Over Heinia, Donia en Hinnema

Hinnama
De geschiedenis van vliegveld Leeuwarden is een sterk verhaal. Onze Middelzeegronden of Bijllanden kwamen door uithuwelijking en onteigening voortdurend in handen van andere Friese edelen. Heinia state was aanvankelijk een versterkte boerderij, gelegen ten oosten van Donia, dichtbij het buurtschap Engelum, in de gemeente Menaldumadeel. De oude hofstede, of verstevigde hoeve, lag aan de voormalige Middelzee, tegen de oude zeedijk, tussen Leeuwarden en Berlikum. De state komt voor op de kaart van Friesland uit 1579 van Sibrandus Leonis. Een vernieuwde kaart uit 1588 van Luciano Guicciardini heeft de state eveneens, evenals een kaart uit 1570 van schoolmeester Jan Jansz. Op die tweede kaart ligt Heinia eigenlijk tussen Donia en Groustins. Vanwege plunderingen zijn de families op Heinia en Donia uitgeweken naar het aanzienlijk sterkere Hinnema (ook Hyntiama en Hinnama) met een omgrachting en ophaalbrug, gelegen op het hogergelegen Jelsum. Zo raakten wij thuis op de andere vroege ridderhofsteden zoals Camminga, Juwersma en Doyem.

Heinia of Heinsi
De namen van de states leiden derhalve zo nu en dan tot verwarring. Zo was Wiarda eerst Eminga geworden, maar werd dit later toch weer Wiarda. Door huwelijken en verkavelingen trokken geslachten dan heen en weer waardoor er tal van dwarsverbanden ontstonden. Dat Bildt op oude Middelzee wordt nu Middelgrond genoemd en heeft vandaag de dag Vliegveld Leeuwarden, dat uit militair oogpunt uiterst belangrijk is. Vanuit dit punt wordt ons land in het luchtruim beschermd. De krijgsmacht wordt hier niet toegelicht, maar bestaat kortweg uit de volgende disciplines: Landmacht, Zeemacht en Luchtmacht. In overgangsgebieden heeft men de Landwacht (douane), Kustwacht (strandpolitie) en Luchtwacht (radar-dienst). Op It Bildt was aanvankelijk vrijstelling van pacht. Later werd er veelal gejaagd. Zo zorgden de states, naast landaanwinning en voedsel, ook voor bescherming van Friesland. Heerschappen waren moeilijker te vinden, maar versterkten zich onophoudelijk.

Op een nóg oudere 'schoolkaart' hierna opgenomen, is Het Bildt rond 1570 door schoolmeester Jan Jansz afgebeeld. Heinia ligt daarop tussen Hemmema en Donia nabij Berlicum (Berlechum). Na Hemmema volgen resp. Dirck Jetzes, Hein Heinsz (Heina, Heinsi), Aert Bijeman (Beyma), en dan komt Doenia (Dvmma, Doema, Donia) bij Beetgum (Betechum). Donia is derhalve groot geweest, ofwel verplaatst. Aysma zou iets verderop liggen. De kaart lijkt niet werkelijk uit 1570, oogt onprofessioneel en roept meer vragen op bij lokale historici of de kaart wel juist is. De maker van de toch nette kaart zou hier en daar flinke kritiek oogsten.

Bijllanden
Ten noordwesten van vliegbasis Leeuwarden, ligt een aaneengesloten complex met allerlei akkers voor het verbouwen van aardappels. Ongeveer ter hoogte van Beetgumermolen krijgt men het hele gebied in het vizier. Daar ergens middenin lag vroeger de hoofdgeul van de ingepolderde Middelzee. Deze buitendijkse aangeslibde landen noemde men in 1398 de ‘Bijllanden’ oftewel uit weiland het bijland overwegend afgekort tot Bildt. De naam is uiteraard van het er bijkomen, maar ook van het opbillen; het terpsgewijs opdrogen en opbulten. In februari 1505 sloot hertog George van Saksen alias "De Baard" een remigratie-overeenkomst met 3 broers Dirk, Floris en Jacob van Wijngaarden. Die vonden de landaanwinning aanvankelijk veel te gevaarlijk. Alleen met een 4de partner Thomas den Beukelaar, de schoonzoon van Floris, zou dit plan slagen. Zij brachten veelal Friestalige pachters mee uit Zuid-Holland afkomstig van Dordrecht, Leiden en Delft. Ook het gebied rond Zoeterwoude of Sweetwald was van oorsprong Fries. In opdracht van de hertog is in 1505 een eerste kaart gemaakt van de Bijlanden met de nieuwe bewoners van Het Bildt. Zie verder ook de verklaring bij de familie Heinsius, een van de vroegste bezitters van de Bijllanden.

Vermakelijke buurt bij Engelum
In Leeuwarden leeft in die tijd ook een Jan Heyns in 'armoedige' omstandigheden, waarschijnlijk de onterfde bewoner van Heinia. Hij lijkt toch wel wat bij deze familie te kunnen behoren en hij wordt daarom toch, zij met enige twijfel, opgenomen in het stamboek voor Friese adel. Het betreft daarom mogelijk zijn vader. Het is allemaal wat verwarrend die gegevens uit Nieuwestad en uit Engelum met Marssum. Jan Heins was getrouwd met de weduwe Jeesck Claasdr en zij hadden allerlei bezittingen in de buurt van Engelum en Menaldum. Hun zoon Hein Jans was getrouwd  met Sycke Tiepckes en zij hadden vijf kinderen. Nadat Jeesck en haar zoon kort na elkaar zijn overleden, mogelijk een combinatie van armoede met de Spaanse oorlog, moet begin 1619 de inventaris van zowel het echtpaar Jan Heins en Jeesck Clases als van Hein Jans en Sycke Tiepkes beschreven worden. De kinderen zijn erfgenaam via hun vader. Zij leefden met hun moeder nadien in eenvoudige omstandigheden in een onderhuis aan de Nieuwstad. Jan Heinsz Nieuwestad z.z. in de voorkelder van de huijsinge in de Oliemolen (1619) en in de voorkelder van de huisinge in de oliemolen op de breesijde van de nieuwe stadt. Wat waren zij door de oorlog kwijtgeraakt?

Relevant bezit van voornoemd echtpaar:
- sathe en landen in Menaldum die Lutke Wester werden genoemd;
- land dat van Jeesck en haar 1e man was (Rienck Booyens);
- land in een sathe die door zoon Hein Jans werd bewoond;
- greidland in de Klokslag van Menaldum dat Hein Jans van zijn vader had geërfd;
- sathe en land dat Lutke Brantsma wordt genoemd in Menaldum;
- land dat eigendom was van Jeesck haar 1e man land op Lyener maden.

Jeesck had een testament gemaakt in 1617 dat bepaalde dat zoon Hein 1/3 van de erfenis kreeg en zijn kinderen 2/3. Hein Jans heeft met Sycke wel in Engelum gewoond in 1608. Misschien is zij na zijn overlijden naar Leeuwarden verhuisd. Het is heel lastig om de balans te doorgronden. Er was allerlei bezit maar Hein en Sycke hebben ook veel geld geleend van zijn moeder. Dus er zijn schulden van Sycke en kinderen aan de kinderen als erfgenamen. Kom daar maar eens uit. Een broer en een oom van Sycke treden op als requiranten voor de kinderen. Er was dus blijkbaar geen familie meer van hun vader. Ondertussen kan ik nog niet vaststellen of Jan Heins eigenaar was van de Heina-state. Er zijn geen aanknopingspunten. Als hij 2 car.gls betaalt in 1587 i.v.m. de personele impositie, dan is hij wel rijk geweest. Jeesck heeft het nodige ingebracht vanuit haar eerste huwelijk. In 1581 was zij volgens de quaclappen al wel met Jan Heijns getrouwd. Hein Jans heeft in 1619 vijf kinderen en dat Hein de zoon wordt genoemd van Jeesck zijn vader en moeder welke getrouwd zijn voor 1578. Het echtpaar wordt heel wat keertjes in de quaclappen genoemd i.v.m. erfeniskwesties. Het gaat dan steeds over Jan Heins in Engelum. Ze zijn allemaal nagelopen, maar er staan geen interessante familieleden in. Jammer maar waar. Enige tijd later is Cornelis Heins in Beetgum de timmerman op Swartsenburg die het bijgebouw van het kerkje dat daar moet komen zo wat staat aan te bouwen op Groot Terhorne. Hij huwde in Beetgum met zijn vrouw IJfke Jacobs in 1671 aldaar. Uit het lidmatenboek blijkt hij in Beetgumermolen te wonen in het jaar 1687. Het archief heeft een eenzijdige akte van erfschuld opgesteld door Isabella Susanna zu Schwartzenberg (ook wel genoemd als Houtenberg). Een en ander zou zich op het Cambuur van Menaldum bevinden, zo tussen Donia en Heinia, voor Grovestins, nu de aanvliegroute van militair Vliegveld Leeuwarden (Falcon Fighters).

Hein Heins bewoonde een boerderij in het Bildt, het ingepolderde land (na 1505), terwijl Heina state op het 'oude land' ligt rond Doenia in de buurt van Engelum bij Hemmema Nyfinne. Een fenne is een aanduiding voor een stuk nat land. Zie ook de beschrijving van de geschiedenis van het Bildt. Pachters komen van voorouders uit de buurt of van Rijnsburg eigenlijk, Zoeterwoude ook wel Sweetwald gezegd, weg van de familie Oem of Wijngaarden, die daar polderaar en pachter zijn geworden na 1505, na een enorme inpoldering. Veel literatuur hierover betreft gedoe over de pachtprijs die na 7 jaar opnieuw vastgesteld werd. In Meindert Schroor nog: “Het grote kloosterbezit verklaart waarom in 1511 de meeste boeren pachters waren …rond Berlikum. Hier speelde ook toen al de tuinbouw een belangrijke rol. Het tuinbouwcentrum Berlikum zou zijn ontstaan te danken hebben aan de uithof Amkama, wellicht Amama (Ammama). De boerderijen kenden weinig kavels met flinke percelen…”. Heinia state ligt op de plek waar later de Buma-Aijsma state afgebeeld is, op de Bijllanden onder de Oude Dijk. In "Oudheden en gestichten van Friesland" (1723) staat dat onder Beetgum de "vermakelijke buurt Dyxtrahuizen" ligt "daar de erfelijke sloten of stinsen Buwma en Aysma staan". Buwema, Buwma of Buama, het is allemaal wel hetzelfde als Buma, maar het is de vraag of Buma uit een stins ontstaan is, of een boer bij Aijsma was. Buma, Groustins, Swartsenburg en Aysma liggen zo allen wel min of meer op de grond waar Heinia state globaal gelokaliseerd wordt. De geschiedenis rondom het vliegveld is dus een sterk verhaaltje. Verhuizen we nu naar die andere locatie: Hinnema.

Hinnema State

Friesland, 1664. Hinnema op de kaart van Adriaan Metius en Gerard Freitag.

Rond 1450 wordt de stins voor het eerst vermeld. In de zeventiende eeuw werd zij bewoond door het adellijke geslacht Donia, en daarna door den beroemden theoloog Balthasar Bekker, die hier het derde en vierde boek zijner Betoverde Weereld voltooide. Het gebouw, dat zich wel niet door een sierlijk uiterlijk voorkomen onderscheidde, en ook geenszins als eene verdedigbare stins versterkt was, werd in het jaar 1732 afgebroken. Ter plaatse, waar het gestaan heeft, is de vorm en ligging van huis, singels en hoven, nevens eene boerenschuur, nog duidelijk genoeg te onderkennen. De daartoe behoord hebbende gronden beslaan eene oppervlakte van 4 bund. 94 v. r. 10 v. ell. Men zie verder over de lotgevallen van deze state en hare bezitters, het stukje van onzen volijverigen medearbeider W. Eekhoff, getiteld: Hinnema-state te Jelsum, dat buitenverblijf van den grooten Balthasar Bekker.

Uit het, typisch 19e eeuws, wijdlopige artikel van Eekhoff in de Friesche Volksalmanak hebben we het volgende gedestilleerd. Rond het midden van de 15e eeuw was de State eigendom van Taeke Hinnema en tegen het einde van die eeuw van zijn zoon Keimpe Hinnema die getrouwd was met Syds Popma. Van hun kinderen is alleen dochter Lolck volwassen geworden. Zij trouwde met Johan van Donia, waardoor de State in deze familie kwam. In de achtereenvolgende generaties waren eigenaren/bewoners Keimpe van Donia, zijn zoon Pieter van Donia, diens zoon Frans van Donia en zijn zoon Kempo Harinxma van Donia.

Deze Kempo had als staatsman meer aanzien en gezag dan de voorafgaande generaties rustige landjonkers. Hij was lid van de Staten van Friesland, een van de oprichters van de Friese Hogeschool te Franeker en 22 jaar lang curator daarvan (1594 – 1616). Daarnaast was hij Grietman van Leeuwarderadeel en daarna Raadsheer in het Hof van Friesland. Zijn zoon Ernst volgde hem op als Grietman en bewoonde Hinnema State en na diens dood in 1634, Kempo’s oudste zoon Frans. Toen die in 1648 als lid van de Staten Generaal als Gevolmachtigde te Munster het vredesverdrag tekende, deed hij dat met de toevoeging: Heere tot Hinnema in Hielsum.

Bij het kinderloos overlijden van Frans van Donia, in 1651, viel bij de boedelscheiding het ouderlijk huis toe aan zijn zuster Syds van Donia, weduwe van Henricus Hinckena ab Hinckenburg, telg uit een van Emden afkomstig adellijk geslacht die predikant te Britsum was en in dat dorp is overleden. Henricus was eigenaar van Lettinga State te Britsum. Tot aan haar dood bewoonde zij Hinnema State, die daarna in eigendom overging aan haar oudste dochter Ebel, getrouwd met de beroemde hoogleraar Bernardus Fullenius te Franeker. Zij gebruikten Hinnema State als buitenhuis en woonden hier voornamelijk ’s zomers. Ebel bleef ook na de dood van haar man de zomers in Jelsum doorbrengen.

Vier jaar vóór haar dood was Balthasar Bekker, destijds predikant te Franeker, getrouwd met haar dochter Frouck, die toen weduwe was van de advocaat I. Bloemendaal, Secretaris van Dockum. De relatie met zijn schoonfamilie was erg goed en toen Hinnema State bij de dood van zijn schoonmoeder, in 1670, in andere handen moest overgaan, besloten Balthasar en zijn zwager Dr. Bernardus Fullenius, toen Burgemeester en Burger Hopman van Franeker en later Hoogleraar aldaar, de voorouderlijke state als gezamenlijk eigendom voor gezamenlijke rekening aan te blijven houden. Beide gezinnen gebruikten Hinnema State als ‘zomerhuis’. Toen hij na de uitgave van de eerste twee delen van zijn “Betoverde Werelt” in Holland een storm van kritiek over zich heen kreeg, was hij maar wàt blij dat hij zich op het rustige Hinnema State terug kon trekken. Hij nam zijn hele archief uit Amsterdam mee naar Jelsum en voltooide hier het derde en vierde deel van de “Betoverde Werelt”.

Eekhoff geeft daarna een aantal namen van Bekkers die in de grafkelder te Jelsum zijn bijgezet. Ondermeer zijn zoon ds. Johannes Henricus Bekker, overleden in 1737. Of die op Hinnema State gewoond heeft met zijn ega Sitske Baukes Unia (overl. 1748) is twijfelachtig. In het stemkohier van 1728 wordt zijn naam veelvuldig genoemd onder de dorpen St. Jacobiparochie en Stiens en als gebruiker van de pastorie te Jelsum, maar niet als eigenaar van stem 1 te Jelsum. Hinnema State is dan nog eigendom van “De erven van juffr. Froukjen Fullenius, weduwe Becker” en als gebruiker is vermeld “Oud-kapitein Jan Gales”. Daarna zou een neef (oomzegger) van hem, Balthazar Bekker van Heersma, de state hebben geërfd. Toen die in 1764 stierf vermaakte hij, volgens Eekhoff althans, de state aan iemand buiten de familie, ene Aesge Jans, die daarna de naam Bekker aannam. De weduwe van Aesge zou in 1785 de schuur bij de state hebben laten vernieuwen.

Maar volgens het verhaal van Van der Aa was de state gesloopt in 1732 en betreft deze laatste informatie de boerderij die bij de state hoorde. Die boerderij moest het aan het eind van de 19e eeuw ook verliezen van de slopers en op het state-terrein is nu niets meer te vinden. Aan het eind van de 19e eeuw konden sommige boeren in deze omgeving nog heel veel geld verdienen aan de verkoop van vruchtbare terpaarde, waarmee de landerijen op de zandgronden werden verbeterd. De Jong vermeldt in zijn boek dat de eigenaar in 1900 toen de terp werd afgegraven, meer geld verdiende aan de stenen en ander afbraakmateriaal van de kelders en fundamenten van Hinnema State dan aan de terpaarde. Nu is op Google Earth te zien dat het kleine stukje weiland ten zuiden van het grote veld waar de state heeft gestaan omringd is door een dubbele rij bomen alsof hier de state gestaan zou hebben en ook de vroegere oprijlaan is met twee rijen bomen beplant.

Hinnema state ligt verscholen

Eigenaren: Bewoners:
ca. 1594 - 1616 Kempo Harinxma van Donia 1605 Fam. Heinsius
ca. 1616 - 1634 Ernst Harinxma van Donia 1606 Fam. Heinsius
1634 - 1651 Frans Harinxma van Donia
1651 - 1656 Syds van Donia, weduwe Henricus Hinckena ab Hinckenburg
1656 - 1670 Ebel Hinckena ab Hinckenburg, weduwe Bernardus Fullenius
1670 - 1698 dr. Bernardus Fullenius en Balthasar Becker, huwde Froukje Fullenius
1698 - 1728 Frouck Fullenius, weduwe Balthasar Becker
1728 erven juffr. Froukjen Fullenius

Tekeningen van Hinnama

DONIA (Frans van). Het blijkt niet dat hij eenig ambt in Friesland bekleed heeft, doch ten Landsdage benoemd zijnde, werd hij lid van de Staten Generaal. Hier verwierf hij zulk een roem, dat men hem wegens Friesland benoemde onder de gevolmagtigden tot den Munsterschen vredehandel in 1648, welke vrede door hem ernstig gewild werd. In 1651 was hij wegens Friesland benoemd als de eerste der afgevaardigden tot de groote vergadering, en zou daar als voorzitter gefungeerd hebben, indien hij niet weinige dagen te voren overleden was. Hij was gehuwd met Geertruid Engelsche, die hem geene kinderen schonk. Na den dood van zijnen broeder Ernst, die volgt, woonde hij op Hinnemastate te Jelsum. Na zijn overlijden in 1651 viel die hofstede bij deeling te beurt aan zijne zuster, Syds van Donia, weduwe van Henricus Hinckena ab Hinckenburg, die er tot haren dood op woonde, waarna de zelve overging op hare oudste dochter Ebel, die gehuwd was met Bernardus Fullenius, Hoogleeraar te Franeker. Eene dochter van dezen, Frouck genaamd, weduwe van den Advokaat J. Bloemendaal, hertrouwde met den beroemden Balthazar Bekker, waar door Hinnema state in diens bezit overging. De zinspreuk van Frans van Donia was: Toga et armis (Door tabberd en zwaard), die ook voorkomt op eene zijner vijf afbeeldingen in de verzamelingen der afgevaardigden op den Munsterschen vredehandel. Bronnen: Aitzema, Historiën, D. III. bl. 259: Wagenaar, Vaderl. Histor. D. XI. bl. 405; Scheltoma, Staatkundig Nederland, Dl. I. blz. 287, 288; Friesche Volks-Almanak (1839), blz. 11; Muller Cat. van Portret. bl. 73.

Zie verder: Het Huis Heinaut

© 2022 F.N. Heinsius