Pathoanalyse en psychopathologie

Jacques Schotte

Dames en Heren, beste vrienden,

Ik dank Bob Maebe voor alles wat hij reeds heeft gedaan voor onze gemeenzame bemoeiingen inzake de pathoanalyse, en speciaal voor de organisatie van deze dag, en voor de inleidende woorden. En nu moet ik dus zelf aan de slag, in arbeidstenue, een aantal mensen onder u wel bekend; en voor de rest : 'rien dans les mains, rien dans les poches, mais tout dans la tête'.

Maar hetgeen hier in staat is ook al, heb ik gezien, een inleidende tekst, maar die kende ik zelfs niet; ik moet naar hier komen om dat in vertaling te lezen. En..., we volgen dus maar een andere gedachtengang.

Ik had gedacht van daarbij uit te gaan, om de actualiteit van onze bemoeiingen en tevens de problemen die daar altijd nog mee gepaard gaan te volgen, uit te gaan van een zeer recente ervaring, nl. mijn deelname als uitgenodigde gast aan de vergadering van de Duitse psychiaters die in Keulen heeft plaatsgevonden van verleden zaterdag tot eergisterenavond, een monstercongres ter gelegenheid van 150 jaar 'Deutsche Gesellschaft für Psychiatrie und Nervenheilkunde', het program met alleen de namen van de sprekers en de titels van de mededelingen : 125 bladzijden ! - zoveel krijgt u vandaag niet -, en parallelzittingen tussen 8 en 20 tegelijk, reusachtig dus, met duidelijk ook een poging van de Duitsers om naar het vroegere Oosten terug aanknopingslijnen te vestigen, 'er waren speciale vergaderingen met Poolse psychiaters, met Russische, met Oekraïense, daarnaast ook met Italianen, met Japanners natuurlijk - die vindt men overal, dus ook daar - ook de persoonlijkheid van de president, Prof. Peeters van de universiteit van Keulen zat daar voor iets tussen, een zeer mondaine man in de zin van de wereldburger, en... we kregen daar dus allerlei te horen en te ervaren.

En wat ik wou onderstrepen is dat mij opgevallen is, een beetje natuurlijk volgens de keuze van de referaten of van de parallelzittingen die ik zelf heb getroffen maar die dus toch ook mogelijk was, dat er duidelijk een hernieuwde belangstelling is - of misschien treedt de reeds bestaande belangstelling nu duidelijker naar voren - voor wat men zou kunnen noemen fundamentele psychopathologie. Dus, de psychopathologie opgevat, laten we zeer kort zeggen, als de centrale grondwetenschap van iedere psychiatrische praktijk, waarover men natuurlijk verschillende opvattingen kan hebben - we zullen dat nog zien in het vervolg - maar die zich niet tevreden stelt met de chaos van detailonderzoekingen die Maebe daar reeds heeft genoemd, onderzoekingen over allerlei aspecten van zogezegd fundamentele wetenschappen voor de psychiatrie, gaande van biochemie tot sociologie, wat ge maar wilt. Met de hele huidige dominerende methodiek van vragenlijsten en D.S.M. of I.C.D., al naar keuze : 't komt op 't zelfde neer; vragenlijsten die ook in verschillende referaten in al hun ontoereikendheden aan de kaak werden gesteld.

Dus, een hernieuwde belangstelling voor vragen zoals : wat is dat, de depressie? Wat is dat, het toxicomaan gedrag? Dat waren titels van hoofdvoordrachten. Ook voor schizofrenie en psychotherapie : wat is dat? Die hoofdvoordrachten, die grepen plaats tussen halfnegen en tien uur 's morgens, en voor de rest waren al die parallelzittingen.

Twee van de hoofdvoordrachten hebben inderdaad een poging gewaagd om de vraag ook te beantwoorden. Voor de depressie was die rol toegewezen aan Roland Kuhn, die hier ter plaatse nog een voordracht is komen geven bij ik weet niet meer welk jubileum, de ontdekker zoals u misschien bekend is van de eerste antidepressiva; die heeft vanuit zijn nu hoge ouderdom van ongeveer tachtig eenentachtig jaar dan inderdaad nog eens die poging ondernomen. De referent over de toxicomanie deed dat ook.

In het referaat over schizofrenie kregen we eigenlijk maar een hoop statistieken te horen van Haefner van Mainz - een zeer lang lopend projekt reeds - met allerlei beschouwingen, waarbij eigenlijk de vraag 'wat is schizofrenie?' tussen haakjes wordt vooropgesteld als bekend, en men dan allerlei vragen stelt naar coördinaties van al die zogenaamde grond- en basis- en marginale wetenschappen die in de psychiatrie een rol spelen.

En in het referaat over de vraag 'wat is dat, psychotherapie?' daar kregen we zeer interessante informatie over de nieuwe bepalingen voor de titel die nu in Duitsland heet 'Fachartz für Psychiatrie und Psychotherapie' - wordt er expliciet bij vernoemd - en waarbij de mensen, dus alle psychiaters een veel zwaarder psychotherapie opleidingsprogramma krijgen dan bij ons over 't algemeen het geval is; terwijl er intussen ook een beweging is ont-staan voor iets anders, nl. een specialisme in medische psychotherapie, waarbij er nog veel meer opleiding psychotherapie is : gedeeltelijk eerst psychiatrie en interne geneeskunde, en dan niet zoals de psychiaters 2 à 300 zittingen psychotherapie onder controle maar 2 à 3.000 zittingen onder controle. Nu, daar zijn ze dan mekaar in het haar voor gevlogen, voor deze nieuwe bepalingen.

Maar dus 'wat is psychotherapie?' dat werd daar ook niet behandeld. Maar goed, een paar van de hoofdreferaten hadden zo'n vraag toch gesteld; en in verschillende symposia van die talloze parallelzittingen kwam dat toch ook duidelijk naar voren dat er een belangstelling is voor die- laten we zeggen - radicaal psychopathologische vraagstellingen.

Daarbij speelt misschien ook de taal een rol. De Duitsers hebben het gepresteerd, en ze zullen dat waarschijnlijk nu na de hereniging meer en meer doen, om totaal af te rukken van de ook in medische kringen tot in Duitsland courante doenwijze om allemaal Engels te gaan spreken; de enige groep referenten die naar mijn weten het voor mekaar heeft gebracht om daar Engels te spreken zijn niet de aanwezige Amerikanen - die spraken allemaal Duits - maar een groepje Nederlanders! Ook te verwachten natuurlijk. Ik heb mij natuurlijk in mijn tussenkomsten - ik was geen referent maar ik ben wel tussengekomen - in de Duitse taal bewogen als een vis in het water.

Nu, wat ik daarmee wou zeggen is dit : de psychopathologie komt als eigenlijke kernwetenschap van de psychiatrie duidelijk meer naar voren, opnieuw; ten opzichte van, wel ja al die dingen die zich fundamentalistisch noemen. In de medische faculteiten heeft men de fundamentalisten en de clinici; ik vraag me altijd af hoe dat men in de tijd van de ayatollahís zich nog fundamentalist kan noemen maar het is nu eenmaal zo; de fundamentalisten, de biochemie etcetera, die treden dus toch gedeeltelijk weer op de achtergrond voor een hernieuwde psychopathologische bezinning.

Daarbij viel echter dan weer op dat weinig of niet sprake was van psychoanalytische referenties; ik heb tenminste weinig of niks gehoord in die richting; wel veel fenomenologie, en ook Daseinsanalyse. Psychoanalyse blijft..., hoewel het dus is ingebouwd "hé : men moet psychotherapie studeren" en toch tamelijk flink en men mag kiezen tussen psychoanalytische, dieptepsychologische of 'coco's' zoals we dat onder ons noemen in Louvain-la-Neuve, de comportementalisch-cognitieve richting : de 'coco's' ofwel de dieptepsychologische richting; maar dus de psychoanalyse kwam daar weinig aan bod en over Szondi werd natuurlijk helemaal niet gesproken, tenzij in mijn tussenkomsten.

En nochtans zijn we van mening, en dat is eigenlijk de fundamentele betekenis wellicht van die term pathoanalyse, dat langs een Freudiaans-Szondiaanse als een echte vernieuwing, verrijking van de psychopathologie, als kernwetenschap van de psychiatrie en de klinische psychologie er bij genomen, opgebouwd kan worden. En daarover wou ik het dus nu hebben. Over pathoanalyse en psychopathologie.

Waarbij we misschien van meet af aan kunnen stellen dat daarbij inderdaad fundamentele omschakelingen van het denken gebeuren die reeds met Freud noodzakelijk waren geworden, en die nog niet echt in de psychiatrie zijn doorgedrongen; fundamentele omschakelingen die dan een soort voortzetting en zelfs op een bepaald vlak voleinding beleven, principieel en potentieel, in de opvattingen van Szondi.

Het gaat dus om psychoanalyse, lotsanalyse of 'Schicksalsanalyse' - de term van Szondi -, en pathoanalyse. Waarbij dan pathoanalyse in deze trias als het ware twee dingen onderstreept - om dat allemaal historisch nog wat in te ordenen.

Dat enerzijds in het werk van Szondi de psychoanalytische grondinspiratie wordt benadrukt : hij wordt dus duidelijk in de lijn van Freud gesteld; dat is niet altijd vanzelfsprekend geweest; ik kom daar nog even op terug. Terwijl omgekeerd het werk van Freud, dat zoals u weet langs zeer verschillende kanten benaderd en doorgetrokken kan worden naar verschillende kanten of volgens verschillende interpretaties, bv. binnen de psychoanalytische beweging naar Melanie Klein of naar Lacan toe - met de polemieken daar rond - of dan ook naar fenomenologisch-existentiële varianten, of precies ook naar Szondi, dat we dus in de waaier van denkmogelijkheden die bij Freud aanwezig zijn, wel in een zekere zin fundamenteel de Szondiaanse naar voren halen. Al is het dan ook zo dat - zoals aangegeven in de folder die u allen heeft gekregen - die reeds genoemde andere inspiratie bronnen, als daar zijn de fenomenologie of de 'Lacanse' of Melanie Kleinse psychoanalyse, daar ook een rol bij gaan spelen. Dus een hechtere lijn wordt naar beide richtingen doorgetrokken tussen Freud en Szondi, die onderstreept wordt in dat begrip pathoanalyse.

Het is een betrachting geweest van Szondi die nogal íintegratiefí wilde denken zoals hij dat noemde, om de verschillende uit elkaar gelopen richtingen samen te brengen.

In het Duitse taalgebied spreekt men nog altijd over 'Tiefenpsychologie'. De "dieptepsychologie" - een term die men moeilijk in de romaanse talen kan vertalen, : 'psychologie profonde', 'des profondeurs', 't klinkt allemaal een beetje 'hinterweltlich' of 'unterweltlich'; dus, de dieptepsychologie die nog altijd een begrip is

Oorspronkelijk was dat dan een samensluiten van Jung, Freud en Adler; en bij Szondi is er expliciet gesteld dat hij ook probeert denkbeelden van Freud en Jung te vervolledigen en dan mede in zijn denkwijze op te nemen.

Richtingen die dus uiteengelopen waren. Onlangs nog werd, als een van de grote verworvenheden van de nieuwere inzichten in de geschiedenis van de psychoanalyse nog aangetoond dat de

kliniek van Bleuler-Jung een kapitale rol heeft gespeeld in de verspreiding van het gedachtengoed van Freud nl. in de medische wereld. Die was belangrijker dan de groep van Wenen om de zaken ingang te doen vinden. Jung is dan nadien eigenlijk uit de psychiatrie weggegaan naar studies van de religie, en studies van historische, mythologische en dergelijke aard. Szondi wou dat allemaal, inclusief dit laatste, weer opnemen en dacht dan ook op een bepaalde manier een synthese te kunnen maken tussen die verschillende navorsingsrichtingen.

Wij nemen dat op een andere manier op, nl. niet in de synthetische zin maar in de analytische zin.

Volgens een woord van Proudhon, dat mijn eerste leermeester in de filosofie Henri Maldiney altijd citeert, heet het : "La synthèse est toujours gouvernementale"; men moet zich dus een beetje behoeden voor synthetisch denkende mensen die alles willen regeren!

Interessanter is een produktieve gronddynamiek in bepaalde disciplines verder tot ontplooiing te brengen zonder daarbij in die zin dus te willen synthetiseren. Dus, tot zover die idee van de pathoanalyse historisch op haar oorsprongen teruggebracht.

Nu, wat betekent deze term (Pathoanalyse) dan inhoudelijk? Wel, dat is dan juist die eerste en omvattende formulering van de wezenlijke, quasi 'Kopernika-nische' omwenteling die met Freud naar voren wordt gebracht.

Pathoanalyse betekent letterlijk : een methode die tracht de geheime structuur, de verborgen structuur van het normale psychisch functioneren als u dat zo wilt noemen - het normale zieleleven, als u het een beetje meer filosofisch en poëtisch wilt benoemen - om die geheime verborgen structuur te achterhalen door een studie van de pathologische derivaties ervan.

Dus ' patho -' wijst niet op het object maar op de methode : het is langs de pathologie dat wij het normale of gezonde zullen kunnen benaderen.

Zoals in psychotherapie bv.; wat niet genoeg mensen altijd opnieuw bedenken : de 'psycho-' in psychotherapie slaat ook niet op het object van de therapie maar op de manier, de wijze. Met psychotherapie kunt ge zeer goed wat men zo noemt lichamelijke ziekten behandelen; da's zeer duidelijk bij Freud te lezen reeds in 1892. Ja, dus pathoanalyse langs de pathologie.

En we beroepen ons daarmee historisch in eerste instantie op Freud die dat principe - zonder die naam - heeft geformuleerd; en ook voortdurend toegepast uiteraard. Het meest evident in een van de 'Nieuwe voordrachten tot inleiding in de psychoanalyse' van de jaren '30; daar staat ergens op het einde van ik weet niet meer welke voordracht - die waarschijnlijk over de psychische persoonlijkheid en haar 'Zergliederung', ontleding - daar staat:

"als we een kristal, een glas in de hand nemen dan zit daar een structuur in, maar het glas is doorzichtig, het kristal is doorzichtig, wij zien die structuur niet; als we het echter laten vallen, dan breekt het volgens bepaalde ífragiliteits lijnení; die er dus in zaten, maar als potentieel zichtbaar wordend precies door het breken" - 't kan ook gebeuren door bepaalde experimentele methodes natuurlijk - en in de natuurlijke stand van zaken niet zichtbaar. Dat is een zeer indringend beeld voor de idee van de pathoanalyse : langs de studie van de breuklijnen, uit de brokken die ontstaan zijn, krijgt ge de structuur van het kristal te zien.

Wat wij geesteszieken noemen, of geestesziekten, dat zijn dergelijke... gebroken structuren. Er is in ieder geval van geestesziekte wel zo iets zichtbaar als één van de mogelijke fractuurlijnen van de menselijke geest"

Daar zien we zeer duidelijk wat pathoanalyse heet. En het is evident dat Freud dat ook altijd op die manier in zijn denken heeft toegepast.

Waarbij dus de fundamentele omwenteling komt dat wij niet uitgaan van een vooraf geponeerd idee van de normaliteit, om dan de afwijkingen daarvan op allerlei manieren te onderzoeken en namelijk de ziekte eenheden of ziektebeelden die zulke afwijkingen markeren. Maar dat we, integendeel, a.h.w. uitgaan van de pathologie om beter te pakken te krijgen wat als normaal of gezond kan beschouwd worden.

Dat is iets wat enerzijds goed bekend is van Freud en anderzijds toch ook altijd opnieuw slecht doordacht. Het geeft dan bv. aanleiding tot het verwijt de dingen te pathologiseren zoals men ook heeft kunnen zeggen dat hij de dingen sexualiseerde.

Waartegenover moet gesteld worden..., en dat heeft Binswanger, een van mijn persoonlijke verdere meesters en inspiratiebronnen, de grondlegger van de Daseinsanalyse, in een van zijn vroege teksten over psychoanalyse en psychiatrie zeer duidelijk uitgesproken - wat men altijd opnieuw ook kan bedenken - hij zegt: "ja, de psychiatrie in de traditionele zin van het woord, die blijft kleven aan de pathologie".

Het speelt waarschijnlijk wel een fundamentele rol voor het beroep als psychiater of klinisch psychopatholoog of klinisch psycholoog, dat men gefascineerd is door het pathologische. En in de meeste leerboeken komt dat ook tot uiting - ,in het meest pathologische; dus : wanen, hallucinaties, psychosen. Maar daaraan, zegt Binswanger, blijft men dan eigenlijk vastzitten. En het normale, dat is ergens voorondersteld zonder dat daar nog verder wordt op

ingegaan. Wat dan natuurlijk weer de aanleiding is kunnen zijn tot alle mogelijke antipsychiatrische kritiek en zo.

Welnu, zegde Binswanger toen reeds, de Freudsche psychoanalyse is het die zich interesseert voor de gezondheid. En die een heel ander idee heeft van het samenspel van ziektemogelijkheden en gezondheid. Van de dialectiek van ziekworden - gezondworden die altijd in mekaar zitten. Denkt u maar aan uitspraken van Freud die intussen ook in andere contexten zijn opgetreden.

"De waan, die het kernsymptoom is,- het centrale spectaculaire symptoom voor de psychose diagnostiek -, wordt door Freud

beschouwd als een poging van de zieke om weer gezond te worden"

D.w.z. . Is ingeschreven in een dialectiek van ziek en gezond, die helemaal indruist tegen de klassiek psychiatrische visie. En het belangrijke element dat we daar zien is dus dat de gezondheid in een te hernieuwen probleemstelling het eigenlijke interessepunt is. Een focus van de interesse van de psychoanalyse; die juist daarom naar de gezondheid altijd opnieuw met vragentoe gaande, langs de pathologie loopt.

Om dat nog even op een paar begrippen te brengen die ik geprobeerd heb daar in die zin wat te systematiseren. Om de zaken wat kernachtig uit te drukken zouden we kunnen zeggen dat in iedere manier om de psychiatrie of psychopathologie te bekijken en ook te praktizeren altijd vooronderstellingen gegeven zijn.

Tegen de klassieke, laten we zeggen banaal íempiristischeí, visie in van de psychiaters of de psychologen is het niet zo dat men de werkelijkheid zo maar naïef benadert en zegt wat men vaststelt.

Men heeft altijd reeds een bepaalde bril op en zonder bril ziet men überhaupt niks. Er zijn dus vooronderstellingen die meestal niet expliciet worden gemaakt en die zich dan des te gevaarlijker kunnen uitwerken.

Ik heb dat bv. daar in Keulen op een symposium dat ging over geschiedenis van de psychiatrie nog horen zeggen; toen iemand sprak over de Grieken; :

"Ja men kan de geneeskunde van Hippocrates niet begrijpen zonder de filosofie van de pre-socratici, van Plato en Aristoteles, enzovoorts" Maar men kan ook de moderne geneeskunde niet begrijpen zonder de filosofen die als tijdgenoten van de scheppers van de moderne geneeskunde bepaalde denkbeelden hadden ontwikkeld die mee zijn ingegaan in deze manier van geneeskunde te begrijpen en uit te oefenen.

De moderne geneeskunde begint in de 17e eeuw bij Thomas Sydenham. Hij was zeer bevriend met de grondlegger van de empiristische filosofie : John Locke, die overigens ook geneesheer was; en ook met een van de scheppers van de moderne chemie, Boyle; enzovoorts. Dus ook dat moderne geneeskundig denkkader kan men niet begrijpen zonder vooronderstellingen. Die dan inderdaad worden belicht doordat men die historisch vastgelegde samenhang bekijkt.

En men zou kunnen zeggen, nietwaar, ook en juist de reeds voordien genoemde denk-... - als men dat denken kan noemen - denksystemen van de D.S.M. en de I.C.D. en dergelijke van tegenwoordig, die hebben ook vooronderstellingen. Precies in de mate waarin zij zeggen dat zij louter beschrijven, niet willen theoretiseren, zit er ook een theorie in. En namelijk dezelfde als die van Sydenham, als grondlegger van de moderne geneeskunde.

Sydenham, die men de Engelse Hippocrates heeft genoemd, maar van wiens denkbeelden Hippocrates zelf zeker niet zou begrepen hebben waarom het ging. Omdat dat een heel ander type geneeskundig denken was. In datzelfde symposium stelde dan een jongere man volgende vraag aan de referente over de Griekse geneeskunde :

"U heeft nu al gezegd wat er allemaal reeds aan het beginnen was bij de Grieken en dat wij nadien in de moderne geneeskunde hebben gezien hoe dat zich verder heeft ontwikkeld tot vandaag, maar hebben wij ook nog iets te leren van de Grieken waar zij a.h.w. op ons vooruit waren?

Ja, dat vind ik persoonlijk de veel interessantere vraagstelling en ik heb daar dan ook op geantwoord - de referente, die kon het eigenlijk niet zo goed voor mekaar krijgen. Ik heb gezegd : "Ja, een andere opvatting van de geneeskunde".

En we komen nu tot die vooronderstellingen. B.v. een heel andere opvatting van wat ziekte is. Het grondbegrip van de moderne geneeskunde door Sydenham expliciet ontwikkeld, dat is dat van de ziektesoort.

Wij zeggen zo : er zijn verschillende soorten ziekten. En die worden dan systematisch geclassificeerd en beschreven. En als we dat woord 'soort' uitspreken dan bedenken we niet dat dat historisch een zeer precieze betekenis heeft gehad, die precies grondleggend is geworden voor de moderne geneeskunde - de geneesheren spraken toen nog in hun boeken Latijn - over 'species morbosa'. Grondbegrip van de moderne geneeskunde, ontwikkeld door Sydenham. Hij wist wat hij deed en hij maakte die vooronderstellingen expliciet. Hippocrates deed dat ook.

De D.S.M. heeft dat verleerd, die maken het niet meer expliciet, die denken dat dat niet meer zo is.

"Species" is de "soort" in de zin..., en Sydenham zegt dat ook: de geneesheren moeten nu ziektesoorten gaan beschrijven met dezelfde acribie, dus nauwgezetheid, die de botanici reeds zijn gaan toepassen in de beschrijving van plantesoorten. Het is dus hetzelfde begrip als de soorten planten en dieren. Waarvan de eerste classificaties in dezelfde tijd, een beetje vòòr de geneeskunde, aan het ontstaan zijn. Dat loopt allemaal uit zoals we weten in de plant- en dierkunde, in de grote classificatie van Linnaeus, die nog altijd geldt voor de benaming van de planten- en diersoorten. Linnaeus heeft overigens ook een minder bekend geworden systeem van de ziekten geschreven. Dat was dus een bepaalde fase in de ontwikkeling van die problematiek.

In de 18e eeuw ontstaan dan deze systematische classificaties van verschillende ziektesoorten precies volgens hetzelfde model als de plantesoorten en de diersoorten. Als men dus nu vanuit antropologische gezichtspunten kritiek heeft kunnen uitbrengen tegen de idee van een botaniserende psychiatrie, dan is dat historisch gezien volkomen terecht : de psychiatrie volgens de lijn Sydenham tot D.S.M., over Kraepelin, Kraft-Ebing, Charcot en noem maar op, dat is principieel - en Sydenham wist het! - een botaniserende psychiatrie.

Wezenlijk is daarbij dat gedacht wordt - en daar is er natuurlijk een verschil met de planten- en diersoorten - dat eenzelfde soort ziekte, eenzelfde "species", als identiek kan onderkend worden dwz die verschillende individuís zo kunnen krijgen.. Het is dus een zelfde entiteit die men onderkent bij een reeks individu's. Nu is dat voor ons misschien allemaal min of meer vanzelfsprekend, maar ik zegde u : men kan het ook anders zien.

Het Griekse begrip dat wij door het woord ziekte vertalen, '' kennen wij uit 'noso-grafie', 'noso-logie' enz. De Nosos van Hippocrates is geen ziekte-soort. Het is daarentegen altijd

de naar de ziekte toe hellende verstoring van het evenwicht, van de kosmos in één individu. Het is altijd individueel gedacht.

Voor Hippocrates bestonden geen ziektesoorten. Er bestonden alleen maar ziektemogelijkheden bij telkens één individu. Nu, het zou moeten klaar zijn, dat vooral de psychiatrie met de overgang van de nosos naar de species een aantal dingen wint zoals de hele moderne geneeskunde, maar zeker ook een aantal dingen verliest.

Natuurlijk was er bij de Grieken ook een algemene theorie. Maar ik zegde reeds dat die algemene theorie tot in de kosmos ging, en dat is dan in het levend organisme, een theorie van het evenwicht van de lichaamssappen. Die men nu een beetje belachelijk kan vinden omdat men niet meer begrijpt dat die lichaamssappen natuurlijk geen dingen waren die men daar zo in een flesje kan gieten. Het zijn meer abstract gedachtebegrippen, daarvoor constitutief zijn; en dus iets om de manier uit te duiden waarop een bepaald evenwicht naar verschillende richtingen toe verstoord kan zijn.

Bijvoorbeeld de "melancholische" is een van die begrippen die overgebleven zijn in de huidige ziektenleer; of de "flegmatische", de "lymfatische", enz.

Dus er is een andere wijze om de ziektesoort op te vatten in haar verhouding..., om de ziektemogelijkheid. Om een algemeen begrip te gebruiken moeten we dan zeggen de ziektemogelijkheid of de wijze van ziek-zijn of zoiets. Welnu dat wordt op een heel andere wijze gebruikt (gedacht) in deze twee vormen. Zeker allebei wetenschappelijke denkwijzen van de geneeskunde. Niemand zal betwisten dat Hippocrates ook een wetenschappelijke geneeskunde heeft ontwikkeld en niet iets wat (zelfs) in het kader van een moderne zienswijze als een soort charlatanisme of zo zou moeten beschouwd worden. Maar gewoonlijk ziet men dat allemaal als een vage voorloper. Men denkt dat 't toch allemaal veel beter geworden is nadien; dat is dus niet juist! Dat is (slechts) één aspect.

Men kan zelfs zeggen dat de manier om ziekte en gezondheid te begrijpen bij Freud of in de existentieel-antropologische richting denkende psychiatrie, dat die in vele opzichten dichter staat bij Hippocrates dan bij Sydenham. Het is dan ook geen wonder dat zij helemaal geen ingang kunnen vinden in systematische beschrijvingen van ziekten zoals de D.S.M. III of de I.C.D.-10. Het gaat er helemaal tegen in.

Men moet ook niet proberen ze er achteraf nog zo een beetje in te pompen; dat gaat niet, want we gaan uit van totaal verschillende denkbeginselen.

We hebben gezegd daarstraks : in iedere manier om de psychiatrie of de klinische psychologie en psychopathologie te beschouwen gaan wij uit van apriorische principes. Ik noem die nosologische vooronderstellingen. Nosologische : dat wil dus zeggen een aantal vòòrbegrippen over wat ziekte is. Over bv. "de verhouding tussen ziekte en individu" , daar hebben we reeds over gesproken. Men kan zo nog doorgaan - over de manier waarop men ziekten kan gaan benaderen, 'waarlangs' men ze kan erkennen.

Als ge zegt : "ja, ik spreek maar van ziekte op het ogenblik dat ik bv. biochemie in afwijkende vormen in de hand heb of zo, dan is er een aantal dingen die uit het ziektebegrip verdwijnt. Dat is bijvoorbeeld een tijdlang het geval geweest met de hysterie. Men vindt niks, dus dat is geen ziekte. Dat hangt (echter) af van de vooronderstellingen die U zichzelf gegeven hebt.

Nu spreekt de World Health Organization van een status voor de gezondheid van fysisch, psychisch en sociaal welzijn... op de duur gaat de hele wereld d'er mee verbeterd moeten worden nietwaar, dat is de tegenpool van het reeds genoemde. Dus er zijn zulke nosologische vooronderstellingen.

Men kan daar nog aan toevoegen: noso-taxische voor-onderstellingen; die heb ik er in een later stadium van mijn begripsvorming aan toegevoegd . 'TAXIS"' is het Griekse woord voor: "het in orde brengen"; de slagorde bv. van de troepen voor de slag van Marathon, de taxis, het in orde brengen van de troepen.

Het gaat hierbij dus hoofdzakelijk om de verhouding tussen

verschillende mogelijkheden van ziekte. In de traditionele geneeskunde vanaf de 17e eeuw worden de ziektesoorten ingedeeld zoals de planten- en diersoorten, met 'genus proximum' en 'differentiam specificam' - van dit woord 'species' komt overigens ook de idee van een specifiek medicament, dat is hetzelfde begrip dat daar is.

Dus er zijn soorten, klassen, ondersoorten, enzovoorts : d'er is een hele terminologie, en zo van die bomen (vertakkingen)) waarlangs de diagnose dan eventueel kan verlopen. Goed, noso-logisch en noso-taxisch.

Dé vooronderstellingen, om hier tot deze vakjes terug te komen, dé vooronderstellingen van de moderne geneeskunde - daarmee is dus altijd bedoeld wat met de moderne mens begint in de 17e eeuw. De eeuw ook van de moderne mathematische fysica, van Descartes, van Locke, enz., dus de 17e eeuw. Dus de moderne mens; de renaissance nog niet.

Nu zijn we dan zogezegd in de postmoderne tijd : dat is het eclecticisme waarin er helemaal geen stijl meer zit, maar daarover hebben we het niet.

De grondvooronderstelling die ons hier interesseert is : het normale is hier 4 afgescheiden van het hele gebied van de ziekten; daar is een radicale scheiding tussen. En bv. zijn die ziekten dan zo entiteiten die in verschillende normale individu's binnen vallen. En de verschillende ziekten - dat is dan het principe van de differentiaal diagnose - die zijn als species naast elkaar, los van elkaar te denken.

Zoals in de classificaties van planten- en diersoorten, waar het criterium dan is dat de individu's zich binnen eenzelfde soort kunnen voortplanten; wel zoiets bestaat hier1 niet zo direct. Komt dan misschien terug in de hereditaire transmissie en zo, maar goed.

Dus de ziektesoorten van elkaar afgescheiden, en het geheel van de ziekten van het normale afgescheiden.

Het is evident dat bij Freud dat helemaal anders wordt gedacht. Er is een belichting van de geheime structuur van het normale vanuit deze verschillende ziektesoorten; dus deze scheiding1 die verdwijnt; in alle mogelijke opzichten.

En ook de verhouding tussen verschillende ziektemogelijkheden is niet op dezelfde manier gedacht. Men zal uitdrukkingen tegenkomen zoals bv. : een gepsychopathiseerde neurose; of : een psychoticus wordt beter, hij gaat a.h.w. naar de neurotische pool over. Dus daar zijn dialectische verhoudingen tussen verschillende grondmogelijkheden van ziekte, waarvan de meest bekende formulering van Freud de bekende uitspraak is dat de neurose het negativum is van de perversie; dat betekent niet alleen dat neurose en perversie verschillende dingen zijn. Het betekent dat zelfs helemaal niet in de zin van de traditionele vooronderstellingen.

Het betekent dat de neuroticus a.h.w. de perverse mogelijkheden die hij in zich heeft quasi actief dialectisch negeert, verloochent, en op die manier neurotisch is; maar die perverse elementen kunnen ook naar voren komen.

Dus daar is een verhouding tussen verschillende ziektemogelijkheden; dus ook de nosotaxische vooronderstellingen zijn bij Freud en de in zijn navolging denkende mensen anders dan in de traditionele geneeskunde.

Een van de kroonuitspraken van Freud die we dan verder te bedenken hebben in die richting is de merkwaardige zin in een van de teksten over neurose en psychose.

De tekst over het verlies van realiteit in neurose en psychose. Daar zegt Freud, >wat wij "gezond" of "normaal"< noemen, alle twee in aanhalingstekens, dus als geproblematiseerde begrippen.

Dat is eigenlijk een combinatie op een manier bekeken van neurotische en psychotische trekken. Dat is een uitspraak die helemaal slechts te begrijpen is in de totale omwenteling van deze afscheidingen uit de traditionele geneeskunde.

Neurose en psychose zijn als mogelijkheden bij ieder mens gegeven in zijn normaal of gezond zieleleven. En wel : men kan dat normale ook denken als een combinatie van de twee. En wat hij dan bedoelt in die tekst dat is dat de zogenaamd gezonde of normale in staat is om de werkelijkheid zoals de neuroticus, zegt Freud, te erkennen, daarmee rekening te houden, zich eraan te adapteren zoals men zegt.

Men ziet dus dat de adaptatie volgens Freud niet het gezonde is maar eigenlijk het neurotische in een zekere zin, adaptatie alleen - dus hij moet zich kunnen adapteren; maar tegelijkertijd ook iets anders doen : nl. de werkelijkheid transformeren, wat dus volgens die denklijn van Freud dan in de psychose gebeurt. Als ge alleen transformeert dan transformeert ge 'ins Blaue hinein', zonder dat ge nog pak krijgt op de werkelijkheid. Als ge u alleen beperkt tot de erkennende adaptatie dan zijd ge ook weer niet gezond zoals een mens zou moeten gezond zijn. Men zou kunnen zeggen dat de psychoticus probeert zich naar God toe te ontwikkelen, terwijl de neuroticus een soort menselijk dier is, de dieren zijn perfect geadapteerd.

Deze zin is één van de voorbeelden natuurlijk voor deze pathoanalytische denkwijze, een beetje het kroonvoorbeeld. Als men er dan aan toevoegt dat de neurose het ínegativumí is van de perversie dan hebben we al drie van de grote categorieën:

De traditionele groepen; die het echter altijd moeilijk hebben gehad om naar mekaar toe te groeien omdat de psychosen quasi altijd weer naar het zogenaamd "organiese" worden geduwd en de neurosen naar het psycho-sociologisme.

Maar dat kent Freud allemaal niet hé! Bij Freud is er geen primaire onderscheiding van dit gebied in organisch en psycho-sociaal of zo; omdat er helemaal geen dergelijke vakjes-classificatie is, ook niet volgens die traditionele dualismen.

Dus er is een poging tot een unitair systeem aan de gang; waarvan Freud dan weliswaar zegt dat het hem voor de psychosen nog niet zo goed is gelukt om dat op de nodige wijze te ontwikkelen, niet zo goed als voor de neurosen en de perversies. Hoewel hij in de laatste fasen van zijn werk meer en meer dat probleem van de psychosen tracht te benaderen en uit die fase dateert dan ook het citaat dat ik daarnet heb gebracht.

Om met deze begrippen af te sluiten, het belangrijke is : nosologische en nosotaxische vooronderstellingen. Op de grond daarvan krijgt ge pas een beschrijving van ziektevormen, ziektewijzen of noem het zoals ge wilt; om niet ziektesoorten te zeggen, wat eigenlijk de zaken reeds in een bepaalde richting duwt. Dwz. die maar een gedeeltelijk en een van de mogelijke perspectieven op het probleem insluit. Dus de nosografie als beschrijving van ziekten, eventueel in een systematische ordening gebracht.

En laten we zeggen de noso-gnosie, dus de wijzen om de ziekten te onderkennen, als ge wilt de diagnostiek. Als ik bv. met Szondi ga stellen dat er een bepaald verband is, een soort congenialiteit tussen bepaalde mogelijke ziektevormen en ook een speciaal dynamische intentie naar bepaalde beroepskeuzen. Dat in families waar bepaalde ziektevormen voorkomen ook bepaalde beroepskeuzen voorkomen omdat er een gemeenzame dynamische achtergrond is die naar die twee -enerzijds pathologische anderzijds laten we zeggen sociale- varianten van één fundamenteel dynamisme toe gaat, wel dan wordt het opmaken van een stamboom waarin niet alleen de ziekten maar ook de beroepen van de familie voorkomen een nosognosische techniek.

Het is een manier om iemand ook in zijn potentiële selectieve pathologie te leren kennen dat men de beroepen kent en de familie. Die in de traditionele geneeskunde natuurlijk helemaal niet aan de orde komen; een anamnese in de geneeskunde, het oude begrip van Plato is nu helemaal gedevalueerd in de positivistische, moderne geneeskunde. Er is daar alleen maar een anamnese van ziektesoorten; en dan ziet ge dus in ieder dossier : hij heeft de mazelen gehad, enz., allemaal dingen waar ge niks kunt mee doen natuurlijk hé, uiteindelijk; dat staat er allemaal in.

Maar primaire, primair belangrijke dingen die iets laten kennen over de atmosfeer van een bepaald individueel en familiaal 'collectief', dat staat er niet in.

Goed, dus nosografie en nosognosie die gebeuren maar op principiële: nosologische en inclusief nosotaxische voor-onderstellingen.

Nu, Freud heeft dat allemaal reeds op gang gebracht. En nu is onze stelling: diegene die dan het nieuwe nosografische systeem en de nieuwe nosognosische technieken die daar bij horen systematisch ontwikkeld heeft, dat is Szondi. Daarbij steunend op nosologische en nosotaxische principes die degene waren van Freud. Waarbij natuurlijk noch Freud noch Szondi deze terminologie hadden ontwikkeld die we er hier nu hebben bijgevoegd om beter te begrijpen wat ze hebben gedaan.

En de manier waarop dat is ontstaan, dat is een van de mirakel-anecdotische geschiedenissen van de geschiedenis van de wetenschap eigenlijk. Szondi heeft -mijn hypothese-, met een bepaalde beperking -, de meest efficiënte psychiatrische ziektenleer en systematiek heeft ontwikkeld die, om het in postmoderne terminologie uit te drukken, vandaag op de markt te vinden is.

Wel hij heeft dat gedaan zonder dat hij het wist: onderhands, in het kader van een heel andere probleemstelling; maar die eigenlijk deze probleemstelling als gevolg had zonder dat die expliciet werd gemaakt.

En dan moeten we dus even ingaan op de Szondi-test. De ontwikkeling van de Szondi-test met al deze foto's waartussen de patiënt-proband moet kiezen volgens sympathie en antipathie, is een vroeg project geweest van Szondi en dat is de reden waarom zijn naam ook nu nog dikwijls wordt vereenzelvigd met de test. Ik heb horen zeggen dat de naam van Szondi alleen wordt genoemd in de cursus over persoonlijkheidsdiagnostiek en dan natuurlijk met de traditionele bemerking dat de test van Szondi niet is gevalideerd en ook niet te valideren is, en dus wetenschappelijk niks waard is.

Als u even bedenkt dat de mensen die dat zeggen geen flauw idee hebben noch van de nosologische en nosotaxische vooronderstellingen van het hele denkmodel van Szondi, noch überhaupt zelfs van wat nosologische en nosotaxische vooronderstellingen zijn, ook niet de eigene, dan kunt u zich voorstellen hoeveel een dergelijke uitspraak waard is.

Wat men dan als supreem wetenschappelijk beschouwt, de vragenlijsten en de classificaties van de D.S.M. en zo, of dat dat niet steeds meer z'n ontoereikendheid voor allerlei praktische doeleinden bewijst, wel dat is dan de vraag die wordt overgaan.

Ik citeer maar het laatste feit, dat door Kuhn aanhaalde in zijn referaat, (op het psychiatrische congres in Duitsland 199..). Kuhn die dus de ontdekker is geweest van de eerste antidepressiva - imipramine en dan later maprotiline - die heeft in de laatste jaren onder de moleculen die hij verder voor Ciba-Geigy heeft onderzocht een nieuwe molecule met anti-depressieve eigenschappen gevonden, die veel bijkomende voordelen en minder nadelen heeft dan de reeds bekende.

Maar het is niet mogelijk om dat produkt te commercialiseren omdat het door de sluis van de D.S.M.-procedures die in Amerika geëist worden geen resultaat geeft. Maar als men weet hoe de D.S.M. is opgebouwd dan is het a priori als het ware duidelijk dat er geen resultaat kàn zijn. De kliniek bewijst het tegenovergestelde. Maar de D.S.M. wijst de dingen af.

Dus nieuwe producten die veel voordelen zouden kunnen brengen, die worden gewoon afgewezen.

Dat bewijst, zegde Kuhn, niet de ondeugdelijkheid van de producten, maar wel de ondeugdelijkheid van de zogenaamd wetenschappelijke technieken om ze op de proef te stellen.

De finesse van de geschiedenis, enfin het tragische van de geschiedenis is dat het in de huidige commerciële wereld niet mogelijk is een produkt te commercialiseren als de Amerikanen het weigeren- Dat is een groot deel van de wereldmarkt; en Ciba-Geigy heeft dat produkt dus staan en dat is nu de komische zet van onze technologische wetenschappen : ze weten niet hoe dat ze 't moeten kapot krijgen; ze hebben er tonnen van staan en ze kennen geen techniek tenzij de doorgang door een levend lichaam om het kapot te krijgen; en dat staat daar dus maar te wachten; misschien valt het ooit in de Rijn en geeft dan aanleiding tot polluties tot in Nederland.

Dat is de wetenschap van tegenwoordig; die een gemeenzaam bezit is van de doorsnee psychiaters en psychologen. Dus dat leggen we helemaal terzijde. En we trachten eerst te begrijpen waarover het gaat.

VOORTZETTING heet:

Deel 2: Pathoanalyse en Psychopathologie