12 mei 2020: pagina niet meer relevant - ik ben niet verkozen als decaan.
Alleszins bedankt aan alle stemgerechtigden van de faculteit die een stem voor mij hebben uitgebracht.
Ik ben kandidaat-decaan voor de Faculteit Ingenieurswetenschappen, voor de periode 2020-2024. Op deze pagina vindt u mijn visietekst, alsook antwoorden en verduidelijkingen op vragen die ik reeds ontvangen heb. Indien u vragen hebt, mag u me uiteraard altijd contacteren, telefonisch of per e-mail.
Herkansingsbeleid
Gedurende de academiejaren 2017-2018 en 2018-2019 werd in de Onderwijsraad een nieuwe visie ontwikkeld m.b.t. toekomstgericht onderwijs en herkansingsbeleid. Aanleiding vormde de stijgende trend in de totale studietijd waarin studenten hun bachelor-diploma behalen, alsook het laag aantal generatie-studenten die in de juni-zittijd 100% cumulatieve studie-efficiëntie (CSE) behalen. Onze faculteit - ondanks een recrutering uit de sterkere richtingen in het middelbaar onderwijs - scoort hier niet beter of slechter dan andere faculteiten: slechts 12% van studenten die de eerste fase van de bachelor aanvatten haalt 100% CSE na de juni-zittijd.
Zelf was ik voorzitter van de werkgroep herkansingsbeleid die een voorbereidende deelnota in juni 2018 voorbereidde, voor een definitieve nota rond toekomstgericht onderwijs in juni 2019. De nota rond herkansingsbeleid concentreerde zich voornamelijk op 2 doelstellingen:
O.a. hieruit komen de huidige voorstellen rond de "mijlpaal 1ste bachelor" die op dit ogenblik in Onderwijsraad worden uitgewerkt. De mijlpaal zal opnieuw een deliberatie-systeem invoeren, enkel voor de 1ste fase van de bacheloropleidingen, om meer studenten op een modeltraject te houden, alsook om positieve incentives te voorzien voor studenten om maximaal in te zetten op de 1ste examenkans (o.a. door goede oriëntering, eventueel snelle heroriëntering, en activerend onderwijs).
Binnen de univeristeit hebben we als faculteit een ietwat luxe-positie, met een selecte instroom (6u en 8u wiskunde richtingen uit ASO), maar ook voor onze opleidingen ben ik van mening dat het invoeren van de mijlpaal gunstige effecten zal hebben op de studievoortgang van onze generatie-studenten.
Recrutering internationale zij-instroom
In mijn visietekst vermeld ik een "faculteitsbrede screening van degree-seeking students. In dergelijk opzet kandideren studenten eerst aan faculteit vooraleer ze hun finale keuze maken voor de specifieke masteropleiding op basis van hun interesse, motivatie en vooropleiding."
Wat ik hiermee bedoel is dat we in onze procedures om internationale studenten aan te trekken, te laten kandideren, en te selecteren, té vaak vertrekken vanuit onze eigen opleidingen i.p.v. uit interessegebieden of speerpuntthema's. We verwachten dat kandidaat-studenten reeds van bij de aanvang een keuze maken voor een specifieke opleiding, terwijl misschien een andere opleiding beter zou passen bij hun interesses of vooropleiding. Daarom zou ik er voor pleiten om studenten te laten kandideren aan de faculteit als geheel (weliswaar met opgave van voorkeur van opleidingen of interessegebieden). Als een kandidaat toegelaten wordt, krijgt hij ook een voorstel in welke opleidingen hij potentieel wordt toegelaten.
Dit houdt uiteraard in dat de huidige selectiecriteria die kijken naar de geschikte vooropleiding om toegelaten te worden tot een specifiek programma behouden blijven, en dat de opleidingen een belangrijke rol blijven spelen in ons toelatingsbeleid. Maar door te evolueren naar een kandidaatstelling aan de faculteit, kunnen we een duidelijk excellentie-niveau nastreven. Bovendien biedt het openhouden van mogelijke programma's waarin een kandidaat toegelaten wordt ook betere opportuniteiten om PR te voeren (thema's i.p.v. opleidingen), en hoeven kandidaten zich in een prille fase nog geen zorgen te maken over het specifieke programma voor hetwelk ze willen kandideren.
Docenten en didactische teams
In sectie 2 van mijn visietekst, waarin ik stel dat we naar een beter model moeten evolueren i.v.m. het verdelen van de didactische opdrachten, schrijf ik: "Ik ben tevens van mening dat we moeten evolueren naar een frequentere rotatie van docenten over OPO’s". Hier is veel vraag naar verduidelijking en intentie.
Kort komt het hier op neer: ik denk dat het niet goed is dat docenten voor een periode van pakweg 20 of 30 jaar worden aangesteld om een bachelorvak te geven. M.i. is het nét goed als elke 10 jaar een nieuw docententeam eens een nieuwe wind door een vak laat waaien - daarom niet beter of slechter, maar anders. Een periode van 10 jaar laat toe dat je je als docent(enteam) gedurende 2 of 3 jaar het vak eigen maakt en op punt stelt, om dan 7 jaar het vak optimaal te geven. Dat lijkt me een goed model.
Dergelijke snellere rotatie over vakken - in tegenstelling tot wat we tot nu toe gewend zijn - heeft een aantal voordelen buiten een frisse wind laten waaien: het laat toe om didactische belasting beter te verdelen over de carrière van alle docenten; het betrekt meer docenten bij de kernvakken van onze opleiding; het kan het inplannen van een sabbaticalperiode eenvoudiger maken (alhoewel docententeams hiervoor meer aangewezen zijn); en het zorgt ervoor dat inhoudelijke hervormingen ook in een bredere groep kunnen bediscussieerd worden.
Idealiter zou voor mij elke docent gedurende zijn of haar carrière minstens éénmaal een bachelorvak gedurende dergelijke periode mee gedoceerd hebben. Uiteraard is dit slechts een uitgangspunt voor verdere discussie. Praktische modaliteiten en diverse ZAP-statuten zullen steeds een factor zijn om de individuele invulling te bepalen.
Online onderwijs
Dit semester heeft alle docenten en studenten plots verplicht doen kennismaken met allerlei vormen van online onderwijs. Het spreekt vanzelf dat we - eens het academiejaar is afgelopen - een grondige evaluatie moeten maken of wat goed gewerkt heeft, wat minder goed is meegevallen, e.d.
Voor mij is het duidelijk dat online onderwijsvormen op zichzelf nooit een volwaardig alternatief kunnen zijn, en dat universitair onderwijs steeds in een blended aanpak (combinatie van beiden) zal verlopen. Universitair onderwijs is immers meer dan filmpjes bekijken op je laptopscherm - onderwijs is ook een sociaal gebeuren waarbij studenten met mede-studenten moeten kunnen discussiëren, in gesprek gaan, met gelijkgezinden over hun studiediscipline praten. Dat werkt niet enkel motiverend, maar is m.i. ook waar onderwijs écht om draait. Opgenomen lesmateriaal mag geen gemakkelijkheidsoplossing zijn, niet voor docenten, en ook niet voor studenten.
Blended werkvormen vormen echter wel de toekomst, en zeker in het oordeelkundig gebruiken van online content samen met face-to-face sessies kunnen we evolueren naar een beter gebruik van contactmomenten tussen docent en student.
Het aanbieden van puur online onderwijs (bvb. MOOCs) heeft wel een groot strategisch potentieel bij initiatieven zoals Levenslang Leren, of als een dienstverlening naar de brede maatschappij.
Ijkingstoets
Onze faculteit heeft een voortrekkersrol gespeeld in het tot stand brengen van de ijkingstoets, een verwezenlijking waar de faculteit (en in het bijzonder de dienst Studentenbegeleiding) terecht fier op mag zijn. Onze ijkingstoets draait nu reeds meerdere jaren, en er is heel wat data verzameld die ons een beter inzicht geeft over de ijkingstoets als hulpmiddel bij oriëntatie en studiekeuze, maar ook als indicator van studiesucces. Op dit ogenblik vindt de ijkingstoets ingang bij heel wat andere universitaire programma's, uiteraard in verschillende formats. Het laat zien dat de facutleit op het goede pad zit, en dat andere opleidingen de waarde van dergelijke toets erkennen.
Onze ijkingstoets is verplicht qua deelname, maar niet bindend qua resultaat. Dit wil zeggen dat we van alle nieuwe studenten verwachten dat ze aan de ijkingstoets hebben deelgenomen, maar niet noodzakelijk geslaagd hoeven te zijn om aan de studie burgerlijk ingenieur te kunnen beginnen. Het wettelijke kader laat wel toe dat we een differentiatie kunnen maken op basis van het cijfer behaald op de ijkingstoets, iets waar we tot nu toe minimaal gebruik van maken.
Of we een stap verder moeten gaan en de ijkingstoets ook bindend maken ("niet slagen" = "niet starten") hangt af van vele factoren (o.a. politiek en maatschappelijk draagvlak). Dergelijke maatregel echter invoeren zonder verdere omkadering roept terecht een aantal vragen op. Het zou immers betekenen dat we een grote groep potentiële studenten die interesse hebben om ingenieur te studeren uitsluiten van de studies. Ook toen het toelatingsexamen burgerlijk ingenieur nog in voege was, hadden we immers een voorbereidingsjaar waarin dergelijke groep studenten zich konden bekwamen en voorbereiden op het toelatingsexamen. Ik ben dan ook van mening dat het bindend maken van de ijkingstoets enkel zin heeft als we dergelijke gelijkaardige omkadering voorzien (cfr. denkpiste "7de jaar" in mijn visietekst).
België kent een lange traditie van een brede en open toegang tot het hoger onderwijs, en dat is iets wat we als maatschappij moeten koesteren en niet zomaar weggooien. Dergelijke brede toegang betekent echter wel dat we daar als universiteit een zekere prijs voor betalen (een grote groep studenten die zich gedurende of ná het 1ste jaar heroriënteren), maar dat is nu eenmaal het gevolg van deze maatschappelijke keuze. Ik zou het jammer vinden als we ondoordacht extra hindernissen opwerpen die niet elke 18-jarige de kans geeft de studies van zijn of haar interesses aan te vatten, zolang die keuze maar gepaard gaat met een goede oriëntering en de gepaste studiehouding.
Herindeling Academiejaar
Het klopt dat het dossier "herindeling academiejaar" voorlopig in een winterslaap zit. Ik zeg voorlopig, want ik ben ervan overtuigd dat na de rectorsverkiezing van 2021 het plots weer op de agenda zal staan.
De Onderwijsraad heeft de afgelopen jaren dit dossier grondig bekeken, en kwam tot de vaststelling dat het moeilijk is om in dit dossier beweging te krijgen vooraleer de knoop van herkansingen in de augustus/september-periode is opgelost. Immers, de agendering van de herkansingsperiode bepaalt voor een groot deel de speelruimte die er is om het academiejaar te hervormen. Vandaar dat de optie genomen werd om eerst een grondige nieuwe visie op herkansingen te formuleren (werkgroep Herkansingsbeleid waarvan ik voorzitter was), en die dan - samen met de input van andere parallelle werkgroepen rond Startersdagen en Procesoptimalisatie - geresulteerd heeft in de nota Toekomstgericht Onderwijs (zie hoger, Herkansingsbeleid).
Als de denkpistes rond de herindeling van het academiejaar terug op de voorgrond komen in 2021, is het uiteraard belangrijk om de visie van onze faculteit daarin zo goed mogelijk te verdedigen, gegeven de vele besprekingen die reeds rond dit thema zijn gebeurd.