Neem je passer.
Zet de benen van de passer open zodat ze over de helft van het lijnstuk AB komen.
Zet de passer in punt A en trek boven en onder het lijnstuk AB een boogje.
Zet hem nu in punt B en doe hetzelfde.
De boogjes moeten elkaar snijden.
Trek nu met je lat een lijn door de snijpunten S en S’.
Deze lijn is de middelloodlijn.
Wat ga je doen?
Een middelloodlijn met hulppunten tekenen.
We gaan het lijnstuk korter maken.
Dit doen we door dezelfde boog te trekken vanuit A en B.
De snijpunten met het lijnstuk noemen we A’ en B’.
Teken nu vanuit A’ en B’ een boog.
De bogen moeten elkaar kruisen boven en onder het lijnstuk AB in S en S’.
Trek nu een lijn door de snijpunten S en S’.
Dit is een middelloodlijn.
Wat ga je doen?
Een loodlijn door een punt buiten de rechte tekenen
Zet je passer in punt P.
Teken een boog die lijn a snijdt in c en d.
Zet je passer in punt c en teken een boog met een straal die groter is dan de helft van de afstand cd.
Doe nu hetzelfde vanuit d.
Laat de 2 bogen elkaar snijden in punt S.
Trek nu een lijn vanuit P naar S.
Dit is de loodlijn vanuit P.
Wat ga je doen?
Een loodlijn door een punt buiten de rechte tekenen
Zet je passer in punt P.
Teken links en rechts van P een boog die door de lijn gaat.
De snijpunten zijn punt c en d.
Zet je passer in punt c.
De straal van je passer moet groter zijn dan de helft van de afstand cd.
Teken een boog boven punt P.
Doe hetzelfde vanuit punt d.
De boogjes moeten elkaar kruisen.
Dit is S.
Trek een lijn van S naar P.
Dit is de loodlijn vanuit P.
Wat ga je doen?
Een loodlijn door een punt op het einde van een rechte tekenen.
Zet je passer in punt P.
Teken boog 1 aan de linkerkant.
De plaats waar de boog raakt op AB is het punt c.
Zet je passer nu in punt c.
Teken met dezelfde passeropening boog 2 door c en P.
Het snijpunt van de bogen is d.
Zet je passer in punt d.
Teken met dezelfde passeropening boog 3.
Trek een lijn door punt c, d en de derde boog.
Het snijpunt van de rechte met de derde boog is E.
Verbind nu snijpunt E met het punt P.
Dit is de loodlijn.
Wat ga je doen?
Een bissectrice tekenen van een hoek.
Zet je passer in punt B.
Teken een boog die de twee benen van de hoek snijdt.
De snijpunten zijn d en e.
Je mag zelf de straal van de boog kiezen.
Teken vanuit de snijpunten d en e een boog met een zelf gekozen straal.
Het snijpunt is S.
Wat ga je doen?
Een zeshoek tekenen in een cirkel.
Teken een aslijn door het middelpunt O.
De snijpunten zijn a en b.
Een aslijn teken je met een gemengde lijn en punt-streep.
Teken vanuit a en b een boog met r als straal die de cirkel boven en onder snijdt.
De snijpunten zijn c, d, e en f.
Verbind punt a met d, d met f, f met b, b met e, e met c en c met a.
Deze figuur is een zeshoek.
Wat ga je doen?
Een hoek tekenen die gelijk is aan een gegeven hoek.
Zet je passer in hoekpunt B.
Teken een boog die door de twee benen gaat.
Je mag de straal zelf kiezen.
De snijpunten noemen we d en e.
Teken nog een boog met dezelfde passeropening op de rechte a.
De snijpunten zijn B’ en e’.
Meet de afstand L tussen de snijpunten d en e met je passer.
Teken met de afstand L een boog.
Het snijpunt is d’.
Vanuit B’ teken je door d’ het lijnstuk A’B’.
Deze nieuwe hoek A’B’C’ is identiek aan de hoek ABC.
Wat ga je doen?
Een radius met r = 15 tekenen aan een hoek van 90°.
Vanuit de hoek twee voetpunten tekenen met een straal van 15.
Teken vanuit die voetpunten met een straal van 15 het middelpunt van de radius.
Teken vanuit dit snijpunt een boog met radius 15.
De rechte hoek heeft nu een radius van 15.
Wat ga je doen?
Een ronding met r = 15 tekenen aan een stompe hoek van 135°.
Teken boogjes met een straal van 15.
Doe dit vanaf de twee benen van de hoek.
Teken raaklijnen en laat ze snijden.
Teken vanuit dit snijpunt de radius.
Wat ga je doen?
Een ronding met r = 10 tekenen aan een scherpe hoek van 30°.
Teken boogjes aan de binnenkant van de benen van de scherpe hoek met r = 10.
Teken rakend aan de boogjes evenwijdige lijnen en laat ze snijden.
Teken vanuit het snijpunt de radius 10.
Wat ga je doen?
Een cirkelomtrek en rechte lijnen verbinden met een radius = r.
Construeer een evenwijdige aan de cirkel.
Doe dit vanuit met midden met een straal = de cirkel straal + de gevraagde r.
Teken een evenwijdige aan de rechte lijnen op een afstand = r.
Teken de raaklijnen aan de boogjes en laat ze snijden aan de evenwijdige cirkel.
Teken uit dit snijpunt de radius.
Wat ga je doen?
Een cirkel en een rechte met elkaar verbinden.
Teken grote boogjes evenwijdig aan de cirkel.
Dit doe je door vanuit het center van de cirkel een boog te tekenen.
(radius van de boog = r van de cirkel +gevraagde r)
Teken boogjes vanaf de rechte.
De afstand is r.
Teken een evenwijdige met de rechte.
Laat de rechte snijden met de grote boogjes.
Teken vanuit dit snijpunt de radius.
Wat ga je doen?
Een cirkel en een rechte met elkaar verbinden met een bolle straal van r = 15.
Teken een evenwijdige met de cirkel.
De straal = r + gevraagde r
Teken een evenwijdige met de cirkel.
De afstand = cirkeldiameter + gevraagde r
Zet je passer in het snijpunt tussen de evenwijdige met de cirkel en de rechte.
De straal = cirkeldiameter + gevraagde radius.
Wat ga je doen?
Twee cirkels (Ø40 en Ø30) hol verbinden met r = 25 mm.
Teken evenwijdigen met de twee cirkels.
Laat de evenwijdigen snijden.
Straal = de straal van de cirkel + de gevraagde r
Teken vanuit het snijpunt van de evenwijdigen de gevraagde radius.
Wat ga je doen?
Twee cirkels (Ø50 en Ø30) bol verbinden met r = 60.
Teken evenwijdigen met de twee cirkels.
Laat de evenwijdigen snijden.
De straal = de gevraagde r – de r van de andere cirkel.
Teken vanuit de snijpunten de gevraagde radius.
De cirkels zijn nu verbonden met 2 bolle lijnen.