Deel twee van

Pathoanalyse en psychopathologie

Jacques Schotte.

Dus Szondi wou een test ontwerpen, om wat te bereiken? Wel om de psychopathologische affiniteiten van een subject te onderkennen. Dat wil zeggen de potentiële mate waarin dit subject aan deze of gene wijze van ziek-zijn eventueel zou kunnen ziek worden. Liever het ene kiezen dan het andere; dat is dus de diagnostische onderscheiding.

Eén van de basisideeën was, dat het ook volgens deze psychopathologische affiniteiten is, dat wij allen bv. onze partners kiezen. De formulering in de traditionele huwelijksritus is 'for better and for worse', voor het beste en het slechtste; wel ja precies : iedereen draagt zijn eigen probleem ook uit in de keuze van zijn partners; dat is eigenlijk iets wat voor een psychoanalyticus banaal is.

Het is evident dat men louter intuïtief zijn partners kiest, speciaal in de liefde en in de vriendschap; niet nadat men ze getest heeft maar op intuïtief doorleefde affiniteiten die men helemaal niet kan formuleren de: "coup de foudre"', iedereen uit eigen ervaring wel bekend.

Goed, de idee van Szondi was, zouden we die dynamismen die daarbij een rol spelen en waardoor ik bepaalde mensen sympathiek vind, zodanig sympathiek dat ik er reeds in een vlaag van

enthousiasme mijn leven mee verbind en er heel wat mee verander, zouden we die dynamismen niet nader kunnen onderzoeken door... de sleutel van de pathologie?

Dus niet door de sleutel van enige zogenaamd normaal-psychologische karakterologien: allerlei karaktereigenschappen van de partners, enzovoorts. Nee, door de sleutel van de pathologie. Wie wordt bv. aangetrokken door hysterische mensen? Of wie wordt zoals we daarstraks hebben gezegd van de psychiaters aangetrokken door de zwaarste vormen van stoornis? Om psychiater te worden moet ge daar toch tenminste in de nog niet helemaal verdwenen betekenis een zekere affiniteit voor hebben. Dat zal trouwens wel zo blijven, zelfs bij de biologisch gerichte psychiaters, al zullen die dat dan geredelijk verdringen; maar d'er blijft toch een primaire aantrekkingskracht. Dat verband, dat kennen we toch uit ons leven? Nu, dat was een van de ideeën van Szondi uit zijn klinische praktijk gegroeid, waar we niet op in gaan.

Szondiís idee was : als we een stamboom bestuderen van mensen om de familieatmosfeer te leren kennen, wel dan moeten we niet alleen zoals in de traditionele erfelijkheidsleer en genetica naar de bloedverwanten kijken maar ook naar al de gekozen partners, want die ontsluieren verborgen dynamismen van de mensen zelf.

Nu, zegt hij, het opstellen van een stamboom, ge moet er maar eens mee beginnen, we hebben daar allemaal in dit land en op dit ogenblik geen geld voor om zoiets te doen, dat is een reuze onderneming voor één enkele patiënt.

En daarvan de idee : zou men niet een verkorte procedure kunnen gebruiken, (om die partnerkeuze problematiek op te lossen) door de patiënt zelf te alten laat kiezen - dus - tussen foto's van zieken, psychiatrisch zieken?

Een koene sprong, maar die hij dus gemaakt heeft. En nu is het probleem natuurlijk onmiddellijk gegeven - wat voor patiënten-soorten zullen wij uitkiezen om die test samen te stellen?

In ieder psychiatrisch leerboek zijn er soms oeverloos vele verschillende soorten, in de zin van Sydenham; en dat gaat dan in ondersoorten, enzovoorts; en de vraag wordt altijd opnieuw gesteld : zijn er verschillende soorten van depressies, en subsoorten en..., enzovoort, enzovoort, enzovoort. Goed, wat gaan we kiezen? De vraag was : welke patiënten kiezen? Welke soorten patiënten? En daar komt dus een systematische nosografie aan bod, ook zonder dat die vraag zo expliciet is gesteld. En dat is de nosografie die Maebe daarnet had opgesteld. Szondi kiest dus uiteindelijk acht foto's, in iedere reeks van zijn test.

Voegen we daar onmiddellijk aan toe dat hij lang heeft geprobeerd met meer foto's, een stuk of tien twaalf; met nog andere soorten d'er bij. Maar het blijft dan op een gegeven moment bij de canoniek geworden structuur in acht.

En hoe komt hij daartoe? Wel hij zegt dat hij dan datgene heeft uitgekozen waarvoor algemeen kan aangenomen worden dat er een hereditaire voorbeschiktheid is.

Dat hij het zo heeft gedaan, dat is een van de redenen geweest waarschijnlijk om zijn werk ook aan de kant te zetten, omdat speciaal na de oorlog - de ontdekkingen van Szondi die gaan terug tot de jaren dertig, de ontwikkeling van de test is in Boedapest in de jaren dertig.

Dus in Boedapest in de jaren dertig is dat ontwikkeld - in de jaren na de oorlog toen hij intussen langs het concentratiekamp van Bergen-Belsen in Zwitserland was terechtgekomen. Szondi behoort dus tot de eminente joden die tegen goud van de nazi's zijn afgekocht en gedeponeerd over de Zwitserse grens met zijn vrouw en twee kinderen. Daarna, hij dan nooit meer uit Zwitserland is weggegaan. Hy heeft nooit meer de geneeskunde mogen praktizeren, wel de psychotherapie maar zoals psychologen, zonder recepten te kunne uitvaardigen. Dus dé man van de psychoanalytische psychiatrie heeft niet meer psychiatrisch actief mogen zijn.

Dat komt men nog tegen : Goldstein, de grootste specialist van de afasie van de jaren vòòr veertig, die is in New York gaan leven, ook verdreven door de nazi's, die woonde op een paar honderd meter van een van de grootste klinieken van afatische patiënten en hij heeft er nooit mogen exerceren.

Maar goed, Szondi kwam in de jaren dertig tot dit systeem, naar hij zegt, volgens de heriditeitsleer. Want herediteit speelt een zekere rol. Nu weet iedereen dat opnieuw, dat hereditaire voorbeschiktheid bestaat in de psychiatrie : waarom? wel, als de kleur van ons haar, van ons ogen, enzovoorts, de lengte van de vingers, wat weet ik, als dat allemaal ook mede hereditair bepaald is, hoe zouden het dan psychiatrische ziektevormen niet zijn? Goed, maar als ge er de leerboeken op nakijkt dan heeft ieder natuurlijk zijn manier om de classificaties op te stellen en dan te zoeken naar hereditaire determinanten.

Dus dat is heuristisch van belang geweest voor hem om de vraag zò te stellen, maar dat was geen evidentie uit de leerboeken van die tijd. Noch de algemeen-psychiatrische, noch de speciale, waaronder de hereditaire zoals van de beruchte Rüdin, de Zwitser die dan in München is terechtgekomen en daar co-milito zullen we maar zeggen, medestrijder van de nazi's is geweest in de vernietiging van geesteszieken.

Dus Szondi komt tot dit systeem. Wat hij gewoonlijk niet zegt, ik weet zelfs niet of hij het ooit heeft geschreven, dat is dat na veel gissen en missen, ook met een paar verdere categorieën laten we zeggen, dat hij ineens in een droom de intuïtie heeft gehad : deze nacht! In een droom. Nu hoort ge de positivist : ja, wat kan er uit dromen voortkomen? Ja, asjeblief de formule van de equivalentie van materie en energie van Einstein is ontdekt in een droom. De droomtheorie van Freud is quasi ontdekt in een eigen droom. De grondformule van de organische scheikunde, de formule van de benzeenring, van Kékulé - die als Duitser ooit hoogleraar was in Gent, -, is ontdekt in een droom. Vele grote wetenschappelijke ontdekkingen komen in een droom. Ze komen natuurlijk als de vijf minuten inspiratie na de vijfennegentig procent transpiratie. Om zulke dromen te krijgen moet je een hele tijd bezig zijn al hé, niet dromend, maar wakker. En om dan de ontdekking waar te maken moet je nog heel wat wakker bezig zijn. Maar d'er is dus een intuïtief moment in een droom.

En als men dat (Schema van Szondi) nu bekijkt dan ziet men natuurlijk verschillende structurerende elementen, zoals Bob Maebe daar reeds heeft gezegd. We hebben hier, ogenschijnlijk tenminste in een eerste aanloop, rechts... - er is een rechterhelft en een linkerhelft; Szondi spreekt daar niet over; hij spreekt wel van het feit dat er een rand is en een midden; maar goed, er is dus ook een rechterhelft en een linkerhelft.í

Rechts is hij geïnspireerd door de twee grote traditionele psychosen.

De stemmingspsychosen of C; dat betekent hier 'cyclisch' of ook 'contact', een variant woord voor 'stemming': dus de contactpsychosen als ge wilt of stemmingspsychosen of cyclische psychosen. Met de welbekende bipolariteit; terminologie, die nu tot in de D.S.M. is blijven bestaan, bipolair of unipolair, precies of dat zouden soorten zijn naast mekaar. Dat zijn varianten in één gezamenlijk beloop, die men in hun eenheid moet denken; en het was een van de belangrijke data in de psychiatrie van de 19e eeuw dat men die twee heeft samengevat; waarvoor overigens bij de Grieken reeds een aanloop was genomen, dat dus manie en melancholie tot één wijze van ziek-zijn behoren : de cyclische, met die polarisering; goed, dat was dus een traditioneel gegeven.

Dus in alle geval moesten in die reeksen foto's een manische en een depressieve patiënt hun plaats vinden. Dat is klaar. Maar dan gebeurt er al iets merkwaardigs wat met deze intuïties te doen heeft en met die droom.

Het is dat het bipolair principe dat evident is voor de manisch-depressieve stoornissen, dat dat bipolair principe ook op de andere gebieden wordt toegepast; waar het in de traditionele psychiatrie klinisch helemaal niet evident is.

De schizofrenie bv. kent verschillende vormen sinds Kraepelin en Bleuler : de katatonie, de paranoïdie, maar ook de hebefrenie, en als het dat allemaal niet is, dan zijn er ook nog vormen van schizofrenia simplex; diegene zijn het als al de rest het niet zijn, maar dat zijn uiteindelijk de eigenlijke; maar goed, zo kan men dus doorgaan.

Szondi past een machtsgreep toe, hij kiest een paranoïde patiënt en een katatone patiënt en hij stelt a.h.w. als hypothese dat er een soort dialectiek is tussen deze twee die quasi symmetrisch zou zijn, homoloog met die van manie en depressiviteit. En zo hebben we de twee grote traditionele psychosen.

En wat komt er dan links?(in het schema) Wel men zou kunnen zeggen, wat dan links komt is datgene waarover in de traditionele psychiatrie tot heden toe dikwijls weinig wordt gesproken. In de D.S.M. komt dat wel voor, hoewel de hysterie, die is er uit verdwenen; dat klonk waarschijnlijk te Grieks voor die mensen; de hysterie is nu verdwenen maar wordt over het algemeen toch nog in vele andere perspectieven behouden. Wat links komt is het gebied dat eigenlijk meer door Freud is ontgonnen dan in de traditionele 'Anstalts-psychiatrie'; het hospitalo-asylo-universitair model is nog altijd dominerend ten opzichte van de doorsnee praktijk en daarmee hangt samen dat de psychosen altijd dat grote gewicht behouden. Nu goed, dus Freud, hysterie, dat is evident.

En iedereen weet, ja de perversies, waarover overigens in dat monstercongres niemand een woord heeft gezegd, de perversies die gaan..., ik weet niet of dat die dan bij het gerecht horen of zo, maar d'er werd geen enkel woord gezegd tijdens die honderden voordrachten over perversies. Dus de perversies die komen hier natuurlijk vanuit de psychoanalyse naar Szondi.

Szondi was goed bevriend..., alhoewel hij nooit aangesloten analyticus is geweest bij de internationale vereniging, was hij een 'langjährige' vriend van de voornaamste zeer bekende Hongaarse psychoanalytici rond Ferenczi en voornamelijk ook van Imre Hermann die nu weer wat meer in de mode komt. Het is bekend dat Szondi en Hermann iedere week de zaterdagnamiddag een paar uren of meerdere uren samen doorbrachten gedurende jaren, wat een

zeer grote invloed heeft gehad. Dat hebben ze beiden mij gezegd.

Nu, Imre Hermann heeft mij ook gezegd dat die samenkomsten een voor hen beiden wezenlijke ontmoeting en uitwisseling waren tussen wat hij noemde : de jonge psychoanalyticus, hijzelf - die door Freud ook 'onze filosoof' werd genoemd omdat hij interesse had voor logische structuren en hun verband met, samenhang met de psychopathologie - en de jonge psychopatholoog, zegde Hermann dan, Szondi.

Szondi, die een totaliteit van de psychiatrie tracht samen te brengen die dus wezenlijk mee gebouwd zal worden op psychoanalytische principes; op het ogenblik dat hij probeert met die heel eigenaardige vraagstelling van de testconstructie uit te pakken. Nu goed, volgens dezelfde bipolariteit krijgen we hier quasi een reductie, in de fenomenologische zin van 'reductie tot het wezenlijke' : er is voor het veld van de perversies een reductie tot het ene sadomasochisme; als ge sadisten, sadistische moordenaars sympathiek vindt dan krijgt ge dus s+, het sadistische; als ge ze antipathiek vindt dan geldt dat als masochistisch; het ene kan in het andere omslaan natuurlijk, plus en min, volgens sympathie en antipathie. En de homo- of bisexualiteit, hermafroditisme, dus het probleem van de sexuering, de unisexuering nietwaar, de verhouding tussen de bi- en de monosexualiteit, dat bij de mens een belangrijk probleem is zoals Freud reeds heeft aangewezen nl. in het verband met speciaal ook hysterische neurosen.

En dan blijft hier een laatste element : wat is de tweede categorie die met de hysterie in een samenspel treedt? Welnu Szondi heeft altijd staande gehouden dat de epilepsie, in een verbreed concept daarvan, dat over de traditioneel neurologisch bekende equivalenten ervan uitstijgt, dat de epilepsie een van de wezenlijke categorieën is van de psychiatrie; dat zij - dat is dan mijn formulering, een beetje boosardiger dan die van Szondi - dat zij zoals u weet de oorlog een te ernstig probleem is om te worden overgelaten aan de generaals - dat is een woord van een Frans politicus van na de eerste wereldoorlog - dat de epilepsie in de verbrede en wezenlijke zin een te ernstig psychiatrisch probleem is om overgelaten te worden aan de neurologen. Hij is van in zijn jeugd gepassioneerd geweest door de epilepsie, natuurlijk omdat hij zelf die affiniteit misschien primair had, Dostojewski-lezer, enzovoort, enzovoort. Dus de epilepsie treedt in een duo met de hysterie.

Iets wat hij niet als eerste heeft gesteld. Want sinds de Oudheid, sinds de Grieken, waar de hysterie reeds gold als een typische vrouwenziekte - kijk naar de etymologie : hysterie komt van het Griekse woord voor baarmoeder zoals men weet - sinds de Grieken heeft men zich dikwijls afgevraagd : wat is het mannelijk equivalent, de mannelijke tegenhanger? En in de loop van de geschiedenis zijn dat dan verschillende ziektevormen geweest. Lange tijd, bv. in de moderne geneeskunde, 17e, 18e, 19e eeuw : de hypochondrie. Maar reeds bij de Grieken waren er propagandisten geweest van de epilepsie. En Szondi heeft die dus opnieuw ingevoerd hier.

En wel - en zo komen we reeds tot een wezenlijke beschouwing - omdat epilepsie en hysterie in hun prototypische of paradigmatische vorm paroxysmaal verlopen. Dit wil zeggen met een opeenstapeling van iets dat dan plots ontladen wordt. D'er is een fase van opeenstapeling en er is een fase van ontlading, en er is een postkritische fase van reconstructie of zoiets. Dus dat hebben ze gemeen.

En daar zien we iets wat Szondi nooit systematisch heeft ontwikkeld; we zien zoiets opduiken als dat deze vier grote groepen onder andere worden gekenmerkt door een prototypisch verschillend verloop in de tijd. We hebben prototypisch cyclische ziekten. Dat betekent niet dat men niet chronisch depressief kan zijn; maar dit doet niets af van het feit dat het typische verloop waarvan de rest dan als varianten wordt beschouwd, cyclisch is.

En hier hebben we dus paroxysmen.

En hier, voor de schizofrenie, zou men kunnen teruggrijpen naar het bekende concept - dat we echter gaan omvormen - van Jaspers komend als ik me niet vergis : dat het om proces-ziekten gaat.

Met proces bedoelen de meesten enig mysterieus achtergrondig aflopend gebeuren; dat ze dan cryptogeen als een biochemisch proces zullen beschouwen. Maar als we dat daar van losmaken, dus losmaken van die dualismen ook, dan kan proces betekenen : iets wat in de tijd altijd maar verder schrijdt. Iets dat wel 'cyclen' kan doorlopen, ook paroxysmen kennen, ook stationaire fasen.

Dat er een dimensie in ons allen bestaat die voortdurend opnieuw begint : een cyclus; alle dagen; en het is nu wel bekend dat verstoringen van het nyctemerisch verloop, dag-nacht verloop, zeer belangrijk zijn om manisch-depressieve ziekten te karakteriseren; er is de afloop van de seizoenen; er is ook de menstruele cyclus van vrouwen; er zijn veel dingen in het menselijk leven die cyclisch verlopen, met kortere of langere fasen. En dat gebied is belangrijk, dat hele gebied is belangrijk voor de manisch-depressieve variaties tot in het ziekelijke toe. Maar er is ook een dimensie van ons leven..., iedere dag beginnen we dus opnieuw : de cyclus van 24 uur, maar iedere dag, iedere dag zijn we ook verder van de geboorte en dichter bij de dood. D'er is dus ook een historisch proces aan de gang waarvan de wet integendeel is dat men nooit terugkomt tot hetzelfde punt.

En dat is toch ook het aloude fundamenteel criterium in twijfelgevallen voor de diagnose : gaat het hier om een schizofrene of om een manisch-depressieve psychose? Het criterium van de oude psychiaters was : op een bepaalde manier is de manisch-depressieve patiënt na afloop van de ziekte-episode weer wat ie voordien was; de schizofreen nooit.

De schizofrenie heeft dus te maken met de historische dimensie van wat in ons leven - het woord een beetje anders vattend als de traditionele psychiatrie - procesmatig verloopt.

En wat betreft hier de sexuele vector zou men kunnen zeggen in die denkwijze, dat het gaat om stationaire toestanden : equilibratie in een bepaalde stationaire toestand. En als iemand een idee heeft van andere mogelijke verloopswijzen, dan mag ie het zeggen, ik denk niet dat er zijn.

Dit is dus merkwaardiger wijze een soort totalisering. Die heeft Szondi niet zo gesteld maar goed, met al die heuristische principes heeft hij daar iets ontdekt; dan maakt hij zijn test en dat functioneert. Goed, we moeten daar nu natuurlijk nog een paar andere dingen aan toevoegen.

Ten eerste dat hier natuurlijk een bepaalde uitgesneden groep van de ziektevormen figureert ten opzichte van wat in de meeste - of : niet in de meeste, in alle - leerboeken van de psychiatrie nog altijd staat. Hier is geen sprake van seniele dementie, oligofrenieën, exogene syndromen, enzovoort, enzovoort. Waarom niet ? Wel, de eigenlijke veronderstelling, die ook bij Freud te vinden is, die echter niet, enfin niet zo in zijn algemeenheid wordt geformuleerd zoals ik het nu ga doen, dat is..., de eigenlijke veronder-stelling, dus de nosologische veronderstelling van deze psychiatrie is dat dit een soort totalisering vormt, exhaustief, van datgene in de chaos - het chaotisch defilé van ziektesoorten in de traditionele leerboeken tot in de D.S.M. - van datgene daarin, en dat is maar een deel, waarin de mens specifiek in zijn nader bepaalbare menselijkheid wordt getroffen.

Wat ik hier dus zeg is dat de seniele dementie slechts indirect de menselijkheid van een patiënt treft. Men zou ook kunnen zeggen, ik denk dat die thesis zonder meer kan gesteld worden, dat zij in de praktijk misschien ressorteert onder de bevoegdheid van de psychiater maar in de wetenschap tot de neurologie behoort. De oligofrenie ook. Er zijn twijfelgevallen : autisme. Maar goed, we gaan niet over de twijfelgevallen spreken.

Dit is dus eigenlijk een ontwerp, een totaalontwerp van wat we zouden kunnen noemen : het antropo-psychiatrisch veld. Wat slechts een deel is van de leerboeken. Als het zo is, volgens deze hypothese, dat in de leerboeken psychiatrie enerzijds specifiek menselijke stoornissen van de mens staan en anderzijds niet-specifiek niet-direct menselijke stoornissen, dus wat men in de oude geneeskunde het verschil noemde tussen idiopathisch en sympathisch - idiopathisch : een ziekte op zichzelf; en sympathisch : een ziekte die ontstaat op grond van iets anders, van een andere ziekte, door sympathie; sympathie is een oud begrip van de traditionele geneeskunde, reeds vòòr de moderne geneeskunde maar in de moderne verder bestaand - wel dan betreft het antropo-psychiatrisch veld de idiopathisch de mens treffende ziekten en niet de sympathisch hem treffende.

Iemand bv. die algemene paralyse ontwikkelt - het beruchte model voor de psychiatrie van Bayle - die krijgt ook een paranoïd delier; maar dat delier is ontstaan door sympathie a.h.w. met het neurologisch proces. Maar in de schizofrenie is er een vorm die idiopathisch paranoïde is; de paranoia heeft daar dan ook iets mee te maken, enzovoorts. Dus het gaat om het specifiek antropo-psychiatrisch deel van de psychiatrische leerboeken.

Als er zo een onderscheid bestaat dan is het klaar waarom de psychiatrie in de zin van de leerboeken nooit een wetenschap zal zijn, nooit een unitaire wetenschap : ze heeft geen unitair object! Een object moet je uitsnijden, op grond van bepaalde vooronderstellingen, uit de veelvuldigheid van de verschijnselen; en wat hier uitgesneden is dat is vermoedelijk het antropo-psychiatrisch veld.

Dat is overigens ook sinds altijd het geval geweest met Freud. En hier komen we tot het wezenlijke, dé 'Kopernikanische' omwenteling, of een ander aspect ervan. Gewoonlijk neemt men de psychiatrische ziektesoorten zoals die nu eenmaal gegeven zijn en men kan dan, zegt men, die ook bv. psychoanalytisch belichten. Dan kun je ook de seniele dementie psychoanalytisch belichten; waarom niet? En iedere vorm van normale sociaal-existentie natuurlijk ook. Maar hier is iets op gang wat helemaal anders is.

Hier gaat het niet om de psychoanalytische belichting van de bestaande ziektesoorten; hier gaat het om een nieuwe wetenschap die de kernwetenschap zou kunnen zijn en dan zou moeten zijn van de psychiatrie, waarin de psychiatrische grondbegrippen zelf tot bouwstenen worden van wat men kan noemen : een opvatting van de mens!

xxx

In verschillende van die symposia werd ook gezegd : ja, wat hebben we nu nog voor een mensbeeld in de psychiatrie? Het mensbeeld van de D.S.M., wat is dat? Dat is een puur nominalistisch mensbeeld : ge hebt de traditionele ziektesoorten, de entiteiten; de mens? ja dat, dat weet ge toch wat dat is hé : de mens is de mens; en hij wordt dan bevallen, overvallen door ziekten, entiteiten die daar binnendringen; Binswanger heeft ooit gezegd : 't is gelijk in de primitiefste vormen van geneeskundig denken : er zijn spoken die de ziel binnendringen. Da's ongeveer het concept dat dan natuurlijk aan de wetenschappelijke kant onderbouwd is door het model van de infectieuze ziekten. Er zijn dus verschillende mensbeelden, en zegt men : ja we moeten antropologisch denken en dat gaat dan een beetje naar het humanitaire, en dan spreekt men van humanistische psychologie : we moeten nog mens zijn, enzovoorts.

Dit is een veel ambitieuzer project, het pathoanalytische. Wat hier uit zou kunnen ontstaan is niet één van de vele mensbeelden die men dan hetzij met zijn belang hetzij helemaal marginaal ook nog hanteert en met zich meevoert in de psychiatrie, maar is een op de psychiatrie zelf gevestigd concept van de mens. Door epuratie van haar hele gebied en reductie tot die grondwijzen van mogelijk psychiatrisch ziek-zijn.

Ik zegde het toch van meet af aan : de belichting van de geheime structuur van het normale of gezonde volgens Freud door de verschillende vormen van ziek-zijn. De totalisering daarvan, dat heeft Szondi hier geprobeerd - hij had dat nodig zo'n totalisering, voor zijn test - nu dat deze, ook deze enige ziektebeelden uit de psychiatrie, echt van binnen uit quasi door Freud zijn aangepakt. Freud heeft het gehad over perversies, over neurosen; over epilepsie heeft hij trouwens geschreven naar aanleiding van het geval Dostojewski; en over de psychosen, en ook de manisch-depressieve basisstoornissen in de 'Aktualneurosen'. Bij Freud staat de zin dat de neurose een menselijk voorrecht is ten opzichte van de dieren: het is een beetje een ironische uitspraak, maar het wijst erop dat datgene waar hij zich mee bezig houdt specifiek stoornissen zijn van de mens in zijn menselijkheid, hoe men die dan verder kan bekijken.

En nu zult u misschien zeggen, ja de neurosen, maar hoe zit het met de psychosen ? Wel, daar moet u iets niet vergeten. 't Is dat de term neurosen bij Freud enerzijds betekent zoals voor ons nu in doorsnee altijd : een groep of een soort of een categorie - er zijn verschillende manieren om dat te denken, maar goed - , één van de begrippen in onderscheid tot psychosen bv. Maar bij Freud heeft de term neurose ook een andere betekenis, nl. een algemeen nosologische betekenis. Neurose is ook de betekening van al datgene wat hij uit de chaos van het defilé in de leerboeken selecteert om het speciaal tot zijn zaak te maken. En dat zijn dus de specifiek menselijke stoornissen. Want er zijn de psychoneurosen, en dat zijn wat wij gewoonlijk de neurosen noemen. Maar, hij heeft toch ook gesproken van narcistische neurosen; dat was een betekening voor de psychosen in een bepaalde fase van zijn terminologie. En hij heeft gesproken van actuele neurosen, 'Aktualneurosen' in onderscheid tot psychoneurosen; en daarin kunnen we nu onderkennen de niet-psycho-, noch narcistisch neurotische vormen van stemmingsstoornissen : neurasthenie en angstneurose. De 'Aktualneurosen' van Freud, dat zijn de voorlopers van een nieuw concept van de stemmingsstoornissen zoals dat ook door Kuhn daar in Keulen nog is aangesproken; hij zegt het eigenlijk sinds de ontdekking van het Tofranil sinds vijfentwintig jaar; ik zeg het duidelijker dan hij sinds twintig jaar, maar de mensen luisteren niet en men moet het altijd opnieuw zeggen. Dus : 'Aktualneurosen', psychoneurosen. Ja en de perversies? Wel, er zijn een paar teksten van Freud, in de lijn van de beroemde uitspraak die we geciteerd hebben over de neurose in de traditionele engere zin als negatief van de perversie, er zijn ook een paar teksten waar hij over de perversies spreekt als positieve neurosen. Dus 'neurosen' is de hele boel om zo te zeggen, het hele gedeeltelijk gebied van de psychiatrische leerboeken waarin het gaat om specifiek menselijke stoornissen. En dat is wat Szondi hier intuïtief heeft samengebracht. En het gaat dan verder. Ik moet mijn betoog waarschijnlijk inkorten.

We kunnen nog slechts enkele perspectieven openen. Het antropologische daarvan..., en u ziet dat dat fundamentele, dat ongelooflijke is dat het dus niet meer alleen gaat - ik insisteer daarop nog hé - het gaat niet meer alleen om wat de postmoderne psychiatrie stelt : ja, men heeft verschillende manieren om de dingen te denken, er is de verklarende, er is de begrijpende, de humanistische, de biologische, enzovoort, enzovoorts; dat mag allemaal zijn wat het is en we zullen het op zijn beloop laten, dat is het postmoderne eclecticisme; en ja, d'er zijn ook verschillende mensbeelden hé. En wat daarbij als vaststaande grootten wordt beschouwd dat zijn de traditionele nosografieën, de traditionele beschrijvingen van ziektesoorten. En ik heb toch gezegd bij het begin van mijn betoog dat het hele probleem was om die opnieuw door te denken. Ons gaat het niet daarom om te zeggen : goed wat de depressie is, we weten dat eigenlijk, er zijn verschillende soorten, en we maken daar verder onderzoek in. Nee! Uit alle mogelijke onderzoekingen stellen wij telkens opnieuw ook de vraag : wat is depressie eigenlijk? De bezinning daartoe nodig, die wordt ge-reactualiseerd door alle mogelijke navorsingen. Maar het blijft het centrale. En deze centraliteit wordt hier dus zo ver doorgedacht en met de grootste kracht geponeerd dat we zeggen : het gaat erom uit deze ziektevormen zelf een quasi psychopathologisch opgebouwd mensbeeld te bouwen, niet omdat wij ons alleen voor ziekten interesseren, juist omgekeerd omdat wij ons voor het gezonde interesseren, maar te begrijpen in zijn dialectiek met de verschillende mogelijke vormen van ziek-zijn.

Goed, dit antropologisch karakter, dat is bij Freud natuurlijk altijd aanwezig geweest; hij heeft het gezegd van de ziektevormen : de neurose is een menselijk privilegie, en dat is dus dit geheel; en hij heeft natuurlijk ook allerlei cultuurfenomenen in verband gebracht met psychopathologische fenomenen.

Freud heeft bv. ook gezegd : er is een mysterieuze samenhang tussen bepaalde mogelijkheden van psychiatrisch en antropo-psychiatrisch ziek-zijn en bepaalde vormen van culturele creativiteit. Wat je natuurlijk bij de seniele dementie of de oligofrenie niet hebt, uiteraard. Maar er zijn bekende gevallen natuurlijk van schizofrenen of ook van manisch-depressieven. Dat is een thema dat nu opnieuw zeer veel wordt opgerakeld. Zelfs de schepper van de 'rating-scale' voor depressieve ziekten, Hamilton, die heeft het zover gebracht dat hij nu dat probleem stelt : wat is het verband tussen een bepaalde creativiteit en het functioneren eventueel aan de rand of zelfs over de rand soms heen van wat gekwalificeerd moet worden als manisch-depressief ziek-zijn. En dat wordt dan ook onderzocht, en men komt tot bepaalde elementen. Bijvoorbeeld - zij het statistisch, maar goed de statistiek die relanceert dan de problematiek - onder zovele dichters uit het Engelse taalgebied is er een veel significanter percentage van mensen die blijkbaar min of meer manisch-depressief ziek waren dan in de gemeenzame bevolking, zoiets. Of dan bepaalde enkelgevallen, bepaalde mensen die men kent : hij citeerde in een televisieuitzending, vòòr enkele jaren op de BBC te zien, een bekende fysicus die zegde in een manische episode een vloed van gedachten te hebben gehad waarvan 90 % niks waard waren, maar de laatste 10 % : dat is het program voor heel zijn verder navorsersleven. En die fameuze ontdekkingsdromen waarvan we gesproken hebben, die komen waarschijnlijk in zo'n naar het hypomanische toe gaande fasen voor. Ik wens u allemaal zo iets toe; als het niet veel, maar een paar keer is in 't leven, is 't al wel.

Goed, Freud heeft dat dus gesteld : de neurose is een menselijk privilegie, maar heeft ook een verborgen samenhang met het feit dat de mens het zichzelf altijd overschrijdende dier is; het zieke dier, zegden Nietzsche en Hegel en andere filosofen, maar ook het zichzelf in altijd nieuwe cultuurvormen historisch - 'Geschichtlich' - overschrijdende dier. En Freud heeft dan zelfs gezegd dat er min of meer selectieve verbanden zijn; de kunst, de religie, en de filosofie staan in een verband met ieder van de drie neurosen uit zijn eerste ziektenleer. De hysterie, zegde hij, is eigenlijk een soort karikatuur van een kunstwerk; de dwangneurose is een karikatuur van godsdienstige rituelen; en de paranoia een karikatuur van een filosofisch systeem. Het woord karikatuur staat er overal bij, dus het gaat een beetje te ver, d'er is een exces, wat de zaken desequilibreert. Maar er is dus een verband en er is een selectief verband.

Nu, wat is dit hier? Vanwaar komt dat, deze trias? Weet iemand het? Filosofen zouden dat moeten weten; ik weet niet of er in de zaal zijn; en iedereen is een beetje filosoof toch. Dat is iets wat tot het cultuurgoed behoorde, deze trias, van mensen als Freud en zijn generatie. Dat zijn de drie vormen van de zichzelf in de cultuur objectiverende geest bij Hegel. Die hij ook historisch dan een rol geeft. De Grieken zijn in onze geschiedenis gecentreerd op de kunst; zelfs de godsdienst is bij de Grieken een vorm van kunst : de tempels zijn geen vergaderplaatsen van mensen zoals de gotische kerken en onze kerken nog - voor zover ze niet leeglopen nu -; de Griekse tempels zijn kunstwerken in het landschap. Het mirakel van de Grieken is dat zelfs de godsdienst kunst is geworden. De Middeleeuwen zijn gedomineerd door de religie. En de Moderne Tijd volgens Hegel - uitlopend op hemzelf uiteraard - door de filosofie, die het geheel weer samenbrengt.

Goed, Freud neemt dat dus uit het gangbare cultuurgoed van zijn tijd en hij brengt het in verband met zijn eerste nosologie, of nosografie als ge wilt, of nosologische principes. Er is een verband tussen ziekte en creativiteit; dat is een nosologisch principe, dat samenhangt met al diegene die we genoemd hebben. Nosotaxisch zou men kunnen zeggen : er is dan ook een verband tussen die dingen; want ik heb u gezegd : sommige vormen van religie zijn kunst en omgekeerd. Maar dat is één van de nosografische ontwerpen van Freud; hij heeft er verschillende. Hij heeft dus dit, de drie neurosen, van in het begin; maar nu, de paranoia, die helt over naar de psychosen zoals we weten; en de hysterie, wel die heeft veel te maken met de stemming enzovoorts. Dus het is een soort selectieve nosografie, een gedeeltelijke. En het is zoals in de relativiteitsleer, na de partiële komt een algemene, een veralgemeende relativiteitsleer : hoe kunnen we dit zelfde principe van die coördinatie doorvoeren op een bredere nosografie en tegelijkertijd misschien deze ietwat te zeer door het Hegelse idealisme gemarkeerde articulering van de cultuurfenomenen op een bredere voet plaatsen?

Wel, dat is dus datgene wat wij nu al sinds jaren, sinds twintig dertig jaar heeft hij daar gezegd, proberen; aansluitend aan dit schema van Szondi. En Szondi leent zich daartoe. Waarom? Omdat hij, zoals ik reeds heb gezegd, van het begin af aan heeft gesteld dat in de families én in de aanverwanten, de íaan-gekození verwanten van die families bepaalde ziektevormen, bv. paranoïde schizofrenen in hoger aantal voorkomen dan in de gezamenlijke bevolking, en dat in diezelfde families ook bepaalde beroepen meer voorkomen : dus socioculturele, positieve varianten van dezelfde dispositie.

Het is dus niet alleen zo dat de mens algemeen neurotisch kan worden in de brede zin van het woord én cultuurscheppend, maar er zijn electieve begaafdheden. Nu, in de families van een aantal van de grootste 'Schizofrenie-Förscher' zijn inderdaad ook schizofrenen. De twee meest bekende voorbeelden, die iedereen kent - dus het is geen medisch geheim om het daarover te hebben - maar u weet het misschien niet uit eigen ervaring of kennisname, de twee meest bekende voorbeelden zijn de familie Bleuler, de schepper van het begrip schizofrenie, en de familie Binswanger, de grootste leerling van Bleuler en schepper van de Daseinsanalyse. Binswanger, die de gelegenheid heeft gehad zowel om de opvolger van Bleuler te worden als de opvolger van Kraepelin - excusez du peu, de twee grootste psychiatrie-leerstoelen van de tijd - maar die dus liever in zijn privé-kliniek is gebleven, familiaal reeds van drie generaties : nog twee zijn er nadien gekomen, nu is de kliniek opgedoekt, dat bestaat niet meer zulke luxe privé-klinieken van destijds. Wel, in de familie Binswanger en in de familie Bleuler zijn er a.h.w. evenveel schizofrenen als psychiaters. De beste schizofrenie-therapeuten - en hier ga ik geen namen noemen - die hebben een affiniteit voor schizofrenie; alle psychiaters hebben dat een beetje, maar toch in zeer variabele vorm; ik geloof niet persoonlijk dat ik daar veel affiniteit voor heb maar ik ben dan ook niet zo goed als schizofrenie-therapeut als sommige collega's. Men kan zichzelf op dat gebied onderkennen. Dus, als men dat zegt : in die familie heb je schizofrenen, wel dan zijn er ook positieve mogelijkheden aanwezig waarvan één is : psychiatrie. Zoals wij in onze tijd zegden - ik heb gestudeerd in die school, psychiatrie in Zürich bij de zoon Bleuler en ook bij Binswanger gedeeltelijk - : 'Psychiater werden ist die mildeste Form der Selbst-Internierung' : met de sleutel in de hand.

Nu goed, en ja de banaliteit dat zowel beenhouwers als chirurgen iets te maken hebben met een sadistische component : dat men op lichamen ingaat om ze te doorklieven. Ja, niet iedereen is daar even goed toe in staat, maar 'il faut du tout pour faire un monde', dat moet je dus toch hebben ook hé. En als je dat niet kunt : ik herinner mij dat ik destijds met een studiegenoot eens een operatie ging bijwonen - mijn vader was chirurg, dus ik spreek helemaal niet over anderen - , die wou eens een operatie zien en die dag is hij flauw gevallen in de operatiezaal bij het zien van dat snijden en bloed; en hij is dan maar orthopedist geworden zonder-chirurgie. Niet iedereen is daartoe in staat. Men heeft bepaalde dynamismen die daartoe nodig zijn. Er zijn ook mensen die voortdurend met lijken moeten omgaan. Onze professor Thomas die onderzocht de lijken van de gefusilleerden tijdens de oorlog met het hoogste gevaar voor zijn eigen leven. Een passie! Een weerstanderspassie én een passie voor het beroep. Een wereldberoemde gerechtsdeskundige!

Dus precies in de creatieve persoonlijkheden liggen die dingen veel dichter bij mekaar dan men gewoonlijk denkt. Zij staan a.h.w., de creatieve persoonlijkheden met de affiniteit voor een bepaalde ziektemogelijkheid, zij staan samen tegen wat bij von Weizsäcker noemt, in het beroemde woord : de meeste vervelende varianten van het mens-zijn : de normo-paten. Dat is de grauwe alledaagsheid. Nu, in de momenten van enthousiasme, bv. als men een 'coup de foudre' krijgt, dan ontsnapt men gedeeltelijk aan de normopathie en dan komen ook de ziektemogelijkheden duidelijker naar voren. Of in de scheppende momenten van de wetenschap, ook.

Nu goed, ik ga nu het eindwoord spreken. Over deze nieuwe coördinatie. We hebben dus om redenen die u kunt lezen in die tekst en waarop ik niet inga - ik kan er in de discussie nog op terugkomen -, wij beschouwen de zaak nietwaar in de volgorde die niet...., wel hier is alles op een vlak gebracht. We introduceren daarin opnieuw een soort genetische volgorde die iets te maken heeft met de ontwikkelingspsychologie, maar die ook iets te maken heeft met een successieve complicering a.h.w. van dezelfde structuren die op een hoger vlak met telkens deze bipolaire dialectiek terugkomen, met een grotere interne complexificatie waarop ik niet kan ingaan.

We lezen dus het schema te beginnen met de contact-vector en gaan dan over naar de IIe vector van de rand en ge kunt dan ofwel zeggen III en IV, ofwel in een bepaalde zienswijze IIa, IIb, en III; dat is nu van geen belang. In deze volgorde van groeiende complexiteit, met de triadische structuur, die ik overal heb leren toepassen, die is ontstaan in - zoals met Hermann en Szondi; op Hermann ben ik niet meer ingegaan, maar die heeft dus een grote rol gespeeld in de articulering van de contactproblematiek die dan belangrijk is geworden voor de rest - , wel in ettelijke urenlange gesprekken die ik heb gehad met mijn vriend August Deese, de grootste filosoof uit de fenomenologie naar mijn idee sinds Heidegger, maar die niemand kent omdat hij nooit iets heeft gepubliceerd en ik vrees nu ook nooit meer iets zal publiceren, ben ik tot de inzichten gekomen in deze triadische lectuur en in heel de dialectische, triadische fenomenologie. Ik wilde toch die naam even noemen : de belangrijkste filosoof in mijn carrière, historisch-chronologisch na Maldiney, en ondanks vele andere, Heidegger zelf, etcetera.

De antropologische correlaten tot het manisch-depressieve - ik stel dat nu maar zo in 'Stichwörter' - dat is de esthetische dimensie. We hadden hier de kunst; dat is de moderne betekenis van 'esthetica', datgene wat te maken heeft met het schone en de kunst. Maar het Griekse woord 'aisthesis' waarvan dat afgeleid is, dat is de zinnelijke, de door onze zintuigen en zin-wijzen geschiedende participatie aan het algemene leven in en om ons. Dat is tegelijkertijd de sfeer van de stemming. Het is de esthetische sfeer in de zin van stemming en zinnelijkheid als ge wilt, in de zin van de zintuigen, niet in de gespecifieerde zin van 'sensueel' maar sensorieel, maar in een echte fenomenologische wijze doordacht zoals gebeurd is bij Straus en Maldiney en niet in de positivistische waarnemingsleren. Het is dus deze esthetische sfeer; waarvan de kunst volgens een woord van Maldiney de waarheid geeft; de kunst die brengt ons allen op het ogenblik dat wij kunst genieten opnieuw in een centrering van ons hele bestaan in de esthetische, de aisthesis-sfeer; kunst geeft de waarheid van de aisthesis. Dat is de esthetische dimensie van het menselijk bestaan; één van de grote dimensies; die dus niet alleen de kunst omvat maar ook het hele zintuiglijk-stemmingsmatig in-de-wereld-zijn.

En het is niet de enige dimensie van het mens-zijn. Iets wat zeer klaar is, het meest evidente wat ook door Szondi reeds is uitgesproken, is dat de paroxysmale ziekten, men kan dus zeggen de neurosen : maar niet alleen de neurosen maar ook daarmee wezenlijk verwante aspecten van andere ziekten, bv. de gehele problematiek niet van simpele depressieven maar van ontwikkelde depressieven met neurotische of zelfs psychotische elementen in de melancholie : er is toch een hele problematiek bv. van schuld, schuld en strafangst en met de dialectiek van angst en verlangen, die lijkt op de centrale problematiek van de neurosen, en dat hangt hier mee samen : de ethische dimensie van de mens. Szondi noemt dat de ethisch-'morale' dialectiek : mag ik doden? antwoord nee; en wat mag ik tonen? dat ik doodswensen heb, dat moogt ge tonen, als ge't maar niet uitvoert enzovoort. Dat is de ethisch-morele dialectiek - noemt Szondi dat - het ethisch probleem, de ethische dimensie. Mensen die daarin quasi gevestigd zijn, die hebben ook een andere vorm van creativiteit dan de esthetici die meer de kunstenaars zijn. De ethische creativiteit, die drukt zich uit in de schepping van recht en wetten; dat is de wetmatigheidsstructuur van de menselijke existentie, de polariteit zegt Szondi van de moordenaar, Kaïn, en diegene die de wet brengt tegen het doden, Mozes. En alle grote wetgevers hebben volgens hem ook paroxysmale symptomen gehad. Ik heb dat nog eens naar voren gebracht toen iemand daar in Keulen sprak over Ignatius de Loyola; de universiteit van Madrid - waar ik sinds een jaar ook gasthoogleraar ben - had naar het schijnt aan experten gevraagd : was Ignatius nu eigenlijk geestesziek of niet? En het antwoord was : hij is niet hysterisch, niet schizofreen, niet..., hij is dat allemaal niet, hij is puur en simpel een genie. Goed, hij was natuurlijk een genie. Maar goed, ik heb dan gezegd : dat is allemaal negatief gezegd - wat ze citeerden van de psychoanalyse dat was brol, en daar werd ook mee gelachen door de referent zelf - , maar hij was duidelijk een paroxysmale man! Hij was een krijger geweest, dus een moordenaar, de hele Dostojewski in één persoon; en dan de grote crisis, en wat doet ie nadien? Wel, de meest strenge wetgeving die er bestaat van een orde, de jezuïeten, die velen onder u tot in de pedagogiek zullen ondergaan hebben in hun jeugd, die disciplinering. Hij is typisch paroxysmaal; dit is een Mozaische figuur uit een vroegere Kaïn! Ik zeg : als ge Szondi zoudt kennen dan zoudt ge positief over dat geval kunnen spreken. Los van de statische tegenoverstelling van : is hij nu normaal en geniaal, of was hij geestesziek? Ja, hij had een potentialiteit tot bepaalde afwijkingen in zich die vruchtbaar is geworden in een potentialiteit voor culturele schepping. Die dan zelf weer pathologisch kan uitslaan - dat hebben we misschien ook gedeeltelijk meegemaakt -, in de extreme vormen. Goed, dus de ethische dimensie.

En de schizofrenie is, zo hebben wij straks al gezegd, de vorm, de wijze van bestaan die te maken heeft met het historisch zijn. We kunnen dat verschillende namen geven. Maar het is datgene wat te maken heeft precies met het menselijk vermogen, alleen menselijk vermogen om een geschiedenis te hebben; om doorheen transformaties te gaan, een andere te worden en toch dezelfde te blijven. Het probleem van de ipseïteit en de identiteit. Het probleem van het eigen zijn; bv. om Sartre nog eens te citeren of Heidegger : het menselijk wezen dat is datgene wat in zijn eigen zijn in vraag gesteld is; het is het niet vastgestelde dier, zegde Nietzsche. Dat heeft te maken met het probleem en het vermogen om als historisch wezen te bestaan. En dat wil zeggen : in een dialoog te kunnen treden met zichzelf en met anderen, het medium waarin dan deze 'Geschichtlichkeit' - dat is het historische - naar voren komt. Dus ge kunt zeggen : de dialogische sfeer als ge wilt, de dialogisch dialectische en tevens historische dimensie van het bestaan, die is in de schizofrenie electief belicht. Zoals - en daarom is de schizofrenie natuurlijk de uiteindelijke oorspronkelijke stoornis onder deze alle -, zoals er in iedere vorm van creativiteit een moment is van historische schepping; wat ook het gebied zij, eventueel een ander maar eventueel ook dit : er zijn mensen die nieuwe vormen introduceren van begrip van zichzelf en van communicatie, bv. Freud; Freud heeft nieuwe vormen geïntroduceerd van verhouding van de mens tot zichzelf; dat is een typisch product van dit soort problemen.

En dan rest ons nog een term te vinden voor de sexuele vector; ik stel voor : de praktische dimensie, in de zin van de praxis; Szondi spreekt zelf bv. van civilisatie, van de hele techniek die daar een rol speelt.

Dus de esthetische, de praktisch-ethische, en de dialogisch-historische sferen of dimensies van het bestaan componeren quasi de geheime verborgen structuur van ons ieder bestaan op ieder ogenblik; het accent ligt nu eens hier, nu eens daar; de begaafdheid-voor is productief in één van die sferen, is ook verschillend volgens de mens en verschilt doorheen het bestaan, en dat hangt ook samen met de mogelijkheid van deze verschillende ziekten.

Aldus ons voorlopig ontwerp, heel summier aangeduid, van deze pathoanalyse, als omwenteling naar een psychiatrisch-psychopathologisch idee van de mens waardoor de psychiatrische kliniek van binnen uit, niet als humanistisch decor maar van binnen uit antropologisch wordt, en de antropologie niet meer denkbaar is zonder deze psychopathologische belichting. Ik dank u voor deze lange aandacht.