X-491 Meinertzhagen, Reinhard

Reinhard Meinertzhagen


ouders: Isaac Meinertzhagen en Maria Elisabeth Rademacher


geboren: Keulen 27-1-1679

gedoopt: Keulen 31-1-1679

overleden: Keulen 19-10-1726

begraven:


beroep: Agent van de koning van Goot Brittannië, diaken van de gereformeerde gemeente van Keulen (1709-1716)

woonplaats / adres: Keulen


relatie: trouwt Keulen 17-9-1702


(Maria) Louise Aerssen van Juchen (X-492)

alternatieve spelling: Freule Louisa, Louiza, Arentz, Artzen, von Juchen, van Juchem


ouders: Abraham Arentz von Juchen en Agneta Barbara Siebertz


geboren: 1672

gedoopt: Keulen 9-9-1672

overleden: 'aan de waterzucht'

begraven: Utrecht 19-10-1729


beroep:

woonplaats / adres: Utrecht (1727) (Hoek Jansstraat en Janskerkhof, 1729) (Nieuwe Gracht, hoek Sonstraat, 1729)


kinderen:

  1. Maria Louisa Meinertzhagen, 1703-1739 X 1736 Mr. Johan Frederick Gobius, VOLGT IX-246

  2. Isaac Meinertzhagen, gedoopt: Keulen 21-2-1706
    overleden: Kaap de Goede Hoop [aug. 1767] voor 6-5-1769
    beroep: luitenant onder de Infanterie van deze staat, kolonel bij de VOC, luitenant-kolonel en hoofd van de militie in Kaap de Goede Hoop (1751)
    woonplaats/adres: Kaap de Goede Hoop (1751)

    1. Maria Helena Meinertzhagen, gedoopt: Keulen 16-4-1707
      overleden: 1722

  3. Anthonij Hendrik (Anthonius Henricus) Meinertzhagen, gedoopt: Keulen 29-6-1708
    overleden: [Suriname] voor 16-6-1755 [te Boston voor 1-9-1768]
    beroep: plantage-eigenaar (koopt in '48 plantage Monnickendam in Suriname)
    woonplaats / adres: Suriname (1742, '44, '48)
    relatie: trouwt 1739
    Johanna van Enderum, geboren:
    overleden:
    ouders:
    weduwe van NN Lemmers

    1. Louisa Cornelia Meinertzhagen, geboren:
      overleden:
      relatie: trouwt Utrecht 10-6-1766
      Jan Willem van der Voort

  4. Sara Meinertzhagen, gedoopt: Keulen 20-8-1709
    begraven: Utrecht 12-6-1740
    woonplaats / adres: Utrecht (1729, Janskerkhof)

  5. Reinhard Meinertzhagen, geboren: Keulen 1-6-1711, gedoopt: 7 juni
    overleden: na 1730
    woonplaats / adres: Utrecht (1729, Janskerkhof)

  6. Philips Meinertzhagen, geboren: Keulen 29-12-1712
    overleden: Utrecht 7-5-1775
    beroep:
    woonplaats / adres: Utrecht (1729, Janskerkhof)
    relatie: ongehuwd

  7. Amelia Meinertzhagen, geboren: Keulen 25-3-1714
    overleden: Utrecht 24-4-1781
    woonplaats / adres: Utrecht (1729, Janskerkhof), Arnhem (1742)
    relatie: ongehuwd (1742)

Biografische aantekeningen


Reinhard Meinertzhagen wordt vermeld als agent van de Engelse koning in Keulen (bron: CBG, collectie Arteveld, inv.nr. 228), en ook als belanghebbende bij een mijnbouwproject 'Bergwerk St Marienberg' in Duitsland.

Louisa en haar man moeten elkaar al sinds hun geboorte hebben gekend: Reinhards grootmoeder van vaderszijde was de doopgetuige van Louisa.

In 1723 werd Reinhard Meinertzhagen verkozen tot ouderling van de Nederlandse Gereformeerde kerk in Keulen en vanuit die functie belast met het toezicht op het kerkhof.

De kinderen van Reinhard hebben (via erfenis van hun vader) belangen in 'Bergwerken' in de Eiffel.


Bronnen


Alg. Ned. Familieblad XII (1895), p. 78

* 1672, 9-9: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 12: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 246 (p. 302): Wederom soo is den 9 september Godes sienelijcke kercke ingelijft door het heilig sacrament des Doops het kint van Abraham Arentz van Jucchem en Agnita Zibertz, de naeme des kints Loyze; getuygen waren Jacob Busens alsmede Helena van de Ende, huysvrouwe van Johan Meijnershagen, in de plaetse deses stont Helena Meynershagen, haer dochter, ende Constantia Ziberts; van kercke wegen was tegenwoordig (...) broeder Ab. Luttringhausen.

* 1679, 31-1: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, Doopregister (p. 303): gedoopt Reinhard, Vader: Isaak Meinertzhagen, moeder: Maria Elisabeth, geb. Rademacher. Getuigen: Reinhard Lelie, Jakob Meinertzhagen, Amelia, Prinzessin von Nassau, Helena Meinertzhagen, Herrn Eberfeld Henrich Frau, Stellvertreter, Jgf. Susanna Catharina Rademachers

* 1702, 19-9: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, trouwregister (p. 335): Reinhard Meinertzhagen, Eltern Isaac und Maria Elisabeth geb. Rademacher met Louisa Arenz von Jüchen, Eltern Abraham Arenz von Jüchen und Agneta Barbara Siebertz.

* 1704, 2-1: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 336: doop van Maria Louisa, dr.v. Reinhard Meinertzhagen en Luise Arentz von Jüchen, get: Johan Franz Arentz von Jüchen, Johan von Hoff, Frau Maria Elisabeth Meinertzhagen

* 1705, 19-11: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 12: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 357,10: Ist das Sacrament der hl. Tauf mitgeteilt worden an die junge Tochter von Herrn Johan Franz Arentz von Jüchen und Maria Elisabeth Meinertzhagen und ist genennet worden Constantia Louisa. Gevattern sind gewesen Herr Antonio de Bordes in Amsterdam und Jungfrau Constantia Gertraudt Rademachers und Jungfrau Louisa Meinertzhagen. Ältester ist dabei gewesen Bruder Daniel Teschemacher. [ik neem aan dat Louisa Meinertzhagen feitelijk Louisa Arentz van Juchen is]

* 1706, 21-2: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 338 nr. 691: gedoopt Isaac, zn.v. Reinhard Meinertzhagen en NN Arentz von Jüchen, get: Isaac Meinertzhagen, Jacob Meinertzhagen en Agneta Helena Arentz von Jüchen.

* 1707, 16-4: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 339: kind Maria Helena, vader: Meinertzhagen, Reinhardt, moeder: Louise, geb. Arentz von Jüchen, get: Johann Adam von Jüchen, de weduwe van wijlen Philip Hack en juffr. De Bordes geb. Küfflers te Amsterdam.

* 1708, 29-6: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 340: gedoopt Anthonius Henricus, zn.v. Reinhard Meinertzhagen en Louisa, geb. A. van Jüchen; get: Anthon Werner Müntz, Johann Hendricus Rademacher, Margaretha Übing, genannt Schmet

* 1709, 5-2: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, p. 194: "lmgleichen ist an Bruder Johann Arentshausens Stelle zum Diacono einhellig erwählet worden Herr Reinhardt Meinertshagen. Welches dann durch Bruder Brand und Bruder Johann Leonhardt Meinertzhagen Herrn Godhardt Mitz, und durch Bruder Brand und Bruder Arentshausen: Herrn Reinhard Meinertshagen soll angedienet werden."

* 1710, 30-9: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 12: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 397,3: Ist durch Prediger J. Müller getauft worden ein Söhnlein von Johann Frantz Arzen von Juichen und dessen Hausfrau Maria Elisabeth Meinertzhagen : genannt Franz Werner - Die Taufzeugen waren: Johann Werner Meinertzhagen und Frau Lowissa Meinertzhagen worbei Johann Weiter als Ältester von der Kirche wegen zugegen gewesen. * 1709, 20-8: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 341: gedoopt Sara, dr.v. Reinhardt Meinertzhagen en Louisa Artzen; get Johann Werner Meinertzhagen en jgf. Sara Rademachers von Emmerich

* 1711, 16-3: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, p. 206: "Ist eine Versammlung der Brüder gehalten und der Anfang mit dem Gebet gemacht worden. / 1 . Diese Versammlung hat den besonderen Endzweck, einen Tag der Wahl eines Ehesten und Diaconen festzustellen. Und ist ein solcher auf heut acht Tage als den 23. dieses beliebt worden, wann inzwischen Herr Reinhard Meinertzhagen von seiner Reise wird wiedergekommen sein."

* 1711, 1-6: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 343: 1711 Juni 1. ist geboren und den 7. Juni getauft Reinhard, vader: Meinertshagen, Reinhard M., moeder: Louisa Arzen; get: Daniel Meinertshagen, dessen Stellvertreter Johann Werner Meinertshagen, Johan Adam Arents von Jüchen, Constantia Margaretha Falcks

* 1712, 29-12: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 345:1712 Dez 29. geboren und 2. Jan. 1713 getauft Philippus, zn.v. Reinhard Meinertzhagen und Louisa Arzen; get: Philip Hack von Amsterdam, Stellvertreter Wilhelm Hack, Agneta Helena Arentz von Jüchen

* 1714, 25-3: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 347: 1714 März 25. geboren und 27. getauft: Amelia, dr.v. Reinhard Meinertzhagen en Louisa Arzen; get: Jakob Meinertzhagen in Amsterdam und Frau Amelia Meinertzhagen

* 1715, 22-2: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, p. 229: "Sind die Brüder mit Zuziehung der Brüder der Diaconie, absente Bruder Gerhard Meinertzhagen, zusammengetreten und der Anfang mit dem Gebet gemacht worden. / 1. Bei dieser Session ist die Wahl eines neuen Eltesten und Diaconi in Gottes Namen vorgenommen und zwar an Statt des abgehenden Ehesten Bruders von Goor: Herr Johann Leonhardt Meinertzhagen per majora, und in die Stelle des Bruder Gülichers Diaconi Herr Robert Jacob de Weiler bekanntgemacht worden. / 2. Bruder Reinhard Meinertzhagen begehrt nochmal, wie schon vorhin zum öfteren seine Dimission, und schlägt vor zur Wahl Herrn Johann Werner Meinertzhagen und Herrn Johann Henrich Fischer."

* 1716, 28-3: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, p. 236: "Weil Bruder Reinhard Meinertzhagen sich beschweret ferner als Diaconus das Amt wahrzunehmen, indem seine Zeit verflossen, Bruder Cramer auch mit demselben seinen Abschied gerne genommen, wann nicht die Brüder denselben noch einige Zeit zu continuieren ersuchet hätten, als ist beschlossen, daß künftigen Mittwoch den 1 . April die Wahl eines neuen Diaconi von den zwei vorgeschlagenen, als Herr Johann Henrich Fischer und Herr Johann Werner Meinertzhagen, soll vorgenommen und zu diesem actu alleinig der Herr Heilmann ersuchet werden, welches ein jeder seinem Diacono wird kund machen."

* 1723, 12-6: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 13: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 453,1: Zum ersten Mal ist als Ältester von H T Gemeinde erschienen Bruder Reinhard Meinertzhagen.

* 1723, 11-12: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 13: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 453,2: Bruder Nierstrass hat in voriger Session § 10 seine Demission von dem Kirchhofsaufsicht begehrt, welche ihm dann ist zugestanden worden. Und haben die Brüder ihm vor seine Dienste bedanket, und haben den H T Brüdern; Bruder Reinhard Meinertzhagen dazu ernennet. Fr Brüder wollen bei nächster Sessiondarüber sich erklären.

* 1724, 19-4: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 13: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 454,2: hat Herr Bruder Restiau conjunctim mit Herrn Bruder Reinhardt Meinertzhagen die Kirchhofsaufsicht übernommen.

* 1724, 31-10: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 13: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 455,1: Bruder Nierstrass bringt ein an Unkosten wegen des Kirchhofs verlegt zu haben Rt 1, 20 Alb ad 78 Alb und Bruder Reinhardt Meinertzhagen wegen dito Kirchhof verlegt zu haben Rt 16, 582/s Alb ad 80 Alb, welche beide Posten aus der Passanten Cassa sollen zahlt werden.

* 1725: www.genealogie-van-zon.nl bevat een verwijzing naar "Aus der Geschichte des Bergwerks St. Marienberg": Bereits 1725 ging es in den Besitz von den Kaufleuten Wilhelm Hack und Reinhard Meinerzhagen über. Vom Kurfürst wurde eine Zehntermäßigung und Zollfreiheit gewährt. Zu dieser Zeit wurden im Hattenbachtal eine Radkunst, Poch- und Waschwerke, sowie eine Schmelzhütte angelegt. Nachdem Meinerzhagen 1732 verstorben war, schieden seine Kinder im Jahr 1740 aus, weil der Vormund befürchtete Sie könnten ihr Erbteil im risikoreichen Bergbau verlieren. Nach dem Tode von Hacks 1758 ging die Grube in den Besitz seines Neffen Behaghel Edler von Hack über. Der Abbau unter seiner Gewerkschaft ging bis in 120m Tiefe. Nach dem Tod des letzten Meinertzhagen im Jahr 1784 war diese Konzession an seine Tochter, die Gräfin Elisabeth zur Lippe-Biesterfeld gefallen. (...) In der Nachbarschaft der Mühle (te Rheinbreitbach) befand sich damals die St. Marienberger Kupferschmelzhütte. Von Anton Clouth waren zuvor beide Bergwerke (Virneberg und Marienberg) wie auch die Schmelzhütte gemeinsam betrieben worden. Ab 1725 beanspruchten die neuen Betreiber (Gewerken) des St. Marienbergs, Wilhelm Hack und Reinhard Meinerzhagen, die Nutzung der Hütte für sich alleine."

* 1726, 8-12: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, p. 255: " Da es dem großen Gott gefallen aus unserer Versammlung den Bruder Reinhard Meinertshagen in die Ewigkeit zu versetzen, so bedauren die anwesenden Brüder dessen Verlust, und haben Bruder Johann Arentshausen als Antecessoren freundlich ersuchet, ad interim die erledigte Eltesten Stelle zu bekleiden, bis man zu andrer Zeit zur neuen Wahl wird schreiten können."

* 1727, 2-4: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 13: Protokolle der Niederländisch-Reformierten Gemeinde in Köln von 1651-1803, nr. 459,1: Bruder Reinhard Meinertzhagen, für einige Zeit mit Tod vom Kirchendienst abgangen; hat an dessen Stelle die Aufsicht des Kirchhofs Bruder de Weil er übernommen. Frau Wittib Reinhard Meinertzhagen hat Rechnung übergeben, dessen, so ihr + Mann wegen des Kirchhofs verlegt, betragend Rt 2, 32, 8 ad 80 Alb welche derselben aus der Passanten Cassa sollen vergütet werden.

* 1727, 20-11: HUA NA nots A.H. van Munster [U173a001 akte 217]: Rudolph Leusden, Raad in de Staten van Utrecht, Raad in het Hof van Utrecht en kanunnik in het kapittel van St Jan, verhuurt aan vrouwe Louisa Arents van Juchen, weduwe van Reinhard Meinertzhagen, wonende te Ceulen, (zij wordt vertegenwoordigd door dhr Johan Wernard Meinertzhagen, wonende te Utrecht) een huis en erve staande op het Domkerkhof, en koetshuis, neffens zijn kelders en kluisen, met de stallinge erachter en de behangsels zoals die in de zes kamers hangen, maar het rode Casante behangsel in de zevende kamer mag de verhuurder eruit nemen. De huurperiode is zes jaar, met ingang van 1 mei 1728, voor fl 740,- per jaar.

* 1728, 24-5: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, Attestaties, p. 355: "Ist an Louisa Arentz von Jüchen, Herrn Reinhard Meinertzhagen (overl) Witwe und ihre Tochter Maria Louisen als Kirchenglied, weil sie mit ihrer ganzen Haushaltung nach Utrecht verreiset, ein Kirchenzeugnis gegeben."

* 1728, 5-8: HUA NA nots J. van den Doorslag [ U139a016, akte 77]: Louise Arents van Juchen, weduwe van wijlen de heer Reijnhradt Meinertzhage, wonende binnen deze stad, gezond van lichaam en geest, stelt tot voogden over haar onmondige kinderen haar zwagers aan, genaamd Johan Warnar Meinertzhage, te Utrecht, en Johan Jacob Frowein, te Collen (Keulen?) (w.g. De Wedwe van Reinhart Meinertzhagen)

* 1728, 21-10: HUA NA nots J. van den Doorslag [ U139a016, akte 100]: Johan Adam Arents van Juchen, wonende te Deventer, maar nu in Utrecht, nagelaten broer en mede-erfgename van Helena Arents van Juchen, in haar leven vrouw van Johan Jacob Frowin, overleden te Collen, was niet in de gelegenheid, noch in genegenheid, om om met zijn zwager Frowin tot scheiding, deling en liquidatie van haar erfenis te procederen; hij verklaart met zijn nog levende zuster Louise Arents van Juchen, weduwe van wijlen Reijnhart Meijnertzhagen te hebben gehandeld en geaccordeerd en haar daarom te hebben gecedeerd en getransporteerd alle recht en actie die hij had op de boedel en nalatenschap van zijn overleden zuster Agneta Helena Arents van Juchen in 't generaal en in 't bijzonder en ook tot last van de heer Frowin. Hij is door de vrouwe wed. Meijnertshagen volledig betaald en vergoed. Louise compareert ook en verklaart deze overdracht te accepteren. W.g.: Jan Adam Arentz van Juchen; Louise Arents van Juchen wedwe van Reinhart Meinertzhagen; Joan Christoph Nagel als getuig (hij is de boekhouder van de wed. Meinertzhagen).

* 1728, 2-11: HUA NA nots J. van den Doorsleg [U139a016 akte 103]: Louise Arents van Juchen, weduwe van wijlen Reijnhard van Meijnertzhagen, het recht bekomen hebbende van Johan Adam Arents van Juchen in de nalatenschap van zijn overleden zuster vrouwe Agneta Helena Arents van Juchen, in leven huisvrouw van den heer Johan Jacob Frowin, overleden tot Collen, machtigt J.C. Putzfeld, notaris en advocaat te Collenom uit haar naam inventaris en verantwoording te verlangen in het sterfhuis van haar zuster, wijlen Agneta Helena van Juchen, en om naar een eventueel testament te vragen.

* 1729, 22-4: HUA NA nots J. van den Doorslag [U139a017 akte 27]: Louise Arents van Juchen, weduwe van wijlen Reijnhard van Meijnertzhagen, herroept de akte van voogdij van 5-8-1728 en benoemd opnieuw twee voogden over haar minderjarige kinderen: namelijk haar broer Johan Adam Arents van Juchen te Deventer en haar schoonbroer Johan Warnar Meinertzhagen, wonende te Utrecht.

* 1729, 7-7: HUA NA nots J. van den Doorsleg [U139a017 akte 42]: Louise Arents van Juchen, weduwe van wijlen Reijnhard van Meijnertzhagen, zuster en mede erfgename van Agneta Helena Arents van Juchen, in leven huisvrouw van Johan Jacob Frowein, wonende te Utrecht, machtigt notaris J.W. Putfelt te Collen on in het sterfhuis van dhr Johan Jacob Frowin en Agneta Helena Arents van Juchen posessie te nemen van de nagelaten goederen en de bezittingen en boedel te doen verzegelen

* 1729, 13-7: HUA NA nots J. van den Doorsleg [U139a017 akte 48]: Louise Arents van Juchen, weduwe van wijlen Reijnhard van Meijnertzhagen, ziekelijk van lichaam, approbeert de dispositie die zij samen met haar man Meinertzhagen op 12-10-1726 voor notaris Putzfelt heeft gemaakt, alsmede het testament dat zij na de dood van haar man op 20-10-1727 in Ceulen heeft gepasseerd, en de akte van voogdij. Op aanraden van haar man heeft ze zich vanuit Keulen naar Utrecht verhuisd, maar nu is ze zelf met ziekte getroffen. Ze woont in een huurhuis op de hoek van het Janskerkhof en de Jansstraat; mocht ze overlijden dan mogen de vijf bij haar wonende kinderen, ganaamd Maria Louise, Sara, Reinhard, Philip en Aemilia Meinertzhagen de huurcedulle overnemen zonder dat de overige kinderen daar aanspraak op mogen maken. Ze zullen met hun vijfen een huishouding vormen en de woonlasten tot het eind van het huurcontract (1-5-1733) in gelijke mate dragen. Verder wil ze dat haar meubelen, juwelen en zilverwerk na haar dood niet worden verkocht, maar zes weken later worden verdeeld over haar zeven kinderen, Maria Louise, Issacq, Sara, Antoni, Reinhard, Philip en Aemilia Meinertzhagen. Isaacq krijgt zijn erfdeel zes weken na haar dood, maar Antoni Meindertzhagen pas na afloop van zijn diensttijd in Franckfort, indeien de voogden het goedvinden.

* 1729, 13-10: HUA NA nots J. van den Doorsleg [U139a017 akte 79]: Louise Arents van Juchen, weduwe van wijlen Reijnhard van Meijnertzhagen machtigt haar zoon Isaacq om namens haar en ten behoeve van haar zeven kinderen voor deVroedschap en de Heren die 't behoefte de burgereed af te leggen en zo burger van Utrecht te worden.

* 1729, 19-10: HUA DTB begraven [131-375]: begraven Jacob:k: Juffr Louisa Arentz van Juchem wed: van de Hr Reijnard Meijnertshagen, laet na mundige en onmundige kinderen. aen de Nieuwe Gracht op de hoek van de Sonstraet, gecon, fl 150,-.

* 1741, 7-5: HUA NA nots J. van den Doorslag [U139a024 akte 182]: Franse akte. Jean Landsheer te Middelburg en Philip Meinertzhagen te Utrecht verklaren dat ze de op 17-7-1739 overleden Marie Louise Meinertshagen en haar nog levende echtgenoot Jean Frédéricque Gobius, docteur en droit, goed hebben gekend. Ze heeft twee kinderen nagelaten, namelijk Jean Reinhard Gobius en Jean Frédéricque Gobius. De Docteur en droit machtigt Come Belethier, burger van Parijs, wonende Rue Desgravilliers. Ik kan er weinig van opmaken, maar het gaat onder andere over vorderingen die er in Parijs zijn, en er is sprake van de erfgenamen van de weduwe Reinhard Meinertshagen

* 1742, 27-9: HUA NA nots W van Vloten [U169a009 akte 111]: bevat een uitvoerig overzicht van de nakomelingen van Helena van den Enden X NN Meinertzhagen. De akte is opgesteld omdat wijlen David van den Enden zijn enorme erfenis in 1682 half-half had toebedeeld aan zijn broer Willem en zijn zuster Helena, met als voorwaarde dat als Willem of zijn kinderen kinderloos zouden sterven, het aan hen toebedeelde erfdeel zou terugvallen op de kinderen van Helena. Inderdaad is de zoon van Willen (genaamd Jan David van den Enden) kinderloos overleden in 1742. De speurtocht naar de nakomelingen van de vier kinderen van Helena van den Ende X NN Meinertzhagen geeft de volgende nakomelingen, waaronder een bedrag van fl 165.200,- te verdelen valt. De twee kinderen van wijlen Louisa Meinertzhagen erven elk de helft van éénvijfde (Louise is een van de vijf erfgenamen van Reinhard) van een kwart (Reinhard is één van de vier kinderen van Isaac Meinertzhagen) van een kwart (Isaac is één van de vier kinderen van Helena van den Ende) - ze krijgen elk fl 1032:10:-. Zie meer onder IX-246 - Maria Louisa Meinertzhagen.

* 1768, 1-9: HUA NA nots W. van der Well [U263a001-16]: Gecompareerd: George Tammo Falck, raad in de vroedschap van Montfoort; Isack Falck, eerste klerk van de politie van Utrecht; Philippus Meinertzhagen, koopman te Utrecht; Mr. Joan Frederik Gobius, klerk van de Staten 's lands van Utrecht; allen wonende in Utrecht. Op verzoek van Mr. Joan Frederik Gobius junior, advokaat te Utrecht, en Mr. Jan Willem van der Voort, gew: ontvanger van 't ene deel der genereale middelen 's lands, de man van vrouwe Louisa Cornelia Meinertzhagen, verklaarden waarachtig te zijn dat de eerste requirant (Joan Frederik Gobius jr.) het enig overgebleven kind is van wijlen vrouwe Maria Louisa Meinertzhagen, bij de derde Comparant in echte verwekt, welke M.L. Meinertzhagen in 1739 Utrecht overleed, als oudste zuster van wijlen Isaac Meinertzhagen, in leven colonel voor de VOC, hoofd der militie in Kaap de goede Hoop. Verder verklaren de comparanten dat Louisa Cornelia Meinertzhagen, huisvrouw van de tweede requirant, mr. Jan Willem van der Voort, de enige dochter en kind is van wijlen Anton Hendrik Meinertzhagen, overleden op Boston in Nieuw Engeland, de broer van de genoemde Isaac Meinertzhagen. De getuigen dragen hier kennis van omdat ze bloedneven (de Falcks) en broer (Philippus) zijn van wijlen Maria Louisa, Anton Hendrik en Isaac Meinertzhagen, terwijl de vierde getuige de weduwnaar is en vader van de genoemde Joan Frederik Gobius jr.

* 1780, 14-5: HUA NA nots B. SLUYTERMAN [U230a015 akte 77]: Op 14 en 18 mei compareerde juffrouw Amelia Meinertzhagen, voor zich en als universele erfgenaam van Philip Meinertzhagen en als mede erfgename van haar zuster Sara Meinertzhagen en haar broer Isaac Meinertzhagen. Voorts Mr. Jan Willem van der Voort oud-ontvanger van deze provincie X Louiza Cornelia Meinertzhagen, die het enig kind en erfgenaam was van wijlen haar vader Antonij Hendrik Meinertzhagen, die ook mede erfgenaam is geweest van Sara Meinertzhagen, en Louiza Cornelia Meinertzhagen was ook erfgenaam van haar oom Isaac Meinertzhagen. Verder nog Mr. Johan Frederik Gobius, in gemeenschap van goederen getrouwd geweest met wijlen Maria Louiza Meinertzhagen en erfgenaam van zijn overleden zoon Johan Reinhard Gobius, en tenslotte Johan Fredrik Gobius junior, erfgenaam van zijn moeder en van zijn tante Sara en oom Isaac Meinertzhagen. Zij machtigen een procureur in Culemborg om aanspraak te doen op de nagelaten goederen van wijlen Anna Maria Meinertzhagen, de weduwe van Johan Wernar Meinertzhagen


kind 2: Isaac Meinertzhagen

* 1727, 17-3: HUA NA nots G.C. Qualenbrink [U167a002, akte 124]: Isaac Meinertzhagen, geboortig van Ceulen en tegenwoordig in Utrecht, verzoekt zijn oom, de bankier Johan Werner Meinertzhagen, om een aantal rekeningen te voldoen voor uitgaven die Isaac in Amsterdam heeft gedaan, aan o.m. een kassier, een kleermaker, een schoenmaker en een barbier en aan de heer Arrewijn, in totaal ca fl 800,- en de rekening daarvan door te sturen aan zijn moeder, vrouwe Louisa Arentse van Juchen, weduwe wijlen Reinhard Meinertzhagen. Mocht zijn moeder niet bereid zijn dat te betalen, dan houdt Johan Werner het geld te goed, en zal Isaac het na zijn moeders dood uit de erfenis betalen.

* 1769, 6-5: Middelburgsche Courant: [vervolg van Bataviasche Nouvelle de l'an 1768]: Aan de Kaap de Goede Hoop zijn overleeden: Isak Meindertshagen luitenant colonel en Hoofd van de Militie.

kind 4 Anthonij Hendrik Meinertzhagen

* 1755, 9-9: Stadsarchief Amsterdam NA nots J. Beukelaar [11138, akte 268909]: Philip Meinertzhagen, wonende te Utrecht, tans alhier, alhier te lande de enige aangestelde executeur van wijlen zijn broer Anthonij Hendrik Meinertzhagen, in zijn Ed. leven oud-raadin den Ed. Hove van Civiele Justitie op Suriname, blijkens zijn testament dd 14-6-1753 voor Christiaan Willem Kosten, gezworen klerk te Suriname en op 16-6-1755 geopend. Philip verklaart dat Jacobus en Hendrik Pennewart hem behoorlijk inzicht hebben gegeven van de gevoerde administratie, waaruit blijkt dat het netto saldo van de boedel fl 1021:17:- bedraagt.


kind 5: Sara Meinertshagen

* 1740, 20-6: HUA DTB begraven [133-452]: begraven Catharijnekerk Juffr Sara Meinertzhagen, mondige dochter, Op de Langenieuwstraet bij de ABC-straet, laet geen ouders nae maer mondige broeders en susters, beg: 12 drgs: fl 4,-; swarte kist en baar fl 8,-; en 16 elle laekens gescheurt


kind 7: Philip Meinertzhagen

* 1775, 16-5: HUA DTB begraven []: begraven Catharijnekerk de Heer Philip Meinertzhagen op de Oudegraft bij de Vrouw Juttenstraat, een bejaarde vrijer, laat geen ouders, maar een bejaarde zuster na, gezonken fl 70:-, 16 ellen laken gescheurt.


kind 8: Amelia Meinertzhagen

* 1781, 7-5: HUA DTB begraven: [138-41]: begraven in de Catharinek:, overleden op 24 april: Juffrouw Amelia Meinertshagen, over het stadhuis, laat na mondige erfgenamen, is gezonken, de boeten geaccordeerd fl 70,- en 16 ellen laken gescheurd.


Discussie / openstaande vragen


Over Abraham Arentz van Jüchen: heel veel in Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, band 12 en 13: van de Nederlands gereformeerde kerk in Keulen (https://afz.lvr.de)

* 1675, 5-6: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 300: Agneta Barbera Siberts, Abraham Arents Eheliebste, is getuige bij de doop van Hedwig Sophia, dr.v. Justus Ihro Dotzem (K.M. in Dannemark, residenz alhier) und Anna Cornelia NN.

* 1675, 19-6: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, dopen, p. 300: Agneta Barbera Siberts, Abraham Arents Frau, is getuige bij de doop van Sara Helena, dr.v. Adam Conrad de Weiler en NN Wille

* 1700, 20-4: Landschaftsverband Rheinland, Inventare Nichtstaatlicher Archive, 27: Protokolle der Hochdeutsch Reformierte Gemeinde in Köln von 1599-1794, Köln 1983, ondertrouw p. 333: Copulation durch Prediger Holting. Johann Frans Arentsen von Jüchen, Eltern Abraham A. v. J. und Frau geb. Sieberts mit Maria Elisabeth Meinertzhagen, Eltern Isac M. und geb. Radermacher