XI-22 Wagelaer, Judith

Jutken Wagelaer (XI-22)

alternatieve spelling: Jetken, Jutte, Judith (?)


ouders: Johan Wagelaer en Harbert de Laer


geboren: Enschede tussen 1605-1626, (1617?)

gedoopt:

overleden: Enschede kort voor 31-1-1659

begraven:


relatie (1): trouwt (Enschede voor 1637 - een zoon is in 1659 volwassen)


Jurijan Stroijnck (XI-21)

alternatieve spelling: Jorrien, Joerien, Jorrjen, Jurrien, Stroynck, Stroinck, Stroeijnck, Stroink


ouders: Rutger Stroink en Jenneken Helmichs


geboren: Delden tussen 1611 en 1621

gedoopt:

overleden: Enschede 20-8-1684 (tijdens de Kermis)

begraven:


beroep: graankoper (1649, 1650, 1659), herbergier, brouwer en burgemeester (1651..1672), lid van het schuttersgilde (1646)

woonplaats / adres: Delden, Enschede (1642-1684)


Hij hertrouwt Enschede(?) 6-4-1676 Margaretha Meermans/te Meerman (na 1620-in/na 1685)


kinderen:

  1. Hermannus Stroink, ca 1645-1721, X voor nov. 1685 Catharina Lasonder, VOLGT X-11

  2. Jan Stroink, geboren: Enschede ca 1646,
    overleden: na aug 1721, voor 1725
    beroep: burgemeester van Enschede
    woonplaats / adres: Enschede
    relatie: trouwt
    Assele Becker, geboren:
    overleden: na aug 1721, voor 1725
    ouders: Joan Becker en Hermken Jorissen
    > Hieruit 4 kinderen.

  3. Egbert Stroink, geboren:
    overleden: na 8-5-1702
    relatie: trouwt
    Woltera Becker, geboren:
    overleden: na 8-5-1702
    ouders: Joan Becker en Hermken Jorissen

  4. Harbert Stroink, geboren: Enschede tussen 1640 en 1655,
    overleden: Enschede 19-8-1694,
    relatie: trouwt Enschede voor 3-10-1670
    Jan Leurink, geboren: Enschede tussen 1635 en 1650,
    overleden: Enschede 21-12-1694
    beroep: Burgemeester van Enschede,
    woonplaats / adres:
    ouders: Engelbert Leurink en Geese Voss.
    > Hieruit tenminste 5 kinderen (4 dochters en een zoon Georgius). Dochter Aleida Leurink (1683-1754) hield een dagboek bij dat bewaard is gebleven.

biografische aantekeningen


Jutken of Judith Wagelaer is de zus van Fenneke te Wageler (de vrouw van Hendrik ten Dam) en van procureur/herbergier Ludovicus Wagelaer: in totaal waren er acht (nagelaten) kinderen Wagelaer. Mogelijk is een andere zus, Trijntje, getrouwd met Geert Becker (zie akte 28-11-'42 en 14-9-'46)

Aangezien Jurrian Stroink burgemeester was, en Lucovicus Wagelaer procureur, is het onwaarschijnlijk dat dit echtpaar (zoals wel de meeste andere Twentse en Achterhoekse families in deze kwartierstaat) doopsgezind waren: doopsgezinden namen ohet algemeen geen deel aan stadsbestuur, militaire zaken en justitiële zaken. Ze waren handear, ondernemer (fabrikeur), grondbezitter en rentenier of (land)arbeider.


bronnen


Lit: genealogie Koek en enkele aanverwante families, https://www.genealogieonline.nl/genealogie-koek/I4082.php

genealogie Stroink: nakomelingen van Arndt Strodinck

* 1642, 17-1: ORA Enschede SG.023.019: Erschenen Henrich Vieger, caverende de rato voor Grete, zijn echte huisvrouw, en bekende verkocht te hebben in een vaste, onlosbare erfkoop, aan Jorrijen Stroinck en Judtken zijn echte huisvrouwe en hun erfgenamen, hun eigen toebehorende huis en hof, aan de ene zijde grenzend aan zalige Sander Wermertincks huis en hof, de andere zijde aan Berendt Robers huis en hof en zalige Jan tho Wagelers kamer , met het ene eind aan Johan tho Wagelers hof en brouwhuis, met het andere einde aan de stads straat...

* 1642, 28-11: ORA Enschede SG.023.095: Harbert wedewe Wageler spreeckt aen Jan Backer die Olde en Jurrijen Stroijnck als mombaren van za: Geert Beckers onmondige kinderen voor 111 daler berekende schuld en voort voor schuld ad computum. Contumaces.

* 1646, 14-9: ORA Enschede SG.024.063: Erschenen Jan Becker sr. en Jorrijen Stroijnckals mombers van de onmondige kinderen van zalige Geert Beckers en Trijne ehelieden, en Luijckas Beckers, hun oudste zoon, hebben na voorgaande bedagingen de volgenden aangesproken: zeven personen met naam en toenaam genoemd, waaronder Mechtelt de Laer

* 1649, 17-9: ORA Enschede SG.024.382: Jorrien Stroijnck per ancillam doet opbading aan Egbert Lucassen zijn panden voor verschenen interesse ad computum. (385) Jorrijen Stroijnck per uxorem doet opbading aan de panden van Egbert Luijckessen, voor verschenen intrest ad computum. Idem bespreekt Berent Roobers voor schuld tot rekening

* 1649, 16-11: ORA Enschede LG.038.351: Jan Amelinck en Geese zijn huisvrouw bekend, nadien hij met voorgaand recht was uitgesleten, verkocht te hebben (352) aan Jorrijen Stroijnck en Jutte, zijn vrouw, hun stuk rogge-gewas waar nu fluijs op staat, genoemd Kruis-bree, gelegen voor de hof, met een jaar naar kopers believen na te seijen, doende vrsz koper als dan het seijel-zaaden verkoper al het plooien, zaaien, bouwen, gelijk tot zijn andere landerijen, alles tiend-vrij, zonder schattingen, heren-lasten en anders, maar als dat tiend-vrij niet lukt, dan mag de koper van andere gronden van de verkoper die tienden af nemen, te beoordelen door twee goede mannen, dit alles voor de som van fl 40,- dat op de verkopers schuld in mindering wordt gebracht.

* 1650, 15-1: ORA Enschede LG.038.389: Jorrijen Stroijnck doet opbading aan de panden van Winckel, voor verschenen rente ad computum. Idem doet opbading en aaneigening aan de panden van Roelvinck te Lonniker voor 9 daler en ettelijke stuivers verschenen rente. Roelvinck zegt de gehele rente betaald te hebben aan Ludov: Wagelaer, en het voorgaande jaar ook, die hem ten volle heeft gequiteerd. Hij gaat ervan uit met één betaling te kunnen volstaan en eist dan ook vergoeding van zijn kosten. Jorrijen Stroijnck vraagt acht dagen respijt om zich te beraden.

* 1650, 22-1: ORA Enschede LG.038.396: Jorrijen Stroijnck zegt in termino tegen Roelvinck dat deze wel wist dat hij na het overlijden van Harbert de Laer, weduwe Wagelaer, niet alleen aan één van de erfgenamen maar aan iedere erfgenaam rente naar hun erfdeel had behoren te betalen, en dat is niet geschied. Daarom heeft hij een goede opbading en aaneising gedaan door 3/8 deel in rekening te brengen: 2/8 heeft hij namelijk naderhand nog aangekocht, blijkens overgelegde aktes. Stroijnck heeft Roelvinck persoonlijk en door de zoon van de gerechtsdienaar aangezegd die 3/8 rente alleen aan hem en aan niemand anders uit te betalen. Roelvinck vraagt drie weken respijt om zich te voorzien van een advocaat, en zegt bij voorbaat al dat hij niet de dupe kan zijn van een meningsverschil tussen de erfgenamen.

* 1650, 28-10: ORA Enschede SG.024.509: Jorrijen Stroijnck per uxorem bespreekt Ludm: Wagelaer voor fl 46:7:- berekende schuld. (510) Lud: Wagelaer presenteert het geëiste tot goede rekening al wanneer klager Stroijnck de koopcedul van comparanten eigendommelijke huis als mede verkoper en de gehouden maagscheiding tussen partijen en hun mede erfgenamen behoorlijk van klager neffens anderen is getekend en voor goede voldoening bedankt, met eis van kosten. Leffert Laersonder bespreekt Jurrijen Stroijnck voor ongeveer 10 gld 6,5 stvr berekende schuld, met eis van kosten. (511) Jorrijen Stroijnck zegt, replicando, dat beklaagde Wagelaer de geëiste fl 46:7:- waar hij niets tegenin kan brengen, ten eerste gehouden is te voldoen, en zo hij iets van de ondertekening van koopcedul of maagscheiding heeft te zeggen, dan moet hij dat bij een andere instantie voorleggen, waarop Stroink dan wel zal reageren. Dit alles stellende tot decisie van de burgemeesters. (512) Ex adverso zegt dat de genoemde zaken, liquide an anders, merendeels samenhangen met de erfenis en dus op grond van een goede rekening en compensatie afgedaan moeten worden. Wat Stroijnck verder uit een verkocht schap en verder meent te moeten hebben, wil hij graag betalen, op grond van een uitspraak daarover. Het gerecht neemt acht dagen de tijd om hierover te beslissen.

* 1651, 15-4: ORA Enschede LG.009.395: In eodem Judicio erscheenen Henr. ten Spraeckel de rato caverende voor Jenneken, sijn echte huijsvrouwe, ende bekanden gefinieert, opgenoomen ende wel ontfangen te hebben van den E. borgermr. Jorrien Stroijnck, Jutken, eheluijden, d’ summe van eenhondert dlr. ad dertich stuijver

(in margine: Deese eenhondert dlr. wort alhier geroijeert doordien deselve is begreepen ind' tweehondert dlr., den 13en Jan. 1652 dessen volgende geprotocolleert) (396) stuck. Daervan hij comparant jaerlijcks op Martij belooft ter pensioen te geven ses gelijcke dlr., het eerste jaer verscheenen op martini eerstkoomende. Stellende daervoor mitsdeesen ten onderpande alle sijns comparants goederen, roerende ende onroerende, praesent ende toekoomend, egeene van allen uijtgesondert. Ende heeft d’ rentheffer soowel als de rentgever voorbeholden d’ inlosse te moogen doen naer dat d’ denuntiatie een jaer te bevooren sal weesen geschiet; Semper in forma meliori.

* 1651, 3-11: ORA Enschede SG.024.628: Jorrijen Stroijnck doet opbading aan de panden van Hans Jacobsen (10-11: Stroijnck wordt geëigend aan deze panden). Hendrik ten Dam bespreekt zijn zwager Jorrijen Stroijnck om met de comparant te treden in scheiding, loting en deling van zeker stuk land, genaamd de Mollenbree, die zijn vrouw geërfd heeft van haar overleden ouders, en bij weigering wordt de scheiding en deling verzocht ten overstaan van het Gerecht, de kosten voorbehouden. Beklaagde Stroijnck is vredig om met zijn zwager in deling en loting te treden ten overstaan van twee onpartijdige goede mannen.

* 1652, 13-1: ORA Enschede LG.009.437: In eodem Judicio erscheenen Henr. ten Spraeckel met Jenneken, sijn echte huisvrouwe praesent, ende bekanden gefinieert, opgenoomen ende wel ontfangen te hebben van den E. borgermr. Jorrijen Stroijnck, Jutken, eheluijden, d’ summe van tweehondert dlr.ad dertich stuijvers t’ stuck, waerin begreepen die hondert dlr., den 15en Aprilis jongstleeden bereits verschreven diewelcke tweehondert dlr. comparanten jaerlijcks op Martini belooven ten verrenten ende wel te betaelen teegens ses ten hondert vrijgelt, het eerste jaer (438) pensioen verscheenen op Martini 1652. Stellende daervoor ten waeren onderpande het vooren gelimiteerde stucke bouwlandts met daertoe gehoorenden twee streppels. Voorts generalijcken alle haere vordere goederen, roerende ende onroerende, verkreegen ende te verkrijgen, geene uijtgesondert, omme in cas van misbetaelinge sich daeraen schaedeloos te bewaeren; D’ renthefferen hebben d’ rentgeveren toegestaen d’ aflosse te moogen doen met hondert dlr. naerdat d’ opsaege ende jaer bevooren sal weesen geschiet. (In de marge): noch een stucke, genpt. het Lange stucke, van Jan ten Wittbreuckt aengekoft, gelegen tusschen Hoffman ende Spraeckels landt.

* 1658, 1-11: Stadsarchief Enschede ORA Enschede processtukken Stad 73-65: zeer lijvig dossier (geheel als pdf te downloaden van de website van het stadsarchief). Het start met het bericht dat Jorrien Stroijnck ten huize van burgemeester Joan Cost, zijn antwoord heeft gegeven op de eis van zijn zwager Ludovicus Wagelaer. Dat betreft een geschil tussen de twee buren over een brouwhuis dat Stroink gebouwd heeft ("uith luitter frivolen picanticheijt") en waar Wagelaer wegens waterafvoer lekkage en veel last van heeft. Stroink zegt dat Wagelaer wel een halve voet over de erfgrens op zijn erf een kamer heeft gebouwd, waardoor gevel, windveren en afwatering op Stroinks grond valt. Het staat iedereen vrij om op zijn grond te bouwen, ook als daarmee wat licht wordt weggenomen bij de buren en Stroink heeft niet uit "pijcquantigheijt" gebouwd, maar omdat hij het nodig had. Op 31 januari 1659 eist Ludovicus Wagelaer, als mombaer van de voorkinderen van Jurrien Stroijnck inzage in de staat en inventaris van de erfenis van de overleden moeder van zijn pupillen. Stroink vraagt per filiam dus via zijn zoon 14 dagen respijt (dat betekent dat zijn zoon al volwassen is). De verweerder (Stroink dus) noemt zich ergens in de stukken 'een brouwer en herbergier', zodat hij het brouwhuis in zijn tuin echt nodig heeft.

* 1659, 31-1: ORA Enschede SG.025.589: Ludov: Wagelaer eens nomino proprio bespreekt Jorrien Stroijnck voor schult ad salvum computum cum interesse, anders als mombaer over desselffs voorkinderen omme aan hem te leveren eene beëdeden staet ende inventaris van alle derselver pupillen sal:s moeders naergelaetene erffenisse gelijck dieselve op den sterffdach bevonden ende consequentel: daer over tot prestatie van behoorlijcke scheijdinge ende deilinge, repeterende voorts de exhibitie van alsulcken ge.. bericht als dieselve binnen termijns voor deesen teegens hem ingedient, versocht onder protest van interesse ende kosten ineischonge et si non compareat contumaciam. Verw: versocht per filiam 14 dagen tijdt.

* 1659, 14-2: ORA Enschede SG.025.596: Jorrien Stroijnck exhibeert in termino tegen Lud: Wagelaer dupliek, concludeert en verzoekts als daarbij. (...) Lud:s Wagelaer vorzocht van Stroinks dupliek een kopie en tijd van vier weken, en over de rest van de aanklacht van 14 dagen geleden wil hij een uitspraak aangezien Stroink daarop niet heeft gereageerd. Decreet: omdat Stroijnck, hoewel aanwezig, op die beschuldigingen niet heeft willen tekenen of handelen wordt het verzoek, conform Stadsrecht, gehonoreerd.

* 1659, 14-3: ORA Enschede SG.025.602: Ludo:s Wagelaer exhibeert tripliek tegen burgemeester Jurrian Stroijnck en concludeert als daar bij. Burgemeester Jurrian Stroijnck verzocht kopie en respijt tot de eerste rechtsdag na de paasvakantie. (ferias Paschatis) (603) Burgemeester Jurrian Stroijnck bespreekt Jan Steinfurts voor een R.daler geleend geld , wordt opbade gemeend.

* 1659, 18-4: ORA Enschede SG.025.605: Burgemeester Stroijnck vraagt tegen Lud: Wagelaer 14 dagen extra tijd.

* 1659, 7-11: ORA Enschede SG.025.647: Luds: Wagelaer zegt niet te bevinden dat Jorrien Stroijnck noch in termina purga aut interim noch daarna, tot nogtoe, zich van zijn jungst begangene contumacie gerichtelijk nog debite heeft gepurgeerd. Deshalven comparant verzoekt dat de gecontumacieerde volgens landsrecht (part 1ma art 12 ende 2 do, van zijn hebbende declinatoire en dilatroire exceptien versteecken zijnde, alsnog op dato dezes tegen de vier weekse dag mogen worden geciteerd om de onlangs door de comparant ten protocolle uitgebrachte eis en aanspraak aan te horen, met eis van kosten.

* 1659, 10-11: ORA Enschede SG.001.312: Tenor Contractus in zaken Lud: Wagelaer eens, en burgemeester Jurriaen Stroijncks anderdeels. De kwestie van deze twee partijen, nopende de timmeragie van hunne kaemers en brouwhuijs 't eindens hare huizen, is door tussnkomst van de heer Lect: Hulst, het navolgende overeengekomen: (1) dat Stroijnck zal gedogen dat Wagelaer, bij tijden van reparatie, Stroinks kamer, grond of dak mogen gebruiken, mits dat Wagelaer alle eventuele schade vergoedt of herstelt. (2) Dat Stroijnck ervoor zorgt dat de muur van Wagelaer, naast diens bedstee, door watergieting en regen onbeschadigd blijft door het met een wand, muur of plankl af te scheiden, terwij tussen de beide huizen een ruimte blijft van tenminste drie vingers breed. (3) Stroijnck moet zijn dakpannen zo ver terugtrekken, dat de druk ervan niet meer de windveren van Wagelaer kan beschadigen (4) tenslotte is bepaald dat Stroink geen dakgoot mag leggen onder zijn pannen naast het eind van Wagelaers kamers. Deze afspraak is indertekend, in verschillende hand, door Wagelaer, Stroijnck en alle andere burgemeesters.


openstaande vragen / discussie


* 1649, 9-4: ORA Enschede SG.024.345: NN Reudinck bespreeckt Lud:s Wagelaer als oldste soon en erffgenaem van salg: Harbert toe Wagelaer omme restitutie van seecker obligatie van Anl:s saelg: Vaeder ter summe van vijftich daler die Cleger ten volle betaelt.

Over haar grootouders Albert van Laer X Fenna:

* 1626, 12-5: ORA Enschede LG.06.024: In sittenden Gerichte erschennen Albert van Laer, mit Fenna, sijn echte huisfrouwe. Sechten unde bekanden aldaer, voor ons allen gerichtelichen, wie dat sie beijden hadden gepraemediteert unde overlacht, praemediteerden unde overlachten, die kortheit des menschen leventz, dat die mensche niett gewissers alss die doott unde niett ongewissers alss die stonde desselven hebbe toe verwachten. Wesshalven sie beijde eeluden bij forma van testamente hadden verordiniert unde een schrifftelich testament, anno 1626, den 12en Maij, hadden opgerichtet, in francijn geschreven unde bezegelt, voorbrachten unde vertoonden. Verclaerden woe dat sie beijde daerinne oren utersten wille unde meennunge verfadtet hadden. Tweten datt sie beijde eeluden malkanderen met die geringe armoett desselven goedes, so hem die Lieve Godt verleent, soo sie meer hadden, oor levent lanck betuchtiget hadden. Tso datt die lestlevende van hem baijden allent genne wess op den sterffdach des ijrsten van beijder nabliven wortt, datt sij landt, sandt, huis, hoff, veurten tenden, tilbaer unde andere geuderen, woe die eennen nhaemen hebben mogen, geenne int kleijnne offte grote daerfan uuthbescheijden, die lestlevende van hem beijden sall beholden, unde tot sijn alementatie unde genoogsaeme nootdrufft sijn leventlanck, sunder ennige bespirunge van oren kinderen, genietten unde gebruicken. Dan so die lestlevende sich anhe alle toeverzicht, na dode des eerst verstorvenen wedder veranderzaten worde, so sal dselve mit sijnnen kinderen des eerst verstorvenen nagelatene geuderen deelen unde dselve volgen laten. Dan na dode des lestlevenden salt geneso genoembte eeluden noch wes overich mochten nalaten ore kinderen offte kindeskinderen erven unde genietten. In solcker gestalte unde niett anders alss sie daerfan in gemelten testamente gedisponiert unde besloten hebben. Mitz betaelende daerfan sulche legaten alss gemelte testatoren gelegatiert hebben. Unde willen oick gemelte eeluden datt oor gemelte testament durch desen also in allen sijnnen poincten geratificiert unde geapprobiert sal bliven. Unde offte het zaecke were dat nha het affstervent des eersten van hem beijden testatoren eenne van van oren kinderen den lestlevenden copie van oor voorss. opgerichtede testament anhe alle toeverzicht affeischen solde willen, sal dselve niet geholden wesen iemant enige copiën daerfan volgen toe laten, angesien nijmmandt van oren kinderen daeranne gelegen sij, solange die leste van hem beijden livet unde levet. Unde es deden genoembte eeluden, die eenne den anderen, Fenna dorch horen in desen gekarenen unde gerichtelichen toegelaten mombaer, Frederich van Twickeloe, vant genne in den testamente alsso verfadtet is, opdracht unde vertichenisse met hande unde monde alss recht was, allent profite unde gebruick den lestlevende tot sijnnen levende toe.

* 1683, 12-6: ORA Enschede LG.043.106d, waarin Luds Wagelaer als erfgenaam van Albertus van Laer en Fenna verwijs naar een akte uit 1624.