VIII-13 Brandes, Carel

Carel Brandes,


ouders: Jan Coenrad Brandes en Maria Hoogeveen


geboren:

gedoopt: Bodegraven 22-7-1749

overleden: Amsterdam 16-10-1820

begraven: Amsterdam 21-10-1820


beroep: deurwaarder (1769, '75, '77, '79), Chirurgijn (?), substituut vendu-meester (1785) eigenaar van de plantage 'Good Fortune', eigenaar van de plantages Soestdijk en Groeneveld.

woonplaats / adres: Demerary (sinds ca. 1769; Plantage Groeneveld 1789, '94), Emmerich, Amsterdam (onduidelijk vanaf wanneer precies, in elk geval op 10-1-1806 tot zijn dood) (Achtergracht bij de Utrechtsestraat, 1819)


relatie: Trouwt Demerary (West-Indië) 18-10-1773


Jonkvr. Constantia Louisa van BerchEijck (= VIII-14)


ouders: Laurens Lodewijk van Bercheijck en Maria Catharina Storm van 's-Gravesande


geboren: Essequibo 10-3-1758,

gedoopt:

overleden: Demerary 15-5-1799

begraven:


beroep:

woonplaats / adres:


relatie (2) ongehuwde relatie met


Bella


ouders:

geboren:

gedoopt:

overleden: na 1812

begraven:


beroep: dienstmeisje, 'vrije negerin'

woonplaats / adres: Demerarij (1812)


relatie (3) ongehuwde relatie met


Martha Martens


ouders:

geboren:

gedoopt:

overleden: voor nov. 1853

begraven:


beroep:

woonplaats / adres: Amsterdam (Herengracht 619, 1812)


Kinderen:

Middelburgsche Courant 3-10-1799

Naakte man met emmer, door Carel Brandes. bron: rijksmuseum

handtekening Carel Brandes, 1815, als huwelijksgetuige bij Abraham Rühle en Joanna Huijdekoper

biografische aantekeningen


Carel Brandes, de zoon van een schoolmeester/rector in Bodegraven, trok op jonge leeftijd naar Essequibo en Demerary.   Voor zijn vertrek was hij zeven jaar lang in de kost en in de leer geweest bij respectievelijk 'Blijland in Ter Gouw' en 'Cabel te Woerden'. Hij arriveerde in de kolonie als chirurgijn, maar werd al in januari 1769 deurwaarder in Essequibo (en was dat tien jaar later nog) en klerk van de secretarie en bekleedde het vendue-ambt (in 1785 trad hij aan als substituut vendu-meester); zijn jongere broer Lodewijk was deurwaarder in Demerary, waar Carel ook woonde. Carel trouwde er al snel met de adellijke, maar piepjonge jonkvrouw Constantia Louisa van Bercheijck (15 jaar!), de dochter en kleindochter van twee gouverneurs van deze Nederlandse kolonie. Brandes werd op 1-1-1786 eigenaar van een plantage (Groeneveld) en werd zeer bemiddeld. In 1776 kreeg hij vergunning om in compagnieschap met Isaac Breedveld een suikerplantage te beginnen van tweeduizend 'akkers' groot aan de Oostzeekant van Demerary, naast het land van Simon Cornelis van BerchEijck. Korte tijd later werd Breedveld uitgekocht.

In 1789 brak er een opstand uit onder de tot slaaf gemaakten van vier Plantages, waaronder die van Brandes, die een personeelslid van Brandes' buurman Boode met de dood moest bekopen. De revolte werd onwaarschijnlijk hardhandig de kop ingedrukt: 32 slaven werden opgehangen of levend geradbraakt, voor het oog van zo'n duizend toeschouwende slaven die gedwongen werden het schouwspel bij te wonen.

Carel is de broer van de inmiddels zeer bekende schilder Jan Brandes, die als eerste in de geschiedenis het dagelijks leven in Nederlandsch Indië in schilderijen heeft vastgelegd. Jan Brandes verhuisde na verloop van tijd naar Zweden; aan hem werd enige jaren geleden een tentoonstelling gewijd in het Rijksmuseum en het boek "Het leven van Jan Brandes".

In particulier bezit bevindt zich een omvangrijk archief van Carel Brandes, zijn zoon Jan Carel Brandes en diens schoonzoon en boekhouder Laurens Kleijn. Daarin bevinden zich onder andere afschriften van brieven die Carel Brandes in 1794 schreef aan zijn broer Jan in Skälsbo (Zweden), die de opdracht heeft om de te losbandige zoon Jan Carel Brandes met Zweedse tucht op het rechte pad te brengen. Carel geeft zijn broer duizend gulden per jaar voor kost en inwoning. In de brieven suggereert Carel Brandes dat hij, zo snel hij zijn zaken in Demerarij op orde heeft, ook zelf zijn oude dag graag in Zweden zou slijten.

Daar is het niet van gekomen. Na de dood van zijn vrouw in 1799 lijkt ook Carel zelf losgeslagen te raken. In december 1801 wordt op zijn plantage Soestdijk, in zijn bijzijn, het tweede huwelijk van zijn dochter gevierd. In 1804 echter, wordt in Amsterdam een kind van hem gedoopt van een moeder die Jacoba Bella heet - inderdaad geen Nederlandse achternaam: later beschrijft hij deze Bella als een "vrije negerin" die bij hem als huishoudster werkte. Carel zelf woont dan nog in Demerary, aldus de doopregisters. Drie jaar later wordt in Amsterdam opnieuw een dochter gedoopt van Carel Brandes, ditmaal met Martha Martens als moeder, met wie hij in 1805 ook al een dochter in Emmerich liet dopen, naar het schijnt. Dit paar is nooit getrouwd geweest, ook al waren daar volgens een advocaat wel voorbereidingen voor getroffen maar raakten de papieren die uit Demerarij naar Nederland zouden komen onderweg verloren, waarschijnlijk als gevolg van de oorlogen waarin de Engelsen de kolonie Demerarij veroverden. In 1813 ontstond er een radicale breuk tussen Brandes en Martha Martens, en ontkende hij dat de dochter zijn kind was.

Carel Brandes woonde in Amsterdam op de Keizersgracht en later op de Achtergracht. Blijkens een notariële akte woonde in 1819 zijn kleindochter Francina Constantia J.L. Storm van 's Gravesande bij hem in huis.

Carel Brandes ("buiten beroep, oud 66 jaar") was in 1815 in Amsterdam getuige bij het huwelijk van Abraham Rühle en Joanna Theodora Huijdekoper. De families Rühle en Huijdekoper waren gedurende enige generaties actief in de slavenhandel in Elmina (Ghana) en in Suriname.

Carel Brandes was oud-secretaris van Essequibo (volgens Alg. Ned. Familieblad 1888), maar daar heb ik zelf in de archieven geen bewijs voor gevonden.

Carel Brandes treedt in 1773 op als agent van de Amsterdamse handelsfirma Bartholomeus van den Santheuvel & Zoon, die voor vele plantages de hypotheek verstrekte. In 1790 koopt Carel Brandes van zijn beide schoonzussen Van Bercheijck hun erfdeel in de plantage Soestdijck diep in de rivier Demerary: allebei bezitten ze een zesde deel van die plantage, die ze aan Carel Brandes verkopen, in elk geval één van de twee voor maar liefst fl 20.000,-

In het 'Weekblad van het Regt', 1841, nr. 214, worden buitengewone bijzonderheden verhaald over Carel Brandes en Martha Martens. Ik citeer:

"Tegen het najaar van 1806, vierde de kleine Evangelische Luthersche gemeente te Emmerich, in Pruissen, een godsdienstigen feestdag, waarop een fraai bewerkt zilveren doopvont werd ingewijd, hetwelk, benevens een kostbaar fluwelen kleed met zilveren franjes geschonken was door den heer Carel B. en mejufvr. Martha M., die gedurende eenigen tijd in de gemeente gewoond hadden, en wier namen in kunstmatige gravure op het geschenk prijkten.

De heer B. had vroeger te Demerary gewoond; maar zijne vrouw verloren hebbende, had hij zijne uitgestrekte plantagien onder verantwoordelijk beheer achtergelaten, en was naar het Vaderland terug gekeerd. Te Amsterdam leerde hij mej. M. kennen, en besloot spoedig haar te huwen. De Engelsche oorlog en de veranderde toestand der Kolonie verhinderden hem de noodige papieren te bekomen. Twee schepen met plantagie-producten werden verbeurd verklaard; de verwachte papieren zijn waarschijnlijk met andere documenten over boord geworpen; het eenige middel om de rijke lading zelve weder in bezit te krijgen, is de naturalisatie op eene Pruissische grensplaats.

Mej. M. vergezelde den heer B. naar Emmerich. Zij leefden als echte lieden, waarvan onder andere ten blijke strekt, dat het op den 29 Maart 1805 geboren kind, bij den doop, met de namen van Susanna Catharina, dochter van Carel B. en Martha B., geb. M. werd aangegeven.

Een jaar naderhand ongeveer, kwam de heer B. werkelijk in het bezit zijner uit Demerary aangevoerde producten, en het was uit dankbaarheid voor deze gelukkige uitkomst, en tot herdenking aan den doop der eerstgeboren dochter, dat het doopvont en kleed, met eene ruime gift aan de armen, bij hun vertrek uit Emmerich, door den heer B. en mej. M. werden achtergelaten .

Het te Emmerich geboren kind stierf spoedig na hunnen terugkeer te Amsterdam; maar den 10 December 1810, werd dit verlies vergoed door de geboorte van de tegenwoordige eischeresse, welke den 9 Januarij 1811, in de Luth. Oude kerk te Amsterdam werd gedoopt met de namen van Maria Carolina, en aangegeven als dochter van Carel B. en Martha M.

Verre is het van mij, hunne voortdurende zamenwoning buiten echt te billijken; maar ik treed hier niet als censor morum op; ik vermeld alleenlijk het gebeurde met de getrouwheid van eenen kronijk schrijver, en spoor er de burgerlijke gevolgen, ten behoeve der ongelukkige spruit hunner zamenleving, van na.

Ik ga daarom ook met stilzwijgen de redenen voorbij, welke eenige jaren later eene verwijdering tusschen den heer B. en mej. M. deden ontstaan. Het zij genoeg, dat den 21 October 1820 de heer Carel B. stierf, na (zegt men) over zijn vermogen, ten behoeve van zijne familie beschikt te hebben, ofschoon hij bij eene vroegere dispositie mej. M. en hare dochter had bedacht.

Althans, noch mej. M. , noch hare dochter, de eischeresse, werd opgeroepen; en schaamte belette mej. M. den bijstand van eenen deskundige voor hare toen elfjarige dochter in te roepen. Ja, het zoude een gevolg van het toeval kunnen genaamd worden, indien het niet de wijze bestiering ware der Voorzienigheid, dat, juist 20 jaren na den dood van den heer B., zij, of liever hare dochter, met de reglen, welke zij op den boedel haars overleden vaders konde doen gelden, bekend werd.

Zie daar, M. H.! den oorsprong der onderhavige actie, tot welke aanleiding heeft gegeven eene ongejustificeerde weigering van den notaris L., om aan de eischeresse, Maria Carolina, natuurlijke erkende dochter van Carel B. , te haren koste afschrift te verleenen van de onder hem gedeponeerde minute van het voor den notaris d. M. in 1820 gepasseerde testament haars vaders.

Zij behoeft dit testament, om te welen of daarin ook uitdrukkelijk melding van haar of hare moeder gemaakt is; en vooral, om de executeuren en erfgenamen te kennen, ten einde hare regten op de nalatenschap te doen gelden."

De zaak wordt bijzonder pikant doordat in een testament van februari 1812 Martha Martens en haar dochter Maria Carolina uitermate gul bedeeld worden: ze krijgen als legaat fl 2000,- en een jaargeld van fl 1000,- en de dochter nog eens fl 5000,-. Anderhalve maand later, in een nieuw testament, komt Martha Martens en haar dochter geheel niet meer voor - het is dit testament dat op bevel van de rechtbank openbaar wordt. Maar er is nog meer (kennelijk niet door advocaat of verdediging opgemerkt): in een verklaring uit 1813 zegt Brandes dat zijn voormalige dienstmeid Martha Martens hem het vaderschap van haar dochter in de schoenen wil schuiven - en daarom verklaart hij voor de notaris dat hij het kind niet erkent als het zijne en dat ook nooit gedaan heeft!


bronnen


Zie de website https://demerarydata.jouwweb.nl/

Literatuur: Algemeen Nederlandsch Familieblad 1888, p. 277 (genealogie van Berch Eijck); Ned. Leeuw, vol. 117-118 (2000), p. 541; Amstellodamum 1927 (over een grafschrift in de Lutherse kerk); http://ariel.its.unimelb.edu.au/~rvc/pl1785transcript.html

Lit: C. Briët: 'De Westindische planter Carel Brandes (1749-1820), zijn kinderen en kleinkinderen' in: De Nederlandsche Leeuw, CXXXVIII (2021) nr. 1, p. 1.

* 1749, 22-7: Nationaal Archief, DTB boeken Bodegraven, doopboek inv.nr 12, p. 188: Op den 22 juli 1749 is gedoopt het kind Carel. Ouders Jan Carel Brandes en Maria Hogeveen. Staande de Vader alleen.

* 1768, 28-6: Middelburgsche Courant: gezocht: een chirurgijn, om zich tenminste voor drie jaar te engageren in een plantage in Demerary. Applicaties bij dhr Van den Helm Boddaert. (Zou dat de vacature zijn waarop Carel Brandes heeft gereageerd? Wellicht is via hem en via notariële actes een overeenkomst te vinden?; NB: Kornelis van den Helm Boddaert was burgemeester van Middelburg) Overigens wordt in dezelfde krant ook een chirurgijn voor een plantage in Essequibo gezocht: via François Gaaswijk te Middelburg.

* 1769, 4-1: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.10 p. 207]: "Met eenpaarigheijd van stemme tot geswoore clercq ter secretarij en deurwaarder deeser Hoove in plaats van de heer N.J. Rousselet de la Jarie aangesteld Carel Brandes welke den eed in die qualiteijt in hande van zijn Excellentie en de assistent affgelegt heeft."

* 1769: Gahetna: Archief Verspreide Stukken van de WIC, [NL-HaNA_1.05.06_139]: bevat een lijst met alle functionarissen en plantage-eigenaren uit het jaar 1769. Daaronder: Carel Brandis, deurwaerder en exploiteur. Alle plantages samen bezaten 10.000 slaven.

* 1771, 7-1: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21 [AZ.1.68, scan 26]: "Aan Mr. L. Storm van ’s Gravesande, directeur-generaal, en de edele heren raden van Justitie vergadert aan ’t Fort Zeelandia, 7 Januari 1771. Vernoomen hebbende, Heeren en Meester, dat den adsistend J.H. Rousselet heeft versocht omme ’t Deurwaardersschap, ’t welck deese eedele vergadering goedgevonden heeft mij ondergeschreevene daar meede Effectieff hebbe gelieven te begunstigen op dato den 4 Januari 1769, ende den ondergeschreevene niet beeter weetende zulks na behooren te hebben waargenoomen, zo is mijn deemoedig versoeck ’t zelve te moogen houden & te continueeren als niet kunnende denken dat mijn Heeren en Meesters zoude kunnen goedvinde dat den Adsistent J.N. Rousselet, dewelke een honorable en profitable ambt bekleed mij ondergeschreevene ’t daaglijks brood uijt de Mond te neemen. Neeme mij niet qualijk, Edele Heren & Meesters zulks dus te uijten als niet geschiedende uijt eene pique op den Heer J.N. Rousselet, maar stelle dit in U. Ed. Consideratie & twijfele niet of mijn Heere & Meesters zullen mij op deese wel een gunstig Apostil gelieve te verleenen. ’t Welk doende, uw Dienaar, C. Brandes."

* 1771, 8-1: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.11 p. 74]: "Geleezen het Req[uest] van Carel Brandes tot het behouden van 't deurwaarders ampt is geaccordeerd volgens vorige resolutie"

* 1771, 4-4: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21 [AZ.1.68, p. 67, scan 42]: "Den 4 April 1771 Ontfangen / Aan den WelEdelen Gestringen Heer Directeur Generael over de Colonie Essequebo & annexen / Geeft in schuldigen Eerbied te kennen Georg Michael Schmidt, predikant der Evangelisch Lutherschen gemeente deezer Colonie. / Dat den Suppliant op d. 10. April 1769, bij Haar Hoog Mogenden, den wettigen Souvereijn deezer Landen heeft geobtineert brieven van Sauf Conduit om [zich] voor eenige tijd herwaerts tot redding zijner particulieren zaaken te mogen begeeven, met Last aan elk & een jegelijke niets ter oorzaake voorts op den Supp:lt te attenteeren het zij bij arrest, apprehensie; of andersints; maar ter Contrarie hem het Effect van voorz: brieven van Sauf Cond[uit] rustelijk & vreedelijk te laten genieten, Zonder opositie ter Contrarie op poene van te incurreeren Hoogst Der- Zelver indignatie. / Den Supp:lt heeft bij zijn arrivement in deeze Colonie wel d'eere gehad, om hier van de behoorlijke kennisse te geeven Zoo wel aan UWElEdGestr: als aan den Ed. Gestr. Heer Commandeur van Demmererij, vertrouwende dat door UWElEdG & EdGestr: melding daarvan Zal ge- schieden, waar DeZelve noodig is, ten eijnde den Suppl: geene verdere moeijelijkheeden geduurende Zijn verblijf in de Colonie mogte ontmoeten & voorz: brieven van Sauf Conduit ten dieper Eerbied van Haar Hoog Mog. & Der Zelver hooge beveelen Effect mogten Sorteeren. Den Suppl:t heeft egter, tegen al Zijne gefondeerte hoope het ongeluk gehad, van heel kort na Zijn arrivement, tot hier toe verscheiden maalen het Contrarie te moeten ondervinden & dat wel van perZoonen, waar men Zulks ten alderminsten van Zoude verwagten & van het grootste gedeelte van wel- ken ontmoeten indigne behandelingen den Suppl:t ree[ds] kennisse heeft gegeeven, daar derzelven noodig h[eeft] geoordeelt Zulks te behooren. / 68 / Dat d. 22. Nov. van het afgeloopen Jaar op den publicquen vandue dag aan het huijs van UWElEdg: & wel in presentie van de EdG & Ed: aa: Heeren den Commandeur, Commandant & twee Justitie raaden tot des Suppl:ts grootste be- vreemding ie gebeurt, dat den deurwaarder van den Ed: Hove van Justitie, Carl Brandes, dewelke de vendue heeft waargenomen & dewelke (onder Correctie & naar mijn gevoelen gezegt) van voorsz: brieven van Sauf Conduit niet behoorde onkundig te weezen, van Zich heeft kunnen verkrijgen, wanneer de vandue voor hem een weinig te lang toefde, hart & overluijd te Zeggen [U] Laat ons maar ondertusschen den domine op vandue Zetten. [u] De Sufficiente declaratien, ter bekragtiging van het geavanceerde bij den adsistent Rousselet de la Jarie gegeeven, & waarvan de minute in behoor- lijker forma ter Secretarij te Essequebo is berustende, Zullen UWElEdg: van de waarheid in deeZen ten vollen genoegen overtuijgen. / Dat den Suppl:t Zich met redenen verbeeld, dat denZelven hierdoor niet alleen in 't openbaar bespot & in het ger[?]- ste genot van meergen:e brieven van Sauf Conduit moed- willens is gestoort, maar dat noch bovendien de soo duijdelijke & serieus geuijte wille, beveel & onschen- baar gezag van Haar Hoog Mogenden opentlijk direct & op de alderassurantste wijze is geëlardeert & gevioleert En naardien den Suppl:t UWElEdG: aanmerkt als den representant van Haar Hoog Mogenden in deeze Landen, die geensints diergelijke beleedigingen Zal goed- keuren, nogte gedoogen, dat de beveelen van Haar Hoog Mogenden met opzet in het openbaatr gehoont & ten toon gestelt worden, maat ter Contrarie Zoo veel in UWElEdG: is Zal trachten d'Eere & het hooge aanzien van den Souvereijn te maintineeren & te handhaven te meerder, dewijl de ondervinding den Suppl:t heeft geleert, dat UWElEdG op het ernstigste & bij iterat[..] [pagina 69] heeft gedreigt, zoo woorden als handelingen, dewelke maar op verre na UWElEdG: eigene Eere ofte die van de hoofden deezer Colonie van den laagsten ra[ng] scheijnen te kwetschen, op het nadrukkelijkste v[..] ten spiegel van anderen te straffen. / Zoo keert zich den Suppl:t tot UWElEdG: seer eerbidig verzoekende, dat UWElEdG: voorz: Carl Brandes (dewelke volgens het gevoelen van den Suppl: niets minder als privatie van zijn ampt met verkla- ring van inhabilitijd, om ooit Ed.gr.aachtb. West Indische Compagnie te bedienen verdient heeft) in Deselfs qualitijd als fiscaal deezer Colonie gelieven te actioneeren & zoodanigen Eisch & con- clusie tegen hem te neemen, als UWElEdG: volgens de wetten des vaderlands & tot preservatie zoo van het hooge recht van Haar Hoog Mogenden, als d'eer van den Suppl:t (welke hierdoor ten hoogsten gelaedeert zijn) in goede Justitie zal vermeenen te behooren. / 'T welk doende, Georg Michael Schmidt" 

* 1771, 27-5: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21 [AB.3.11, p. 88, scan 72]: "Requeste van George Michael Schmidt contra Carel Brandes (fiat insertio van 't request van den supp:t) over gedaane Injurien waar over den gemelde Brandes gehoort, dewelke declareerd niet te weeten G.M. Schmidt in eeniger maate beleedigd te hebben, veel min in gezegd te hebben op publicque venduen, laat ons Dominé maar op vendue zetten, also hij Brandes zegt in geenen deelen G.M. Schmidt daar mede bedoelt te hebben, maar wel zeekere neegerJongen toebehorende den Ingeseetene William Croydon welke neegerJongen Domini genaamt wierd, zo is (geconsideerd den Supp:t in deese niet beleedigd zijnde) goedgevonden en verstaan het versoek van den supp:t van den hand te wijsen"

* 1771, 27-5: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21 [AZ.1.68, p. 153, scan 89]:  "Aan Zijn Exellentie Edele Achtbaare Raaden van Justitie vergaadert op Heeden den 27 Maij 1775 aan 't Fort Zeelandia. Met alle Eerbied wend zig den ondergeschre-vene [doorgehaald: zig] tot deese Ed. vergaadering & haar Ed voor-draagende de moeijelijke & gevaarlijke Reijse des welke ik als Exploiteur Zomtijts verpligt ben om te doen wanneer mij iemand zulx ordon-neerd 't Zij insinuatien off diergelijke zaake meer in mijn ampt voortkoomende. Welke Reijse mij in 't geheel niet Lastig valt wanneer ik maar betaald wierd wanneer mijn Exploit gedaan was maar dan is 't ["] ik zal u wel betaalen & trekt op mij ["] en zo men zulks doet zoo is 't antwoord ["] ik kan u Brandes nog niet betaalen ["]  (antwoord volgens teegenwoordige gewoonte) En Edle agtbaare Heere als men nagaat (ik heb hier in een Lijst annex gedaan zo ik hoope door UEdA: mag geapbrobeerd worden) wat ik dan win wanneer men mij laat een Exploit doen ik zeeker voor mijn vacatie als ik een heele dag moet vaaren off op 't water zijn twaalff guldens van die twaalff gulden moet ik alle dag als op reijs bem twee getuijge & mij onderhouden van eeten en drinken & zomtijts Een Rijksdaalder off wel een dukaat geeven voor haarlieder dag dus Ed Achtbr: Heeren wat houde ik dan over, nu voor mijn vaartuijg en volk ook twaalff guldens als men dan Reekend zomtijds twaalff scheppers en ieder maar op een gulde daags word gereekend waar blijfft men dan nog 't vaartuijg & 't Eeten voor dit volk dat ik ook nog moet [doorgehaald: ordonneren] onderhouden nu vaar ik meesten tijd met een boot met vier Roijers & een stuurman zijnde 5 volk 't slijten van de boot zijlen & verdere ingemakken daar aankoomende is voor mijn Reekening & komt op deselve kosten als 't boovenste te staan wat aangaat de gevaarlijk-heijd is mij nog niet langer als drie weeken een ongeluk gearriveerd (zijlende, hebbende mijne voor-zijlen [154] van de boot geborgen in 't groot zeijl halff gereefft & wel voor denwinds met een sterke wind en Reege de wind zo schielijk en met kragt omkeerende slaat mijn boot om tot mijn grootste geluk digt aan 't bosch zijnde redde ik mij zelfs en mijn volk en bragte de boot weer regt & vervor-derde eevenwel mijn reijs want ben verpligt om 't te doen wanneer iemand mij emploijeerd, maar was niet in staat om in drie daag een pen in de hand te neemen door schrik benvangen zijnde. Nu heede 6 daage geleede door de Heer J.B. Struijs gezonden naar de kreek Oene voor affaires zal ik de vrijheijd gebruijken om een klijn relaas daar van te geeven. van 't Fort Zeelandia s'morgens om 6 affstee-kende met weijnig wind ben ik zavonds om 10 uuren gekoomen bij Mejuffr de wed. Fitz Patriks [?] zeer nat [doorgehaald: zijnde] ...zulks den geheele dag geweest zijnde nu sanderendaags s morgens eerst bij de Heer E.C. Brun konnende koomen. Edele Achtb: Heeren, hebbe ik dan wel niet naar afftrekk van kost & mijn getuijge te betaale vier gulden [doorgehaald: gewonnen] verdient alles moetende droogen kou & ongemak geleeden maar zulks is niets als de betaaling maar prompt was. Ik hebbe ter faciliteering van des Heere Ingeseetene mij zelver in de schuld gestooken & Zes slaaven gekogt beneevens twee goede Nieuwe & suffisante booten als meede een goede tent coryaar [?] om dat mij dikwels van die Heeren wierd gesegt ik kan u geen volk & vaartuijg geeven, maar huurt het 't kost wat 't kost & de ongeleegentheijd om alhier vaartuijg & volk te huuren is U Ed A zeer wel bekend, zulks mij te saam op eene Capitaale somma van f 4000 beloopende wie zal mij dit betaale immers niemant nu daar nog bijkoomende 't ongeluk dat ik er twee van aan de Indiaansche Pakke heb legge eene zeer ziekelijk nog niet langer als voorleede week word er een gesond en fris zijnde 's middags van een slang gebeeten en Na alle behoorlijke hulpmiddelen in 't werk gesteld te hebben, sterfft in de tijd van 5 uuren. [155] welke ongeluk en verliesen weeder om met andere slaave door mij moet gefourneerd worden want anders ben ik buijte staat gestelt om mijn Emploij waar te neemen. Ik ben bevreest U Ed A te lang optehouden met mijn versoek kunnende all verscheijde andere gevalle konne ophaale, 't welke ik nu zal agterlaate alle 't geene ik hier voore heb gezegt is niet onbekend maar zelfs kan 't bewijsen, zulks te waarheijd te zijn & wanneer ik twaalff Insinuatien in een geheel Jaar doe is veel edog nu twee Maande geleeden is 't Zeer druk geweest dus kunne nu U Ed A wel van mijne winst oordeele. Ik neeme de vrijheijd U Ed A eens voor te stellen ten 1ste off ik niet als een gewoone Persoon zijnde een insinuatie zonder getuijge zoude kunne doen wijl 't zo ongemakkelijk is om getuijge te krijgen off men moet ze halff koopen alleen voorgeevende wel meede te zullen gaan (maar door een Partij wind-maakers bang gemaakt wordende door dreijgemente zeggen zij mij dank, gij Deurwaarder dat wij een Pak slaag wille opdoen. ten 2de zoo versoeke (wijl mij twee schellingen is toegelegt voor ieder Request welk in de Court gegeeven wordende en wanneer er 60 zijn ingegeven heb ik zomtijds voor tien betaaling ontfangen en koomen ook de meeste Requeste door andere Canaale als door mijne in de vergaadering, dus ik gedupeerd ben van daar van betaaling te vraage) zo is nog mijn vriendelijk versoek dat de secretaris mag versogt worde gemelde twee schellinge voor mij in te houde van ieder Request als zijnde eevenwel nog een klijn douceurtje voor mij is. ten derde. Ik ben door deeze vergaadering als haare bediende aangesteld voor denwelke ik deese vergaadering nog ben bedankende met alle ootmoedigheijd maar wijl gelijk nu deese vergaadering een begin maakt en misschien agt a tien daage kan duuren zo ben ik verpligt mij de geheele dag aan de deur van U E A vergaadering te laate vinde en U Ed A ordres daar te ontvangen zo zoude mijn vriendelijk versoek zijn bij deese off UEA mij niet een klijn Tractement-je beneevens Rantsoen zoude gelieve toeteleggen [156] ten vierde De Hier neevens gaande Lijst hoope dat UEA zulle gelieve te approbeeren & goed te keuren als waarlijk naar mijn gedagte niet te veel zijnde Edog neeme mij niet qualijk EdA zulks dus te uijten laatende 't zelve aan UEdA wijs bestier over. - Versoeke UEA op mijne verzoeke een gunstig oog er op gelieve te slaan en mijne beede toe te staan blijve met alle onderdaanigheijd. UE A altoos bereidwillige Dienaar Carel Brandes ... Deurwaarder deeser Hoove"

* 1771, 1-6: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.11 p. 120]: "Geleezen de requeste van Carel Brandes Deurwaarder van desen Hove contineerende versoeke van te mogen obtineeren zeekere salarissen volgens aan gemelde request geannexeerde lijst, fiat in sertio van 't zelve is geaccordeert."

* 1771, 8-10: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.12 p. 8]: Den deurwaarder Carel Brandes gedagvaard hebbende Anthony Tierens over betaling van zekere rekening fl 174:5:- spruijtende uit leges in sijne qualiteit verdien alsoo Ant. Tierens is te werk gesteld tot het doen van sekere insinuatie fiat in sertio van de requeste van eiser, dewelke daarover gehoord zijnde vermeent die rekening niet oorbaar te zijn, weshalve gedaagde verzoekende deze hove dezelve rekening gelieve te dicreteren zoals behoort. Volgns het hof is de rekening conform de resolutie over leges opgesteld, op een 'erreur' van fl 24,- na zodat de rekening die eiser moet betalen nog maar fl 107:5  bedraagt.

* 1772, 6-1: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.12 p. 33]: Carel Brandes is in zijn functie als deurwaarder op 4 december jl naar de Plantage Drij Schol gegaan, eigendom van Adr: Verdoel, om een exploit uit te brengen vanwege Matthijs Brusson bij Pieter de Wint, maar hij ontmoette daar ene Christoffel Godfried Dunkelberg die, "nuchter en wel bedacht", Brandes scheld- en vloekwoorden toevoegde zoals Canalje en dreigde met geweld. Hij noemde de Directeur-Generaal en Johannes Backer, de commandant, "verdoemde hondsfot", en dat is door ettelijke getuigen bevestigd. Dergelijke scheldpartijen aan het adres van de deurwaarder zijn niet voor het eerst. Ter verdediging zegt Dunkelberg erg beschonken geweest te zijn, maar dat wordt door getuigen tegengesproken. hij is schuldig aan belediging van een ambtenaar, en wordt veroordeeld dat hij met open deuren en vensters en met onbedekt hoofd aan de Directeur-Generaal, raadslid Bakker, de overige raadsleden en deurwaarder Carel Brandes openbaar excuses aanbiedt en op eigen kosten drie maanden lang in Fort Zeelandia gevangen gezet. Overigens wordt dezelfde Dunkelberg aangeklaagd voor moord op een indiaan, zijn handen en voeten heeft laten afkappen om een voorbeeld te stellen - er wordt nader onderzoek naar gedaan.

* 1772, 9-1: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.12 p. 64; datum niet zeker]: "Carel Brandes versoekt dat Jan Cumber mag werden gecondemneert tot het betaalen van de pretentie van john Job ter zomma van fl 200,- benevens de onkosten, hetgeen is g'accordeert".

* 1772, 10-4: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.12 p. 89, scan 66]: "C. Brandes en H. Jansen als executeuren in den boedel van J. Schreuder hebben hun ontslag als executeurs verzogt; is geaccordeerd en de boedel aan de weeskamer overgegeeven."

* 1772, 8-7: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.12 p. 117, scan 80]: "Den Deurwaarder Carel Brandes qq. Wm: Carbery contra P.C. Donavan over betaling van twee wisselbrieven een groot fl 21.917:- en een van fl 1700:-" verzoekt rembourcement of herwissel bij executie mogen verhalen , waarover kapitein J. Robbertsz verklaart dat Wm: Carbery nooit van plan was de plantage van P.C. Donovan te verkopen. Er wordt onderzocht of er een nieuwe hypotheek op de Plantage kan worden gevestigd.

* 1772, 9-12: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.13 p. 15]: "Carel Brandes qq. J.B. Struijs gedagvaard hebbende Edmund Crisp over betaaling van negen honderd acht en twintig guldens elff stuijvers, gedaagde niet gecompareerd zijnde, zo is geresolveerd den gem: Crisp per missive te gelasten te compareren bij zijn Excellentie den heer Directeur-Generaal, wien alsdan commissarissen in dezen zal nomineren".

* 1772, 10-12: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.13 p. 22]: "Carel Brandes verzoekt dat hem mag werden toegelegd 2 % der vendue gehouden over de plan[age] Ruijmzigt welke bij executie is verkogt, waar op is geresolveert dat wijl zijn excellentie M. L. Storm van 's Gravesande als vendu meester zig de vendue heeft aangematigt daar niet ander op kan resolveren als door commissarissen is gesteld."

* 1773, 1-4: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana,1.05.21 [inv.nr AZ.4.5, akte 111, scan 78]: Deze akte is een verzoek van J.E. Vogdt en Samuel Moffat aan de raden van Demerary om gecondemneerd te worden tot het naleven van de afspraken over een hypotheek van fl 21.160,-, verstrekt door het Amsterdamse handelshuis B. van den Santheuvel & Zoon, welk verzoek Carel Brandes, als agent van B. van den Santheuvel, toejuicht.

* 1773, 23-4: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.13 p. 101]: "Carel Brandes gedagvaard hebbende Edmund Crisp over betalinge van zekere geprotesteerde wisselbrieven waarop is geresolveerd gemelde Crisp, alzo hij de Hollandse taal niet verstaat zijn zaak over te geven in handen van T. de Breuïs."

* 1773, 24-4: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AB 3.13 p. 108]: "Carel Brandes qq den oud Gouverneur L.S. van 's Gravezande aan dese vergadering verzocht hebbende om de revisie te laat aanteekenen wegens gedeponeerde vendue penningen van C. Williams in het secretarij alhier gedeponeert. Is zulks geaccordeert."

* 1773, 24-9:  gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AZ.5.3. scan 177, akte 92]: “Op heden den vier en twintigsten september seventhien Hondert drie-en-seventig Compareerde voor mij Francois van Driel, adistent van wegens de edele Generale Geocroijeerde westinsiche Compagnie der VerEenigde Nederlanden gecommitteerd in rio Demerarij raesideerendde praesent de getuijgen nagenoemt. De Heer Carel Brandes, inwoonder deser Colonie, aanstaande Bruijdegom ter Eenre, en Mejuffrouw Constantia Louisa van BerchEijck, geadsisteerd met haar Ed. grootvader en voogdt mr. Laurens Storm van ’s Gravesande: aanstaande bruijd ter andere zijde. / En verklaerde de Comparantenten genegen te zijn, zig onder inwagting van des Heeren zegen, met elkanderen eerstdaegs een wettig Huweijlijk aan te gaan, dog alvorens te maken dit hier Contract Antenuptiael en wel de navolgende Conditien te bepalen. Eerstelijk dat de beijde Comparanten zullen treden over en weder over in gemeenschap van Goederen, uijtgesondert dat gereserveert blijft uijt hunne Boedels voorsz gemeenschap, sekere een sesde portie in de plantage genaamt Soesdijk gelegen in dese Rivier Demerarij – aan de Comparante aanstaende Bruijd [scan 178] in Erflatinge aanbedeelt: niet willende dat deseve onder voorsz gemeenschap zal werden begrepen, maar wel expresselijk uijtgesloten. / Gevende ende verleenende de beijde Comparanten aan de Heer Voogdt of Voogdes de magt en faculteijt omme voorschreve Een Sesde Portie ten allen tijde volgens te doene Prisatie te mogen aflossen. / Op alle welke Conditien en Voorwaerdens verklaerden de Comparanten zig in den Heijligen Echten Staat te willen laten verbinden, de vruchten van dien Elkanderen te doen en laten genieten; onder verbind als na rechten. Aldus gedaan en verleden in Rio Demerarij datum utsupra, present d’Heeren Daniel de Swijk en Joseph Bevos als getuijgen ten desen versogt." (w.g. Carel Brandes, C.L. van Bercheijk; testes Dl. Rm. de Swijk, J. Joseph Beevos. Quod attestor Francois van Driel adsistent) 

* 1773, 18-10: CBG, microfiche met DTB gegevens uit Demerary: ‘Extract uit het trouwregister der hervormde gemeente in Rio Demerary: Ao. 1773. Den 18. October getrouwt: Carel Brandes, jongman, geb. van Bodegraven met Jonkvr. Constantia Louisa van BerchEijck, geboren in Essequebo, beide wonende alhier, ondertrouwd den 26 september. 

* 1773, 18-10: Het Utrechts Archief: 1403 verzameling handschriften Ned Herv kerk [183 huwelijksakte]: (1.) Extract uit het Doopregister der Christelijk Gereformeerde Gemeente te Rio Demerarij. Anno 1778. den 11 december een zoontje, genaamd Jan Carel, vader Carel Brandes, Moeder Constantia Louisa van Bercheijk. Gevaders G.E. von Meijerhelm en desselfs huisvrouw A.S. Storm van 's Gravesande, en Lodewijk Brandes met Mejuffr H.L.E. van Bercheijk. Collata Concordant etc., den 16 Junij 1788. Mijn zoon Jan Carel is gebooren woensdag den 2 December 1778 s'avonds om tien uuren. Carel Brandes. (2.) Extract uit het trouwregister der Hervormde Gemeente in Rio Demerarij "Ao 1773 den 18 october getrouwd Carel Brandes, jongman, geb van Bodegraven met Jonkvr. Constantia Louisa van BerchEijck, geboren in Essequebo, beide wonende alhier, ondertrouwd den 26 september. Gedateerd: Stabroek in Rio Demerarij den 26 Augustus 1790.

* 1774, 27-10: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.5.6 scan 84: Mr. Laurens Storm van 's Gravesande verkoopt Carel Brandes grond naast plantage Soestdijk

* 1775, 27-5: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, [inv.nr. AZ.1.68, fol. 153, scan 89]: uitgebreide klacht van Carel Brandes, deurwaarder van het Hof van Essequibo, over de gebrekkige honorering tegenover de hoge lasten en ongemakken van zijn ambte, waarin hij een percentage krijgt van ingevorderde schulden, maar geen tractement.

* 1776, 21-1: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.17 (Minutes of proceedings 1776) [p 63 scan 34]: ‘Gelesen de Requeste van Isack Breetveld cum suis, Te[n]deerende versoek dat het dese Hove Goed Junstiglijk behage moge … Een Duijsent Ackers Lant, gelegen ten ooste van de Kreek Mahaijka op de Zeekust naast de gronden van Simon Cornelis van Berch Eijck ingevolge gunstige brieve van voorschrijvinge der vergadering van Thienen aan hem Cum Suis gelieve toe te staan, en wel in dier voegen, dat in Plaatse van deselve onverdeelt aan den Su[p]pliant cum suis te concedeeren, de westelijke Vijff Hondert ackers (naast gemelde Grond van S.C. van Berch Eijck) aan Carel Brandes, en de oostelijke vijff Hondert daar naast aan den Suppliant alleen mag werden vergunt. ’t Hoff steld derselver dispositie over dese Reque[st] uijt tot Nadere gelegentheijd.’

* 1776, 29-6: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.18 (Minutes of proceedings 1776) [p 77 scan 67]: Is geleesen de requeste van Isaac Breedeveld, zijnde van inhoude als volgdt: "dat den suppliant in vorige datum zeeker Request ter tafel van deze ed. Achtbaare Hove hebbende overgelegt en daar op een gunstig apostil tegemoet gesien hebbende maar tot nog toe op gemelde Requeste niet geobtineerd. Zoo is 't dat den Suppliant zig nogmaals met alle schuldige Eerbied tot deese Edele Achtb:re vergadering is keerende met beede (volgens gunstige brieven van voorschrijving van de Ed. Respectieve Kamer van Tienen hier annex) is waar inne gemeld statt dat ingevalle hij het zij in Particulier, het zij in gemeen of Compagnieschap met het versogte niet meerder door de Compagn: geconcedeerde gronden zal bezitten dan twee Suijker Plantagien ijder van Duijzend Ackers & een Coffij Plantage van vijff hondert Akkers, dat aan den Supliant mag werden vergunt (p 78) twee duijzend ackers land in compagnie aan de oostzeekant, naast de gronden van de Heer S.C. van BerchEijck, zijnde tien hondert ackers lant aan Carel Brandes ende tien honder aan den Suppliant omme als dan in Compagnieschap gemelde stuk land van Twee Duijzend ackers te bewerken en aldaar aan te leggen twee Suijker Plantagien. Indien het deze Ed. Achtb:re vergadering mogte behagen het gen: versogte land te vergunne, zal den suppliant een landmeter employeeren tot het maaken van een kaart & als dan deselve ter Tafel van Uw Achtb: overbrengen. Den suppliant & zijn gem: Compagnon zig gevleijt hebbende dat des Suppliants eerste versoek zoude zijn geaccordeert geworden van deze ed Achtb:re & daar toe vescheijde onkosten gemaakt omme te gaan werken met de reeds gepasseerde drooge tijd & daar bij schaade geleeden zoo smeekt den suppliant dat deese Ed: Achtb:r vergadering een gunstig oog gelieve te slaan op deze Requeste & UEd Achtb: mag behagen den Suppliant (p 79) zijn versoek te accordeeren" (onder stond:) 't welk doende (geteekend) J. Breedveld. 't Hoff fiat concessie van duijsend akkers land, volgens vergunning der Edere Westindische Compagnie ter Kamer Zeeland, dato den 19 Junij 1775, als gequalificeerde van de respective kameren en conform de gerequireerde conditie.

* 1776, 29-10: gahetna, NL-HaNa, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.3.1 (register van transporten), [scan 153, p. 47, akte 39]: "Is gecompareerd Cornelis Johan Clement als speciale procuratie hebbende van Isaacq Breedveld blijkens acte gepasseerd voor den adsistent Francois van Driel en zekere getuygen alhier, date 8 deser maand en tot hetgeene nabeschreven sufficent bevonden denwelken in die qualiteijt verklaarde in vollen vrijen eijgendom te transporteren aan en tenbehoeve van Carel Brandes, Inwoonder alhier, een stuk land groot vijf hondert akkers, ter lengte van twee honderd Roede facade en ter Diepte van Seven honderd en vijftig Roeden, gelegen aan de Kreecq Maijhaijka aan de Oostzeekant deser Rivier, en wel naast aan de bovelijn van de gronden van den heer Simon Cornelis van BerchEijck, zijnde de helft der gronden welke aan des Comparants principaal zijn geconcedeert volgens Landbrief date 29 Junij deses Jaars daarvan zijnde  en heeft den Comparant overgelegd certificaat ingevolge gemelde landbrief dat op die gronden bereids een Huis gesteld beplanting is gedaan. Is mede gecompareerd gemelde Carel Brandes welke voorn: transport verklaarde te accepteren"

* 1777, 10-1: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.20 (Minutes of proceedings 1776) [p 113 scan 65]: "Is geleesen req:e van Carel Brandes en is het zelve gesteld in handen van den Supp:t ten Einde zig nader te Expliceeren en Een Kaert laten maken van deszelfs versogte land."

* 1777, 24-1: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.5.7 [akte 16, scan 44]: Verkoopakte. Carel Brandes verkoopt aan Pieter Andriessen en Andries Luders zijn landerijen gelegen in de kreek Bonasique in de Rivier Essequebo aan de linkerhand in 't opvaren. Niet inbegrepen zijn honderd roeden lands boven, en honderd roeden beneden de kreek waar het Molenwerk van de Compagnie en de Plantage De Pelgrim gestaan heeft: dat blijft eigendom van Brandes. Koopsom fl 5250,-, te voldoen in termijnen, tegen zes procent rente. De laatste aflossing geschiedt op 1 maart 1783.

"Wij ondergeschreeven Carel Brandes, Verkoper ter Eenre, en Pieter Andriessen & Andries Luders, kopers ter anderen Zeijde; Verklaren en bekennen bij deesen met malkander te sijn geconvenieerd en overeen gekoomen, in manieren navolgende: / Eerstelijk: / Verklaard den verkooper aan de koopers te hebben verkogt, gelijk zij ook in koop bekennen te hebben aangenoomen, alle sijn Landerijen, geleegen in de Creecq Bonasique, aan de Rivier Essequebo, aan de linker hand in ’t opvaaren, van de schijdslijn der Gronden aankomende Michiel Eijtels af aan, tot aan de Creecq Waremia toe, een sulks met alle sodanige hebbende en lijdende Servituten, Regten en Geregtigheeden als den Verkoper deselven heeft beseeten gehad; Sijnde nogthans onde deese verkogte Gronden niet begreepen, hondert Roeden Lands boven, en hondert Roeden Lands beneden de Creecq waar het Moolenwerk van der Edelen Compagnies oude Plantage de Pelgrin gestaan heeft, met de ordinairs diepte van seeven hondert en vijftig Roeden; maar den Eigendom daarvan aan den Verkooper / Ten anderen / Werd het voorsz verkogte Land verkogt, vrij en onbelast, Dog Voetstoots en bij den hoop, sonder aan eenige bepaling van ackers gehouden te sijn, nogts aan eenige meeting of Levering van kaart, maar alleen volgens de resp. bewijsen daarvan sijnde, en waarmeede de koopers te vreede sijn, sullende deselve bij het doen van ’t Transport aan hun lieden werden overgeleverd. / Ten Derden / Werden voorsz Gronden verkogt voor een somma van vijff Duijsend twee hondert en vijfftig guldens hollandsch Courant geld, loopende teegens den Interessen van ses per cento ’s Jaars, van Primo maart naastkomende af aan tot dien der reëele en effectueele voldoening toe, en voorts / op de navolgende wijse, als: / Primo Maart 1778. niets anders als de Interessen van het Capitaal - / Primo Maart 1779. een somma van Duijsend en Vijftig guldens met de verlopen Interessen; En soo vervolgens alle Jaaren gelijken Somma van f 1050. met de Interessen na rato, tot den ganschen koopschatt sal sijn voldaan, dus dat den ganschen aflossing sal geschieden, binnen den tijd van ses Jaaren ofte wel primo Maart 1783; sullende de koopers wijders vermogen, den koopschatt soo veel eerder en in sodanigen paijementen af te lossen, als hun zal convenieeren, dog met elke [?] Sommen van eens twee of meer honderden - ook sal / Ten vierden / De koopers ondertusschen vij staan, soo veel Land aan anderen te verkoopen, als sij gelieven of kunnen doen, ofschoon den ganschen koop schatt nog niet waare voldaan; dog sullen sij in dien gevalle gehpouden sijn, daarvan aan den Verkooper bevorens kennis te geeven, en de ten provenieerende Penningen aan denselven in mindering der resterenden Koopschatt te betalen of doen betalen - / Eindelijk en ten vijffden / Blijft het aldus verkogte Effect, met alle melioratien en Verbeteringen ten behoeven van den Verkoper verbonden en verhijpothequeerd, tot den ganschen Koopschatt en de te verlopen Interessen, de eerste met den laatsten Penning sal sijn voldaan en betaald - / Mits alle welke voorenstaande Conditien wij ondergeschrevenen verklaren, te neemen volkomen genoegen en Contentement, belovende malkanderen het Effect van dien gerust en vreedig te sullen doen en laaten genieten, sullende tot meerder bevestiging van deesen, de willige Condemnatien van den Edelen achtbaren Hoove / (recto) van Civielen Justitien deeser rivieren daarop versoeken; Verbindende wijders tot Nakoming van al het geene voorschreeven Staat, onse Personen en Goederen, soo hebbende als nog te verkijgenen, geenen daarvan uijtgesondert, als na Regten / Actum rio Essequebo den 24 februarij 1777. / (w.g.) Carel Brandes, Peter Andresen, undere niere maat (?), Andres Lüters, Geregistreerd ter secretarije van Essequebo den 24e febr. 1777, A:s de Raeff, secret:s."

* 1777, 5-6: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.21 (Minutes of proceedings 1777) [p 165 scan 88]: "Is geleesen req:e van Carel Brandes Het Hof consenteert suppliants versoek zoo als het legt, onder restrictie van zijne bij deze requ: gedane presentatie"

* 1777, 3-7: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.22 (Minutes of proceedings 1777) [p 38 scan 27]: "Is voortgebracht de zaak van Carel Brandes, als van C.F.V.S.G. Steencke, procuratie hebbende van Jan van der Woordt te Vlissingen, gesubstitueerd zijnde also eijsscher, contra Mr. B. Albinus, als executeur in den boedel van wijlen den heer L. Storm van 's Gravesande, gedaagde. 't Hof, na examinatie der origineele wisselbrieven met derzelver protesten, Condemneeren den gedaagden in zijn voorschreve qualiteit om aan den Eisscher op te leggen en betalen den inhoud eener met protest gekeerde wisselbrief, groot tien duijzend een honderd negen en vijftig guldens, twee stuivers en twaalf penningen Holl:s Courant traite L.S. van 's Gravesande, faveure Jan van der Woord, laste Jan van Rijneveld & Zoonen in dato 12 meij 1775, met herwissel, interest, protest en verdere onkosten, en admitteren den Eisscher om ingevolge het 36 art der manier van procederen tegen den gedaagden qq te procederen bij parate executie cum expensis. Gedaan bij d'heeren Paulus van Schuijlenburch, Commandeur, Matthias van den Heuvel, (40) Joseph Bourda, Cornelis Overbroek en Jacob Bogaard, Raden in den Edelen Hove van Justitie, vergaderd op 't Eiland Borsselen in Rio Demerarij dezen 3 Julij 1777"

* 1777, 30-9: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.22 (Minutes of proceedings 1777) [p 225 scan 120]: "Is geleesen Requeste van Brandes om te werden aangesteld als deurwaarder van deezen Hove. Het Hof accordeerd des suppliants versoek en heeft denselven den behoorlijken eed afgelegt in handen van den Heer Commandeur met opsteeking van desselfs voorste vingeren, zeggende Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig - en word den secretaris gelast de nodige publicatie hier van te doen afgaan"

* 1778, 6-1: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.3.2 (Missc. acts of transfer) [akte 1, scan 4]: Compareerde voor de ondergeteekende Edele achtbare Heeren Commissarissen uit den Edelen Achtbaren Hove der Rivier en onerhorige Districten van Demerarij. / d'Heer Anthonij Hoijel, als speciale gemagtigde van d'heer Isaac Breedveld volgens procuratie gepasseerd voor den Adsistent Willem Isaac van Veen, present getuigen, den 19 Augustus 1777 ten passeren dezes vertoont en tot het nabeschrevene suffisant bevonden. / Welken Comparant in voorsz kwaliteit verklaard te cederen en in vollen vrijen eigendom te transporteren aan en ten behoeve van d'heer Carel Brandes de nombre van Vijf honderd ackers Land ter langste van twee honderd roeden facade en ter diepte van zeven honderd en vijftig roeden, gelegen aan de kreek Mahaijka aan de Oostzeekant dezer Rivier tusschen de gronden van d'heer S.C. van Bercheijck en voornoemden Carel Brandes. / Verklarende hij Comparant in zijn voorsz qualiteit het voorsz Land te leveren zoo als zijn mandaat het heeft bezeten, met belofte om hetzelve ten allen tijde te zullen guaranderen voor alle namaning op en aanspraak onder verband van zijn mandants Persoon en goederen als na regten. Gepasseerd in Rio Demerarij dato ut supra ten overstaan van den welEdelen gestrengen heer Paulus van Schuijlenburch, commandeur, en de edele Achtb. Heeren M. van den Heuvel en Corn.s Overbroek - als Raden Commissarissen dezen 6 Januarij 1778. (w.g.: Mij Present J.L.C. van Baerle secret. 1778; P. van Schuijlenburch; M. van den Heuvell; Cornelis Overbroek.)

* 1778, 22-1: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.23 (Minutes of proceedings 1778) [p 30 scan 22]: "is op gisteren gecommitteerd in de notulen deeser vergadering te insereren dat gecompareerd is den deurwaerder C. Brandes denwelken na versogt en bekoomen consent aan deesen hove heeft geinsinueerd zeeker Mandament van H.H.H.H.M.M. de Heeren Staten Generael der verEenigde Neederlanden van dato - aengaende de zaken van Corn: (30) Cornelis Meedendorp"

* 1778, 16-4: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.12.4 [p 11]: Certificeere ik, ondergetekende, secretaris der Rivier Essequebo dat ik ter requisitie van de heer Carel Brandes woonagtig a Rio Demerary, als in huwelijk hebbende vrouwe Constantia Louisa van Bergeick ten mijnen Comptoire of Griffie deezer Rivier hebbe nagezien de Acta en Notulen der onderscheidene Jaaren of bij dezelve eenige aanstelling wierd vermeld van wijlen den heere Directeur Generaal Laurens Storm van 's Gravesande Zaliger Hern:n tot Voogd over de drie onmundige kinderen van wijlen den heer Laur: Lod:k van Bercheijck en vrouwe Maria Catharina Storm van 's Gravesande egte luijden en wel bij naame Constantia Louisa, Helena Lumea Elisabeth en Laurentia Geertruijda Jacoba, dog dat die aanstelling door mij niet gevonden, nog aan mij gebleeken is. Versoekende daarvan Certificarte in forma, welke is deeze. Gegeven in Rio Essequebo en met het gewoon cachet en met mijn signature bekragtigt, deeze 16e April 1778 (w.g.) A. de Raet, secrt:s. 

* 1778, 21-7: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.74 (Petitions 1777-1780) [akte p 131, scan 71]: Aan den Weledelgestrenge Heer Paulus van Schuijlenburg, Commandeur deser Colonie cum annexe En Edel Achtbaare Heere Raade van Justitie vergadert op 't Eijlant Bosch 21 Julij 1778. Geeft reverentelijk te kennen Jeremias Storm van 's Gravesande dat hij ondergeteekende bij testamente zijnde aangesteld door wijlen zijn heer vader Laurens Storm van 's Gravesande tot voogd over de onmondige kinderen van wijlen Laurens Lodewijk van BerchEijck. Dat hij suppliant heede woonagtig in de Creek van Mahaijka door de mangelijkheijt der heen en weder rijze en de verre affgeleegentheijt dier plaats het voor hem eenigsints lastig is de saake der voogdij in de Rivier Demerarij altoos te koome waarneeme, Egter niet van voormelde voogdij konnende ontslaan. U.E.Achtbaare ootmoedig is versoekende dat tot sijner verligtinge met hem tot medevoogt mag worden aangesteld Carel Brandes naaste bloedverwnt dier onmondige, imploreerende hier op aan U E Achtb een gunstig Apostil, 't welk doende (was geteekent) Jerem. Storm van 's Gravesande qqa door L. Storm van 's Gravesande aangestelde vooght. (verder stont) den ondergeteekende draagt aan deeze U E Achtbaare vergaadering voort dat hij uijt agting voor sijn vrouws twee ... en onmondige zusters verzoekt dat hij mag worden aangestelt tot voogt omme was het mogelijk haare zaaken te handhaaven die in een Caho's van verwarring zijn en niet zonder veel moeijte en onkosten daar uijt zijn te redden, waar toe ik reeds veele onkosten hebbe gedaan opdat genoemde twee kinderen niet gants tot armoede vervallen. / Dewijl zijlieden goederen genoeg hebben om te kunnen onderhouden werden, Ja, zelfs meer indien zij int bezit derzelve gesteld worden 't geen niet anders als bij proceduren kan geschieden zoals thans voor deeze Ed Hoove, litispendant in Demerarij den 21 Julij 1778 't welk doende (was getekent) Carel Brandes qq. (in margine staat voor apostil) ... heef gezien de schriftelijke acceptatie van Carel Brandes stellen hem aan als voogd over de onmondige kinderen van Laurens Lodewijk van BerchEijck met en beneevens de suppliant, actum in Raade der Rivier en onderhoorige districten van Demerarij den 20 julij 1778, in kennise van mij.

* 1778, 23-7: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.24 [p. 60, scan 37]: Is gelezen de requeste van Jeremias Storm van 's Gravesande, verzoekende om reden daarbij geallegeerd dat zijn (doorgehaald: zwager) neef Carel Brandes mag werden aangesteld om nevens hem te ageren als voogd over de onmondige kinderen van Laurens Lodewijck van Bercheijck. Het Hof, gezien de schriftelijke acceptatie van Carel Brandes, stellen hem aan als voogd over de onmondige kinderen van Laurens Lodewijk van Bercheijck, naast en benevens den Suppliant.

* 1778, 18-9: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.24 [p. 170, scan 92]: "No. 10. Requeste van Carel Brandes om boven in de kreek Mahayka hout te mogen laten kappen en vierkanten, tot making van desselfs gebouwen etc.; 't Hoff gedelibereerd hebbende over vorenstaende req:e heeft het versoek van den suppl: bij meerderheid gerejecteerd"

* 1778, 11-12: CBG, microfiche met DTB gegevens uit Demerary: ‘Extract uit het doopregister der chr. gereformeerde gemeente te Rio Demerary: Ao. 1778, den 11 december, een zoontje genaamd Jan Carel. Vader: Carel Brandes, moeder Constantia Louisa van Bercheijk; gevadders: G.E. van Meyerhelm en deszelfs huisvrouw A.S. Storm van ’s Gravesande en Lodewijk Brandes met juffr. H.L.E. van Bercheijk. Eronder stond in een andere hand geschreven: Mijn zoon Jan Carel is geboren woensdag den 2. december 1778, ’s avonds om tien uuren. Carel Brandes.'

* 1778, 17-12: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.24 (Minutes of proceedings 1778) [p. 402, scan 208]: "Is geleesen de req[ueste] van J.C. van den Heuvel te kennen geevende dat den Supp:t Proces was aengedaan door C. Brandes waarinne van weegen den eisscher was gediend van inventaris en stukken, dat hij supp:t bij gebrek van de noodige Papieren uijt de secretarij van Essequebo (die hij allang verwagt hadde) te zijnen zijde aanst... de rolldag niet zoude kunnen dienen Waeromme den supp:t versogte te moogen obtineeren een uijtstell van 2 maenden om te dienen van Inventaris & stukken etc.; Waer over gedelibereerd zijnde werd het versoek van den Supp:t geaccordeert zonder eenig verder dilaij."

* 1779, 20-3: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.25 (Minutes of proceedings 1779) [p 172 scan 91]: "Is ingekomen het berigt van Carel Brandes op de requeste van Hendrik Rogier door dezen Hove gerequireert; 't wel gelezen zijnde word het zelve gesteld in handen van den heer Raad fiscaal, om het zelve te examnineren en dezen Hove te dienen van dessefs consideratien en bevind." NB: zie de informatie over deze zaak bij Carels broer Lodewijk Brandes

* 1779, 22-5: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.26 (Minutes of proceedings 1779) [p 124 scan 69]: "Is gelezen een missive van Carel Brandes, behelzende versoek om ontslag van desselfs aanstelling als Sequester over de Plantagie De Dageraad aankomende D. Corwijn, over welke hij benevens S. Bruck als Sequester was benoemd. / 't Hof gelet op de redenen in voorsz missive gesteld ontslaan den Suppliant van zijne aanstelling als sequester over voorsz Plantagie en zal, vermits de kleijnheid derzelve, S. Bruck alleen als Sequester blijven ageren"

* 1779, 19-11: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.27 (Minutes of proceedings 1779) [p 227 scan 119]: Carel Brandes is een van de zes bewoners van de Kreek Mahaijka, die het Hof vragen om enige (militaire) verdediging, omdat de kreek en de hele Oostzeekant onverdedigd zijn.

* 1779, 1-12: gahetna NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AB.3.27 (Minutes of proceedings 1779) [p262, scan 138]: "Zijnde verders door deesen Hove geresolveerd om de stukken in de Zaeke van Carel Brandes eijsscher in alle sulcke qualiteijten als hij procederende is contra Jan Cornelis van den Heuvell ged:, om derselver volumineusheijd bij ieder lid van den Raad te Examineeren en als dan na examinatie derselver hun Ed. advis op en te geven, sijnde door den heer Praesident overgenoomen."

* 1780, 1-11: gahetna Dutch Series Guyana, NL-HaNA_1.05.21_AZ.3.2_0096 [scan 96, akte nr. 56]: Compareerd voor ons ondergeteekende Heer Raaden Commissarissen uijt den Edele Achtb: Hove dezer Rivier / De Heer Thomas Long alhier woonagtig welke comparant verclaarde te transporteere in volle ijgendom overtegeven aan de Heer Carel Brandes planter alhier meede woonagtig zeeker stuks lant geleegen aan de oost zeekant in de Creecq Mahyka groot 126 Akkers zijnde 50 roede vacade en 750 roede diepte beginnende van de lijn van De Heer Jeremias Storm van Sgravesande te reekenen na beneede van de (Oost-) zeekant (Ingevoegd: volgens contract dato 20 maart 1780 waar aan gerefereerd word) zijnde de Helft van 250 akkers die aan gem: Lang voor heen door de Heere Gebroeders Breton aan hem zijn getransporteerd zijnde geleegen tusschen de Gronde van de Heer Jeremias Storm van Sgravesande aan de Boven Lijn en aan de beneeden Lijn gepaald door de Gronde van de Heer S.C. van Bercheijck, (tussengevoegd: Gelijk de Hr: Carel Brandes meede ten deeze Compareerende verklaart met opgem: transport ten volle te vreede zijn) En dat wel voor een somme van f 2500-:-. Gl.Holl: Ct: welke C. Somme den Comparand bij deese bekenne ontfange te hebbe met belofte om den Effecte van dit transport ten alle tijden zullen vrijen en waaren als regt is onder verband van sijn perzoon en Goederen als na regten. Gepasseert in Demerary den 1 November 1780 ter presentie van de ondergeteekende Heeren Raden Commissarissen. (w.g. links:) P. van Schuijlenburch D. Creefts Cornelis Overbroek. (w.g. rechts:) dit is het X merk van T. Long, Carel Brandes, Mij Present J.L.C. van Baerle 1780 secret.

* 1785, Nationaal Archief. http://www.vc.id.au/fh/pl1785transcript.html. Transcriptie en afbeeldingen van een document, waarvan archief- en inventarisnummer ontbreken. Het document bevat de namen van alle plantage-eigenaren in de ‘revier van Demarary’ in 1785, en is opgesteld door Macaré, kennelijk naar aanleiding van een request van de eigenaren aan de Hunne Hoogmogenden der Staten Generaal over de oprichting van een gerechtshof, waar ze zelf in willen deelnemen. Carel Brandes is een van de drie plantageeigenaren die het request niet heeft ondertekend, en neemt ‘thans het vendue ambt waar’. Brandes wordt in het stuk 'zwager van de Raad Macaré' genoemd. Hij bezit een plantage aan de zee-zijde van de kolonie. In het stuk staat dat hij afkomstig is "van Gouda. Is tot chirurg opgebracht en deurwaarder alhier geweest". [NB: L.H. Macaré is getrouwd 29-12-1780 te Essequibo met L.G.S. van Bercheijck, een zus van Constantia Louisa van Bercheijck]

* 1786, 1-1: gahetna Dutch Series Guyana, NL-HaNA_1.05.21_AZ.3.3_0006 [scan 6, akte nr. 1]: (i.m.: een copie gemaakt voor Brandes dato 1 Feb; 1768) / ‘Compareerden voor de Edlen Achtbaaren Heeren F.C. Changuion & Jac. Andriessen, Raaden Commissarissen uijt den Edlen Achtbaaren Hooven der Rivier & onderhoorige Districten van Demerarij / Den WeledleGestr. Heer J.L.C. v. Baerle Secret: deeser Rievier in qualiteijt als gemagtigt van den WelEdlen Geb. Heer M.B. Hartsink blijkens procuratie gepasseert voor den adsist: Anth: Hoyel Present getuijgen alhier in dato den 31 Jan: laastleede ten Passeeren deeses exhibeert & tot het nabeschreven suffisant bevonden, welk Heer CompT: in die qualiteijt verklaart bij deese te cedeeren, transporteeren & in vollen vrijen eijgendom over te draagen aan en ten behoeve van de Heer Carel Brandes de helfft van de Plantagie genaamt d’Eendragt geleegen aan de Westzeekant deeses Rivier tusschen de Plantagie van J.C. Stöcklin & die van William Elliot, zijnde gemelden halve Plantagie thans genaamt Groeneveld. / Alles ingevolge daar van gemaakt Koopcontract waar aan ten seesen werd gerefereerd. / Beloovende hij Transportant qq. dit Transport ten allen tijden te sullen vrijen en waaren voor allen op en aanspraak zo als regt is, onder verband als na regten. / En Compareerde meede den Heer Carel Brandes, dewelke verklaerde dit Transport in voegen voorsz te accepteeren en daer meede volkoomen genoegen te neemen. / Aldus getransporteerd ten Overstaan dan v’Ed Achtb: Heeren Commissarissen voormeld den 1 Januarij 1786. (w.g. J.L.C. van Baerle in qualiteijd als in ’t hoofd deezes geno:; F.C. Changuion; Carel Brandes; Mij present Anthony … Adsistent den secet:s verv: )

* 1788, 29-10: gahetna.nl NL-HaNA, Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.5.9 [akte 41, scan 130]: Op huijden den 29 October 1788 compareerde voor mij E.H.L. Lossner, adsistent ter secretarij in essequebo ten desen speciaal geauthauriseerd present getuijgen nagenoemt, Jonckvrouwe Helena Lumea Elisabeth van BerchEijck, inwoneresse van Rio Essequebo, en de Hr Carel Brandes, inwoonder van Rio Demerary, te kennen gevende dat zij genoemde jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck Ao 1785 voor de Ed. Achtb. Hove van Demerarij op ende jegens haer aangehuwden vaeder de W.E.Gestr. J.C. van den Heuvel hadde geëntameerd seeker proces tendeerende tot Erlanging van haere vaederlijke en moederlijke Erfdeel soodanig sij was en nog is sustineerende aan haar te competeren egter met dat onverwacht Evenement dat haar ed deselven ten dien Reguarden genoomen Eisch ende Conclusie was werden ontsegt. Dat sij jonckvrouw H.L.E. van Bercheijck daar teegens van den sententie ter dier saake geslaagen bij weegen van Revisie hadde geprocedeert voor H.H.M.M. voor welke deselven alsoo lites pendent waaren hangenden en seekerlijk niet in gebreke souden sijn gebleeven dezelve te vervolgen. Dan dat zij meergem: jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck nu met de H. Carel Brandes te samen met den anderen waeren overeengekomen en geconvenieerd in maniere navolgens. Dat hij Hr Carel Brandes voor sijn Rekening soude overneemen en bij deese is overnemende, zoo als jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck op de krachtigste wijse doenlijk bij deese aan hem gemelde C. Brandes is Cedeerende en finaelijk over te draegen in sijn  geheel haer vaderlijk en moederlijk Erfdeel sonder eenige de minste reserve offte uitsondering met alle sodanige machte (scan 131) als imand in rem suam gegeven kan worden. Als alleen nogthans dat hieronder niet sal werden gerekent offte behooren ses stuks slaaven met naeme Piramus, Feronica, Rosselijn, Juliana, Clarissa en Edwardina, als welke haer gemelde jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck in vollen vreije en ongestoorden eigendom behoordende zijn en alsoo sal blijven behouden.Zoo als meede hieronder niet sal begreepen offte van na te meldene somme van twntigduijsend guldens affgetrokken werden een somme van zeeventien hondert guldens door meergem: jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck in den Jaere 1685 van Carel Brandes ontfangen. Neemende zij jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck egter voor haere Ed. Reekening de kosten in voornoemde proces van haer sijden gevallen sonder tot eenige van deesen of meerdere gehouden te zijn. En sulks alles omme en voor een somma van twintig duijsend guldens Hollands Cour:t welke hij heer Carel Brandes aanneemt en is verbindende aan haar Jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck ofte desselfs ordre offte regtverkrijgende binnen ses maenden na dato deeses te sullen opleggen en betaalen in contante penningen offte wisselbrieven ten haeren genoegen. Alles met deesen stipulatu nogthans dat wanneer sij jonckvrouwe H.L.E. van BerchEijck mogte inclineeren, het welk egter aan haer keuse sal staen sonder daer toe gehouden te sijn de somme offte een gedeelte daervan onder hem Carel Brandes te laten berusten als dan na het verloop van die ses maenden te sullen betaalen een Interesse a ses per cento 's Jaers. Edog indien de Hr Carel Brandes eerder of na verloop van opgemelde ses maenden de geheele somma van twintig duijsend guldens af wil betaelen sal jonckvrouwe H.L.E. van Bercheijck ofte regtverkrijgende gehouden sijn deselve somma van maniere als hiervoren gestipuleert te ontfangen ende de Hr Carel Brandes quitantie te passeeren. Belovende sij jonckvrouwe H.L.E. van Bercheijcksoo ras de geheele voldoening sal sijn geschied haar Ed een sesde portie in de Plantagie Soestdijk geleegen in Rio Demerarij tot voorschreeven erfdeel behoordende schabinaal ten behoeve van hem Carel Brandes te sullen transporteeren. En alles onder expresse renuntiatie (etc)  ten dien onwederroepelijk constituerende en machtig makende bij deesen de heren G. Sijfken en J. di Mischegades als procureurs postulerende voor het hof van Justitie alhier (scan 132) reciproce te versoeken als daarinne te consenteeren. Versoekende sij contractanten hiervan acte, welke is deese. Aldus gedaan en gepasseerd datum ut supra op de Plantagie Le Destin ter presentie van H.E. gtt: G.E. van Meijerhelm en John Wright als getuigen ten deese versocht. (w.g.) H.L.E. van BerchEijck, Carel Brandes, etc.

* 1789, jan-juni: NL-HaNA_1.05.01.02_540_0231: Monsterrol van ambtenaren en slaven in dienst van de WIC in Demerary. Op nr. 7 staat: substituut vendu-meester C. Brandes, geboren in Bodegraven, in deze functie sinds mei 1785, met als opmerking: thas ad interim door J. Lanfferman waargenomen. Een gelijkluidende tekst voor de periode juli-december 1789 staat hier: NL-HaNA_1.05.01.02_540_0104

* 1789, 28-11: brief van Petrus Gerardus Duker, raad-fiscaal in Demerary, aan zijn broer Cornelis, secretaris van het Hof van Utrecht, over de slavenopstand in Demerary. "Het resultaat van de informatien, die wij bij onze aankomst op de Uitvlugt [Plantage van dhr Bode] kreegen, was: dat des avonds te voren, circa 9 uuren, 30 à 40 stuks Negers, aankoomende de Plantagen Vrees en Hoop, de Leonora, en Groeneveldt, van de Heeren Jonas, Stöcklin, en Brandis, met houwers en kapmessen gewaapend, op de Uitvlugt waren aangekoomen, alwaar zij, gevoegd met eenige Negers van den Heer Boode, de blanke Bedienden van laatstgemelden Heer in en bij zijn beneede-woonhuis waren aangevallen, terwijl hij boven met zijn Directeur zat te soupeeren. Deeze twee laatsten het geweld hoorende, en ziende een der Blanken vol wonden en zeer bebloed nae boven vlugten, hadden even de tijd om een gelaade geweer en een paar pistoolen met een houwer te krijgen: De rebellen kwamen met een vreesselijk geschreeuw nae boven loopen, om den Heer Boode en zijnen Directeur te massacreeren, en dan de ammunitie te zien in hun geweld te krijgen. (...) Wij maakten toen onze dispositien om de Uitvlugt en de nabuurige Plantages van de Heeren Jonas, Stöcklin, Brands, alsmeede [...]zorg van den Heer Hecke, dien nagt tegen een nieuwen aanval te beschermen. Van onze 30 Burgers, en 25 zoo soldaaten als matroozen, plaatsten wij 10 man op ieder van die Plantages, stelden overal voorposten uit van de vertrouwdste Negers, en deden den gantschen nagt patrouilleeren. (...) Maar behalven dat ons een klijn detachement soldaaten van Essequibo is toegezonden, kreegen wij den vierden dag eene bezending van een 60 Indiaanen. Toen waren wij klaar, en nu was het de beurt der Negers geworden om te vreezen. Wij maakten jagt op jagt, de Indiaanen in 't bosch; en wij met de burgers, soldaaten, matrozen op de agterdammen: dagelijks wierden er eenigen gevangen, anders doodgeschooten. Van de grenzen tusschen Essequibo en Demerary kreegen wij een Neger met 2 Negerinnen, alle drie van het Complot; (...) Dit was van zoo veel succes, dat mij van tijd tot tijd nog eenige Negers wierden toegezonden; zoodat op 2 of 3 na, zij allen of doodgeschooten of in handen der justitie gevallen zijn. – Ik heb er 44 binnen Stabroek in hechtenis gehad: en omdat in diergelijke zeer critique gevallen niets zoo heilzaam is als eene prompte expeditie van justitie, heeft het Hof zonder eenige relache blijven doorzitten, en zijn in de tijd vanvier weeken, te reekenen van mijne terugkomst van de Westkust, hunne processen opgemaakt, de schuldigen veroordeeld, en geëxecuteerd geworden. De executie heeft twee dagen geduurd, vrijdag en zaterdag van den 30e en 31e October. Van de 44 zijn er zes geabsolveerd geworden: drie wijven zijn gezweept en aan haare meesters terug gegeven; drie anderen (namelijk een man en twee wijven) gezweept en voor derzelver leeven lang in de ketting veroordeeld; 12 Negers gehangen, en 20 leevendig geraadbraakt: voorts zijn van deeze 32 laatsten de koppen afgehouwen en op  het galgeveld op pennen gesteld, de rompen der geraadbraakten verbrand, en die der gehangenen in diepe putten gestooken die vervolgens met ongebluschte kalk gedeeltelijk zijn opgevuld geworden. De executie is met de uiterste regulariteit en decentie toegegaan. Duizende Negers waren van alle kanten door hunne meesters of Directeurs nae Stabroek gezonden om ooggetuigen van deeze ontsachelijjke strafoeffening te zijn: doch wij hadden zulke goede voorzorgen genoomen, dat er geen oploop van de Negers te vreezen was. (...)

* 1790, 29-4: gahetna: Dutch Series Guyana, NL-HaNA_1.05.21_AZ.3.3 transporten van goederen en bezittingen [aktes 33 en 34, scan 159-161]: Op heeden den 29 april 1790 compareerde voor ons ondergeschreevene in qualitijt als Raeden Commissarissen uijt den Edele Achtb: Hove van Justitie der Rivieren en onderhorige districten van Demerarij den Procureur Pieter Voogelaer postuleerende voor de Ed: Agtb: Hove van demerarij, Speiciael Zijnde geauthoriseerd ten eijnde behoorlijk te transporteeren [doorgehaald: van het geene van] het hier navolgende ! Blijkens [doorgehaald: ingevolge] zeeker contract van koop en verkoop [tussengevoegd: gepasseerd binnen Middelburg voor de notaris Steven Marcus van der Heijden Sinclair en zeekere getuijgen op den 4 augustus 1789 (doorgehaald: gepasseerd)] tusschen vrouwe Laurentia Geertruijda Jacoba van BerchEijck huijsvr: van de welEd: gestr: Heer Mr: Dirk Hendrik Macaré [tussengevoegd: met] en [doorgehaald: door; tussengevoegd: beneffens] deeze Hare man, weezende door dezelve behorelijk geadsisteerd, en tot het passeeren van het voormelde contract geauthoriseerd ter Eenre, en den Heere Carel Brandes ter andere Zijde, [doorgehaald: welke] ten deezen [doorgehaald: is; tussengevoegd: zijnde] geexhibeerd en daer uijt de bevoegdhijd van den Heer Comparant tot het navolgende doene Transport suffisant door ons bevonden ! verklaarende hij Heer Comparant in voege voorschreeven te Cedeeren, Transporteeren en in vollen en vrijen eijgendom over te geeven aan en ten behoeven van den Heere Carel Brandes (doorgehaald: onder deze speciale Conditie en voorwaarde nogtans) Eene Sesde part in de plantage Soestdijk geleegen in Rio Demerarij met de gebouwen slaven slavinnen bestiaalen ge- reedschappen en verdere ap en dependentien breeder bij gedagte contracte omschreeven (scan 160) met volkom Cessie van Actie en procuratie in rem suam, onder Expresse renuntiatie van al het recht van eijgendom het geene aen haer vrouwe voornoemd desweegens is competeerende met beloften het getransporteerde ten allen tijden te zullen vrijen en waaren als na rechten! onder deeze expresse conditie nogtans als in de voornoemde contracte is werden bepaalt en waeraen ten deeze werd gerefereerd! En Compareerde den Heere Carel Brandes de welk bekende het getransporteerde in voegen voorsch: en Zo als bij meergedagte contracte staet vermelt te accepteeren. (w.g.:) P. Voogelaer, proc:r; A. Backer; Carel Brandes; Luthers; Mij Present M. DierTange, ’t secretariaet waarn: // [akte 34, p. 160]: Op heeden den 29 april 1790 compareerde voor ons ondergeschreevene in qualitijt als Raeden Commissarissen uijt den Edele Achtbaare Hove van Justitie der Rivieren en onderhorige districten van Demerarij den Weledele Gebooren Heere Gustaav Eduard Baron von Meijerhelm Coman- deur ad Int der rivieren en  onderhorige districten van Essequibo in qualitijt als speciaal gemagtigde van den Weledele gebore Jonckvrouwe Helena Lumea Elizabeth van Bercheijck ingevolge procuratie op hem Heer Comparant gepasseerd voor Ernestus Hermanus Laur: Lössner adsistent ter Secretarij van Esse- quibo en Zeekere getuijgen op den 30 novem: 1789 gepasseerd, ten deezen aen ons geexhi- beerd en tot het navolgende suffisant bevonden; overleggende door den Heere Comparant zeeker contract va koop en verkoop van dato 29 octob: 1788 voor even gemelde E.H.L. Lössner als adsistent en zeekere getuijgen binnen Essequebo gepasseerd tusschen voorn: Jonckvrouwe H.L.E. van Bercheijck ter eenre en den Heere Carel Brandes ten andere Zijde, waer bij zij Jonckvrouw van Bercheijck bekent verkogt en hij Heer Brandes bekent gekogt te heb- ben, Hare vaderlijke en Moederlijke Erffdeel zonder eenige uijtzondering als breeder bij die gedagte contracte van koop en verkoop is werden bepaald, met alle zodanige magt als door iemand in rem suam kan werden gegeeven ! bestaande dit verkogte in eene sesde gedeelte van de Plantage Soestdijk geleegen in rio demerarij aen de oostwal alles voor eene Somma van Twintig duijsent guldens Holl: Cour:t, van welke Somma van twintig duijsent guldens hij Heer comparant in name van zijn voornoemde principael bekende volkomen te wezen voldaen! en uijt dien Hoovde het genoemde vaderlijke en moederlijke Erffdeel voor eene sesde part in gemelde plantage geleegen te Cedeeren, Transporteeren en in vollen en vrijen eijgendom overtegeeven aen en ten behoeven van den Heere Carel Brandes voornoemd met volkome recht en titul van Eijgedom, zonder daer aen door den Heere Comparant qq het allen minste recht te hebben ofte behouden, onder Beloften het zelve getransporteerden ten allen tijden te zullen vrijen en waaren als na rechten. (w.g.): G.E. von Meijerhelm qq.; A. Backer; Luthers; Mij Present, M. DierTange, ’t secretariaet waern: 

* 1790, 1-11: gahetna Dutch Series Guyana, NL-HaNA_1.05.21_AZ.3.3_0202 [scan 202, akte nr. 59]: (in margine: 59) / Op Heeden den 12 november 1790 / compareerde voor ons onderschreve als / raeden commissarissen uijt den Ed. Hove van / Justitie dezer Colonie Demerarij - / De Heer Carel Brandes inwoonder dezer / colonie, aen ons bekend - / te kennen geevende, zijne nog overige / twee hondert en vijfftig Ackers land gelee- / ge aen de Oost Zeekust dezer rivier Demerary / tusschen de Creequen Mahayca & Mahaycony grenzende aen de beneede lijn van de gronden / toebehorende de Hr: J. Storm van ’s Gravesande / en naest een stukje grond de Edele Compag: / gehorende, te hebben vercogt aen de WelEd: / gestr: Heer Thomas Cuming voor eene / somma van drie duijzend guldens. / verklaarende bij deeze van de volle koop- / schat door zijn Ed. gestr: te weezen voldaan / en Mitsdien het zelven aen zijn Ed gestr: / voornoemd te cedeeren, transporteeren en in / vollen en vrijen eijgendom overtegeven, zonder / aen hetzelve meerder te hebben of behouden / eenig het aller minste recht van eijgendom ! / Beloovende dit getransporteerde ten allen / tijde te zullen vrijen en waaren als na / rechten, aen ons Exhibeerende quitantie / dat alle lasten op het vorengemelde land aan / den Heere ontfanger zijn voldaen. / compareerde meede ten deeze den Heere / Thom: Cuming declareerende het gedane transport in voegen voorsch: te accepteeren / aldus gedaen en getransporteerd ten raed- / huijse van Demerary dezen 12 Novemb: 1790. (w.g.) als Raeden Commissarissen C.J. Hecke, D. Luthers; als Transportant Carel Brandes; als getransporteerde Tho: Cuming. Mij Present M. Diertange, eerste clercq van Policie ’t secretariaat waern: 

* 1792, 23-7: Gahetna: 1.05.21 Dutch series Guyana, [invnr AZ.1.14, scan 28]: aan de heer Carel Brandes, Demerarij: Mijn Heer! Hier nevens zende UWE Extracten uit de notulen van Justitie in dato 10 deser loopende maand dienende tot authorisatie op EUD: om in den boedel van wijlen desselfs schoon groot vader als mede curator met den heren John Daly Junior en Carsten Bakker zoverre Demerary aangaat te ageren en met dezelve communicatief te handelen en hetgeen de Rivier van Essequebo aangaat geheel afsonderlijk te ageeren, waaraan mij refereeren en blijve, Mijn Heer EUD: D:W: Dienaer (w.g.) M:s DierTange sect:s ad int:m

* 1799, 6-3: Gahetna: 1.05.21 Dutch series Guyana, [invnr AZ.5.16, scan 6]: Compareerde voor Pieter Charles Ouckama, eerste klerk van Rio Demerary, dhr. J.C. Hecke, gemachtigde van de weledelgestrenge heer Christoffel Johan Hecke als agendaris van 't kantoor van negotiatie, thans onder directie van Dockscheer & Stienbergen, opgericht door Tulleken & Vos & Comp. en daarna overgegaan op Jan van Rijneveld & Zonen, aan de ene kant, en de heer Carel Brandes, wonende alhier, aan de andere kant. Het negotiehuis beweert een aanzienlijke pretentie te hebben ten laste van de boedel van wijlen Mr. Laurens Storm van 's Gravesande alsmede een grote hypotheek-claim ten laste van de plantage Soesdijk, volgens de bewijzen die daarvan aan Brandes zijn overhandigd. Ze hebben deze vordering verkocht aan Carel Brandes voor fl 20.000,-. Zij zullen aan Brandes nog een overzicht geven van welke vorderingen het handelshuis precies heeft op de boedel van Storm van 's Gravesande en op Soesdijk, en zodra dat is gebeurd, zal de zaak met een kwitantie voor Jan Heemskerk te Amsterdam worden afgerond. (w.g. o.a. Carel Brandes)

* 1799, 3-10: Middelburgse Courant: Heeden overleed tot myne innige droefheid, myne waarde huisvrouw CONSTANTIA LOUISA van BERCHEIJCK, na eene ziekte van agt dagen in de Oudendom van ruim 41 jaaren; geve van dit voor my en myne beide kinderen, zo smertelijk verlies door deze thans gebruikelyke weg, aan Nabestaanden en Vrienden kannis, verzoekende van Condoleantie-brieven verschoond te blijven. RIO DEMERARY, den 15 Mey 1799. CAREL BRANDES.

* 1804, 2-6: Essequibo and Demerary Gazette: "The Subscriber requests all Account against Pln. Greenfield, on the East Sea Coast of this Colony, to be rendered to James Ogle Esqr. on Coldingen Estate, as early as possible. Demerary, 2d June 1804. James Fraser." (ondergetekende verzoekt iedereen die vorderingen heeft op de plantage Groeneveld, aan de Oost Zee Kust van deze kolonie, daarvan z.s.m. opgave te doen aan dhr James Ogle van Coldingen Estate. w.g. James Fraser) (op 23 juni wordt deze oproep, wat aangepast, herhaald: nu gaat het om iedereen die vorderingen heeft op Donald Fraser, laatstelijk van de plantage Groeneveld, die gemeld moeten worden bij Alexander Simpson van plantage Dachfour)

* 1804, 22-6: Stadsarchief Amsterdam, DTB doop Lutherse Kerk [287-111]: Den 22 Junij ds. Tissel. Maria Laurentia. (Geb. te Middelburgh 11 Dec 1803) Vad: Carel Brandes te Demmerarij; Moed: Jacoba Bella; Get: George Dirk van Bunnink, Maria Tresia Deligé.

* 1806, 10-1: privéarchief: brief van Carel Brandes aan zijn broer Jan in Zweden: verzonden vanuit Amsterdam. Hij schrijft daarin dat hij net als zijn broer en zus niet meer hertrouwd is. "Ik voor mij moest een huishoudster hebben die na mijn zaake & huyshouding zag: & en ik heb een heele goede aangetroffen die mij tot troost strekt in al mijn onaangenaamheeden."

* 1807, 5-2: Stadsarchief Amsterdam, DTB doop Amstelkerk [129-110]: Carel, geb. 1 februari. ouders: Antoon Mattens en Margreta Wolpman, get: Carel Brandus en Mattie Mattens.

* 1812, 8-2: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots. Th.M. de Man [97]: testament. Carel Brandes, rentenier, wonende op de Keizersgracht tussen de Utrechtsestraat en de Amstel. "Ik legateer aan Martha Martens , meerderjarig, ongehuwd, wonende op de Herengracht bij de Amstel nr 619, een bedrag van fl 2000,-, uit te keren binnen 4 weken na zijn overlijden. Voorts krijgt Martha Martens een jaarlijkse uitkering van fl 1000,- voor haar levensonderhoud. Het kind van Martha Martens, genaamd Maria Carolina, erft fl 5000,-. Verder legateert hij aan zijn zuster Maria Johanna Brandes, weduwe Brouwer, wonende te Amsterdam een jaarlijkse uitkering van fl 400,-. "Eindelijk legateer en bespreek ik nog aan de twee mulatte kinderen van mijne vrije negermeid genaamd Bella en wonende te Rio Demerarij met naamen Jacoba Carolina en Maria Laurentia te zamen en bij vooroverlijden van een van beiden aan de langstlevenden en, beide overleden zijnde, aan hun moeder Bella, een som van fl 5000,-. Mijn twee kinderen Jan Carel en Maria Catharina Geertruijda Brandes, huisvrouw van Thomas Cuming jr, zullen eerst moeten rapporteren, en in de boedel inbrengen, al hetgeen zij van mij bij mijn leven hebben ontvangen; ik heb daarvan een rekening opgemaakt die in mijn boedel zal worden aangetroffen. Afgezien van de legaten zijn dan de universele erfgenamen Jan Carel Brandes, vrij en onbelast, en Maria Catharina Geertruijda Cuming-Brandes zal het vrij disponibele deel van wat zij erft moeten uitkeren aan haar kinderen die reeds geboren zijn of nog geboren worden. Tot voogden over die kinderen en tot executeurs van het testament benoemt hij Jan Carel Brandes te Demerary en Jan Jacob Bijsterus Heemskerk en Mr. Jan Fabius te Amsterdam.

* 1812, 21-3: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots. Th.M. de Man [257]: hernieuwd testament van Carel Brandes "Planter te Demerary in de West Indien thans wonende te Amsterdam op de Keizersgracht tussen de Utrechtse Straat en Amstel". In dit testament komt Martha Martens plotseling niet meer voor, noch haar dochter Maria Carolina. Er ligt een brief in het testament waar op staat dat een kopie ervan is uitgegeven aan Maria Carolina Brandes in 1841, naar aanleiding van een uitspraak van de Rechtbank.

* 1813, 9-11: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots. Th.M. de Man [479] Verklaring van Carel Brandes, wonend te Amsterdam op de Achtergracht 44. Hij verklaart dat hij tot 1811 in zijn dienst en in huis heeft gehad een zekere Martha Martens. "Dat hij comparant vernomen heeft dat dezelve Martha Martens heeft voorgegeven dat hij comparant vader van hetzelve kind zoude zijn en daaromtrend eenige erkenning zoude hebben gedaan dat hij Comparant voor zichzelve wel van het tegendeel overtuigd zijnde , echter verlangde dat ten allen tijde op eene legale wijze zoude blijken van het tegendeel weshalven hij comparant dan ook bij dezen verklaart hetzelve kind, waarvan de voornoemde Martha Martens op den tienden december achttienhonderd tien is bevallen, niet voor zijn kind te erkennen, noch te hetzelve kind ooit voor zijn kind erkend te hebben. Verzoekende hij heer Comparant daarvan akte".

* 1815, 31-8: familysearch, BS huwelijken Amsterdam: Carel Brandes, zonder beroep, 66 jaar, ondertekent met een zwierige handtekening als getuige de huwelijksakte van Abraham Rühle X Amsterdam 31-8-1815 Joanna Theodora Huijdecoper.

* 1816, 30-11: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots. Th.M. de Man [640]: procuratie Carel Brandes. Akte niet aanwezig

* 1818, 21-5: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots. Th.M. de Man [210]: Carel Brandes, eigenaar op de Achtergracht bij de Utrechtsestraat, machtigt Jan Carel Brandes en bij absentie, overlijden of wettige verhindering de heer Stephanus Cramer, in Demerarij, om zijn goederen, penningen en effecten in ontvangst te nemen, alle eigendomsbewijzen te lichten, alles onder hun administratie te nemen, alle bebouwingen, bepotingen en beplantingen te doen, de vaste goederen te doen repareren en vertimmeren, nieuwe gebouwen te doen stellen, kortom, zijn zaken in de kolonie op orde te brengen en te beheren en de producten naar Europa te zenden.

* 1818, 17-12: Stadsarchief Amsterdam, NA Nots. Jan Fabius [aktes 680, 681, 682]: drie verkoopaktes C. Brandes. Aktes niet aanwezig

* 1819, 21-7: Stadsarchief Amsterdam NA, nots. Th.M. de Man: Carel Brandes, rentenier, wonende te Amsterdam op de Achtergracht bij de Utrechtsestraat is curator (na besluit van een familieraad dd 19-7-'19) van zijn kleindochter Francina Constantia Jacoba Lumea Storm van 's Gravesande, minderjarig doch geëmancipeerd door een verklaring van haar moeder, Maria Catharina Geertruida Brandes, eerder weduwe van François Jonathan Storm van 's Gravesande, thans echtgenote van Thomas de Cuming, afgelegd voor de vrederechtervan het derde kanton van Amsterdam op 12-6-1819. F.C.J.L. Storm van 's Gravesande machtigt Jan Jacob Bijsterus Heemskerk en mr. Jan Fabius om namens haar alle erfenissen waar zij recht op zou kunnen hebben te claimen en inventaris te eisen.

* 1819: CBG, transcriptie van een lijst van plantage-eigenaren uit 1818/1819, bewaard in de Britse National Archives. Daaruit blijkt dat de plantage Groeneveld aan de West Zee Kust van Demerarij, groot 500 akkers voor 100% eigendom is van Carel Brandes te Amsterdam, die ook de opgave deed. De koffieplantage levert jaarlijks 100.000 tot 200.000 pond koffie op. Er rust geen hypotheek op de plantage. Carel Brandes is ook nog eigenaar van "de verlatene Plantaadje Soestdijk in Demerarij bij de Kreek Modemijne groot 2.200 Akkers; De nieuwe aangekogte grond in het Kanaal no. 1, Demerarij achter plantaadje Groeneveld genaamd Nieuw Soestdijk groot 500 Akkers; Nog eenige gronden in Demerarij en Essequebo, van weinig waarde."

* 1820, 19-10: familysearch, BS overlijden Amsterdam [1820 - 7- 94v]: ingeschreven het afsterven van Carel Brandes, overleden den zestienden ten elf ure 's avonds. 71 jaar oud, wonende Achtergracht bij Utrechtsestraat nr. 44, Kanton 3. Geboren Bodegraven, weduwnaar van Constantia Louisa van Berch Eijck. De overledene heeft onroerende goederen nagelaten met achterlating van Kinderen. Op verklaring van notaris Jan Fabius (41) en ambtenaar I.J. Vollenhoven.

* 1820, oktober: Stadsarchief Amsterdam archief 213: Archief van de Evangelisch-Lutherse gemeente te Amsterdam.

* 1820, 3-11: Stadsarchief Amsterdam, NA nots Th.M. de Man [aktes 466 en 467]: boedel van Carel Brandes (blijkens de index). De aktes zijn niet aanwezig!!

* 1822, 23-2: Stadsarchief Amsterdam archief 213: Archief van de Evangelisch-Lutherse gemeente te Amsterdam, invnr 1259: bevat per grafnummer aantekeningen over het eigendom en over de in dat graf begraven lijken. Fol. 422-423: Graf 210 was aanvankelijk een kerkgraf voor ordinaire volwassenen. Het graf is op 20-2-1822 gekocht door Thomas de Cuming voor 350 fl. Daarin begraaven: Op 23-2-1822 Andries Weisman, overgebragt uyt het graf Nr 332, zegge nr 28, waarin dezelve op 18-9-1815 was begraven. Op 23-2-1822 ook Carel Brandes, uyt nr. 354, waarin deeze 21 October 1820 was begraven, dit gedaan op ’t schriftelijk verzoek van Boele van Hensbroek, procuratie hiertoe hebbende van den eygenaar Thomas de Cuming. Inv.nr 1260 bevat letterlijk dezelfde tekst op hetzelfde paginanummer. Inv.nr 1263 bevat correspondentie over verschillende graven, maar niets over graf 210. Verderop in het register staat dat de Maria Catharina G. Brandes (X François J. St v Gr) weduwe was van, of hertrouwd is met Cuming. Dat betekent dat Thomas de Cuming de kleinzoon of schoonzoon van Carel Brandes is.

1927: Jaarboek Amstellodamum in een artikel met de namen van grafzerken in de Oude Lutherse Kerk: "HIER RUST CAREL BRANDES. OVERLEDEN I OCTOBER 1820. OUD 71 JAREN EN 3 MAANDEN. Verder 4 regels in schrift welke onleesbaar zijn."


kind 2:

[NB: haar neefje Adolf Willem Storm van ’s Gravesande trouwde met Juliana Johanna ten Cate; Adolf Willem was de in 1817 te Demerary geboren bastaardzoon van de jongere broer van Francois Jonathan, namelijk Cornelis Gerhard Storm van ’s Gravesande, met Lumea NN].

Over Thomas Cuming: http://www.spanglefish.com/slavesandhighlanders/index.asp?pageid=444686

* 1799, 24-5: gahetna: ondertrouwregister Demerary [298, scan 7 permalink: http://proxy.handle.net/10648/39623a5e-2782-2e89-e918-a1898a8d5150]: [door inktvraat moeizaam leesbaar] Op heden 24 meij 1799 compareerde voor ons (...) den heer Francois Jonathan Strom van 's Gravesande ...derjarig jongman, woonende in den <colonie?>, geadsisteert met desselfs vader de heer Willem Laurens Storm van 's Gravesande en Mejuffrouw Maria Catharina Geertruida Brandes (...) woonagtig in deze Colonie en geassisteert met deszelfs vader den heer Carel Brandes, welke comparanten te kennen geven voornemens te zijn met elkanderen een wettig huwelijk aan te gaan [etc ...]

* 1799, 10-6: gahetna: ondertrouwregister Demerary Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.9.3 [299, scan 8]: compareerden den heer Francois Jonathan Storm van 's Gravesande, minderjari jongman, wonende in deze colonie en Mejuffrouw Maria Catharina Gertruida Brandes, meede woonagtig in deze colonie en geadsisteerd met deselves vader den Heer Carel Brandes (zijn nu genegen hun ondertrouw om te zetten in een wettig huwelijk, waarvoor bij de proclamatie geen belemmeringen zijn opgetreden)

* 1799, 10-6: CBG, microfiche met DTB gegevens uit Demerary: huwelijksdatum van Francois Jonathan Storm van 's-Gravesande met Maria Catharina Geertruid Brandes.

* 1799, 3-10: Middelburgsche Courant: meldt, boven de overlijdensadvertentie van haar moeder, het huwelijk

* 1800, 3-9: Utrechtsche Courant: De Geinteresseerdens of Houders van Aandelen, in de Negotiatie groot fl 300,000, ten laste THOMAS CUMING, onder verband van deszelfs Plantagiën, in den jaare 1792 alhier, onder directie van SEBASTIAAN VAN NOOTEN Jansz. opgericht, worden verzogt ten Compt. van den Notaris W. CAPPENBERG, op de Keizersgragt by de Runstraat, te komen tekenen de Acte van Qualificatie, ter aanstelling van Commissarissen in dezelve Negotiatie, aldaar gereed liggende. [Uit een advertentie uit 1805 blijkt dat het gaat om de Plantages 't Hoff van Eede en The Kitty.

* 1801, 8-8: Opregte Haerlemsche Courant: “Tot mijne bittere smerte, behaagde het Gode, op den eersten April dezes Jaars, in Rio Demerary mijn tedergeliefde oudste zoon, François Jonathan Storm van ’s Gravesande, in het 25ste jaar zijns ouderdoms, door den Dood van mij weg te rukken; nalaatende eene bedroefde zwangere Weduwe; wensche Gode te zwijgen. Veld-Zicht bij Zwol den 3 augustus 1801, J.F. Storm van ’s Gravesande, geb. Queijsen."

* 1801, 14-12: gahetna: ondertrouwregister Demerary Demerary Dutch Series Guyana, 1.05.21, inv.nr. AZ.9.3 [scan 132]: "No. 42. Op Heeden den 28en November 1801 Compareerden voor ons Raaden Commissarissen uit den Edelen Achtbaaren Hove van Civiele en Crimineele Justitie der Rivier en onderhoorige Districten van Demerary / Den Heer Thomas Cuming meerderjaarig Jong man geboortig van Frankrijk ter Eenre en / Vrouwe Maria Catharina Geertruijda Brandes, laatst weduwe van wijlen den Heer Francois Jonathan Storm van 's Gravesande, gebooren  binnen deeze Colonie ter anderen zijde / Welke Comparanten te kennen gaaven voorneemens te zijn met Elkanderen een wettig Huwelijk aan te gaan en mitsdien gaarne door ons Raaden Commissarissen in ondertrouw douden willen worden opgenoomen, daar toe verzoek doende, en dat den heer Secretaris mogt worden geauthoriseerd hunne drie agter een Zondags Huwelijks Proclamatien (scan 132v) zo als 't behoord te doen uitgaan. / Aannemende zij Vrouwe Comparantin om vóór het voltrekken van het huwelijk behoorlijke verweering te zullen doen aa haar kind bij eerste huwelijk verwekt van hetgeen hetzelve kind naar Rechten competeert. / Gehoord welk verzoek, hebben wij Raaden Commissarissen daarin geconsenteerd en de comparanten mitsdien in ondertrouw opgenoomen, gelijk geschied bij dezen, met authorisatie op den secetaris zoals verzogt is. / In kennisse der waarheijd hebben wij Raaden Commissarissen deeze neevens de Comparanten onderteekend en door onze Colonie Secretaris doen Contrasigneeren in Rio Demerary voornoemd, op de Plantagie de Willem datum uts. (w.g. Als Raaden Commissarissen J.S. Massé; Joh: Christ:h Schrieken; Mij Present Pr: Cs: Ouckrama Eerste Classe Loco Secretaris; Tho:s Cummingh; M.C.G. Brande[s], weduwe s Gravesa[nde] (scan 133) "Op Heeden den 14de December 1801 Compareerde voor mij Philip Frederik Tinne Eerste Clercq ter Secretarij van Rio Demerary in presentie der na te noemene getuigen, Vrouwe Maria Catharina Geertruijda Brandes weduwe van Francois Jonathan Storm van 's Gravensande, alhier woonende, te kennen geevende dat bij testamentaire dispositie tusschen nu wijlen haaren Echtgenoot voornoemd en haar Comparante in dato 11 Junij 1799 ten overstaan van den Secretaris M. Tinne en getuijgen in deezen Rivier gepasseerd de Testateuren elkanderen over en weder tot Erfgenamen hadden geinstitueerd met dien verstande echter dat in Cas er kind of kinderen mogten zijn de langstlevende slegts het vrugtgebruik leevenslang zoude hebben van het geene bij den eerststervende zoude worden nagelaten en den Eijgendom blijven aan het voorsz: kind of kinderen zonder dat ook een Tweede Huwelijk daaromtrent Eenige verandering zoude maken, als alléén dat in dat geval de langstlevende (scan 134) gehouden zoude zijn voor het na[ge]latene bij de Eerststervende Suffi[ssante] cautie te stellen. / Dat uit het Huwelijk tusschen haa[r] Comparante en haar overleedene man Een kind met naame Francina, Constantia, Jacoba, Lumea, verwekt zijnde, en zij Comparante thans staand[e] in Een Tweede Echt te treeden met de Heer Thomas Cuming het noodzakelijk is, dat voor de solemnisa[tie] dier Echtverbintenisse bij haar worde[n] geprocedeert tot het daarstellen van dat geen het welk in Cas van Bewijs en ten behoeven van haare gemelde Minderjarige Dochter gerequireerd wordt, en mitsdien tot het doen van Opgaave aangaande de Staat des Boedels bij haar Comparante en wijlen haaren Man in gemeenscha[p] bezeeten. / Dat zij Comparante zich ter deezer Occasie hebbende geadresseerd gehad aan den Hoog Edele gestrenge Heer Gouverneur bij non sessie van den Hove van Justitie alhier tot het stellen van voogden ad Causam over haar Comparantes meergenoemde Minderjarige Dochter, daarop dan ook door zijn Hoog Edele Gestrenge benoemd en gecommitteerd zijn geworden de (ingevoegd: Weledelgestrenge) Heeren W.L. Storm van ’s Gravesande en J.S. Massé, om het belang dier Minderjarige als voorn: waar te neemen. / Dat, geconsidereerd weezende den Inhoudt van de voorschreeve Testamentaire Dispositie, En het niet uitgemaakt of Beslist zijnde, maar, voor het tegenswoordige, in Medio, moetende gelaaten worden, of dezelve Testamentaire dispositie zodanig zal Effect sorteeren dan niet, en of ten behoeve van haar Comparante’s gezegde Minderjarig kind Bewijs van de vaderlijke Legitime zoude moeten worden gedaan, zij Comparante vermeend had (blijvende gaaf en in zijn geheel het Recht of gesustineerd belang der geinteresseerdens in deezen het genoegzaam te zijn, te doen Consteeren van de staat des gemeenschappelijken Boedels tusschen haar Compa-(scan 135) en meergenoemde haaren overleedenen Echtgenoot, en consequentelijk (in tijd en wijle) van dat geen het welk aangemerkt of verstaan mogt worden het gedagte Minderjarig kind voor vaderlijk goed te boven te staan alle[en] namentlijk zo verre het, door de omstandigheeden doenlijk zoude zijn Eene dergelijken Staat van den Boedel te formeeren, als verklaarende zij Comparante niet te kunnen bepaalen in hoe verre zij nog tot dien Boedel zoude moeten gebragt worden Eénig aandeel of montant haar Comparante uit de nalatenschap van wijlen haare Moeder vrouwe Constantia Louisa van BerchEijck getrouwd geweest met de Heer Carel Brandes (en alzo voor moederlijk goed) op het overlijden van des Comparantes Man Competeerende, Eensdeels vermits de Testamente tusschen haar Comparante[s] vader gemelde Heer Carel Brandes en zijne gezegde nu overleedene Huisvrouw opgericht en gepasseerd, In de dispositie op Evengelijke wijze (door reciproque, elkanderen tot Erfgenaamen te Nomineeren en Casuquo, in het vrugtgebruik te laten) ingesteld is als die tusschen de Comparante en wijlen haaren Echtgenoot verleeden anderdeels, dewijl het recht en de Interest van haar Comparante in de nalatenschap van haar overleedene Moeder, wat hetzelve ook geweest zij, haar Comparante, ofte wel haaren man, nomine uxoris, eeniglijk concerneerde zonder dat desweegens (Terwijl hij in leevende Lijve was) voor of ten behoeven van zijne kinderen eenige aanspraak konde vallen en zij Comparante het nu (na zijn overlijden) in het onzekere vindt, immers provisioneel, of eenig en welk interest bepaald kan worden den Boedel van haaren Man, ten tijde van desselvs afsterven, ter zake van Moederlijk goed, haar Comparante aanbelangende, dadelijk te hebben toegekomen, Terwijl wijders bij haar geene blijken zijn ontdekt dat den overleedene zig met de Testamentaire dispositie van desselvs Behuwd ouders niet heeft willen Conformeeren. / Weshalven zij Comparante (gereserveerd (scan 136) latende al meede het object relatief tot het Moederlijk goed als voorsz:) bij deezen verklaarden zig te Refereeren aan de hier navolgende Staat geformeerd van den gemeenschappelijken Boedel van wijlen des Comparantes dikwerf gemelde Echtgenoot en haar Comparante aan de Minute deeses geannexeerd. / Welke Staat zij Comparante nu bij het passeeren der Tegenwoordige acte op geeft en aan de reeds gemelde mitsgaders nader hier na te noemene voogden openlegt als aanwijzende naar haar beste kennis en weetenschap en onder Inhaesie van hetgeen op het Sujet van Moederlijk goed bereids is geremarqueerd, de waare toestand in geleegenheid des voorschreeve gemeenen Boedels, waar van zij declareerd ber[eid?] te zijn de alzo gefurneerde staat en opgaaf, is ’t nood en ter goeder trouw, met Eede te bevestigen. / En naardien blijkens die staat het batig slot bedraagt eene somme van Negentien Duizend zes honderd vier en Twintig Guldens, zeventien stuivers en Dertien Penningen (doorgehaald: veertien en halve penningen) Waarvan dus alléén de helfte ter somme van negen duizend agt honderd en Twaalf Guldens, agt stuivers en veertien en een halve Penning Nagelaten Eigendom is van wijlen haar Comparantes Man, Vader van de Minderjarige in deezen; verklaarde zij Comparante, behalven de verbintenisse die zij bij deezen is doende, van haar persoon en goederen voor de Responsabiliteit van evengemelde Capitaal ten bedrage van f 9812. 8. 14 ½ gewillig te zijn, naar aanleiding van de hiervoren genoemde Testamentaire dispositie van wijlen haar Comparantes Man en Haar zelven Mutueel gepasseerd voor die somma te stellen cautie ter acceptatie van de gecommitteerde Heeren voogden voornoemd, alles Behoudens de reserve zoals die in de tegenwoordige acte is voorkoomende veroorzaakt door den Inhoudt van dezelve Testamentaire dispositie / En Compareerden wijders voor mij Eerste Clercq en getuigen / De WelEdele Gestrenge Heer J.S. Massé, zoo voor zich als de rato caverende voor den WelEd: Gestrenge Heer Willem Laurens Storm van ’s Gravesande, (scan 137) in qualiteit als bij Appointement van den Hoog EdelGestrenge Heer Gouverneur de dato 10 Dec:br JL. aan mij Eerste Clerk gelakibeerd, ter relatie als in de voorenstaande acte vermeld, aangestelde en gecommitteerde voogden over de Minderjaarige Franc[ina] Constantia, Jacoba, Lumea voornoemd, nagelaten kind van wijlen Francois Jonathan Storm van ’s Gravesande in Echt verwekt bij de hier voorengemelde vrouw Maria Catharina Geertruida Brandes. / Dewelken verklaarden na de onderscheidene Testamentaire dispositien in gezegde Acte aangehaald ingezien, mits gaders de overgeleverde en geannexeerde Boedel staat geExamineert, en op het gedeclareerde van de Vrouwe Comparante bij die acte gereflecteerd te hebben, met gemelde staat, onvermindert het geclausuleerde in dezelve acte vervat, genoeg[en] te neemen en alzo in het verhandelde [..] ten deezen als het geen zij beschouwen op de Exteerende omstandigheeden gegr[?] te zijn voor zo veel hen Comparanten (immers Provisioneel) in derselver opgemelde qualiteit betreft, te berusten, mitagders de Cautie zo als die door de vrouwe Comparante geoffreerd is te stellen, en waar van bij acte hier onder door de Heer Carel Brandes als Borg te passeeren nader komt te blijken ter relatie van de Minderjarige in deezen, sans prejudice te accepteren. / Compareerde laatstelijk de heer Carel Brandes, Ingeseeten deezer Rivier, dewelke verklaarde onder Renuntiatie van het Benifitie Ordinis et Execusionis (van den Effecte derselver onderricht) zig te stellen als Borg voor de hier vooren gementioneerde somme ten bedraage van f 9812. 8. 14 ½ - met belofte en aanneeming om tot dat montant toe voor het nagelatene van wijlen zijn Behuwd Zoon Francois Jonathan Storm van ’s Gravesande zoals het zelve bij de hier voren (ingevoegd: aangehaalde en ten deese) geannexeerde Boedel Staat is gebleeken, te zullen Caveeren, en dienvolgens al het te kort komende of veralieneerde onder of ten beloope van het gemelde Montant, als Eigen Schuld, in tijd en wijlen, en wanneer zulks alzo wettiglijk mogt verstaan worden, prompt te zullen opleggen en voldoen daar toe verbindende zijn persoon en (scan 138) Goederen, derselve stellende ten bedwan[g] en onder submissie als naar rechten. / Consenteerende de respective Comparanten dat van dit alles word afgegeeven drie grossen. / Aldus gepasseerd op de Plantage Soestdijk in Rio Demererij voornd: Datum uts:a in presentie van de Heeren E.E.D. Egeling en Lachlan Cuming als getuigen. (w.g. M.C.G. Brandes weduwe Storm van s Grave[sande]. als voogden J.S. Massé de rato caverende voor W.L.S. van ’s Gravesande. Carel Brandes … Attestor ? Tinne Eerste Clercq. Witness Lachlan Cuming. E.E.T. Egeling)

(scan 139): bevat de staat van de boedel van Francois Jonathan Storm van 's Gravesande. Daaruit blijkt dat ze een schuld van ruim fl 11000:- hebben bij Carel Brandes, en dat, behalve de hierboven al genoemde Houtmakerij, er door Carel Brandes ook gehandeld werd in katoen. Verder behoort tot het bezit een achttal slaven, op het kind Jan en de man Primo na allemaal vrouwen. Ze hebben zes paarden en twee koetsen, een verrekijker, telescoop en astrolabium en verder vooral zilver bestek en een verkoopcontract voor een stuk grond in de Mahaïca ter waarde van fl 8000,-. Zoals hierboven al staat is het batig saldo fl 19624:17:13, waarvan de helft als vaderlijk erfdeel beschouwd moet worden.

* 1801, 14-12: gahetna: ondertrouwregister Demerary [scan 140]: Ik, ondergetekende, adsistent ter secretarie van Rio Demerary certificeere bij desen (...) dat van wegens het voorgenomen huwelijk van den heer Thomas Cuming met vrouw Maria Catharina Geertruijda Brandes, weduwe van wijlen den heer J.F. Storm van 's Gravesande, de gewoonlijke zondaagse drie huwelijksproclamatiën van het secretarij alhier naar behooren zijn uitgegaan en dat wel op den 29en November, 6 en 13en December (...).

* 1802, 9-2: Amsterdamsche Courant: "De Geinteresseerden in de Negotiatie ten laste den Heere THOMAS CUMING, in den Jaare 1792 opgericht ten Comptoire van S. VAN NOOTEN Jansz., worden geadverteerd, dat door de Cassiers CUYK VAN MIEROP en TETTERODE, op primo Maart aanstaanden en vervolgens dagelyks, met overleg en goedvinden van Commissarissen, zullen ingetrokken en betaald worden 3 Coupons, tegen 4 perCt. Intrest per Coupon, verscheenen primo Maart 1795, 1790 en 1797."


kind 3

* 1804, 22-6: Stadsarchief Amsterdam, DTB dopen Lutherse Kerk [287-56]: Den 22 Junij ds Tissel: Maria Laurentia (geb. te Middelburgh 11 Dec 1803): Vader: Carel Brandes te Demmerarij; Moed: Jacoba Bella; get: George Dirck van Bunninck; Maria Tresia Deligé.


kind 5

lit: Weekblad van het Regt, 7-2-1842: bevat een uitvoerige documentatie over de vraag of de erkende, buitenechtelijke dochter van Carel Brandes, geboren op 10-12-1810, en gedoopt op 9-1-1811,  terwijl de vader overleed op 16-10-1820, het recht heeft om als belanghebbende zijn testament in te zien. In hoger beroep (Provinciaal Geregtshof van Holland dd 15-11- en 1-12 1841) wordt Maria Carolina in het gelijk gesteld, nadat eerder, bij Vonnis van de Regtbank Amsterdam dd. 29-7-1841 ook een uitspraak was gedaan.

Maria Carolina wordt in 1852/53 in het Amsterdamse bevolkingsregister vermeld als ongehuwde rooms-katholieke naaister.

* 1811, 9-1: Stadsarchief Amsterdam, DTB dopen Lutherse Kerk [294-59]: Den 9 Janu, Ds Muller: Maria Carolina, Geb. 10 Dec. 1810. Vad: Carel Brandes; Moed: Marta Martens (geen getuigen - bij de andere dopen zijn die er wel)

* 1853, 2-11: Stadsarchief Amsterdam, BS huwelijk 1853 (acte nr 9-73v: in de huwelijksbijlagen zit geen afschrift van Carel Brandes' overlijdensacte, slechts de mededeling dat haar beide ouders overleden zijn): Pieter Bing, kantoorbediende, geboren en wonende alhier, 37 jaren, weduwnaar van Geertruida Johanna Hoogkamer, meerderjarige zoon van Johannes Julius Bing en Maria Diederica Wijnman, beide overleden, en Maria Carolina Brandes, naaister, geboren en wonende alhier, oud 42 jaren, meerderjarige dochter van Carel Brandes en Maria Martens, beide overleden, ter andere zijde.

* 1860, 31-10: wiewaswie.nl: Provinciaal Archief Haarlem, BS Amsterdam huwelijk 1860 (register 10 fol 17v): huwelijksakte van Joannes Termars, 53 jaar, kleermaker uit Amsterdam, zoon van Henricus Bartholomeus Termars en Maria Francisca Siebeletz, weduwnaar van Maria Magdalena Smit, met Maria Carolina Brandes, 49 jaar, geboren Amsterdam, dr.v. Carel Brandes en Marta Martens en weduwe van Pieter Bing. In de huwelijksbijlagen zitten hun doopbewijzen en de overlijdensbewijzen van hun echtgenoten.

* 1889, 2-5: Stadsarchief Amsterdam, 5268 Patiëntenregister Buitengasthuis [invnr 2495, fol 154 en 2496, f 110]: opgenomen op de afdeling Vrouwenziektes Maria Carolina Brandes, rooms katholiek, geb. 9-12-1810, wed. Johannes Fennars, resp. Fermars (sic), geb. Amsterdam, woont Tuinstraat 124 (Regenboogsliefdehofje), beide ouders overleden. In het eerste register staat niet wanneer ze ontslagen is - logisch, want in het tweede register staat dat ze in totaal 383 dagen verpleegd is tot haar dood op 20-5-1890. En er staat bij: adres neef Ter Mars, tapper, hoek Tweede Tuindwarsstraat.

* 1890, 20-5: Stadsarchief Amsterdam, BS Overlijden 1890 register 4 fol. 178v, acte 4532: twee opzichters doen aangifte van het overlijden van Maria Carolina Brandes, zonder beroep, Tuinstraat 124, 79 jaar, geb. Amsterdam, overleden in het Buitengasthuis op dezelfde ochtend om half 9, laatst weduwe van Johannes Termars, eerder van Pieter Bing.


openstaande vragen / discussie

In een volkomen andere tak van deze kwartierstaten komt een medicus voor, prof. Jan Bleuland, uit Gouda. Zou dat dezelfde zijn als 'Blijland in Ter Gouw', waar Carel Brandes in zijn jonge jaren in de leer was?