingen wordt gebruikt om het beschikbare spanning op de secundaire winding te verhogen of verlagen.
Dit kan in alle gevallen ongeacht de spanning en stroom van de secundaire windingen.
Opmerking: de maximale stroom die secundair kan gebruikt worden, wordt bepaald door de kleinste stroom van alle wikkelingen die in serie worden geschakeld.