12 Klederdracht 2
Hij was een held, gelijke van de goden
Werd door de duurste kleermakers gekleed
Hij had van kommer en van nood geen weet
Zijn zaken werden steeds voor hem gedaan
Hij was alleen geconcentreerd op mode
En trok zich verder nergens iets van aan
Maar op een nacht, een donkere, zonder maan
Besefte hij dat zijn bekendheid sleet
En werd wat hij liet hangen minder breed
Er kwam een tijd van hinderlijke noden
Het was finito met zijn vorstelijk bestaan
Door drank en drugs, en al wat is verboden
Hij ging gelijk een klaverjasser nat
En viel hij in het zo beruchte gat
Bas Boekelo
Wat wil ik meer, ik voel me als de goden
De maaltijd top, ‘k ben deugdelijk gekleed.
Je hebt hier van het wereldleed geen weet.
De zaken gaan zoals ze zijn gedaan!
Ik maak me niet meer druk om iets als mode
Ik trek me trouwens nergens iets van aan!
Maar ’s nachts, het is nog net geen volle maan,
Besef ik dat ik dat mijn image zo maar sleet:
Ook hier heeft lang niet iedereen het breed
En heel wat mensen lijden aan hun noden.
Hoe velen voeren strijd voor hun bestaan
En moeten doen wat eig’lijk is verboden?
Een klaverjasser gaat soms wel eens nat.
Een eerzaam mens gaat echt goed op zijn gat.
De godenzoon
Aanschouw de zoon van één van onze goden
Tot in de puntjes in blauw-geel gekleed
Een speler waar een ieder graag van weet
Waarom heeft hij niet eerder meegedaan?
Zijn kapsel is een tikje uit de mode
Maar daar trekt hij zich lekker niets van aan
Zijn loopbaan ging zo goed als naar de maan
Toen hij zijn kicks bij Alphen één versleet
Ondanks het geld (jawel, hij had het breed)
Hoorde hij toch zijn oude vrienden noden
‘Kom terug voor een gelukkiger bestaan
Ons dorpje immers weet van geen verboden
Hier vind je vrouwen, drugs en gerstenat
Dus welkom thuis in ’t Labbertongse gat’
Remko Koplamp
sonnet (bout rimé)
18 april 2012