XVI-19952 Dommer, Beth Jans

Beth Jan Dommers

alternatieve spelling: Bette


ouders: Jan Jacobsz Dommer en Reijmerich/Reijnburch Evertsdr


geboren:  voor 1560

gedoopt: 

overleden: 1624

begraven: Amsterdam [NK] 1-8-1624


beroep: houtkoopster

woonplaats / adres: Amsterdam (Nieuwezijds Houttuinen in 'het stapel Claphout', 1611-1624)


relatie: trouwt ca 1575


Pieter Jacobsz (XVI-19951)


ouders:  Jacob Albertsz (ovl. tussen 1572 en '75) en Anna Claesdr. (ovl na 1575)


geboren:  ca 1548

gedoopt:

overleden: [Amsterdam] voor oktober 1581

begraven: 


beroep: houtkoper

woonplaats / adres: 


biografische aantekeningen



bronnen


* 1560, 22-10: Stadsarchief Amsterdam, 195 familiearchief Bicker, invnr. 614: kopie van het testament van Jan Jacobsz Dommer. (Hoewel ongedateerd, is de datum van dit testament vermeld in de weeskamer-inbrengregisters): “Coppie uijt Jan Dommer Jacopsz testament bij Dirck Woltersz. / Eerst bevelende Godt Almachtich zijn zielle ende Lichame der gewij[de?] aerde, heeft die voorsz testatuer gelegateert ende besproken, Legateert ende bespreeckt midts deesen Reijnburch Everts dochter zijn[en] huijsvrouwe die somme van acht ende teevrich karolus guld[ens] sj[aers] hare leven lanck ende niet langer gedurende, boven twee ende veertich karolus guldene siaers die die selve zijne huijsvrouwe nae zijnen overlijden vuijt zijnen goeden jaerlix competeren naer luijden die huwelijcxe voorwaerden tusschen hen beijden gemaeckt. Assignerende zij[nen] voorsz huijsvrouwe die voorsz acht ende veertich ende twee ende veertich gulden sj[ae]rs ’t samen belopende tnegentich guldeen sj[aer]s te heffen ende ontfanghen van deser stede van lijfrenten die hij op der selver stede gecoft heeft ten lijven van zijnen voorkinderen. Welverstaende indien eenighe vande zelve kinderen offlijvich werden, dat die lijffrenten op den selven kinderen houdende ter voorsz Reijnburch mede off sterven sullen, behalve die voorsz twee ende veertich gulden sjrs haere competerende naervolgende den huwelijcxe voorwaerden voorsz. De welcke haere bij zijne voorkinderen in levende lijven blijvende, altijt uijtgekeert sullen werden. Welcke voorsz lijffrente nae toeverlijden vander voorsz Reijnburch wederom comen sullen op zij[nen] zes voorkinderen nagenoemt ofte bijder offlijvicheijt van eenighe van hen op den kinde ofte kinderen vanden zelven overleden indes offlijvige plaetse / heeft voorts die voorsz testatuer genomineert ende geinstitueert, nomineert ende institueert midts deesen Bette Jans, zij[nen] dochter bij der voorsz Reijmburch Evertsdr gewonnen, zijnen erffgename inde somme van hondert twintich carolus gl: van twintich stuvers tstuck Jaerlixe Losrente, houdende op het gemeen Lant van Zeelant, naer Luijden die brieven Daer off zijnde. Ende in alle de andere goeden, Roerende ende onroerende die hij testateur metter doot ontruijmen sal institueert de selve testatuer Weij[…], Griet, Lijsbet, Trijn, Marrij[…] ende Pieter, sijnen ses eerder kinderen daer moeder off was Gheert IJsbrantdr. s.g. tesamen zijnen erffgenamen te sullen weesen, midts dat elck van zijne gehuwde kinderen inne brengen sullen tgunt zij in huwelijcke gehadt hebben ende daeren boven noch elckx vierhondert carolus guldenen, Willende voorts die voorsz testatuer dat zijnen voorsz ses kinderen stervende sonder wettighe geboorte achter te laetten, erven sullen op malcanderen ter laester doot toe. Ja dat de goede die zij van hem testatuer ’t erve ontfanghen sullen, altijt erve succederen ende blijven sullen ande zijde van hem testatuer sonder daer off te moghen versterven in eenigher manieren, ende dat die selve goeden niet en sullen moghen comen ofte erven op zijn dochters mannen ofte op zijns zoons huijsvrouwen ofte aenhuerluijder zijde ofte bloede. Behouden zijn voorsz zes kinderen haere wettige ende legittima portie die vrij ende onbelast zal weesen ende blijven. Daer mede zij sullen mogen doen ende daer aff disponeren nae hoeren believen. Behoudelijcke dat die voorsz Bette Jans zijn dochter indien eenighe van zijnen voorsz ses kinderen afflijvich worden sonder wettighe geboorte achter te laeten, mitter anderen der selver kinderen in levende lijve blijvende, in gelijcke portie mede succederen sal int vaders erfve van alsulcken overleden kint off kinderen, welcke vaders erve hij Testatuer voor elck der voorsz zes kinderen estimeert tot twee duijsent carolus gulden. Wilde mede die voorsz testatuer dat oft gebuerde dat die voorsz Bette Jans zijnen dochter afflijvich worde sonder kint off kinderen achter te laten, dat in sulcken gevalle den goeden die de selve zijnen dr. van hem testatuer ferve ontfanghen sal hebben, mitten annwasse vandien wederomme erve ende succederen sullen op zijnen voorsz zes kinderen, off bijde offlijvicheijt van hen ofte eenighe van hen op den wettige kint oft kinderen vandien overleden in des selven overleden plaetse.

* 1570, 28-6: Stadsarchief Amsterdam, Weeskamer inbrengregisters [5073, invnr 780, nr. 9, fol. 186v]: Ghoederen toecomende Bette Jan Dommers nagelaten dochter daer moeder aff is Reijmerich Everts dochter, geregistreert den XXVIIIen Junij anno XVc LXX. / Eerst compt der voorsz Bette Jansdr vuijten gemeen sterfhuijse van Jan Dommer haren vader ’t hooftgelt van een rentebrieff van hondert ende twintich karolus gulden sjrs op t gemeene landt van Zeelandt gehouden hebbende ende bij Ghijsbert Boom onder de lossing ontfangen achtien hondert karolus gulden. Ende daer toe noch aen verloopen renten vier hondert ende vijftich karolus gulden compt tsamen ter somma van Twee duijsent twee hondert ende vijftich karolus g: wesende t hooftgelt van een rentebrieff van CXXV karolus gld sjrs den penninck achtien die de voorsz Ghijsbert Boon op zijnen name tot voordele van der voorsz Bette Jans gepasseert heeft, welcken brieve berustende es onder Lijsbeth Jan Dommersdochter, zoe weesmeesters als de oock de voorsz Reijmerich Den zalmen brieve nijet en hebben willen attexteren tot behouff vant kindt, zou die buijten haeren weten ende advijse gemaect was, all blijckende bij de reken[ing] bij den voorsz Gijsbert Boon den eersten December anno LXVIII daer van gedaen, ende geregistreert int reg[ister] vant slot vande reken[ing] fo:o CLXXXI. / Item noch een rentebrieff van zes ka:g. sjaers houdende op desen stede ten lijve vander voorsz Bette Jans, verschijnende deen helft opten eersten januarij ende danderhalf den eersten julij, In date den eersten Julij anno XVc LXIIII welcken brieve bijden voorsz Ghijsbert Boon mede angecoft en vuijten penn[ingen] van zijnde vuth <?> volgende de voorsz rekeninge. / Item ende noch een rentebrieff van zeventien ponden van XL groten vlaems tpont, sjaers, houdende op tgemeen Landt van Hollandt verschijnende den negentienden aprilis ter lossen mette penninck XII. In date XVc LXIX den XIXen aprilis, gecoft omme zeeckere (Cxc ix <?...> perv.. 14e anck) die Ghijsbert Boon bij tslot van zijne voorsz rekeninge schuldich gebleven was ende bij hem naderhant opgebrocht. / Een brieve van zes guld[den] s[jaers] op deser stede ende den brieve van XLII ponden op de staten geleidt Bet Jansz met Pieter Jacobs haren man ende voocht ter p[resentie] van Reijmerich Everts hare moeder. Actung <?> den XVIen Martij anno XVc LXXVI. P[res]entibus alle de weesm[eester]en. (in margine:) Den brieve van hondert ende twintich karolus guldenen versz int vierkant van dese geroert, aent tkindt bij Jan Dommer Jacobszn haren vader gemaect naerluijden den testamente daer van voor Dirck Wouterszn openbaer Notarijs ende getuijgen gepasseert in date den XXIIen october anno XVc ende LX, onder <?> Reijmerich Everts tkints moeder boensto…<?>

* 1573, 15-9: Stadsarchief Amsterdam, 5073 Weeskamer Inbrengregisters [invnr. 780, reg. 9, fol. 337v]: Upten XVen september Ao XVc LXXIII zijn op de weescamer gecompareert Claas ende Elbert jonge Elbert Jacobsz zoonen, ende Pieter Claas zoon als man ende voocht van Pieternella Jacobs dochter, vervangende te zamen Pieter Jacobszoon out XXV Jaren, Geert Jacobs out XIX Jaren beijde zick zijnde, Jan Jacobsz out XVIII Jaren, mede present wesende ende Liduwe de nagelaten dr. van Neel Jacobs mede haaren zustere was, sig daar vooren beloovende ende vaststaende alle Jacob Albertszoons de houtcopers nagelaten kinderen, daer moeder aff is Anna Claesdr mede present wesende. Ende hebben in manieren voorsz expresselicken geconsenteert ende geaccordeert dat de voorsz Anna Claes hoore moedere zall blijven sitten in alle den goeden roerende ende onroerende gheene vuijtgesondert bij hooren saligen vader metter doot ontruijmpt ende achtergelaten zonder Invantaris daar van over te geven ofte bewijs den voorsz onbehouden kinderen te doen ende dit tot wederhuwelickens toe, mits de voorsz Comparanten beloofden te zamen ende elcx een voor all de weescamere te Indemneren tegens de voorsz onbehouwde kinderen hooren broeders ende zustere zusterskindt ende anderen van namaninge onder tverbant van alle hooren goeden roerende ende onroerende tegenwoordich ende toecomende. Presentibus Joost Buijck Zijbrants, weesmeester. 

*1581, 5-10: Stadsarchief Amsterdam, 5073 Weeskamer Inbrengregisters [invnr. 781, reg. 10, fol. 288]: “Opten vijften october anno XVc LXXXI heeft Bette Jansdr met Henrick Egbertszoon haren zwager ende voocht in desen gecooren bewesen haren twee kinderen als Griet out drie Jaren ende Marija out een halff Jaer off daeromtrent metten kinde daer mede zij bevrucht es, daer vader off was Pieter Jacobszoon houtcooper, sig te zamen voor haeren vaders erfve de somme van Twaalf hondert karolus gulden ende daer en boven noch over ende in voldoeninge van haeren vaders clederen de somme van hondert ende vijftich karolus guldenen – beloopende te zamen ter somma van dertien hondert ende vijftich karolus guldenen, daer vooren verbindende ende ten onderpant stellende alle haer goeden Roerende ende onroerende tegenwoorich ende toecomende. Ende zal haren kinderen houden met behouden goeden in cost ende clederen tot haeren jaren toe, omme de vruchten vant bewijs onder gelijcke verbant, des zal zij voorts blijven sittende in alle dandere goeden schulden ende onschulden ende zal teene kindt stervende erfven opt ander totten lesten kinde toe. Voorts beloofde de voorsz Henrick Egbertszoon als waerborge tvoorsz bewijs te voldoen indien daarinne gebreck bevonden worde, onder gelijcke verbant; dan beloofde de voorsz Bette Jans wederomme haren voorsz waerborge vander voorsz borchtochte te vrijen als behoort. Ende ’t Behaechde zonder Inventaris te begeren Anna Claasdr, der kinderen grootmoeder met Elbert Jacobszn haren zoone ende voocht in desen gecooren als oock voor hem zelmeij der kinderen oome. Presentibus Jan Maerlinck unde mr. Marten Jansz Docter weesmeesteren. (in margine: Opten XVIIIen November Ao. XVC LXXXI heeft Elbert Wouterszn wardeijn hem als mede borge beneffens Henrick Egbertszoon geconstitueert voor dit bewijs omme tselve bewijs metten voorsz Henrick Egbertszoon tsamen ende een en voor al <??> te voldoen indien daerinne gebreck bevonden werde. Des beloofde Bette Jans metten voorsz Henrick Egbertszn haren voocht in desen den voorsz Elbert Wouters van dezelve borchtochte te vrijen alst behoort. Presentibus (…) / Den 7en Meij 1597 heeft Corn: Coerten als man ende voocht van Grieten Pietersdr beked door handen van Bette Jan Dommers sijn schoonmoeder voldaen ende wel betaelt te wesen van het derde pt der bewezen penningen zijn voors huijsvrouwen voor haers vaders erff competerende. Presentibus alle de weesmeesteren. 

* 1589, 16-5: Stadsarchief Amsterdam 5073 Weeskamer Inbrengregister 782 (nr. 11), fol. 153: In een aantal folio-vellen wordt beschreven hoe de neven en nichten van overleden Mary Jan Dommers, vrouw van Henrick Egbertsz [de Vrij], die in haar huwelijksvoorwaarden (dd 20-11-1563) en haar testament (2-1-1585) bepaalde dat haar nalatenschap van fl 10.500,- naar de kinderen van haar broers en zussen en haar halfzus gaan, verdeeld worden: de kinderen van Lysbeth Jansdr krijgen fl 600,-, de kinderen van Weijn, Griet, Trijn, Lysbeth, en Pieter Dommer krijgen elk fl 1000,- en de kinderen van Beth Jan Dommers fl 500,- ‘als wezende van den nae-bedde van Jan Dommer'. Het restant van de erfenis, van fl 4.400,- wordt over een jaar (in 1590) betaald: de kinderen van Weijn, Griet, Trijn, Liesbeth en Pieter elk fl 800,- en de kinderen van Beth Jan Dommers fl 400,-. “Lade Xc. Opten XVIen meije anno XV.c LXXXIX heeft (doorgehaald: Henrick Egbertsz) Bette Jan Dommersdr., weduwe wijlen Pieter Jacobszoon houtcoper mit Elbert Woutersz Laeckencoper, haren voocht in desen gecooren, bekent vuijt handen van Egbert Henricx zoon ontfangen te hebben ten behouve van Griet, out XI Jaren, Marije out VII Jaren ende Pieter out … Jaren ofte daeromtrent haren kinderen de somma van negen hondert karolus guldenen. Ende dit in voldoeninge van den erffenisse den voorsz kinderen bij den overlijden van Marija Jan Dommers, de huijsvrouwe was van den voorsz Henrick Egbertsz, haren moeije, opgecomen ende anbesturven. Daar aen hare comparante den usumfructe gemaect es. Ende heeft tot verzeckentheijt van de voorsz negenhondert karolus gulden weesmeesteren in handen gelevert ende geimpyuoreert dan dese nabeschreven eventbrieven. Eerst een Rentebrief van zeventijen ponden van XL grooten vlaems ’t pont houdende op de zes groote steden ende ‘t gemeene landt van Hollandt spreeckende ten behouve van Betgen Jan Dommersdr verschijnende den XIXen aprils ter heffen den penn: XII In date XVc LXIX den XIXen aprilis. Item noch een rentebrief van XXIIen <…> verleden bij Claes Jacobszn, houtcoper in den [name?] ende als geordonneerde voocht van van Jacob Alberts zoon houtcoper ende Anna Claes zijnde huijsvrouwe tot vordele van Luduwe Alberts mit een transport daer aen verschijnende den XXIXen Julij ter costen den penninck XVIII in date den XXIXen Julij Ao XVc LXXII. Item ende noch een Rentebrief van XXV gt vrsz houdende op Anna Claas dochter weduwe wijlen Jacob Albertsz houtcoper verschijnende <…) ter lijffs uts: in date den Ven februarij Anno XVc LXXV met een transport daer aen. Tsamen geleijt inde Lade. Voorts verbindende generaelijk alle hare andere goeden, Roerende ende onroerende, tegenwoordich ende toecomende, waerinne expresselick consenteerde ende accordeerde de voorsz Elbert Woutersz ende Albert Cornelis zoon, der kinderen naeste vrunden ende oock in bijwesen ende consente van Lijsbeth Jan Dommersdr., der kinderen moeije, met belofte mede bij der voorsz Bette Jans met haren voorsz voocht gedaen dat zij de voorsz Negenhondert karolus guldenen te botde brengen zal als zij hare wederomme ten tweeden huwelijcke zal willen begeven. Beloofde mede met haren voorsz voochts handt elcx haerder kinderen portie ende derde paert van de voorsz somme te voldoen als zij hen tot huwelijcke ende staet met advijse van haeren vrunden ende weesmeesteren inder tijt begeven zullen hebben. Oock onder ‘tverbant vande voorsz Rentebrieven metsgaders alle hare andere goeden zoe vooren geseijt werdt. Presentibus alle de weesmeesteren. / Op den 7 Maij 1597 is ter weescamer gecompareert Cornelis Coerts, als man ende vooght van Griete Pieters dr, ende heeft bekent door handen van Bette Jan Dommersdr., zijn schoonmoeder, ten volle voldaen ende betaelt te wesen van de drijhondert gulden zijn voornoemde huijsvrouw wtte dese voorsz bewijs goederen voor hare portie competerende, ende mitsdien de voorn: Bette Jan Dommers in presentie ende met bewilligh: van Ockert Cornelisz der kinderen stiefterlingh behandicht de rentebrieff van XXII gulden versz verleden bij Claes Jacobsz houtcoper hiervoren vermexignoreert, Psentibus alle de weesmeesteren. (in margine:) Den 22 Martij 1613 is desen rentebrieff behandigt Bette Jan Dommers in pntie: ende met [consente] van Sijmon Fransz als getrout hebbende Marij Pieters ende Joost Fransz den wed:nr van Pietertje Pietersdr de welcke bijde mede bekenden elx van hare versz. huijsvrouwen w… van hare portie dijer goeden bij Maria Jan Dommer nagelaten ten vollen door de vrsz Bet Jan Dommers hare moeder voldaen te zijn. Ende als bij sekere cedule van date den 7 februarije 1599 in de <handen der weesmeren?> gebleken is dat de Rentebrieff van vijffentwintich gulden vlms op Anna Claes (…) hebbende bij de vrsz Bette Jan Dommers ten versz tijde is geleijt. In <wuijt?> heeft sij Bette Jan Dommers mede bekent den vrsz rentebrieff ontfangen te hebben, pntb: alle de weesmeesteren.

* 1596, 2-9: Stadsarchief Amsterdam, kwijtschelding (transportregisters) [5062 nr 10, fol. 316]: Cornelis Coerten, voor hem zelf en Betghe Jans, weduwe van Pieter Jacobsz (met de voorn. Cornelis Coerten, haar zwager en voogd in dezen, Elbert Cornelis en Jan Dommer, haar neven en vierendelen) hebben verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Baeff Jans de helft van een tuin en ledig erf gelegen op het Caetsbaenspadt 

* 1600, 25-5: Stadsarchief Amsterdam, kwijtschelding (transportregisters) [5062 nr 12, fol. 115]: Cornelis Coerten, voor hem zelf en Betge Jansdr, weduwe van Pieter Jacobsz, geassisteerd met Elbert Corneliszn, haar neve en voogd gecoren in dezen, IJsbrandt Dommer en Jan Dommer, mee haar neven en haar vierendelen, hebben verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Jan Jacobsz, houtkoper, elk een vierde part van een huis en erve staende op de hoeck van de Haringepackerije, genaemd St Jan, belend (…) Op dit pand rusten een brief van fl 27,- ’s jaars, een brief van fl 25,- en een brief van fl 12,- alle jaren losrente op ’t gehele huijs.

* 1604, 23-1: Stadsarchief Amsterdam, 5073 Weeskamer Inbrengregister 784 (nr 13), fol 119: IJsbrant Dommer, weduwnaar van Dieuwer Pietersdr., zijn samen de ouders van Pieter (op 29-1-1602 2 jaar) en Ael (11 weken oud) …. den 23 Januari 1604 hebben Jan Coenensz en Jacob Claeszn ter Weescamer verclaert dat de versz kinderen bij ’t overlijden van Jan Jacobsz haren outoom opgecomen ende aenbestorven is de somme van elffhondert tachtich gulden negen stuijvers, dewelcke berusten onder Beth Jans Dommer, houtcoopster, die daer van sal renten betalen ingegaen den 20 Junij lestleeden jegens 6 ½ to honderts sjrs. (in margine: den 30 November 1605 hebben Jan Coenensz ende Jacob Claeszn de voochden van dije kinderen bekent den 1180 gl 9 st van Beth Jans ontf: te hebben. 

* 1605, 12-7: Stadsarchief Amsterdam, 5073 Weeskamer Inbrengregister 785 (nr 14), fol 171: Lade 3: Den 12 Julij Ao 1605 heeft Cornelis Coerten houtcooper bewesen sijn twee kinderen als Coert, out 8 Jaren ende Claesgen out 2 Jaren, daer moeder af was Griete Pietersdr voor haer moeders erf tesaemen de somme van vierduijsent sevenhondert vijfthien guld aen tgene volght: Eerst voor ’t gene hij selfs sijn kinderen schuldich is so aen hiuijsraet als aen eijcken en vurenhout de somme van fl 1636:5:4; Beth Jansdr., der kinderen grootmoeder is schuldich aen eijckenhout fl 925:17:4; Sijmon Fransz is schuldich aen vueren hout fl 4:10:0; noch competeert de kinderen een tweeëndertichste paert van een buijsch, geëstimeert op fl 36:2:12; Noch uijt de gemeene schulden van de boedel volgens de memorie daer van zijnde tweeduijsent eenhondert sevenenvertigh guld 4 st 12 p, mits [con]ditie … eenighe van … gemeene schulden quaet vielen dat de kinderen daer van de helft sullen dragen; Competeert de kinderen noch van Beth Jansdr. voornt: boven t gene versch de somme van duijsent car: guld: voor ’t gene van haers moeders klederen ende zilverwerk gekomen is fl 1000:0:0; Noch gekomen van eenen vercoften ringh, met de helft van ’t gene van drije gouden ringhen gekomen is fl 107:0:0; noch over de verkoopinge van ander cleijn dingh fl 20:0:0; Alle welcke bovergesch: penningene behalve de schulden in Augusto eerstcomende ter weescamer zullen opgebracht werden. Ende heeft voorts Corn. Coerten aengenomen zijne voorsz kinderen te onderhouden ende op te brengen in cost clederen, latingh ende andere behoeften elx tot dat sij derthien jaren out sullen sijn, omme de somma van hondert guld voor elck kint de welcke hij uijt hare renten of vruchten der voorsz goederen sal ontfanghen. Ende ’t behaechde de voorsz Beth Jansdr der kinderen grootmoeder, de welcke bekende boven tgene versz is van wegen de versz kinderen in haren handen te hebben een diamante ende Rhijn rinck met nog negen andere gouden ringhen ende een vergulde kettingh. Present Claes Fransz en Claes Pietersz Reael, weesmren). Den 20 Martij 1625 heeft Coert Cornelisz ter weescamer comparerende bekent van zijn voorsz moeders erff int geheel voldaen ende betaelt te wesen den laetsten penninck metten eersten zulks dat hem aen de voorsz bewijs (…) van goederen (daer van hij verklaert goed kennisse te hebben) van sijne portie geen verder actie of reght te competeren. Present Hermen van Pol en Pieter Reael Prsz (…) Een weesmeesters kennisse van 2000 gul houdende op Sijmen Fransz houtcooper is op den 16 Julij 1625 in de lae gelijdt daermede de schuld van Beth Jan Dommer, hier voor geschreven, is betaelt. Den 27 April 1627 dese voorsz weesmeesters kennisse van tweeduijsent gulden behandigt Claesgen Coerten met Pieter Pietersz haeren man in presentie van Maria Pietersz haer moeije, present alle de weesmeesters

* 1610, 22-4: Stadsarchief Amsterdam, Kwijtscheldingen (transportregisters) [20-fol 25]: Jan IJsbrantsz Dommer heeft verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Bet Jan Dommersdr., zijn moeye, een erf, breed doorgaans stijf achttien voeten en lang stijf negentig voeten, gelegen buiten de Haarlemmerpoort, buitendijks aan ’t IJ, belend Claes Reijniers aan de Westzijde en Allert Jacobs, lootsman, samen met Claes Reijniers aan de Oostzijde, met de conditie dat de koperse op dit erf aan het IJ een straet of opslag zal moeten laten aanleggen en dat op dit erf het ambacht van smeden (of andere het aambeeld gebruikende). Bet Jan Dommersdr. geassist met Joost Fransz, haar zwager, Cornelis Coerten en Sijmon Fransz, beide houtkopers, en haar vierendelen, neemt voor haar last de rentebrief die op dit perceel rust. 

* 1611, 20-5: Stadsarchief Amsterdam, Kwijtscheldingen (transportregisters) [22-fol 25]: Salomon Pieters, als man en voogd van Eva Jans en Mary Jans, geassisteerd met Salomon Pieters, haar zwager en voogd, Cornelis Joppen en Barent dierts, haar vierendelen, voor zichzelf en vervangende Neel, Hillegont, Trijntje en Liesbeth, haar zusters, kinderen en erfgenamen van Jan Huijgens, houtkoper, hebben verkocht, opgedragen en quijtgescholden aan Beth Jan Dommers de helft van een huis en de helft van een houttuin gelegen in de Nieuwezijds Houttuinen, daar De Reus uithangt, belend de erfgenamen van Ellert Roclaes aan de Oostzijde en Joost Fransz aan de Westzijde. Op dezelfde dag hebben dezelfde verkopers de andere helft van huis en houttuin verkocht aan Sijmon Fransz.

* 1611, 4-6: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J.F. Bruijningh [180-5, scan 10]: testament van Beth Jan Dommers, weduwe van wijlen Pieter Jacobszn, houtkoopster binnen deze stad. Ze legateert aan Hillegont Sijmesdr, weduwe van Pieter Fransz Kaeckmat fl 25,- per jaar; aan Jannetge, weduwe wijlen Roeloff de Snijder de somme van fl 12,- per jaar en aan Trijntge Bertels, weduwe wijlen Jan Adriaensen ook fl 12,- per jaar. Aan de dienstmaagd die bij haar overlijden bij haar woont legateert ze fl 25,- plus de huishuur. Tot haar universele erfgenamen benoemt ze Merry en Pietertgen Pieters, haar twee dochters, elk voor één derde part, en aan Coert Cornelissen en Claasge Cornelis, de twee nagelaten kinderen van wijlen Grietghe Pieters, haar overleden dochter, geprocreert bij Cornelis Coerten, haren man was, samen in plaats van hun moeder ook voor 1/3 part. Ze laat bovendien aan haar twee dochters na het huis waar ze nu in woont, genaamd ‘het stapel Claphout’, vrij huis behoudens de belasting van drie goudguldens oud-eigen, met al het huisraad erbij, niets uitgezonderd. Dat heeft samen een waarde van fl 15.000,-. De dochters of hun nakomelingen zullen uit het aanwezige zilverwerk aan Coert Cornelisz en Claesje Cornelis moeten uitkeren elk een zilveren schaal van van 30 of 36 lood zwaarte. Terstond na haar overlijden zal de nieuwe eigenaar van haar huis alle koopmanschappen, waren en voorraden bij inventaris te ontvangen en vervolgens te verkopen  en uit te slijten ten profijte van de erfgenamen. Joost en Sijmon Fransz, haar zwagers, zullen de erfgoederen van de kinderen van wijlen Griete Pieters administreren en beheren, met advies en kennis van de vader van die kinderen, Cornelis Coerts, en ze zullen optreden als executeurs testamentair. (w.g. Bet Jan Dommen) 

* 1617, 16-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots J.F. Bruijningh [184-207v]: testament van Beth Jan Dommers, weduwe van wijlen Pieter Jacobszn, houtkoper, vernietigt alle eerdere testamenten en speciaal dat op 4-6-1611 voor dezelfde notaris. Ze nomineert tot universeel erfgenaam haar dochter Marije Pieters en bij haar vooroverlijden haar kinderen, voor 1/3 deel; de kinderen van haar overleden dochter Griete Pieters ook voor 1/3 en tenslotte de kinderen van haar dochter Pietertgen Pieters, ook voor 1/3 deel. Voorwaarde: de goederen die de kinderen van Grietje en Pietertje Pieters erven tot en met de derde graad (te rekenen vanaf deze kinderen) ijzervast zullen blijven aan de zijde en bloede van haar testatrice. De goederen mogen niet gebruikt worden om schulden mee te betalen. Ook wil ze uitdrukkelijk dat de renten, vruchten en bladen van de goederen die de kinderen van Pietertgen Pieters erven, zullen moeten ‘oploopen, accresseren ende aenwassen’ en van tijd tot tijd toegevoegd worden aan de hoofdsom, totdat de kinderen 25 jaar zullen zijn – de vruchten en renten die daarna ontstaan mogen gebruikt worden, maar de hoofdsom blijft, zoals gezegd, fideïcommissair verbonden. Die speciale bepaling over rente en vruchten geldt niet voor de kinderen van Grietje Pietersen: voor hen mag het aangewend worden voor ‘corporeele nootdruften’ zoals eten, drinken, onderwijs en kleding. Daarom worden de goederen bij de weeskamer in bewaring/beheer gegeven. “Doch alzoo Sijmon Fransz, haers swager, de tegenwoordige man van de voorsz Marije Pieters” zich borg gesteld heeft voor zeker huis en erf op de Nieuwezijds Melckmarkt, aan de Gasthuissluis, op de hoek van de Gasthuissteeg, door Cornelis Courten (mede haar zwager, de weduwnaar van wijlen Griete Pieters) verkocht aan Jan Thijses vleeshouwer, en het op enig moment kan gebeuren dat deze Simon Fransz op deze borgtocht wordt aangesproken, daarom wil ze dat de kinderen van Griete Pieters deze Simon Fransz en zijn nakomelingen kosteloze en schadeloze idemniteijt voor deze borgtocht verlenen. “Verclaerde mede sij terstatersse dat sij eertijts borge geworden is voor Cornelis Courten haer swager aen Merrij Gerritsdr. meesterse van troude Bachijen hoff ende omtrent twaelff Jaeren geleden, als haer dochter overleden was, so heeft sij testatersse dieselve borchtochte opgeseijt”. Mocht er toch nog een claim komen, dan moet die uit de nog niet verdeelde boedel vergoed worden. Ook het erfdeel dat aan de kinderen van Marije Pieters wordt toebedeeld, blijft fideï commissair verbonden. Ze benoemt tot executeuren-testamentair en tot voogden over de onmondige kinderen van Griete en Pietertje de eersame en discrete Hermen Ghijsbertsen van der Poll ende Jan Dommer, hare cousijnen, en de erfenis schiften en scheiden van het erfdeel dat Marrije Pieters erft en de rest naar de weeskamer brengen, zonder dat Cornelis Courten of Joost Fransz (sic!) zich daarmee het allerminst zullen mogen moeien. De voogden krijgen voor hun moeite uit de boedel elk een schaal van 32 lood. Opgemaakt ten huize van de testatrice in de Nieuwezijds houttuin, uithangende het Stapel Claphout (w.g. Bet Jans Dommers) 

* 1619, 22-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. Jan Franssen Bruijningh [187-106v]: (kopie): Ik, Bet Jan Dommers, weduwe wijlen Pieter Jacobsz, approbeer in alle punten het testament dat ik voor nots. J.F. Bruijningh heb gemaakt op 16-4-1617, en voeg daar, voor ‘claarder verstand’ nog een codicil aan toe. Ik wil dat de kinderen en descendenten van wijlen mijn dochter Griete Pieters niets van mijn goederen zullen moge erven voor en aleer zijlieden, geassisteerd met hun voogden, advies van de weesmeesters en toestemming van de burgemeesters en  met decretatie of authoriteit van de Heren van de Gerechte, expliciet het testament hebben geapprobeerd. “…daer beneffens oock de vercoopinge van het huijs ende erffve in het voorsz testament gemeld, bij Cornelis Courten, haren vader, ten behouffve van Jan Theijsen, vleijschouwer gedaen, ende dat so bondich, tot discretie van den E. Gerechte, dat Sijmon Fransz, sijne huijsvrouwe, kinderen ende erfgenaemen, vuijt saecke der voorsz geïnterponeerde waerborchtochte bij den voorsz kinderen en descendenten van Griete Pieters of heurl. erfgenamen tot egene tijden gemolesteerd sullen mogen werden, dat oock sijlieden (geadsisteert met advijs, consente decretatie en authoriteijt als vooren) sullen moeten voor goet kennen dat ick nijet beleth hebbe dat Cornelis Courten, heurl: vader, van heurl: goet opgebeurt heeft de somme van sesthijen hondert gulden of andere somme van penningen, sodat sijl: ter saecke van dijen, mijn sterffhiuijs of andere erfgenaemen nyet en sullen mogen molesteren. Ende soo verre de voorsz Sijmon Fransz tsij beijde voorsz kinderen en descendenten van mijne dogter of yemant anders (wye het soude mogen sijn) uijt saecke der voorsz waerbochtochte des nyet tegenstaende teenigen tijde soude mogen werden gemolesteerd, soos al sij vuijt de capitale goederen die mijne dochter Griete Pieters kinderen ende descendenten anderszins souden comen te erfvensoveel trecken als sijne costen, schaden ende interessen vuijt saecke der voorsz waerborchtochte hercommende, sullen comen te bedragen tot verseeckeringe van dyen, oock de voorz goederen op de weescamer sullen werden beswaert…”opdat Sijmon Fransz volkomen ontlast zal zijn van deze borgtocht, noch iemand last zal lijden van de 1600,- die Cornelis Courten heeft gelicht, alsook jegens alle molestien die uit zake van mijn borchtocht (eens voor Cornelis Courten ten behoeve van Marrij Gerrits gesteld is), uitvoeriger gemeld in het testament, of generaal op grond van alle last die het sterfhuis zou kun nen hebben van Cornelis Courten en zijn kinderen en crediteuren. In oirkonde heb ik dit geschreven en ondertekend met mijn gebruikelijke ondertekening op 4 april 1619 (was ondertekend met Bet Jan Dommesdr)

* 1624, 24-7: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. Jan Franssen Bruijningh [191-18v]: Beth Jans Dommers, weduwe van Pieter Jacobszn, ziek te bed. Ze approbeert en houdt van waarde haar testament van 16-4-1617, en ook het codicil daar na, onder haar signature gedaan op 4-4-1619, dat op 22 april daarna door de notaris is bevestigd. Daar voegt ze nu het volgende bij (en voor zover het ermee in tegenspraak is wordt het door dit onderhavige codicil veranderd): aangezien Court Cornelissen (een van de kinderen van haar overleden dochter Griete Petersz) zich gedraagt alsof het beheer van zijn goederen voor hem geen nut heeft, daarom wil zij dat de legitieme portie en de overige goederen die hij uit krachte van haar testament en codicil zal komen te erven, ter weeskamer worden gebracht en daar onder het toezicht van de weesmeesters wordt beheerd ponder de last en het verband als zij in haar testament heeft bepaald (ook al gebeurt dat gewoonlijk niet met betrekking tot de legitieme portie). Hij krijgt er pas het beheer over als hij zich een geruime tijd eerlijk en wel zal hebben gedragen, naar het oordeel van de weesmeesters. Verder wil ze nog dat, aangezien ze de kwestie met Marry Gerrits waarover ze in haar testament spreekt heeft afgemaakt, mits ze een som van fl 800,- uitkeert, van het erfdeel dat Court Cornelissen zal erven fl 600,- wordt afgetrokken, en van het erfdeel van Claas(je) Cornelis Courten (de nagelaten dochter van Griete Pieters) fl 400,-. Mochten Court of Claesje zich verzetten tegen deze bepalingen, dan krijgen ze slechts hun blote legitieme portie, met aftrek van alles wat er maar van afgetrokken kan worden. Wat er overblijft gaat dan naar Beth Jans andere erfgenamen om daar in waarde toe te nemen. Opgesteld ten huize van de testaterse in de Nieuwezijds Houttuijnen, uithangende die stapel Claphout. (niet door haar ondertekend).

* 1624, 1-8: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Nieuwe Kerk [1054-3v]: Bet Jans inde N Sijts Houttuijn begraven 1 Augusti fl 8,-

* 1636, 28-6: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. L. Lamberti [597-245856, p. 448]: Op verzoek van Pieter Pietersz Corver heeft de notaris zich vervoegd ten huize van Neeltje Dircx, weduwe van z: Coert Cornelisz met de volgende ‘insinuatie’: Pieter Pietersz Corver, man en voogd van Claesge Cornelis Coerten, presenteert aan u, weduwe en erfgenaam van Coert Cornelisz om met hem naar neutrale rechtsgeleerden of andere goede mannen te gaan en te liquideren aangaande de legittima waarover het Hof van Holland zich heeft uitgesproken, en, mocht er enig verschil zijn, daarover die rechter of goede mannen te laten decideren. Ook wil hij dat de boeken van het sterfhuis van Beth Jans naar een notariale plaats worden gebracht, waar Pieter Corver of zijn gemachtigde ze kan bestuderen. Neeltje Dircx vraagt om een kopie van deze insinuatie.

* 1636, 23-8: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. L. Lamberti [597-252450, p. 529]: Op verzoek van Pieter Pietersz Corver en Symon Fransz, ook vervangende oud-schepen Harmen van de Pol, insinueert de notaris Neeltge Dircx, poorterse: Pieter Corver, man en voogd van Claesge Courten, en Sijmon Fransz, man en voogd van Marrij Pietersz en hr. Harmen van de Poll, zeggen dat zij na de laatste comparitie door Raadsheer Couwenburg van Belois op 11 juli j.l. in Den Haag conform zijn uitspraak ten huize van Sijmon Fransz inzage hebben gegeven aan Neeltje Dircx tot de boeken en registers in dat vonnis vermeld; als ze daar niet tevreden mee is (bv. wegens de ziekte die in het huis van Sijmon Fransz heerst) dan willen de heren die boeken naar een andere neutrale plaats brengen waarover ze het met Dircx eens kunnen worden. Harmen van de Poll is de gewezene testamenteur van Beth Jans Dommers, en kan de inventaris van haar goederen toelichten en van de opbrengst van de verkoop van hout dat Dommers bezat. Het gaat nog steeds om de legitieme portie van Coert Cornelisz. Neeltge Dircx zegt graag de boeken te willen zien, en wat Corver betreft, geen behoefte te hebben aan goede mannen: die van haar zitten in Den Haag en hebben al vonnis geveld.

* 1636, 20-11: Stadsarchief Amsterdam, NA nots. L. Lamberti [598-236282, fol. 23]: Op verzoek van Pieter Pietersz Corver en Symon Fransz insinueert de notaris Neeltge Dircx, poorterse: op 22 oktober, in het verbaal van Couwenburg van Beloijs is geconcludeerd dat Corver en Fransz zich na een maand opnieuw in Den Haag in gijseling moeten begeven; zij vragen of dat nodig is, of dat ze de toezeggingen uit de insinuatie van 23 augustus niet beter kan accepteren. Zij zegt akkoord te gaan met het verlopen van de dag en de inschakeling van goede mannen. 


kind 2. Maria Pieters

* 1638, 11-10: testament bij nots Gillis Borsselaer van Marrij Pieters, wed. Simon Fransen, waarin o.a. Pieter Pietersz Corver tot haar executeur testamentair wordt benoemd. [1478_NOTJ01391, p 185v]


kind 3. Pietertje Pieters

* 1606, 12-1: Stadsarchief Amsterdam, DTB ondertrouw [665-442]: Joost Franssen, out 34 Jaren, wonende in de Nieuwezijds Houttuijnen, & Pietertjen Pietersdr, oud 23 Jaren, wonende als voren, geassisteert met Bett Jansdr. haer moeder.

* 1612, 26-7: Stadsarchief Amsterdam, DTB begraven Oude Kerk [1043-118]: Pieterten Pietersoon dochter die huijsvrou van Ioost Fransoon in die die Houtuijn op het Hoeckgen van Haslaer steech, beluijt met die groote klock 2 oren fl 20,


openstaande vragen / discussie


De moeder van Pieter Jacobsz is ontleend aan de Weeskamer inschrijving uit 1581 waarbij Bette Jansdr 'bewijs' doet over de erfenis van haar overleden echtgenoot ten behoeve van haar kinderen. Ik vind in de registers van de weeskamer ook nog een Anna Claesdr. terug, getrouwd met een Jacob Pietersz, stuurman. Deze Jacob Pietersz is overleden voor december 1563, als zijn vrouw haar drie kinderen 'bewijst'. Een van die kinderen is een Pieter Jacobsz, op dat moment ca. 10 jaar oud, dus geboren in ca. 1553. Het is geen bewijs, maar wel een aanwijzing voor de mogelijke afkomst van Pieter Jacobsz.


* 1628, 31-5: Stadsarchief Amsterdam NA nots L. Lamberti [576-26264, fol. 236]: nieuw testament van Dieuwertje Pieters [Corver], ziek te bedde. Ze herroept alle eerdere testamenten en speciaal die van 28-10-1626. Ze verklaart dat haar broer Pieter Pietersz gans geen voordeel meer als haar andere broers en zusters of broers-kinderen zal mogen trekken uit krachte van het testament van haar zalige broer Gerrit Pieters, in zijn uiterste lest gemaakt, maar van zijn voordeel afzien en het van de hand moet wijzen. Hij dient die afwijzing terstond na Dieuwertjes dood schriftelijk te verklaren, of anders erft Pieter helemaal niets van Dieuwertje. Onder die conditie benoemt z tot haar erfgenamen Pieter Pieters en Maritgen Pieters, haar broer en zus, elk voor ¼ deel, de kinderen die haar broer Hendrik Pieters heeft of nog kan krijgen en dito de kinderen die haar broer Jan Pieters nu heeft en nog kan krijgen. Ze vraagt ook van Hendrik Pieters om te renuncieren van het voordeel dat hij van de overleden Griete Pieters geniet. Verder wil ze dat de vrouwen van haar broers Hendrick en Jan het vruchtgebruik zullen hebben van het erfdeel dat Dieuwerje aan hun kinderen (haar neefjes en nichtjes dus) toebedeelt. Zij bedankt haar oom Dirk Hendriksz Schoonderman voor het beheer dat hij tot dusverre over haar goederen had. Verder maakt ze een legaat aan Aaltgen IJsbrands Dommer, haar halve zusters dochter, een zilveren bierbeker; aan Jantjen Dommers een zilveren lepel, en aan Claes Pieters haer halve bastert broeder fl 25,-


* 1611, 20-1: Stadsarchief Amsterdam, [Executie] Kwijtscheldingen (transportregisters) [922-fol 25]: Pieter Claesz [CORVER??] aschkoper, voor de ene helft, en de voogden van de nagelaten kinderen van Dieuwer Pietersdr, daer vader af is IJsbrant Dommer, voor d’andere helft, hebben uit krachte etc. verkocht, en Cornelis Cornelisz, huistimmerman heeft gekocht, een zes roeden brede tuin buiten de Jan Rodenpoortstoren op het Sint Margrietenpad, met twee woningen erop (belend de kinderen van burgemeester Appelman aan de oostzijde), voor fl 1600,-

* 1611, 10-4: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Palm Mathijs [481A, p. 155, akte 308443]: inventaris op verzoek van Hendrick IJsbrants Dommer, van de goederen van zijn overleden vrouw Lijsbethien Willems, in presentie van zijn zuster Marritgen IJsbrants en van Doortien Willems, zijn schoonzuster


Volgens genealogische handschriften in het Stadsarchief van Amsterdam [5015, invnr 380, fol. ?, scan 97] is Beth Jan Dommers de dochter van Jan IJsbrands Dommer. Dat is dus onjuist: haar vader Jan was niet de zoon van IJsbrant Dommer, maar van Jacob Dommer. IJsbrant Dommer Schepen van Amsterdam in 1579 en Raad in 1578. Hieruit:



Vaderszijde (ontleend aan wk 1573):

1. Jacob Albertsz [van Barch] X Anna Claesdr

a.  Elbert Jacobsz, overl. voor sept 1573

                                                    i. Claas

                                                  ii. Elbert

b. Pieternella Jacobsdr X Pieter Claas

c.  Pieter Jacobszn, geboren ca. 1548

d. Geert Jacobs, geboren ca. 1554

e.  Jan Jacobsz, geboren ca 1555

f.  Neel Jacobsdr, overleden voor 1573

                                                    i. Liduwe