Tijdens de eerste maanden van het schooljaar nemen we met z'n allen (1e, 2e en 3e graad) deel aan een 3-tal loopwedstrijden die georganiseerd worden door SVS (Stichting Vlaamse Schoolsport).
1e graad
De praktische vaardigheden:
Dit bevat alle basisvaardigheden die van praktisch nut zijn zoals;
Gaan en lopen: bv. huppelpas, kruispas, in de maat gaan.
Klimmen en klauteren: bv. op en over toestellen.
Heffen en dragen: bv. van leerlingen, toestellen.
Trekken en duwen: bv. worstel- en judogrepen.
De bal- en dingvaardigheden:
Dit bevat alle basisvaardigheden die te maken hebben met het omgaan van ballen en dingen zoals;
Vasthouden, drijven, rollen, slaan, trappen, afremmen, maar ook vangen en werpen.
Jagersbal, vijfbal.
De springvaardigheden:
Dit bevat alle basisvaardigheden die te maken hebben met springen zoals;
Ergens op- en/of afspringen, verspringen, konijnensprong, hazensprong, hurksprong, maar ook touwtje springen.
De bewegingskunsten:
Dit bevat ondermeer rollen om de lengte-as, oefeningen met behoud van vormspanning, koprol voorwaarts, balanceren, ...
De spelen:
Hierbij denken we aan tik- en loopspelen zoals; tikkertje verhoog, schipper mag ik overvaren, trefspelen, ...
Ritmiek en expressie:
Ritmiek: dit bevat activiteiten die uigevoerd worden in coördinatie met de tijd (duur, maat, gelijkheid, opeenvolgend, ...) in een bepaalde vorm, gebruik maken van de ruimte en met een bepaalde intensiteit, bv. een kinderdans.
Expressie: dit bevat hoofdzakelijk het bewust worden van het eigen lichaam en dat van anderen, bewustwording van de ruimte, tijd en kracht.
De conditionele activiteiten:
Dit richt zich vooral op het ontwikkelen van de fysieke capaciteiten, nl.: kracht, lenigheid, uithouding en snelheid.
In de loop van het schooljaar nemen de leerlingen van de 1e graad deel aan KRONKELDIDOE. Dit is een bewegingslandschap bestaande uit verschillende leuke oefeningen met als doel spelend bewegen.
2e graad
De praktische vaardigheden:
Dit bevat alle basisvaardigheden die van praktisch nut zijn zoals;
Gaan en lopen: bv. huppelpas, kruispas, in de maat gaan.
Klimmen en klauteren: bv. op en over toestellen.
Heffen en dragen: bv. van leerlingen, toestellen.
Trekken en duwen: bv. hanengevecht.
De springvaardigheden:
Dit bevat alle basisvaardigheden die te maken hebben met springen zoals;
Ergens op- en/of afspringen, verspringen, hoogspringen, rolsprong, kattensprong, ...
De bewegingskunsten:
Dit bevat ondermeer koprol voorwaarts en variaties hierop, rugwaarts, kopstand, jongleren, ...
De spelen:
Hierbij denken we aan tik- en loopspelen, trefspelen, al dan niet met ballen.
De sportinitiële vaardigheden:
Dit zijn spelen die voorbereiden of afgeleid zijn van een genormeerde sport zoals;
Basketbal, volleybal, voetbal, handbal, hockey, korfbal, ... maar dan wel in een vereenvoudigde vorm, aangepast aan de 2e graad.
Ritmiek en expressie:
Ritmiek: dit bevat activiteiten die uitgevoerd worden in coördinatie met de tijd (duur, maat, gelijkheid, opeenvolgend, ...) in een bepaalde vorm, gebruik maken van de ruimte en met een bepaalde intensiteit, bv. eenvoudige volksdansen.
Expressie: rollenspel, beweging en klank, beweging en taal, creatieve dans, ...
Zwemmen:
Eerst komt de watergewenning aan bod en dan pas wordt er gestart met het aanleren van een zwemslag. In de 2e graad is dit de schoolslag. Ook verschillende vormen van springen in het water komen aan bod.
De conditionele activiteiten:
Dit richt zich vooral op het herwinnen, onderhouden of verbeteren van de fysieke capaciteiten, nl.: kracht, lenigheid, uithouding en snelheid.
In de loop van het schooljaar nemen de leerlingen van de 2e graad deel aan ALLES MET DE BAL. Dit is een bewegingslandschap bestaande uit verschillende leuke oefeningen met als doel spelend bewegen.
3e graad
De praktische vaardigheden:
Dit bevat alle basisvaardigheden die van praktisch nut zijn zoals;
Klimmen en klauteren: bv. op en over toestellen.
Heffen en dragen: bv. van leerlingen, toestellen.
Trekken en duwen: bv. een worstel- of judogreep.
De springvaardigheden:
Dit bevat alle basisvaardigheden die te maken hebben met springen zoals;
Ergens op- en/of afspringen, verspringen, hoogspringen, spreidsprong, wendsprong, keersprong, tijgersprong, ...
De bewegingskunsten:
Dit bevat ondermeer kopstand, handenstand, jongleren (bal omhoog houden).
De spelen:
Hierbij denken we aan tik- en loopspelen, trefspelen, honkbalspelen, ...
De sportinitiële vaardigheden:
Dit zijn spelen die voorbereiden of afgeleid zijn van een genormeerde sport zoals;
Basketbal, volleybal, voetbal, handbal, hockey, korfbal, ... maar dan wel in een vereenvoudigde vorm, aangepast aan de 3e graad.
Ritmiek en expressie:
Ritmiek: dit bevat activiteiten die uigevoerd worden in coördinatie met de tijd (duur, maat, gelijkheid, opeenvolgend, ...) in een bepaalde vorm, gebruik maken van de ruimte en met een bepaalde intensiteit, bv. volksdansen.
Expressie: rollenspel, beweging en klank, beweging en taal, creatieve dans, ...
Zwemmen:
In de 3e graad wordt vooral gewerkt aan de stijlverbetering van de schoolslag, ook aan watertrappelen en vormen van duiken. Als de schoolslag heel goed beheerst is, wordt de crawl aangeleerd.
De conditionele activiteiten:
Dit richt zich vooral op het herwinnen, onderhouden of verbeteren van de fysieke capaciteiten, nl.: kracht, lenigheid, uithouding en snelheid.
In de loop van het schooljaar nemen de leerlingen van het vijfde leerjaar deel aan AMERICAN GAMES. Dit is een bewegingslandschap bestaande uit verschillende leuke oefeningen met als doel spelend bewegen.
Op het einde van het schooljaar nemen de leerlingen van het zesde leerjaar deel aan DOE-AAN-SPORTBEURS. Dit is een doe-beurs waarop alle leerlingen aan zoveel mogelijk sportstands deelnemen. Iedere leerling krijgt een scorekaart waarop een merkteken geplaatst wordt (brons, zilver of goud) afhankelijk van het aantal beoefende activiteiten.