technisch proces en principes

TECHNISCH PROCES

Kenmerkend voor techniek is het technisch proces.
Een technische realisatie komt tot stand na het doorlopen van het technisch proces.
Dit vertrekt steeds vanuit een behoefte of probleem en loopt in het FabLab+ volgens 6 vaste stappen
(vaak worden maar 5 stappen gebruikt, voor de duidelijkheid hanteren wij 6 fasen).

Al deze deelgebieden worden in een andere subsite STEMTOOLS uitvoerig beschreven en voorzien van verschillende tips en praktische tools.

Grondige analyse van de behoeften, wensen en/of verwachtingen. Begrijpen van het probleem.

Bedenk zoveel mogelijk ideeën en kies er één uit dat het beste voldoet aan de criteria.

Ontwerpen en tekeningen helpen om de ideeën voor te stellen. Maak een plan van aanpak.

Als de realisatie ontworpen is, wordt deze gebouwd.

Daarna wordt het product uitgeprobeerd.

Tot slot wordt zowel het product als het proces grondig geëvalueerd.

TECHNISCHE PRINCIPES & NATUURVERSCHIJNSELEN

TRANSPORT

T1. Overbrenging van kracht / beweging door tandwielen.
T2. Overbrenging van kracht / beweging door kettingen / riemen.
T3. Overbrenging van kracht / beweging door hefbomen.
T4. Overbrenging van kracht / beweging door katrollen.
T5. Overbrenging van kracht / beweging door wielen / assen.
T6. Overbrenging van kracht / beweging door pneumatiek en hydrauliek.

ENERGIE

E1. Energiebronnen.
E2. Opwekken van energie.
E3. Energieomzetting.
E4. Energie opslaan.

CONSTRUCTIE

C1. Versteviging door gebruik te maken van profielen.
C2. Versteviging door gebruik te maken van driehoeken.
C3. Versteviging door in verband te bouwen.
C4. Versteviging door bogen te gebruiken.
C5. Verbindingen.
C6. Stabieler maken door de basis breder te maken dan de top.

INFORMATIE & COMMUNICATIE

I1. Communicatie / overdracht van informatie, zender en ontvanger.
I2. Sensoren.
I3. Programmeren van informatie / automatisatie.
I4. Besturingssystemen.
I5. Robotica en domotica.

BIOCHEMIE

B1. Bereidingen met een chemische reactie.
B2. Voedselbewaring.
B3. Cosmetica.

NATUURLIJKE VERSCHIJNSELEN

NV1. Smelten / verdampen / condenseren / stollen / rijpen.
NV2. Zinken / drijven.
NV3. Opwaartse krachten / zwaartekracht.
NV4. Licht / donker / schaduw.
NV5. Uitzetten / krimpen.
NV6. Koken.
NV7. Oplosbaarheid.
NV8. Verbonden vaten.
NV9. Luchtdruk.
NV10. Magnetisme.