Nobelprijs Economie

1968 Zweedse Centrale Bank 300 jaar: oprichting Nobelprijs Economie

1969 Jan Tinbergen (Nld.), Ragnar Frisch (Noorw.)

1970 Paul A. Samuelson (V.S.)

1971 Simon S. Kuznets (V.S.)

1972 Kenneth J. Arrow (V.S.), John R. Hicks (G.-B.)

1973 Wassily Leontief (V.S.)

1974 Friedrich A. von Hayek (G.-B.), Karl G. Myrdal (Zwe.)

1975 Leonid V. Kantorovitsj (S.-U.), Tjalling C. Koopmans (V.S.)

1976 Milton Friedman (V.S.)

1977 James E. Meade (G.-B.), Bertil G. Ohlin (Zwe.)

1978 Herbert A. Simon (V.S.)

1979 Arthur W. Lewis (G.-B.), Theodore W. Schultz (V.S.)

1980 Lawrence R. Klein (V.S.)

1981 James Tobin (V.S.)

1982 George J. Stigler (V.S.)

1983 Gerard Debreu (V.S.)

1984 John R. Stone (G.-B.)

1985 Franco Modigliani (V.S.)

1986 James McGill Buchanan (V.S.)

1987 Robert M. Solow (V.S.)

1988 Maurice Allais (Fr.)

1989 Trygve Haavelmo (Noorw.)

1990 Harry Markowitz (V.S.), Merton H. Miller (V.S.), William F. Sharpe (V.S.)

1991 Ronald Coase (G.-B.)

1992 Gary S. Becker (V.S.)

1993 Robert W. Fogel (V.S.), Douglass C. North (V.S.)

1994 John C. Harsanyi (Hong.), John F. Nash (V.S.), Reinhard Selten (D.)

1995 Robert E. Lucas (V.S.)

1996 James A. Mirrlees (G.-B.), William Vickrey (Can.)

1997 Robert C. Merton (V.S.), Myron S. Scholes (V.S.)

1998 Amartya Sen (Ind.)

1999 Robert A. Mundell (Can.)

2000 James Heckman (V.S.),  Daniel L. McFadden (V.S.)

2001 George Akerlof (V.S.), Michael Spence (V.S.), Joseph Stiglitz (V.S.)

2002 Daniel Kahneman (Isr.), Vernon L. Smith (V.S.)

2003 Robert F. Engle (V.S.),  Clive Granger (G.-B.)

2004 Finn Kydland (Noorw.), Edward C. Prescott (V.S.)

2005 Robert Aumann (Isr.), Thomas C. Schelling (V.S.)

2006 Edmund S. Phelps (V.S.)

2007 Leonid Hurwicz (Pol.), Eric S. Maskin (V.S.), Roger Myerson (V.S.)

2008 Paul Krugman (V.S.)

2009 Elinor Ostrom (V.S.), Oliver E. Williamson (V.S.)

2010 Peter A. Diamond (V.S.), Dale T. Mortensen (V.S.), Christopher A. Pissarides (Griek.)

2011 Christopher A. Sims (V.S.), Thomas J. Sargent (V.S.)

2012 Alvin E. Roth (V.S.), Lloyd S. Shapley (V.S.)

2013 Eugene F. Fama (V.S.), Lars Peter Hansen (V.S.), Robert J. Shiller (V.S.)

2014 Jean Tirole (Fra.)

2015 Angus Deaton (G.-B.)

2016 Oliver Hart (G.-B.), Bengt Holmström (Fin.)

2017 Richard Thaler (V.S.)

2018 William D. Nordhaus (V.S.), Paul M. Romer (V.S.)

Tinbergen, Jan

(1903-1994) Nederlands econoom. Tinbergen studeerde wis- en natuurkunde in Leiden. In zijn proefschrift 'Minimumproblemen in de natuurkunde en de economie' kwam zijn belangstelling voor economische problemen tot uiting en zijn overtuiging dat deze op dezelfde wijze geanalyseerd kunnen worden als natuurwetenschappelijke verschijnselen. Geldt als een van de grondleggers van de econometrie. Van 1933 tot 1973 was hij hoogleraar te Rotterdam en van 1945 tot 1955 directeur van het Centraal Planbureau. Hield zich later vooral bezig met de economische problematiek van ontwikkelingslanden en trad op als adviseur van vele regeringen, de Wereldbank en de Verenigde Naties. In 1967 kreeg hij de Erasmusprijs toegekend en in 1969 (samen met R. Frisch) de eerste Nobelprijs voor economie. Richtte zich in de laatste jaren van zijn leven op het vraagstuk van oorlog en vrede. Werkte met R. Hueting ook aan de idee van een groen BBP. Werk o.a. 'Statistical testing of business-cycle theories' (1938), 'Income distribution, analysis and policies' (1975), 'Een leefbare aarde' (1970) en 'Kunnen wij de aarde beheren?' (1987).

 Frisch, Ragnar

(1895-1973) Noors econoom, hoogleraar te Oslo (1931-65). Lanceerde in 1926 als eerste de term econometrie. Was medeoprichter van The Econometric Society (1930). Kreeg in 1969 als eerste de Nobelprijs voor economie samen met de Nederlander Jan Tinbergen.

 Samuelson, Paul Anthony

(geb. 1915) Amerikaans econoom, hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology (1940-85). Economisch adviseur van de presidenten Kennedy en Johnson. Zijn 'Economics' (1948) is een van de standaardwerken van het keynesiaanse economische denken; het werd in meer dan veertig talen vertaald. Samuelson kreeg de Nobelprijs voor economie van 1970 toegekend voor zijn vele bijdragen aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke analyse in de economische theorie.

 Kuznets, Simon Smith

(1901-1985) Russisch-Amerikaans econoom. Hoogleraar aan Johns Hopkins Universiteit (1954-60) en Harvard (1960-71). Kreeg bekendheid met theorieën over economische groei, nationaal inkomen en conjunctuurbewegingen. Nobelprijs economie 1971. Kuznets-cyclus: conjunctuurcyclus met periode van 15-20 jaar, o.a. kenmerkend voor het Amerikaanse bouwbedrijf (publicatie in o.a. 'Secular movements in production and prices', 1930).

 Arrow, Kenneth Joseph

(geb. 1921) Amerikaans econoom, vooral bekend door zijn publicaties op het gebied van de econometrie. Voor zijn bijdrage tot de theorie van het economisch evenwicht en die van de welvaartseconomie ontving hij in 1972 de Nobelprijs (samen met John Hicks).

 Hicks, John Richard

(1904-1989) Brits econoom. Hicks studeerde economie in Oxford en was hoogleraar aan de Londense School of Economics, in Cambridge, in Manchester en, het langst, in Oxford. Bekend werd hij door 'Value and capital' uit 1939, dat als een van de bouwstenen van het moderne economisch denken beschouwd wordt. Hicks ontving in 1972 de Nobelprijs economie (samen met Kenneth Arrow). In 'Value and capital' lichtte hij op abstracte wijze het micro-economisch denken door. Volgens sommige economen waren zijn ideeën abstracties zonder werkelijkheidswaarde. In zijn vrijwel genegeerde 'Capital and growth' (1965) en 'Capital and time' (1973) analyseerde hij de mogelijkheden van een theorie die ook de factor tijd verdisconteert.

 Leontief, Wassily

(geb. 1906) Russisch-Amerikaans econoom, hoogleraar aan Harvard (1946- 75). Bijdragen aan de kwantitatieve economische analyse. Kreeg de Nobelprijs voor economie van 1973 toegekend. Werk o.a. 'Input-output economics' (1966), 'The future of world economy' (1977) en 'The future impact of automation on workers' (1986).

 Hayek, Friedrich August von

(1899-1992) Oostenrijks-Brits econoom. Von Hayek was directeur van het Oostenrijks Instituut voor conjunctuuronderzoek (1927-31), daarna hoogleraar aan de London School of Economics (1931-50), in Chicago (1950-62) en Freiburg (1962-1967). Was een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het neoliberalisme en wees iedere vorm van overheidsbemoeienis af. Volgens hem was een absoluut vrije markteconomie geboden. In 1974 kreeg hij, samen met Gunnar Myrdal, de Nobelprijs voor economie toegekend voor zijn baanbrekend werk op het gebied van de geld- en conjunctuurtheorie.

Myrdal, Karl Gunnar

(1898-1987) Zweeds econoom en socioloog. Myrdal promoveerde in 1927 tot doctor in de economie. Met zijn echtgenote Alva schreef hij in 1930 'The political elements in the development of economic theory'. Het echtpaar behoorde tot de grondleggers van de Zweedse verzorgingsstaat en bekleedde zowel in eigen land als in de VN belangrijke functies. Internationale faam verwierf hij met zijn studies 'An American dilemma-the negro problem and modern democracy' (1944) en 'Asian drama - An inquiry into the poverty of nations' (1986). Hekelde de gangbare opvatting in de economische wetenschap, waarin geen rekening werd gehouden met politieke, sociale en culturele achtergronden van het economisch leven en bepleitte een wereldverbeterende functie voor de sociale wetenschappen in 'Value in social theory' (1958) en 'Against the stream' (1974). Was mede-oprichter en directeur van het Stockholm International Peace Research Institute (Sipri). In 1974 deelde hij met Friedrich von Hayek de Nobelprijs voor economie.

Kantorovitsj, Leonid Vitalijevitsj

(1912-1986) Russisch wiskundige en econoom, verbonden aan de Academie van Wetenschappen in Moskou. Ontving in 1975 met T. Koopmans de Nobelprijs voor economie voor hun bijdragen aan de optimale allocatie van productiemiddelen. Publiceerde in 1939 als eerste over lineaire programmering.

Koopmans, Tjalling

(1910-1985) Nederlands-Amerikaans econoom. Was verbonden aan de Volkenbond (1938-40). Hoogleraar aan Yale University (sinds 1955), directeur van de Cowles Foundation for research in economics (1961-67). Deskundige op het gebied van productieorganisatie (operations research). Ontving in 1975 met L.V. Kantorovitsj de Nobelprijs voor economie voor hun bijdragen aan de optimale allocatie van productiemiddelen. Werk o.a. 'Linear regression analysis of economic time series' (1937), 'Activity analysis of production and allocation' (1951) en 'Studies in econometric method' (1970).

 Friedman, Milton

(geb. 1912) Amerikaans econoom, o.a. hoogleraar te Chicago. Modern exponent van het economisch liberalisme; tegenstander van een grote rol van de overheid in het economisch leven: zij moet alleen een monetaire politiek bedrijven. Kreeg in 1976 de Nobelprijs voor de economie, wat op veel verzet stuitte omdat hij bemoeienis zou hebben gehad met het economisch beleid van de militaire junta in Chili (1973). Een van zijn aanhangers is de Britse premier Thatcher. Werk o.a. 'Capitalism and freedom' (1962), 'Free to choose: a personal statement' (1980), samen met zijn vrouw, 'Tyranny of the status quo' (1984), eveneens met zijn vrouw.

 Meade, James Edward

(1907-1995) Brits econoom. Meade was hoogleraar aan de London School of Economics (1947-1957) en aan de universiteit van Cambridge (1957-1969). Werd vooral bekend door zijn werk The theory of international economic policy (1951-1955), waarin hij de relatie tussen economisch beleid en buitenlandse handel onderzoekt. Het belang van dit boek is pas in de jaren zestig en zeventig duidelijk geworden in verband met de toenemende internationalisering van het economisch stelsel. Voor zijn baanbrekend werk op het gebied van de theorie van de internationale handel en de internationale kapitaal-bewegingen kreeg hij in 1977, samen met de Zweed Bertil Ohlin, de Nobelprijs voor economie.

 Ohlin, Bertil Gotthard

(1899-1979) Zweeds econoom en politicus, hoogleraar in Kopenhagen en Stockholm (1929-65). Vormde samen met Gunnar Myrdal en enkele andere economen in de jaren dertig de Stockholmse School, die samen met Keynes de theoretische grondslag legde voor een actief overheidsbeleid op economisch gebied. Daarnaast werd hij bekend door zijn boek 'De theorie van de internationale handel'. Ohlin was van 1944 tot 1967 leider van de Zweedse liberale partij en hij was verder minister van Handel (1944-45). Deelde in 1977, samen met J.E. Meade, de Nobelprijs voor economie voor hun baanbrekende bijdrage aan de theorie van de internationale handel en de internationale kapitaalbewegingen.

 Simon, Herbert Alexander

(geb. 1916) Amerikaans econoom, hoogleraar aan de Carnegie-Mellon University in Pittsburgh, Pennsylvania. Ontving in 1978 de Nobelprijs voor economie voor zijn baanbrekend onderzoek naar besluitvormingsprocessen binnen economische organisaties. Met behulp van de computer ontwikkelde hij een beslissingsmodel en daarmee toonde hij aan dat 'beslissers' vaak door irrationele factoren tot hun besluiten worden gebracht. Werk o.a. 'New science of management decision' (1960), 'Models of covery' (1977) en 'Man and his tools: technology and the human future' (1981).

 Lewis, Arthur

(1915-1991) Brits econoom, hoogleraar aan Princeton University in de VS (1963-83). Volgens Lewis moest een succesvolle industrialisatie steunen op een solide agrarische basis. Was o.a. de auteur van het invloedrijke boek 'The theory of economic growth' (1955). Deelde in 1979 de Nobelprijs voor economie met T.W. Schultz voor hun pionierswerk op het gebied van onderzoek van economische ontwikkeling, in het bijzonder wat betreft de problemen van de ontwikkelingslanden.

 Schultz, Theodore William

(1902-1998) Amerikaans landbouweconoom, hoogleraar aan de universiteit van Chicago. Bestudeerde in het begin van zijn loopbaan met name de crises in de Amerikaanse landbouw, later de relatie tussen landbouw en industrialisatie in de ontwikkelingslanden. Volgens hem mocht industrialisatie niet ten koste gaan van de landbouw: betere opleiding van landbouwers bijv. verhoogt de productiviteit en heeft daardoor een gunstige invloed op de hele economie. Schultz was o.a. adviseur van de FAO en de Wereldbank. Deelde in 1979 met A. Lewis de Nobelprijs voor economie voor hun pionierswerk op het gebied van onderzoek van economische ontwikkeling, in het bijzonder wat betreft de problemen van de ontwikkelingslanden.

 Klein, Lawrence Robert

(geb. 1920) Amerikaans econoom, sinds 1958 hoogleraar aan de universiteit van Philadelphia. Was voor WO II korte tijd lid van de Communistische Partij en week tijdens het McCarthy-tijdperk uit naar Groot-Brittannië. Was een stuwende kracht achter het zgn. LINK-project, waarin econometrische modellen voor verschillende landen aan elkaar gekoppeld worden om zodoende samenhangende prognoses voor de hele wereldeconomie te kunnen maken. Ontving in 1980 de Nobelprijs voor economie voor het construeren van economische conjunctuurmodellen en de toepassing ervan op de analyse van de economische politiek.

 Tobin, James

(geb. 1918) Amerikaans econoom, hoogleraar aan de Yale University in New Haven, Connecticut. Ontving in 1981 de Nobelprijs voor economie voor zijn analyse van de financiële markten in hun relatie tot de kostenbepalingen men bijgevolg tot de werkgelegenheid, de productie en het prijzenverloop. Was o.a. economisch adviseur van president Kennedy. De 'portefeuille-theorie', waarvoor hij de Nobelprijs kreeg, probeert een verklaring te geven van de keuze van particulieren en ondernemingen bij de samenstelling van hun vermogen. Bouwde deze theorie uit tot een algemene evenwichtstheorie.

 Stigler, George Joseph

(1911-1991) Amerikaans econoom. Stigler was sinds 1958 hoogleraar aan de universiteit van Chicago. Met Milton Friedman behoorde hij tot de prominentste vertegenwoordigers van de Chicago School, een groep Amerikaanse economen die het principe van de vrije-markteconomie aanhingen. Stigler probeerde aan te tonen dat overheidsingrijpen in het vrije-marktmechanisme vaak averechtse gevolgen heeft. In 1982 werd hem de Nobelprijs voor economie toegekend vanwege zijn sterk empirisch gerichte onderzoek naar marktprocessen, industriële structuren en de invloed van overheidsregulering daarop. Werk o.a.: 'The theory of prize' (1946), 'Essays in the history of economics' (1965) en 'The citizen and the state' (1975).

 Debreu, Gerard

(geb. 1921) Frans-Amerikaans wiskundige en econoom, sinds 1962 hoogleraar aan de universiteit van Californië. Ontving in 1983 de Nobelprijs voor economie voor het incorporeren van nieuwe analytische methoden in de economische theorie en voor zijn grondige herformulering van de theorie van het algemene evenwicht. Probeerde met name de theorie van de 19e-eeuwse Franse econoom Walras over het algemene evenwicht met behulp van wiskundige methoden verder te ontwikkelen en te verfijnen. De toetsing van zijn theorieën liet hij over aan anderen (o.a. Scarf).

 Stone, John Richard Nicholas

(1913-1991) Brits econoom. Stone was van 1955 tot 1980 hoogleraar te Cambridge. In 1984 kreeg hij de Nobelprijs voor economie toegekend voor zijn fundamentele bijdragen aan de ontwikkeling van het systeem van nationale rekeningen, waardoor hij een hechtere basis legde voor de empirische economische analyse. Schreef o.a. 'The role of measurement in economics' (1951), 'Quantity and price indexes in national accounts' (1956) en 'Input-output and national accounts' (1961).

 Modigliani, Franco

(geb. 1918) Amerikaans econoom van Italiaanse afkomst, die eind jaren dertig het fascisme in Italië ontvluchtte en zich in de Verenigde Staten vestigde. In 1962 werd Modigliani hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology te Cambridge en in 1985 werd hem de Nobelprijs voor economie toegekend voor zijn fundamentele analyses van het sparen en de financiële markten. Modigliani's theorie over het sparen, die al uit 1954 dateert, gaat uit van de menselijke levenscyclus en blijkt, in modelvorm, zeer geschikt voor het analyseren en uitwerken van verschillende systemen van pensioenopbouw. Op het gebied van bedrijfsfinanciering maakte hij samen met zijn collega Merton Miller naam met het zgn. Modigliani-Miller-theorema, waarmee hij de algemeen geldende notie van een optimale bedrijfsfinanciering ondergroef. Op macro-economisch niveau geldt Modigliani als neo-keynesiaan: voorstander van een actieve corrigerende overheidspolitiek en tegenstander van de monetaristische ideeën van Milton Friedman.

 Buchanan, James McGill

(geb. 1919) Amerikaans econoom. Kreeg de Nobelprijs voor economie van 1986 toegekend voor zijn synthese van de theorieën over politieke en economische besluitvorming.

 Solow, Robert Merton

(geb. 1924) Amerikaans econoom, sinds 1958 hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology. Kreeg de Nobelprijs voor economie van 1987 toegekend voor zijn bijdrage aan de theorie van de economische groei.

 Allais, Maurice

(geb. 1911) Frans econoom en ingenieur, aanvankelijk werkzaam in het mijnwezen, nadien o.a. hoogleraar economische theorieën. Ontving diverse eredoctoraten en onderscheidingen. Kreeg in 1988 de Nobelprijs voor economie voor zijn prestaties op het gebied van de theorie van de markt en het doelmatig gebruik van de hulpbronnen.

 Haavelmo, Trygve

(geb. 1911) Noors econoom, een van de grondleggers van de moderne econometrie, vanaf 1948 hoogleraar aan de universiteit van Oslo. Haavelmo ontwikkelde met behulp van de statistiek methoden waarmee economische theorieën en voorspellingen getoetst kunnen worden. Aldus werd het mogelijk modellen te ontwikkelen waarmee voorspeld kan worden hoe veranderingen in een bepaalde economische sector andere economische sectoren zullen beïnvloeden. In 1989 kreeg Haavelmo de Nobelprijs voor economie toegekend.

 Markowitz, Harry M.

(geb. 1927) Amerikaans econoom, van 1982 tot 1993 hoogleraar aan de City University of New York. Markowitz kreeg in 1990 samen met Merton Miller en William Sharpe de Nobelprijs voor economie toegekend voor hun baanbrekend werk als grondleggers van de moderne financiële theorie.

 Miller, Merton Howard

(geb. 1923) Amerikaans econoom, sinds 1961 hoogleraar aan de University of Chicago. Op het gebied van de bedrijfsfinanciering maakte Miller samen met Franco Modigliani naam met het zgn. Modigliani-Miller-theorema, waarmee de algemeen geldende notie van een optimale bedrijfsfinanciering werd ondergraven. In 1990 kreeg hij samen met Harry Markowitz en William Sharpe de Nobelprijs voor economie toegekend voor hun baanbrekend werk als grondleggers van de moderne financiële theorie.

 Sharpe, William Forsyth

(geb. 1934) Amerikaans econoom, van 1970 tot 1989 hoogleraar aan Stanford University, California. Sharpe kreeg in 1990 samen met Harry Markowitz en Merton Miller de Nobelprijs voor economie toegekend voor hun baanbrekend werk als grondleggers van de moderne financiële theorie.

 Coase, Ronald

(geb. 1910) Brits econoom, van 1964 tot 1982 hoogleraar aan de University of Chicago in de VS. Coase kreeg in 1991 de Nobelprijs voor economie toegekend voor zijn baanbrekend werk op het gebied van de internationale structuur van de economie.

 Becker, Gary Stanley

(geb. 1930) Amerikaans econoom, sinds 1969 hoogleraar aan de University of Chicago. Becker kreeg in 1992 de Nobelprijs voor economie toegekend voor de toepassing van economische theorieën op menselijk gedrag.

 Fogel, Robert William

(geb. 1926) Amerikaans econoom en historicus, hoogleraar aan de University of Chicago (1965-75 en sinds 1981) en aan Harvard University (1975-81). Fogel deed belangrijk onderzoek naar de rol die de slavernij heeft gespeeld bij de economische ontwikkeling van de Verenigde Staten. In 1993 kreeg hij samen met Douglass North de Nobelprijs voor economie toegekend voor hun vernieuwing van de bestudering van de economische geschiedenis door economische theorieën en kwantitatieve onderzoeksmethoden toe te passen bij de verklaring van economische en institutionele veranderingen.

 North, Douglass Cecil

(geb. 1920) Amerikaans econoom, hoogleraar aan de University of Washington in Seattle (sinds 1960) en aan Washington University in Saint Louis (sinds 1983). North analyseerde de rol die organisaties spelen bij economische groei. Maakte o.a. een studie van de economische ontwikkelingen in West-Europa van de Middeleeuwen tot aan de 18e eeuw. In zijn boek `Institutions, institutional change and economic performance' (1990) gaat hij in op de vraag hoe het komt dat sommige landen rijk en andere arm zijn. In 1993 kreeg hij samen met Robert Fogel de Nobelprijs voor economie toegekend voor hun vernieuwing van de bestudering van de economische geschiedenis door economische theorieën en kwantitatieve onderzoeksmethoden toe te passen bij de verklaring van economische en institutionele veranderingen.

 Harsanyi, John C.

(geb. 1920) Hongaars econoom, verbonden aan de University of California te Berkeley. Harsanyi kreeg in 1994 samen met John Nash en Reinhard Selten de Nobelprijs voor economie toegekend voor de manier waarop zij via de speltheorie economische processen verklaren.

 Nash, John F.

(geb. 1928) Amerikaans econoom, verbonden aan Princeton University, New Jersey. Nash kreeg in 1994 samen met John Harsanyi en Reinhard Selten de Nobelprijs voor economie toegekend voor de manier waarop zij via de speltheorie economische processen verklaren.

 Selten, Reinhard

(geb. 1930) Duits econoom, verbonden aan de universiteit van Bonn. Selten kreeg in 1994 samen met John Harsanyi en John Nash de Nobelprijs voor economie toegekend voor de manier waarop zij via de speltheorie economische processen verklaren.

 Lucas, Robert E.

(geb. 1937) Amerikaans econoom, sinds 1975 als hoogleraar verbonden aan de University of Chicago. Lucas kreeg in 1995 de Nobelprijs voor economie toegekend voor zijn verdiensten op het terrein van macro-economisch onderzoek. Zijn werk leidde tot snelle ontwikkelingen op dit gebied, zoals de opkomst van de evenwichtstheorie in economische cycli. Maakte het mogelijk om met behulp van statistische methoden een betrouwbare beoordeling te maken van economisch beleid.

 Mirrlees, James Alexander

(geb. 1936) Brits econoom, sinds 1968 als hoogleraar verbonden aan de universiteit van Oxford. Mirrlees kreeg in 1996 samen met William Vickrey de Nobelprijs voor economie toegekend voor hun fundamentele bijdrage aan de theorie van prikkels in geval van onvolledige informatie. De theorie spitst zich toe op beslissingen die genomen moeten worden bij onvolledige informatie. Een verschil in informatie bij diverse 'spelers' in de economie heeft tot gevolg dat de partij die het best geïnformeerd is, dit strategisch kan uitbuiten.

 Vickrey, William

(1914-1996) Canadees econoom, verbonden aan Columbia University in New York. Vickrey kreeg in 1996 samen met James Mirrlees de Nobelprijs voor economie toegekend voor zijn onderzoek naar de gevolgen van beslissingen die moeten worden genomen op grond van onvolledige of ongelijk verdeelde informatie, zgn. `asymmetrische informatie'. Kern van Vickreys werk is het uitfilteren van een strategische opstelling bij kopers wanneer de prijs van een goed moet worden vastgesteld, bijvoorbeeld op een veiling. In de naar hem genoemde veilingmethode brengt iedere aspirant-koper een gesloten bod uit op iets, waarna de hoogste bieder het mag kopen voor de op een na hoogst geboden prijs.

 Merton, Robert C.

(geb. 1944) Amerikaans econoom, verbonden aan Harvard University in Cambridge, USA. Haalde in 1970 zijn doctorstitel in de economie aan het Massachusetts Institute of Technology. Sinds 1988 werkzaam aan de Harvard Business School in Boston. Was directeur van de American Finance Association en werd in 1998 door Derivatives Strategy geselecteerd voor de Derivatives Hall of Fame. Ontwikkelt financieringstheorieën voor de kapitaalmarkt en financiële instituten. Merton richtte in 1994 met Myron Scholes Long-Term Capital Management op, een investeringsmaatschappij die financiële derivaten gebruikt om met extra risico's hoge rendementen te halen. In 1997 won hij samen met Scholes de Nobelprijs voor economie. In samenwerking met wijlen Fischer Black ontwikkelden zij een formule om de waarde van financiële derivaten te bepalen. Hun methoden hebben de weg vrijgemaakt voor innovatieve economische taxaties en bieden het gereedschap voor efficiënter management. Zij toonden aan dat koers- of renterisico geen factor hoeft te zijn in het bepalen van de waarde van een optie en ontwikkelden een formule waarin dit risico in deze prijs is ingecalculeerd.

 Scholes, Myron S.

(geb. 1941) Amerikaans econoom. Behaalde in 1969 zijn doctorstitel aan de University of Chicago, USA. Internationaal bekend om zijn pionierswerk op het gebied van de waardebepaling van opties. Scholes ontwikkelde in 1973 samen met Fischer Black een formule waarmee de beweeglijkheid van het onderliggend goed van een optie kan worden vastgesteld, zodat zij hiermee de waarde van de betreffende optie konden bepalen. Samen met Robert Merton richtte hij in 1994 Long-Term Capital Management op, een investeringsmaatschappij die derivaten gebruikt om met extra risico's hoge rendementen te halen. In 1997 kreeg Scholes samen met zakenpartner en collega Merton de Nobelprijs voor economie. In samenwerking met wijlen Fischer Black ontwikkelden zij een formule om de waarde van financiële derivaten te bepalen. Hun methoden hebben de weg vrijgemaakt voor innovatieve economische taxaties en bieden het gereedschap voor efficiënter management. Zij toonden aan dat koers- of renterisico geen factor hoeft te zijn in het bepalen van de waarde van een optie en ontwikkelden een formule waarin dit risico in deze prijs is ingecalculeerd.

Sen, Amartya K.

(geb. 1933) is een Indiase econoom en filosoof, die sinds 1972 lesgeeft en werkt in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Sen heeft bijdragen geleverd aan welvaartseconomie, sociale keuzetheorie, economische en sociale rechtvaardigheid, economische theorieën over hongersnoden, beslissingstheorie, ontwikkelingseconomie, volksgezondheid en welzijnsmaatstaven van landen. Is momenteel een Thomas W. Lamont University Professor en Professor of Economics and Philosophy aan de Harvard University. Vroeger was hij Master of Trinity College aan de Universiteit van Cambridge. Ontving de Nobelprijs voor Economische Wetenschappen in 1998 en India's Bharat Ratna in 1999 voor zijn werk in de welzijnseconomie. De Duitse Vereniging van Uitgevers en Boekverkopers kende hem de 2020 Vredesprijs van de Duitse Boekhandel toe voor zijn baanbrekende beurs voor het aanpakken van kwesties van mondiale rechtvaardigheid en het bestrijden van sociale ongelijkheid in onderwijs en gezondheidszorg.

Mundell, Robert A.

(1932-2021) was een Canadese econoom. Was hoogleraar economie aan de Columbia University en de Chinese University of Hong Kong. Ontving in 1999 de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen voor zijn baanbrekende werk op het gebied van monetaire dynamiek en optimale valutagebieden. Mundell staat bekend als de "vader" van de euro, omdat hij met dit werk de basis legde voor de invoering ervan en hielp om de beweging op gang te brengen die bekend staat als economie aan de aanbodzijde. Mundell stond ook bekend om het Mundell-Fleming-model en het Mundell-Tobin-effect.

Heckman, James

(geb. 1944) is een Nobelprijswinnende Amerikaanse econoom die momenteel aan de Universiteit van Chicago werkt, waar hij de Henry Schultz Distinguished Service Professor in Economics and the College is, Professor aan de Harris Graduate School of Public Policy Studies, Directeur van het Centre for the Economics of Human Development (CEHD) en Co-Director of Human Capital and Economic Opportunity (HCEO) Global Working Group. Is ook hoogleraar Recht aan de Law School, senior research fellow bij de American Bar Foundation en onderzoeksmedewerker bij het National Bureau of Economic Research. In 2000 deelde Heckman de Nobelprijs voor Economische Wetenschappen met Daniel McFadden voor zijn baanbrekende werk op het gebied van econometrie en micro-economie. Per december 2020 is hij volgens Research Papers in Economics (RPEc) de op één na meest invloedrijke econoom ter wereld.

McFadden, Daniel L.

(geb. 1937) is een Amerikaanse econometrist die in 2000 de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen deelde met James Heckman. Aandeel van de prijs McFadden was "voor zijn ontwikkeling van theorie en methoden voor het analyseren van discrete keuze". Is de Presidential Professor of Health Economics aan de University of Southern California en Professor van de Graduate School aan de University of California, Berkeley. Werkte aan de Universiteit van Minnesota voor Leonid Hurwicz die in 2007 de Nobelprijs voor economie ontving.

Akerlof, George A.

(geb. 1940) is een Amerikaanse econoom, professor aan de McCourt School of Public Policy aan de Georgetown University en Koshland emeritus hoogleraar economie aan de University of California, Berkeley. Won in 2001 de Nobelprijs voor Economische Wetenschappen (gedeeld met Michael Spence en Joseph E. Stiglitz). Akerlof ging naar de Princeton Day School, studeerde af aan de Lawrenceville School in 1958 en ontving de Aldo Leopold Award in 2002. In 1962 behaalde hij zijn BA-diploma aan de Yale University, in 1966 zijn doctoraat aan het MIT en doceerde hij aan de London School of Economics 1978-1980.

Spence, Michael

(geb. 1943) is een Canadees-Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar. Spence is de William R. Berkley Professor in Economie en Bedrijfskunde aan de Stern School of Business aan de New York University, en de Philip H. Knight Professor of Management, Emeritus, en Dean, Emeritus, aan de Stanford Graduate School of Business. Samen met George A. Akerlof en Joseph E. Stiglitz is Spence mede-ontvanger van de 2001 Nobel Memorial Prize in Economic Sciences, "voor hun analyses van markten met asymmetrische informatie.".

Stiglitz, Joseph

(geb. 1943) is een Amerikaanse econoom, beleidsanalist en professor aan de Columbia University. Ontving de Nobel Prize in Economic Sciences (2001) en de John Bates Clark Medal (1979). Is een voormalig senior vice-president en hoofdeconoom van de Wereldbank en is een voormalig lid en voorzitter van de (Amerikaanse president) Council of Economic Advisors. Staat bekend om zijn steun aan de Georgistische theorie van de openbare financiën en om zijn kritische kijk op het beheer van de globalisering, van laissez-faire-economen (die hij "vrijemarktfundamentalisten" noemt), en van internationale instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank.

Kahneman, Daniel

(geb. 1934) is een Israëlische psycholoog en econoom die bekend staat om zijn werk over de psychologie van oordeel en besluitvorming, evenals gedragseconomie, waarvoor hij werd bekroond met de 2002 Nobel Memorial Prize in Economic Sciences (gedeeld met Vernon L. Smith). Zijn empirische bevindingen betwisten de veronderstelling van menselijke rationaliteit die heerst in de moderne economische theorie.

Smith, Vernon L.

(geb. 1927) is een Amerikaanse econoom en hoogleraar bedrijfseconomie en recht aan de Chapman University. Smith deelde de 2002 Nobel Memorial Prize in Economic Sciences met Daniel Kahneman voor zijn bijdragen aan Behavioral Economics en zijn werk op het gebied van experimentele economie. Werkte aan het opzetten van 'laboratoriumexperimenten als een instrument in empirische economische analyse, vooral in de studie van alternatieve marktmechanismen'. Smith is de oprichter en voorzitter van de International Foundation for Research in Experimental Economics, lid van de Board of Advisors van The Independent Institute, senior fellow bij het Cato Institute in Washington DC. In 2004 ontving Smith een eredoctoraat bij Universidad Francisco Marroquín, de instelling die het Vernon Smith Center for Experimental Economics Research naar hem vernoemd heeft.

Engle, Robert F.

(geb. 1942) is een Amerikaanse econoom en statisticus. In 2003 won hij de Nobel Memorial Prize in Economic Sciences en deelde die met Clive Granger, voor "methoden voor het analyseren van economische tijdreeksen met in de tijd variërende volatiliteit (ARCH)". Na het behalen van zijn doctoraat werd Engle hoogleraar economie aan het Massachusetts Institute of Technology MIT van 1969 tot 1977.  De belangrijkste bijdrage van Engle was zijn baanbrekende ontdekking van een methode voor het analyseren van onvoorspelbare bewegingen in prijzen en rentetarieven op de financiële markten. Engle ontwikkelde nieuwe statistische modellen van volatiliteit die de tendens van aandelenkoersen en andere financiële variabelen om te wisselen tussen perioden van hoge volatiliteit en lage volatiliteit weergaf ("Autoregressive Conditional Heteroskedasticity: ARCH"). Deze statistische modellen zijn essentiële instrumenten geworden van de moderne theorie en praktijk van arbitrageprijzen.

Granger, Clive W.

(1934-2009) was een Britse econometrist die bekend stond om zijn bijdragen aan niet-lineaire tijdreeksanalyse. Ontving in 2003 de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen met Robert F. Engle voor de bijdrage die zij hadden geleverd aan de analyse van tijdreeksgegevens. Dit werk veranderde fundamenteel de manier waarop economen financiële en macro-economische gegevens analyseren. In 1959 voltooide Granger zijn doctoraat met een proefschrift getiteld "Testing for Non-stationarity".

Kydland, Finn

(geb. 1943) is een Noorse econoom die bekend staat om zijn bijdragen aan de conjunctuurtheorie. Is Henley Professor of Economics aan de University of California, Santa Barbara. Heeft ook het Richard P. Simmons Distinguished Professorship aan de Tepper School of Business van de Carnegie Mellon University, waar hij zijn doctoraat behaalde, en een parttime functie aan de Norwegian School of Economics (NHH). Kydland was mede-ontvanger van de Nobelprijs voor de economie van 2004 met Edward C. Prescott, "voor hun bijdragen aan dynamische macro-economie: de tijdconsistentie van economisch beleid en de drijvende krachten achter conjunctuurcycli.".

Prescott, Edward C.

(geb. 1940) is een Amerikaanse econoom. Ontving de Nobelprijs voor de economie in 2004 en deelde de prijs met Finn E. Kydland, "voor hun bijdragen aan de dynamische macro-economie: de tijdconsistentie van het economisch beleid en de drijvende krachten achter conjunctuurcycli". Dit onderzoek werd voornamelijk uitgevoerd terwijl zowel Kydland als Prescott verbonden waren aan de Graduate School of Industrial Administration (nu de Tepper School of Business) aan de Carnegie Mellon University. Volgens de IDEAS/RePEc-ranglijst is hij tegenwoordig de 19e meest geciteerde econoom ter wereld. In augustus 2014 werd Prescott aangesteld als Adjunct Distinguished Economic Professor aan de Australian National University (ANU) in Canberra, Australië.

Aumann, Robert

(geb. 1930) is een Israëlisch-Amerikaanse wiskundige en lid van de National Academy of Sciences van de Verenigde Staten. Is een van de stichters van het Stony Brook Center for Game Theory. Aumanns grootste bijdrage was op het gebied van herhaalde spellen, situaties waarin spelers steeds weer dezelfde situatie tegenkomen. Aumann was de eerste die het concept van gecorreleerd evenwicht definieerde in de speltheorie, een soort evenwicht in niet-coöperatieve spellen dat flexibeler is dan het klassieke Nash-evenwicht. Verder heeft Aumann de eerste puur formele beschrijving van het begrip algemene kennis in de speltheorie geïntroduceerd. Werkte samen met Lloyd Shapley aan de Aumann-Shapley-waarde. Staat ook bekend om zijn overeenstemmingsstelling, waarin hij stelt dat onder zijn gegeven voorwaarden, twee Bayesiaanse rationalisten met gemeenschappelijke eerdere overtuigingen het niet eens kunnen worden om het oneens te zijn.

Schelling, Thomas C.

(1921-2016) was een Amerikaanse econoom en hoogleraar buitenlands beleid, nationale veiligheid, nucleaire strategie en wapenbeheersing aan de School of Public Policy aan de Universiteit van Maryland, College Park. Was ook verbonden aan het New England Complex Systems Institute. Ontving in 2005 de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen gedeeld met Robert Aumann, omdat hij "ons begrip van conflicten en samenwerking had verbeterd door middel van speltheorie-analyse.".

Phelps, Edmund S.

(geb. 1933) is een Amerikaanse econoom en de ontvanger van de 2006 Nobel Prize in Economic Sciences. In het begin van zijn carrière werd hij bekend door zijn onderzoek bij Yale's Cowles Foundation in de eerste helft van de jaren zestig naar de bronnen van economische groei. Demonstratie van de spaarrente van de gouden regel, een concept gerelateerd aan het werk van John von Neumann, leidde tot een golf van onderzoek naar hoeveel een land zou moeten uitgeven aan huidige consumptie in plaats van te sparen en te investeren voor toekomstige generaties. Zijn meest baanbrekende werk was een microbegrip, eén met onvolmaakte informatie, onvolledige kennis en verwachtingen over lonen en prijzen, ter ondersteuning van een macro-economische theorie van werkgelegenheidsbepaling en prijs-loondynamiek. Dat leidde tot zijn ontwikkeling van het natuurlijke werkloosheidspercentage: het bestaan ​​ervan en het mechanisme dat de omvang ervan bepaalt. In de vroege jaren 2000 wendde hij zich tot de studie van bedrijfsinnovatie. Is de oprichter en directeur sinds 2001 van Columbia's Centre on Capitalism and Society. Sinds 1982 is hij McVickar-hoogleraar politieke economie aan Columbia.

Hurwicz, Leonid

(1917-2008) was een Pools-Amerikaanse econoom en wiskundige, bekend van zijn werk in speltheorie en mechanisme ontwerp. Bedacht het concept van incentive-compatibiliteit en liet zien hoe gewenste resultaten kunnen worden bereikt door gebruik te maken van incentive-compatibel mechanismeontwerp. Deelde de 2007 Nobel Memorial Prize in Economic Sciences met Eric Maskin en Roger Myerson voor zijn baanbrekende werk over het ontwerp van mechanismen. Was een van de oudste Nobelprijswinnaars en ontving de prijs op 90-jarige leeftijd. In 1941 werkte Hurwicz als onderzoeksassistent voor Paul Samuelson aan het Massachusetts Institute of Technology en Oskar Lange aan de Universiteit van Chicago. Trad in 1951 toe tot de Universiteit van Minnesota en werd in 1989 Curtis L. Carlson Regents Professor of Economics. Was Regents' Professor of Economics (emeritus) aan de Universiteit van Minnesota toen hij stierf in 2008. Was een van de eerste economen die de waarde van speltheorie erkende en was een pionier in de toepassing ervan. Interacties van individuen en instellingen, markten en handel worden geanalyseerd en begrepen, tegenwoordig mede met behulp van de modellen die Hurwicz heeft ontwikkeld.

Krugman, Paul

(geb. 1953) is een Amerikaanse econoom, professor en columnist. Is hoogleraar economie aan het Graduate Center van de City University van New York en columnist voor The New York Times. In 2008 ontving Krugman de Nobel Prize in Economic Sciences voor zijn bijdragen aan de nieuwe handelstheorie, neo-inflatie en de nieuwe economische geografie. Het Prijscomité citeerde het werk van Krugman waarin hij de patronen van de internationale handel en de geografische spreiding van economische activiteit uitlegde, door de effecten van schaalvoordelen en van consumentenvoorkeuren voor diverse goederen en diensten te onderzoeken. Krugman was eerder hoogleraar economie aan het MIT en later aan de Princeton University. Trok zich in juni 2015 terug uit Princeton en bekleedt daar de titel van emeritus hoogleraar. Heeft ook de titel van Centennial Professor aan de London School of Economics. Krugman was in 2010 voorzitter van de Eastern Economic Association en behoort tot de meest invloedrijke economen ter wereld. Staat in de academische wereld bekend om zijn werk op het gebied van internationale economie (inclusief handelstheorie en internationale financiën), economische geografie, liquiditeitsvallen en valutacrises. Krugman is de auteur of redacteur van 27 boeken, waaronder wetenschappelijke werken, studieboeken en boeken voor een meer algemeen publiek, en heeft meer dan 200 wetenschappelijke artikelen gepubliceerd in vaktijdschriften en bewerkte volumes. Heeft ook enkele honderden columns geschreven over economische en politieke kwesties voor The New York Times, Fortune en Slate. Als commentator heeft Krugman geschreven over een breed scala aan economische kwesties, waaronder inkomensverdeling, belastingen, macro-economie en internationale economie.

Ostrom, Elinor

(1933-2012) was een Amerikaanse politieke econoom wiens werk werd geassocieerd met de nieuwe institutionele economie en de heropleving van de politieke economie. In 2009 ontving ze de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen voor haar "analyse van economisch bestuur, in het bijzonder de commons", die ze deelde met Oliver E. Williamson. Tot op heden is ze de eerste van slechts twee vrouwen die de Nobelprijs voor economie heeft gewonnen, de andere is Esther Duflo. Was Distinguished Professor aan de Indiana University en de Arthur F. Bentley Professor of Political Science en co-directeur van de Workshop in Political Theory and Policy Analysis aan de Indiana University, evenals onderzoeksprofessor en de oprichter van het Centre for the Study of Institutionele diversiteit aan de Arizona State University in Tempe. Ostrom bestudeerde jarenlang de interactie van mensen en ecosystemen en toonde aan dat het gebruik van uitputtelijke hulpbronnen door groepen mensen (gemeenschappen, coöperaties, trusts, vakbonden) rationeel kan zijn en dat de uitputting van de hulpbronnen kan worden voorkomen zonder tussenkomst van de overheid.

Diamond, Peter A.

(geb. 1940) is een Amerikaanse econoom die bekend staat om zijn analyse van het Amerikaanse socialezekerheidsbeleid en zijn werk als adviseur van de Adviesraad voor Sociale Zekerheid in de late jaren 1980 en 1990. Hij ontving in 2010 de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen, samen met Dale T. Mortensen en Christopher A. Pissarides. Hij is instituutshoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology. Op 6 juni 2011 trok hij zijn benoeming in om zitting te nemen in de raad van gouverneurs van de Federal Reserve, daarbij verwijzend naar de hardnekkige Republikeinse oppositie gedurende een periode van 14 maanden.

Sims, Christopher A.

(geb. 1942) is een Amerikaanse econometrist en macro-econoom. Is momenteel de John JF Sherrerd '52 University Professor of Economics aan de Princeton Universiteit. Samen met Thomas Sargent won hij in 2011 de Nobel Prize in Economic Sciences. De prijs citeerde hun "empirisch onderzoek naar oorzaak en gevolg in de macro-economie". Sims is een uitgesproken tegenstander van de rationele verwachtingenrevolutie in de macro-economie en sceptisch over de waarde ervan in echte bedrijfscyclusmodellen.

Roth, Alvin. E.

(geb. 1951) is een Amerikaanse academicus en de Craig en Susan McCaw hoogleraar economie aan Stanford University en de Gund hoogleraar economie en bedrijfskunde emeritus aan de Harvard Universiteit. Samen met Lloyd Shapley won hij in 2012 de Nobelprijs. Hij was voorzitter van de American Economics Association. Roth heeft belangrijke bijdragen geleverd op het gebied van speltheorie, marktontwerp en experimentele economie, en staat bekend om zijn nadruk op het toepassen van economische theorie op oplossingen voor "real-world" problemen. Roth is lid van het National Bureau of Economic Research (NBER) en de Econometric Society. In 2013 wonnen Roth, Shapley en David Gale een Golden Goose Award voor hun werk aan het marktontwerp. Een verzameling van Roths papieren is ondergebracht in de Rubenstein-bibliotheek van de Duke University.

Shapley, Lloyd S.

(geb. 1923) is een Amerikaanse wiskundige en Nobelprijswinnend econoom. Hij droeg bij op het deelgebied van de wiskundige economie, i.h.b. de speltheorie. Shapley wordt een van de belangrijkste economen genoemd bij de ontwikkeling van de speltheorie sinds het werk van Von Neumann en Morgenstern. Met Alvin E. Roth won Shapley de Nobelprijs voor de Memorial Prize in Economic Sciences 2012 voor de theorie van stabiele toewijzingen en de praktijk van marktontwerp.

Fama, Eugene F.

(geb. 1939) is een Amerikaanse econoom, vooral bekend om zijn empirische werk over portefeuilletheorie, activaprijzen en de efficiënte-markthypothese. Momenteel is hij de Robert R. McCormick Distinguished Service Professor of Finance aan de Booth School of Business van de University of Chicago. In 2013 deelde hij samen met Robert J. Shiller en Lars Peter Hansen de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen. Het Research Papers in Economics-project rangschikte hem als de 9e meest invloedrijke econoom aller tijden op basis van zijn academische bijdragen, met ingang van april 2019. Wordt beschouwd als 'de vader van de moderne financiën', omdat zijn werken de basis legden voor de financiële economie en om die reden veel zijn geciteerd.

Shiller, Robert J.

(geb. 1946) is een Amerikaanse econoom en bestsellerauteur. Was de Sterling Professor of Economics aan Yale University en fellow aan het International Centre for Finance van de Yale School of Management. Shiller is een onderzoeksmedewerker van het National Bureau of Economic Research (NBER) sinds 1980, was vice-president van de American Economic Association in 2005, de gekozen president voor 2016 en voorzitter van de Eastern Economic Association voor 2006-2007. Is ook medeoprichter en hoofdeconoom van de beleggingsbeheerder MacroMarkets LLC. Shiller werd in 2008 door de IDEAS RePEc-publicatiesmonitor gerangschikt als een van de 100 meest invloedrijke economen van de wereld en stond nog steeds op die lijst in 2019. Eugene Fama, Lars Peter Hansen en Shiller ontvingen in 2013 gezamenlijk de Nobel Memorial Prize in Economic Sciences, "voor hun empirische analyse van activaprijzen".

Tirol, Jean

(geb. 1953) is een Franse hoogleraar economie aan de Toulouse 1 Capitole Universiteit. Richt zich op de industriële organisatie, speltheorie, bankieren en financiën, en economie en psychologie. In 2014 ontving hij de Nobel Prize in Economic Sciences voor zijn analyse van marktmacht en de regulering van natuurlijke monopolies. Tirole ontving doctoraten honoris causa van de Université libre de Bruxelles in 1989, de London Business School en de Universiteit van Montreal in 2007, de Universiteit van Mannheim in 2011, de Athens University of Economics and Business en de University of Rome Tor Vergata in 2012 als evenals de Universiteit van Lausanne in 2013.

Deaton, Angus S.

(geb. 1945) is een Brits-Amerikaanse econoom en academicus. Deaton is Senior Scholar en de Dwight D. Eisenhower Professor of Economics and International Affairs Emeritus aan de Princeton School of Public and International Affairs en de Economics Department van Princeton University. Zijn onderzoek richt zich vooral op armoede, ongelijkheid, gezondheid, welzijn en economische ontwikkeling. In 2015 ontving hij de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen voor zijn analyse van consumptie, armoede en welzijn.

Hart, Oliver S.

(geb. 1948) is een in Groot-Brittannië geboren Amerikaanse econoom, de Lewis P. en Linda L. Geyser University Professor aan de Harvard Universiteit. Met Bengt R. Holmström ontving hij in 2016 de Nobel Prize in Economic Sciences. Hart was voorzitter van de American Law and Economics Association en vice-president van de American Economic Association, en heeft verschillende eredoctoraten. In 2016 won Hart de Nobelprijs voor economie met Bengt Holmström voor hun werk aan de contracttheorie, inclusief zijn werk over hoe eigendom moet worden toegewezen en wanneer contracteren voordeliger is dan eigendom.

Thaler, Richard H.

(geb. 1945) is een Amerikaanse econoom en de Charles R. Walgreen Distinguished Service Professor of Behavioural Science and Economics aan de University of Chicago Booth School of Business. In 2015 was Thaler voorzitter van de American Economic Association. Thaler is een theoreticus in gedragseconomie en heeft bij meerdere gelegenheden samengewerkt met Daniel Kahneman, Amos Tversky en anderen om dat veld verder te definiëren. In 2018 werd hij verkozen tot lid van de National Academy of Sciences. In 2017 ontving hij de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen voor zijn bijdragen aan de gedragseconomie. In de aankondiging van de Nobelprijs verklaarde de Koninklijke Zweedse Academie van Wetenschappen dat zijn "bijdragen een brug hebben geslagen tussen de economische en psychologische analyses van individuele besluitvorming. Zijn empirische bevindingen en theoretische inzichten hebben een belangrijke rol gespeeld bij het creëren van het nieuwe en snelgroeiende veld van gedragseconomie.".

Nordhaus, William D.

(geb. 1941) is een Amerikaanse econoom, een Sterling Professor of Economics aan de Yale University, vooral bekend om zijn werk in economische modellering en klimaatverandering, en een van de 2 ontvangers van de 2018 Nobel Memorial Prize in Economics Wetenschappen. Nordhaus ontving de prijs "voor de integratie van klimaatverandering in macro-economische analyse op lange termijn". Tijdens de regering-Carter, van 1977 tot 1979, was Nordhaus lid van de Council of Economic Advisers. Nordhaus was tussen 2014 en 2015 voorzitter van de raad van bestuur van de Boston Federal Reserve Bank en werd in 2013 verkozen tot lid van de American Philosophical Society.

Romer, Paul M.

(geb. 1955) is een Amerikaanse econoom, Professor of Economics aan New York University, vooral bekend om zijn werk op het gebied van endogene groeitheorie, en ontvanger van de Nobelprijs 2018 met William Nordhaus voor het integreren van technologische innovaties in macro-economisch onderzoek.

© 2018 F.N. Heinsius