XV-9975 Coerten, Cornelis

Cornelis Coerten


ouders: Coert Gerritsz en NN


geboren: ca. 1571

gedoopt:

overleden: [Amsterdam] na 1616

begraven: 


beroep: houtkoper

woonplaats / adres: 


relatie: ondertrouwt Amsterdam 5-8-1595


Griete Pieters (XV-9976)


ouders: Pieter Jacobsz en Beth Jan Dommersdr


geboren:  ca 1578

gedoopt: 

overleden: ca. 1604/5

begraven: 


beroep: 

woonplaats / adres: 


biografische aantekeningen



bronnen


* 1595, 5-8: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw [664-168]: Cornelis Coertten oudt XXIIII Jaren wonende op de Niesijts Melckmarct geassisteert met Coert Gerritszn zijn vader ter eenre, ende Griete Pietersdr, oudt XVII Jaren, wonende in de Nijesijts Houttuijnen, Geassisteert met Betgen Jansdr, haer moeder ter andere zijden. (w.g. Cornelis Koerten, Grijett Pijeter)

* 1596, 2-9: Stadsarchief Amsterdam, kwijtschelding (transportregisters) [5062 nr 10, fol. 316]: Cornelis Coerten, voor hem zelf en Betghe Jans, weduwe van Pieter Jacobsz (met de voorn. Cornelis Coerten, haar zwager en voogd in dezen, Elbert Cornelis en Jan Dommer, haar neven en vierendelen) hebben verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Baeff Jans de helft van een tuin en ledig erf gelegen op het Caetsbaenspadt 

* 1596, 20-9: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1052-116]: Cornelis Coerten een kind onder den armen begraven den 20 september fl 1:9:0 

* 1600, 25-5: Stadsarchief Amsterdam, kwijtschelding (transportregisters) [5062 nr 12, fol. 115]: Cornelis Coerten, voor hem zelf en Betge Jansdr, weduwe van Pieter Jacobsz, geassisteerd met Elbert Corneliszn, haar neve en voogd gecoren in dezen, IJsbrandt Dommer en Jan Dommer, mee haar neven en haar vierendelen, hebben verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Jan Jacobsz, houtkoper, elk een vierde part van een huis en erve staende op de hoeck van de Haringepackerije, genaemd St Jan, belend (…) Op dit pand rusten een brief van fl 27,- ’s jaars, een brief van fl 25,- en een brief van fl 12,- alle jaren losrente op ’t gehele huijs .

* 1600, 22-7: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1052-163v]: Cornelis Coerten een kind onder den armen begraven den 22 Julij fl 1:9:0

* 1600, 3-8: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1052-164v]: Cornelis Coerten een kind onder den armen begraven den 3 augustus fl 1:9:0 

* 1605, 12-7: Stadsarchief Amsterdam, 5073 Weeskamer Inbrengregister 785 (nr 14), fol 171: Lade 3: Den 12 Julij Ao 1605 heeft Cornelis Coerten houtcooper bewesen sijn twee kinderen als Coert, out 8 Jaren ende Claesgen out 2 Jaren, daer moeder af was Griete Pietersdr voor haer moeders erf tesaemen de somme van vierduijsent sevenhondert vijfthien guld aen tgene volght: Eerst voor ’t gene hij selfs sijn kinderen schuldich is soa en hiuijsraet als aen eijcken en vurenhout de somme van fl 1636:5:4; Beth Jansdr., der kinderen grootmoeder is schuldich aen eijckenhout fl 925:17:4; Sijmon Fransz is schuldich aen vueren hout fl 4:10:0; noch competeert de kinderen een tweeëndertichste paert van een buijsch, geëstimeert op fl 36:2:12; Noch uijt de gemeene schulden van de boedel volgens de memorie daer van zijnde tweeduijsent eenhondert sevenenvertigh guld 4 st 12 p, mits [con]ditie … eenighe van … gemeene schulden quaet vielen dat de kinderen daer van de helft sullen dragen; Competeert de kinderen noch van Beth Jansdr. voornt: boven t gene versch de somme van duijsent car: guld: voor ’t gene van haers moeders klederen ende zilverwerk gekomen is fl 1000:0:0; Noch gekomen van eenen vercoften ringh, met de helft van ’t gene van drije gouden ringhen gekomen is fl 107:0:0; noch over de verkoopinge van ander cleijn dingh fl 20:0:0; Alle welcke bovergesch: penningene behalve de schulden in Augusto eerstcomende ter weescamer zullen opgebracht werden. Ende heeft voorts Corn. Coerten aengenomen zijne voorsz kinderen te onderhouden ende op te brengen in cost clederen, latingh ende andere behoeften elx tot dat sij derthien jaren out sullen sijn, omme de somma van hondert guld voor elck kint de welcke hij uijt hare renten of vruchten der voorsz goederen sal ontfanghen. Ende ’t behaechde de voorsz Beth Jansdr der kinderen grootmoeder, de welcke bekende boven tgene versz is van wegen de versz kinderen in haren handen te hebben een diamante ende Rhijn rinck met nog negen andere gouden ringhen ende een vergulde kettingh. Present Claes Fransz en Claes Pietersz Reael, weesmren). Den 20 Martij 1625 heeft Coert Cornelisz ter weescamer comparerende bekent van zijn voorsz moeders erff int geheel voldaen ende betaelt te wesen den laetsten penninck metten eersten zulks dat hem aen de voorsz bewijs (…) van goederen (daer van hij verklaert goed kennisse te hebben) van sijne portie geen verder actie of reght te competeren. Present Hermen van pol en Pieter Reael Prsz (…) Een weesmeesters kennisse van 2000 gul houdende op Sijmen Fransz houtcooper is op den 16 Julij 1625 in de lae gelijdt daermede de schuld van Beth Jan Dommer, hier voor geschreven, is betaelt. Den 27 April 1627 dese voorsz weesmeesters kennisse van tweeduijsent gulden behandigt Claesgen Coerten met Pieter Pietersz haeren man in presentie van Maria Pietersz haer moeije, present alle de weesmeesters

* 1611, 26-5: Stadsarchief Amsterdam: Kwijtscheldingen (transportregisters) [22-fol 18]: Gecompareerd is Cornelis Coerten, die heeft opgedragen en quijtgescholden Willem Jansz Cramer een huijs en erve gestaen en gelegen op de Zuiderhoek van de Gasthuissteeg op de Melckmarckt, daar lendenen van zijn de voorszeide steeg aan de noordzijde en hem comparant aan de zuidzijde, streckende voor van de straat tot achter aan het erve van Frederick Jansz, bakker. Borg staan Sijmen Jansz, zijn zwager, en Willem Hendricksz, zijn cousijn. 

* 1616, 6-5: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs, [458-527009, fol 212]: Gecompareerd d’eersame Cornelis Coerten, out omtrent 38 Jaeren en Niclaes le Goese, out omtrent 56 Jaeren, poorters deser stede, hebben op verzoek van Gerrit Kuijff, kleermaker, bij ware woorden verklaard dat zij acht dagen voor mei-dag verleden geweest zijn neffens de persoon van Claes Coenraetszn, doen ter tijd huijsheer van de producent en hem verhaelt dat hij niette executie die hij van meninge was te doen voor verschenen huishuer op de goederen van de producent noch soude supercederen tot woensdach daer aen, wesende woensdach voor may dach ende dat den Sr. Cornelis Coerten alsdoen tegen de voorsz Claes Coenraets zeide en beloofde .. dat soo de producent alsdoen niet betaalde dat Cornelis Coerten zelfs de betalinge zoude doen, twelck de voorsz Claes Coenraets weijgerde ende betaelt wilde zijn of anders dat hij met de executie stracx wilde vort varen; al ’t welck zij attestestanten verklaren. (w.g. Cornelis Koerten, Nicolaes Legouche en get.)


kind 1: Coert Cornelisz

* 1631, 5-5: Stadsarchief Amsterdam, Kwijtscheldingen (transportregisters) [35-173]: Neeltje Dirckx, huisvrouw van Coert Cornelisz, (‘geassisteerd met de absentie van haar man wezende in Oost indiën’), geassisteerd met Trijn Hooft, haar gecoren voogd in dezen, verkoopt aan Pieter Pietersz Corver de helft van een huis en erve aan de Nieuezijds Melkmarkt bij de gasthuis sluis, belend ’t hoekhuis van de Gasthuissteeg (genaamd ’t Spijkerboor’) aan de Noordzijde en de erfgenamen van Cornelis Jacobsz aan de zuidzijde

* 1632, 21-5: NA nots Laurens Lamberti [594-292207]: Pieter Pietersz Corver, als man een voogd van Claasje Cornelis, een dochter en mede erfgename van Cornelis Courten z.g., item de heeren Harmen van de Poll, Schepen deser Stede, Sijmons Fransz, Cornelis Dircksz Cool, allen voogden van Coert Cornelisz (doorgehaald: noch onmondig zijnde) een soon en mede erfgenaem van Cornelis Coerten voornt: alle mij notaris bekent, en hebben gemachtigd Adriaen van Hoochbrugh, procureur bij de Hoge Raad in Holland, in hun verdediging tegen Neeltje Dirckx, weduwe wijlen Coert Cornelisz die een zaak tegen hen heeft aangespannen.

* 1636, 28-6: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. L. Lamberti [597-245856, p. 448]: Op verzoek van Pieter Pietersz Corver heeft de notaris zich vervoegd ten huize van Neeltje Dircx, weduwe van z: Coert Cornelisz met de volgende ‘insinuatie’: Pieter Pietersz Corver, man en voogd van Claesge Cornelis Coerten, presenteert aan u, weduwe en erfgenaam van Coert Cornelisz om met hem naar neutrale rechtsgeleerden of andere goede mannen te gaan en te liquideren aangaande de legittima waarover het Hof van Holland zich heeft uitgesproken, en, mocht er enig verschil zijn, daarover die rechter of goede mannen te laten decideren. Ook wil hij dat de boeken van het sterfhuis van Beth Jans naar een notariale plaats worden gebracht, waar Pieter Corver of zijn gemachtigde ze kan bestuderen. Neeltje Dircx vraagt om een kopie van deze insinuatie.

* 1636, 23-8: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. L. Lamberti [597-252450, p. 529]: Op verzoek van Pieter Pietersz Corver en Symon Fransz, ook vervangende oud-schepen Harmen van de Pol, insinueert de notaris Neeltge Dircx, poorterse: Pieter Corver, man en voogd van Claesge Courten, en Sijmon Fransz, man en voogd van Marrij Pietersz en hr. Harmen van de Poll, zeggen dat zij na de laatste comparitie door Raadsheer Couwenburg van Belois op 11 juli j.l. in Den Haag conform zijn uitspraak ten huize van Sijmon Fransz inzage hebben gegeven aan Neeltje Dircx tot de boeken en registers in dat vonnis vermeld; als ze daar niet tevreden mee is (bv. wegens de ziekte die in het huis van Sijmon Fransz heerst) dan willen de heren die boeken naar een andere neutrale plaats brengen waarover ze het met Dircx eens kunnen worden. Harmen van de Poll is de gewezene testamenteur van Beth Jans Dommers, en kan de inventaris van haar goederen toelichten en van de opbrengst van de verkoop van hout dat Dommers bezat. Het gaat nog steeds om de legitieme portie van Coert Cornelisz. Neeltge Dircx zegt graag de boeken te willen zien, en wat Corver betreft, geen behoefte te hebben aan goede mannen: die van haar zitten in Den Haag en hebben al vonnis geveld.

* 1636, 20-11: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. L. Lamberti [598-236282, fol. 23]: Op verzoek van Pieter Pietersz Corver en Symon Fransz insinueert de notaris Neeltge Dircx, poorterse: op 22 oktober, in het verbaal van Couwenburg van Beloijs is geconcludeerd dat Corver en Fransz zich na een maand opnieuw in Den Haag in gijseling moeten begeven; zij vragen of dat nodig is, of dat ze de toezeggingen uit de insinuatie van 23 augustus niet beter kan accepteren. Zij zegt akkoord te gaan met het verlopen van de dag en de inschakeling van goede mannen. 


openstaande vragen / discussie


over de (groot)ouders:

* 1628, 31-5: Stadsarchief Amsterdam NA nots L. Lamberti [576-26264, fol. 236]: nieuw testament van Dieuwertje Pieters [Corver], ziek te bedde. Ze herroept alle eerdere testamenten en speciaal die van 28-10-1626. Ze verklaart dat haar broer Pieter Pietersz gans geen voordeel meer als haar andere broers en zusters of broers-kinderen zal mogen trekken uit krachte van het testament van haar zalige broer Gerrit Pieters, in zijn uiterste lest gemaakt, maar van zijn voordeel afzien en het van de hand moet wijzen. Hij dient die afwijzing terstond na Dieuwertjes dood schriftelijk te verklaren, of anders erft Pieter helemaal niets van Dieuwertje. Onder die conditie benoemt z tot haar erfgenamen Pieter Pieters en Maritgen Pieters, haar broer en zus, elk voor ¼ deel, de kinderen die haar broer Hendrik Pieters heeft of nog kan krijgen en dito de kinderen die haar broer Jan Pieters nu heeft en nog kan krijgen. Ze vraagt ook van Hendrik Pieters om te renuncieren van het voordeel dat hij van de overleden Griete Pieters geniet. Verder wil ze dat de vrouwen van haar broers Hendrick en Jan het vruchtgebruik zullen hebben van het erfdeel dat Dieuwerje aan hun kinderen (haar neefjes en nichtjes dus) toebedeelt. Zij bedankt haar oom Dirk Hendriksz Schoonderman voor het beheer dat hij tot dusverre over haar goederen had. Verder maakt ze een legaat aan Aaltgen IJsbrands Dommer, haar halve zusters dochter, een zilveren bierbeker; aan Jantjen Dommers een zilveren lepel, en aan Claes Pieters haer halve bastert broeder fl 25,-


* 1610, 22-4: Stadsarchief Amsterdam, Kwijtscheldingen (transportregisters) [20-fol 25]: Jan IJsbrantsz Dommer heeft verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Bet Jan Dommersdr., zijn moeye, een erf, breed doorgaans stijf achttien voeten en lang stijf negentig voeten, gelegen buiten de Haarlemmerpoort, buitendijks aan ’t IJ, belend Claes Reijniers aan de Westzijde en Allert Jacobs, lootsman, samen met Claes Reijniers aan de Oostzijde, met de conditie dat de koperse op dit erf aan het IJ een straet of opslag zal moeten laten aanleggen en dat op dit erf het ambacht van smeden (of andere het aambeeld gebruikende). Bet Jan Dommersdr. geassist met Joost Fransz, haar zwager, Cornelis Coerten en Sijmon Fransz, beide houtkopers, en haar vierendelen, neemt voor haar last de rentebrief die op dit perceel rust. 

* 1611, 20-5: Stadsarchief Amsterdam, Kwijtscheldingen (transportregisters) [22-fol 25]: Salomon Pieters, als man en voogd van Eva Jans en Mary Jans, geassisteerd met Salomon Pieters, haar zwager en voogd, Cornelis Joppen en Barent dierts, haar vierendelen, voor zichzelf en vervangende Neel, Hillegont, Trijntje en Liesbeth, haar zusters, kinderen en erfgenamen van Jan Huijgens, houtkoper, hebben verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Beth Jan Dommers de helft van een huis en de helft van een houttuin gelegen in de Nieuwezijds Houttuinen, daar De Reus uithangt, belend de erfgenamen van Ellert Roclaes aan de Oostzijde en Joost Fransz aan de Westzijde. Op dezelfde dag hebben dezelfde verkopers de andere helft van huis en houttuin verkocht aan Sijmon Fransz.

* 1611, 4-6: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J.F. Bruijningh [180-5, scan 10]: testament van Beth Jan Dommers, weduwe van wijlen Pieter Jacobszn, houtkoopster binnen deze stad. Ze legateert aan Hillegont Sijmesdr, weduwe van Pieter Fransz Kaeckmat fl 25,- per jaar; aan Jannetge, weduwe wijlen Roeloff de Snijder de somme van fl 12,- per jaar en aan Trijntge Bertels, weduwe wijlen Jan Adriaensen ook fl 12,- per jaar. Aan de dienstmaagd die bij haar overlijden bij haar woont legateert ze fl 25,- plus de huishuur. Tot haar universele erfgenamen benoemt ze Merry en Pietertgen Pieters, haar twee dochters, elk voor één derde part, en aan Coert Cornelissen en Claasge Cornelis, de twee nagelaten kinderen van wijlen Grietghe Pieters, haar overleden dochter, geprocreert bij Cornelis Coerten, haren man was, samen in plaats van hun moeder ook voor 1/3 part. Ze laat bovendien aan haar twee dochters na het huis waar ze nu in woont, genaamd ‘het stapel Claphout’, vrij huis behoudens de belasting van drie goudguldens oud-eigen, met al het huisraad erbij, niets uitgezonderd. Dat heeft samen een waarde van fl 15.000,-. De dochters of hun nakomelingen zullen uit het aanwezige zilverwerk aan Coert Cornelisz en Claesje Cornelis moeten uitkeren elk een zilveren schaal van van 30 of 36 lood zwaarte. Terstond na haar overlijden zal de nieuwe eigenaar van haar huis alle koopmanschappen, waren en voorraden bij inventaris te ontvangen en vervolgens te verkopen  en uit te slijten ten profijte van de erfgenamen. Joost en Sijmon Fransz, haar zwagers, zullen de erfgoederen van de kinderen van wijlen Griete Pieters administreren en beheren, met advies en kennis van de vader van die kinderen, Cornelis Coerts, en ze zullen optreden als executeurs testamentair. (w.g. Bet Jan Dommen) 

* 1617, 16-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J.F. Bruijningh [184-207v]: testament van Beth Jan Dommers, weduwe van wijlen Pieter Jacobszn, houtkoper, vernietigt alle eerdere testamenten en speciaal dat op 4-6-1611 voor dezelfde notaris. Ze nomineert tot universeel erfgenaam haar dochter Marije Pieters en bij haar vooroverlijden haar kinderen, voor 1/3 deel; de kinderen van haar overleden dochter Griete Pieters ook voor 1/3 en tenslotte de kinderen van haar dochter Pietertgen Pieters, ook voor 1/3 deel. Voorwaarde: de goederen die de kinderen van Grietje en Pietertje Pieters erven tot en met de derde graad (te rekenen vanaf deze kinderen) ijzervast zullen blijven aan de zijde en bloede van haar testatrice. De goederen mogen niet gebruikt worden om schulden mee te betalen. Ook wil ze uitdrukkelijk dat de renten, vruchten en bladen van de goederen die de kinderen van Pietertgen Pieters erven, zullen moeten ‘oploopen, accresseren ende aenwassen’ en van tijd tot tijd toegevoegd worden aan de hoofdsom, totdat de kinderen 25 jaar zullen zijn – de vruchten en renten die daarna ontstaan mogen gebruikt worden, maar de hoofdsom blijft, zoals gezegd, fideïcommissair verbonden. Die speciale bepaling over rente en vruchten geldt niet voor de kinderen van Grietje Pietersen: voor hen mag het aangewend worden voor ‘corporeele nootdruften’ zoals eten, drinken, onderwijs en kleding. Daarom worden de goederen bij de weeskamer in bewaring/beheer gegeven. “Doch alzoo Sijmon Fransz, haers swager, de tegenwoordige man van de voorsz Marije Pieters” zich borg gesteld heeft voor zeker huis en erf op de Nieuwezijds Melckmarkt, aan de Gasthuissluis, op de hoek van de Gasthuissteeg, door Cornelis Courten (mede haar zwager, de weduwnaar van wijlen Griete Pieters) verkocht aan Jan Thijses vleeshouwer, en het op enig moment kan gebeuren dat deze Simon Fransz op deze borgtocht wordt aangesproken, daarom wil ze dat de kinderen van Griete Pieters deze Simon Fransz en zijn nakomelingen kosteloze en schadeloze idemniteijt voor deze borgtocht verlenen. “Verclaerde mede sij terstatersse dat sij eertijts borge geworden is voor Cornelis Courten haer swager aen Merrij Gerritsdr. meesterse van troude Bachijen hoff ende omtrent twaelff Jaeren geleden, als haer dochter overleden was, so heeft sij testatersse dieselve borchtochte opgeseijt”. Mocht er toch nog een claim komen, dan moet die uit de nog niet verdeelde boedel vergoed worden. Ook het erfdeel dat aan de kinderen van Marije Pieters wordt toebedeeld, blijft fideï commissair verbonden. Ze benoemt tot executeuren-testamentair en tot voogden over de onmondige kinderen van Griete en Pietertje de eersame en discrete Hermen Ghijsbertsen van der Poll ende Jan Dommer, hare cousijnen, en de erfenis schiften en scheiden van het erfdeel dat Marrije Pieters erft en de rest naar de weeskamer brengen, zonder dat Cornelis Courten of Joost Fransz (sic!) zich daarmee het allerminst zullen mogen moeien. De voogden krijgen voor hun moeite uit de boedel elk een schaal van 32 lood. Opgemaakt ten huize van de testatrice in de Nieuwezijds houttuin, uithangende het Stapel Claphout (w.g. Bet Jans Dommers) 

* 1619, 22-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. Jan Franssen Bruijningh [187-106v]: (kopie): Ik, Bet Jan Dommers, weduwe wijlen Pieter Jacobsz, approbeer in alle punten het testament dat ik voor nots. J.F. Bruijningh heb gemaakt op 16-4-1617, en voeg daar, voor ‘claarder verstand’ nog een codicil aan toe. Ik wil dat de kinderen en descendenten van wijlen mijn dochter Griete Pieters niets van mijn goederen zullen moge erven voor en aleer zijlieden, geassisteerd met hun voogden, advies van de weesmeesters en toestemming van de burgemeesters en  met decretatie of authoriteit van de Heren van de Gerechte, expliciet het testament hebben geapprobeerd. “…daer beneffens oock de vercoopinge van het huijs ende erffve in het voorsz testament gemeld, bij Cornelis Courten, haren vader, ten behouffve van Jan Theijsen, vleijschouwer gedaen, ende dat so bondich, tot discretie van den E. Gerechte, dat Sijmon Fransz, sijne huijsvrouwe, kinderen ende erfgenaemen, vuijt saecke der voorsz geïnterponeerde waerborchtochte bij den voorsz kinderen en descendenten van Griete Pieters of heurl. erfgenamen tot egene tijden gemolesteerd sullen mogen werden, dat oock sijlieden (geadsisteert met advijs, consente decretatie en authoriteijt als vooren) sullen moeten voor goet kennen dat ick nijet beleth hebbe dat Cornelis Courten, heurl: vader, van heurl: goet opgebeurt heeft de somme van sesthijen hondert gulden of andere somme van penningen, sodat sijl: ter saecke van dijen, mijn sterffhiuijs of andere erfgenaemen nyet en sullen mogen molesteren. Ende soo verre de voorsz Sijmon Fransz tsij beijde voorsz kinderen en descendenten van mijne dogter of yemant anders (wye het soude mogen sijn) uijt saecke der voorsz waerbochtochte des nyet tegenstaende teenigen tijde soude mogen werden gemolesteerd, soos al sij vuijt de capitale goederen die mijne dochter Griete Pieters kinderen ende descendenten anderszins souden comen te erfvensoveel trecken als sijne costen, schaden ende interessen vuijt saecke der voorsz waerborchtochte hercommende, sullen comen te bedragen tot verseeckeringe van dyen, oock de voorz goederen op de weescamer sullen werden beswaert…”opdat Sijmon Fransz volkomen ontlast zal zijn van deze borgtocht, noch iemand last zal lijden van de 1600,- die Cornelis Courten heeft gelicht, alsook jegens alle molestien die uit zake van mijn borchtocht (eens voor Cornelis Courten ten behoeve van Marrij Gerrits gesteld is), uitvoeriger gemeld in het testament, of generaal op grond van alle last die het sterfhuis zou kun nen hebben van Cornelis Courten en zijn kinderen en crediteuren. In oirkonde heb ik dit geschreven en ondertekend met mijn gebruikelijke ondertekening op 4 april 1619 (was ondertekend met Bet Jan Dommesdr)

* 1624, 24-7: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. Jan Franssen Bruijningh [191-18v]: Beth Jans Dommers, weduwe van Pieter Jacobszn, ziek te bed. Ze approbeert en houdt van waarde haar testament van 16-4-1617, en ook het codicil daar na, onder haar signature gedaan op 4-4-1619, dat op 22 april daarna door de notaris is bevestigd. Daar voegt ze nu het volgende bij (en voor zover het ermee in tegenspraak is wordt het door dit onderhavige codicil veranderd): aangezien Court Cornelissen (een van de kinderen van haar overleden dochter Griete Petersz) zich gedraagt alsof het beheer van zijn goederen voor hem geen nut heeft, daarom wil zij dat de legitieme portie en de overige goederen die hij uit krachte van haar testament en codicil zal komen te erven, ter weeskamer worden gebracht en daar onder het toezicht van de weesmeesters wordt beheerd ponder de last en het verband als zij in haar testament heeft bepaald (ook al gebeurt dat gewoonlijk niet met betrekking tot de legitieme portie). Hij krijgt er pas het beheer over als hij zich een geruime tijd eerlijk en wel zal hebben gedragen, naar het oordeel van de weesmeesters. Verder wil ze nog dat, aangezien ze de kwestie met Marry Gerrits waarover ze in haar testament spreekt heeft afgemaakt, mits ze een som van fl 800,- uitkeert, van het erfdeel dat Court Cornelissen zal erven fl 600,- wordt afgetrokken, en van het erfdeel van Claas(je) Cornelis Courten (de nagelaten dochter van Griete Pieters) fl 400,-. Mochten Court of Claesje zich verzetten tegen deze bepalingen, dan krijgen ze slechts hun blote legitieme portie, met aftrek van alles wat er maar van afgetrokken kan worden. Wat er overblijft gaat dan naar Beth Jans andere erfgenamen om daar in waarde toe te nemen. Opgesteld ten huize van de testaterse in de Nieuwezijds Houttuijnen, uithangende die stapel Claphout. (niet door haar ondertekend).


*1606, 12-1: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw [665-442]: Joost Franssen, out 34 Jaren, wonende in de Nieuwezijds Houttuijnen, & Pietertjen Pietersdr, oud 23 Jaren, wonende als voren, geassisteert met Bett Jansdr. haer moeder.

* 1612, 26-7: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Oude Kerk [1043-118]: Pieterten Pietersoon dochter die huijsvrou van Ioost Fransoon in die die Houtuijn op het Hoeckgen van Haslaer steech, beluijt met die groote klock 2 oren fl 20,-


* 1638, 11-10: testament bij nots Gillis Borsselaer van Marrij Pieters, wed. Simon Fransen, waarin o.a. Pieter Pietersz Corver tot haar executeur testamentair wordt benoemd. [1478_NOTJ01391, p 185v]


* 1611, 20-1: Stadsarchief Amsterdam, [Executie] Kwijtscheldingen (transportregisters) [922-fol 25]: Pieter Claesz [CORVER??] aschkoper, voor de ene helft, en de voogden van de nagelaten kinderen van Dieuwer Pietersdr, daer vader af is IJsbrant Dommer, voor d’andere helft, hebben uit krachte etc. verkocht, en Cornelis Cornelisz, huistimmerman heeft gekocht, een zes roeden brede tuin buiten de Jan Rodenpoortstoren op het Sint Margrietenpad, met twee woningen erop (belend de kinderen van burgemeester Appelman aan de oostzijde), voor fl 1600,-

* 1611, 10-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [481A, p. 155, akte 308443]: inventaris op verzoek van Hendrick IJsbrants Dommer, van de goederen van zijn overleden vrouw Lijsbethien Willems, in presentie van zijn zuster Marritgen IJsbrants en van Doortien Willems, zijn schoonzuster


Volgens genealogische handschriften in het Stadsarchief van Amsterdam [5015, invnr 380, fol. ?, scan 97] is Beth Jan Dommers de dochter van Jan IJsbrands Dommer. IJsbrant Dommer Schepen van Amsterdam in 1579 en Raad in 1578. Hieruit: