Dirigent

Frederik Meireson studeerde zang bij Zegher Vandersteene en Malcolm King aan het Koninklijke Muziekconservatorium van Gent. Naast eerste prijzen schriftuur behaalde hij een meestergraad in de lyrische kunst bij Erica Pauwels. Directie studeerde hij bij Florian Heyerick, Johan Duyck en Rudolf Werthen. Daarnaast volgde hij meestercursussen bij Laszlo Heltay en Pierre Cao.

Als vrij medewerker was hij verbonden aan het Vlaams Radio Koor en als leraar zang en kamermuziek heeft hij de leiding van de zangklassen van de muziekacademies van Asse en Heusden (Gent). Verder is Frederik Meireson ook als leraar muziek verbonden aan het Sint-Maartensinstituut in Aalst.

Naast het gemengd kamerkoor Vivace dirigeert hij en maakt hij deel uit van nog verschillende andere ensembles waaronder Rosario, dat zich specialiseert in Zuid-Amerikaanse barok, en Gospodi, een kwartet met internationale faam dat orthodox-slavische gezangen brengt. Frederik is ook jarenlang de rechterhand geweest van E.H.Michael Ghijs. In die hoedanigheid repeteerde en dirigeerde hij het Gentse Kathedraalkoor en Schola Cantorum Cantate Domino uit Aalst.

Interview met Frederik Meireson (december 2007)

Hoe lang ben je al met muziek bezig?

Van kindsaf. Mijn moeder speelde viool en mjn vader piano, als amateurs natuurlijk.

Ik heb de normale “loopbaan” gevolgd op de academie, dat was vanzelfsprekend, dat ging vanzelf. Als 15-16-jarige wou ik wel stoppen, maar ik heb toch doorgezet. Ik volgde piano, eenvoudigweg omdat er thuis al een piano stond.

Op 18 jaar ben ik biologie gaan studeren omdat ik iets wou doen met de natuur. Ik heb er zelfs niet aan gedacht om conservatorium te doen. Met veel tweede zits ben door die studies gesparteld, ik was toen al veel meer met muziek bezig dan met wetenschap. Voor mijn thesis heb ik 4-5 maanden in een kelder van het Akademisch Ziekenhuis Gent gewerkt. Daar werd het mij duidelijk dat dit niet de richting was die ik mijn leven wou geven. Direct na de proclamatie van het laatste jaar universiteit, heb ik mij in het conservatorium ingeschreven.

Ik voel nu geen behoefte om mij terug op biologie toe te leggen, maar het is wel leuk geweest.

Hoe kom je dan bij zang terecht?

Ik heb altijd gezongen, in Cantate Domino (gekend knapenkoor verbonden aan het Sint-Maarteninstituut te Aalst. nvdr ) en ook in andere koren, maar ik viel zeker niet op .

In het conservatorium heb ik notenleer, muziekgeschiedenis, harmonie, directie, lyrische kunst en koor (met Michaël Scheck) enz. gedaan.

Daar vond men dat ik een mooie stem had en dat ik daar iets moest mee doen.

Waarom geef je zangles?

Ik hou ervan om met de stem bezig te zijn, er aan te kneden, om ze te vervolmaken en om ze te laten groeien.

Wat vind je het leukste om te doen, koordirigent of zangles geven?

Het zijn twee totaal andere dingen, ze zijn niet met elkaar te vergelijken. In de zangklas bouw je aan de stem, je bent bezig met die persoon.

Koorzang is een groepsgevoel, staat ten dienste van de muziek.

Beschrijf eens een ideale koorzanger.

Dat is iemand die hongerig is, nieuwsgierig, die in vervoering geraakt, die van muziek houdt, die wil weten, kennen. Iemand die niet tevreden is met die 2 uur repetitie maar die zelf op zoek gaat naar verdieping.

Het is iemand die verrijking zoekt door middel van het koor.

Wat hoor je liefst: vokale of instrumentale muziek?

Het is dezelfde taal maar een ander dialect.

Het woord geeft een extra dimensie maar instrumentale muziek heeft haar eigen expressiemogelijkheden die vocale muziek niet heeft. Instrumentale muziek heeft geen woorden nodig om tot emotie te bewegen. Maar het libretto kan zo prachtig zijn.

Welk was je eerst ervaring als koordirigent?

Dat was op mijn 18de verjaardag. We moesten met het koor waar ik in zong, een trouwmis zingen maar de dirigent kon er niet zijn. Hij vroeg me hem te vervangen. We zouden als slot een Alleluia zingen van 10-12 pagina’s. We zouden alleen de laatste 4 pagina’s zingen. We hadden dat goed gerepeteerd, maar toen puntje bij paaltje kwam begon iedereen op de afgesproken plaats behalve … de bassen, die startten op pagina 1. Het is geëindigd in een algemene chaos. Ik ben recht naar huis gegaan, ik vond het verschrikkelijk. ’s Avonds zat er een kaartje in de bus met excuses… en verjaardagswensen.

Ik heb ook ensembles gedirigeerd, van vier man, zes man, maar mijn eerste echte koor was Canticorum Jubilo in Moorsel.

Waarom word je dirigent, is dat omdat een koor op een bepaald moment een dirigent nodig heeft, om die mensen te helpen?

Neen, ik kan die mensen niet helpen, ik wil dirigeren om muziek te boetseren, om muziek naar mijn hand te zetten. Ik heb dat besef gehad, als kleine jongen reeds, toen ik de eerste keer in Cantate Domino binnenkwam. Ik wist “dit wil ik doen”, die koormachine wil ik doen werken. Ik weet niet waarom, thuis werd immers quasi niet gezongen. Maar mijn vrouw zingt altijd. Ik voel me dan zo gelukkig en denk dan aan een heel mooi Arabisch spreekwoord: “Een zingende vrouw is een werkende vrouw”.

Als je dirigent wordt van een koor, hoe lang duurt het dan om die groep “naar je hand te zetten”?

Hoe ouder je wordt, hoe sneller dat gaat.

Als je jong bent, ga je een gevecht aan: “Ze zullen dat doen zoals ik het wil”, maar wanneer je ouder wordt, besef je dat zoiets onmogelijk is, je moet sàmen iets doen.

Je springt mee in de stroom en probeert bij te sturen. Je wordt niet toleranter, maar milder. Hoe ouder je wordt, hoe gemakkelijker en sneller de muzikanten instinctief doen wat de dirigent wil. Grote dirigenten komen daar veel sneller toe, zij doen niets maar het “instrument” voelt wat het moet doen.

Bij Vivace slaag ik er nog niet helemaal in om er één apparaat van te maken, velen zijn daarvoor misschien nog niet oud genoeg of misschien nog te eigenzinnig. Dat is geen verwijt, het vormt veeleer een uitdaging.

Hoe kies je je repertorium ?

Ik heb al zoveel mogen zingen, dat ik telkens op zoek wil gaan naar dingen die ik nog niet ken. Ik wil altijd verrast worden, bijleren. Maar soms zoek ik ook dingen die uiteindelijk niet blijken te bestaan. Bijvoorbeeld 19° eeuwse Amerikaanse romantische muziek. Het bleek dat men in de 19° eeuw in Amerika nog geen eigen muziekcultuur had, alleen geïmporteerde muziek.

Juist door op zoek te gaan naar die eerder ongekende dingen, krijgt de voor ons bekende muziek, een ruimer kader. Ons lijntje van renaissance, barok, Bach, Mozart, enz, is een oneindig rijk maar smal lijntje. In een ruimer kader geplaatst, wordt alles zoveel interessanter . Neem bvb. de Portugese polyfonie waar we nu mee bezig zijn (concert maart 2008 nvdr): tot in de 19de eeuw werd in Portugal polyfonie geschreven terwijl men elders al volop in de romantiek zat. Anderzijds werd het werk van Mozart in zijn tijd al uitgevoerd in Zuid-Amerika.

De realiteit is zoveel complexer, diverser, multicultureler dan het systeem waarmee wij muziek indelen. Vanuit die optiek ben ik altijd op zoek naar een nieuwe verrassende programmering.

Hoe geraak je aan dat relatief onbekende repertorium?

Eén prikkel is vaak voldoende, je hoort of leest iets over een bepaald onderwerp en dan wil je weten wat of hoe, vandaar begint de zoektocht: namen op CD’s die aan elkaar kunnen gelinkt worden, internet, bibliotheek, scripties …

Aan de samenstelling van een programma heb ik vaak weken werk.

Moet er afwisseling zijn qua genre binnen en tussen de verschillende projecten?

Dat is een compromis met de zangers. Je moet ze kunnen mee krijgen. Eigenlijk zou ik veel straffere dingen willen doen. Met de Iberische muziek die ik nu heb liggen bijvoorbeeld kan ik drie concertprogramma’s vullen.

Of neem nu de hedendaagse muziek. Wat wij tot nu toe gedaan hebben, is zo braaf. Als er een lijntje gesproken tekst in komt, vinden we het modern maar dat zijn dingen die men al deed in de renaissance.

Zijn er genres waar je niet aan komt, waar je in een boog omheen loopt?

Neen, in principe niet. Heavy metal, gothic en techno zijn genres die mij niet liggen omdat die decibels me fysiek pijn doen. Maar pop bijvoorbeeld, daar zitten zo een mooie dingen in. Dat zou ik dolgraag eens doen.

Een andere droom van me is werken rond muziek uit de sixties. Die zit ingenieus in elkaar, dat is harmonisch complexe muziek, die is intrumentaal heel rijk. Deze muziek vraagt echter een totaal ander apparaat. Dat is voor ons, bij Vivace, niet mogelijk.

Er is echter geen enkel muziekgenre dat mij echt tegenstaat.

In uw repertorium zit een groot deel religieuze muziek. Is dat gewild?

Neen, niet echt, maar je komt er altijd weer op uit. Onze omgeving, daarom niet noodzakelijk van thuis uit, is religieus: de kerken, de religieuze muziek. Tot in 1750 is 80 % van de muziek die gecomponeerd wordt religieus. Religieuze muziek is, tot in een zekere periode, veel meer “groeps gedacht”. Profane muziek is voor de elite, later ook voor de gegoede burgerij, maar zij is veel meer een individuele aangelegenheid.

Men kan niet alles met een koor doen: ensemblewerk is te moeilijk, dat is voor specialisten. Dat beperkt ons ook om bepaalde, ook profane, stukken bijvoorbeeld van Monteverdi of Gesualdo te brengen.

Later is er wel meer profane muziek voor koor maar we hebben nu eenmaal dat historisch-religieus kader. Dan is er ook de praktische kant van de zaak: we repeteren in een kerk en onze podia zijn vaak kerken.

Je hebt voor profane hedendaagse muziek ook nieuwsgierige zangers nodig. De ideale dirigent kan die nieuwsgierigheid, die begeestering opwekken bij de zangers. Daar is nog pedagogisch werk te doen. Het lukt me om één zanger in de les zo gek te krijgen dat hij of zij dingen wil ontdekken waarvan hij of zij het bestaan niet afwist en dat die dat dan ook nog mooi vindt. Maar voor een groep is dat veel moeilijker. In de zangklas ben je een partner: je kan iemand over een moeilijke noot of over een fout heen helpen. In het koor is het notenwerk vaak een drempel, dan krijg je een gevecht met de noten maar dan kom je niet toe aan muziek.

Eigenlijk is het soms interessanter om te werken met een beperkte zanger, maar bij wie je input hebt, die je kan doen vooruitgaan. Hand in hand ontdekt die dan wat hij of zij kan, en hoe mooi de muziek is. Dan kom je echt tot muziek. Dat is veel leuker dan met iemand te werken die wel een mooie stem heeft maar die daar niets mee doet en onverschillig blijft voor de muziek.

En er is natuurlijk ook de spankracht tussen de dirigent en het doel dat die voor ogen heeft enerzijds, en de bereidheid van de zangers om met vallen en opstaan mee op weg te gaan anderzijds. Kortom, er moet interactie zijn

Wie is het publiek van Vivace?

Dat is een groot vraagteken, daar kan ik geen antwoord op geven. We zitten eigenlijk op 2 sporen: op de avondconcerten zie ik mensen waarvan ik denk: waar komt die vandaan en wat zoekt hij? Op de aperitiefconcerten hebben we een heel ander publiek.

Ik denk dat we duidelijker moeten zijn. Willen we een braaf repertorium voor een groot publiek of gaan we compleet uit de bol? Nu zitten we tussen 2 stoelen. Maar dat is het gevolg van het compromis dat ik heb gesloten met de zangers. Bij sommige zangers ontbreekt drift. Ik vraag me dan af hoe ik toch die communicatie, die vonk kan induceren? Een concert is immers het resultaat van communicatie. Het is meer dan alleen de juiste noten zingen. Het is dezelfde vlam, hetzelfde elan voelen. Een concert geef je niet voor het publiek, je doet het voor jezelf . Je doet het omdat je er zelf zo vol van bent en je wil het publiek mee laten genieten, daarin laten delen. Een concert is geen confrontatie , het publiek maakt deel uit van het concert.

Hoe belangrijk zijn wedstrijden?

Dat is zeer ambigu. Het eerste gevoel dat ik daarbij heb is “niet leuk”. “Wedstrijd” staat vaak haaks op muziek. Maar het is van alle tijden: Haendel en Scarlatti, Liszt versus Chopin, …Het publiek wil wedstrijden.

Het heeft iets artificieels, maar anderzijds daagt het je wel uit. Men probeert grenzen te verleggen.

Het is moeilijk om in een wedstrijd nog werkelijk muziek te maken, alleen de allergrootsten komen daartoe.

Je hebt meer dan één koor, welk zijn de andere?

Gospodi, Canticorum Jubilo*, Vivace en Rosario.

Ik heb nog kinderkoren gehad, maar ik zag die kinderen niet vaak genoeg. Dat was niet zoals in Cantate Domino waar de kinderen dagelijks oefenen. Op die manier kan je in hun leefwereld duiken en hen meenemen op een ontdekkingsreis.

Ja, we zoeken altijd nieuwe uitdagingen. Wat ik met het ene koor niet kan realiseren, kan met het andere. Dat heeft niets met de moeilijkheidsgraad te maken. In geval nodig, zetten we nog een nieuw ensemble op poten.

Wat doe je liefst: zingen, les geven of dirigeren?

Dirigeren, zonder twijfel!

* Na meer dan 20 jaar is Frederik niet langer de dirigent van Canticorum Jubilo. Tijdsgebrek noopte hem de dirigeerstok door te geven.