fab

De productie van wetenschappelijke kennis

Les fabriques du savoir scientifique

Dag van de Nieuwste Geschiedenis - 15 maart 2008 (VUB)

Journée de l'histoire contemporaine - 15 mars 2008 (VUB)

Modérateur/Moderator : Geert Vanpaemel

Organisateurs/Organisatoren: Raf de Bont - Benoît Majerus

Een wetenschapsgeschiedenis van het museum van Tervuren 1897-2010 (Maarten Couttenier)

Het museum van Tervuren is een opmerkelijk instituut te noemen omdat het zich zowel richt op natuurwetenschappen als menswetenschappen en omdat wetenschappers er zich zowel concentreren op wetenschappelijk onderzoek, collectiebeheer, als ook op het ontwerpen van tentoonstellingen.

Het museum, dat steeds kampt met een tekort aan ruimte, is bovendien een instituut dat zich met niet-aflatende ijver richt op processen van categorisering en inventarisering om de alsmaar groeiende stroom van materiële cultuur te beheersen en te ordenen. Het onderzoek naar de wetenschapsgeschiedenis van het museum in Tervuren in de periode 1897-2010 is vanwege zijn thematiek en het tijdskader innovatief te noemen binnen de internationale context van historische museumstudies.

Nieuwe wetenschap voor een nieuwe tijd: De transformaties van het Natuurhistorisch Museum van Brussel, 1890-1920 (Raf de Bont)

In de periode tussen ruwweg 1890 en 1920 zijn er verschillende pogingen ondernomen om het Brusselse Natuurhistorisch Museum drastisch te hervormen. Van een instelling die voornamelijk verzamelingen aanlegde en tentoonstelde, moest het een onderzoeksmuseum worden. Daarbij stelde het Museum zichzelf ondermeer tot taak om (levende) dieren in hun natuurlijke context te bestuderen, in plaats van zoveel mogelijk dode exemplaren te classificeren. Deze heroriëntatie was niet enkel van belang voor de wetenschappelijke activiteit van het museum. Het leidde ook tot een nieuwe museologie, nieuwe netwerken, nieuwe materiële noden en een nieuw zelfbeeld.

Etienne De Greeff en de poreuze grenzen tussen medische, sociale en cultuurwetenschappen (Agnès Desmazières, Bert Vanhulle en Kaat Wils)

De veelzijdigheid van de wetenschappelijke loopbaan van de psychiater, criminoloog, filosoof en literator Etienne De Greeff (1898-1961) vormt een interessante toegang tot de vraag naar de wijzen waarop kennis binnen het brede domein van de humane wetenschappen in het midden van de twintigste eeuw tot stand kwam en zich – al dan niet moeiteloos – tussen verschillende disciplines begaf. Concreet zal worden ingegaan op twee belangrijke episodes uit De Greeffs loopbaan. In 1932 kwam De Greeff in katholieke kringen in een moeilijke positie terecht toen hij het bovennatuurlijk karakter van de verschijningen van Beauraing in vraag stelde, en een alternatieve, psychologische hypothese formuleerde. De vraag naar de verhouding tussen psychiatrie, religieuze psychologie en religie zou De Greeff in zijn verdere loopbaan blijven bezighouden. De Greeffs werk als geneesheer-antropoloog in de Centrale gevangenis van Leuven – een fascinerende productieplaats van wetenschappelijke categorieën en kennis – opent de vraag naar de wijze waarop in de praktijk werd omgegaan met de ambitieuze modellen van de moderne criminele antropologie. Ook de marges die De Greeff creëerde om het bestaande interpretatiemodel in meer psychologische zin om te buigen, zullen hierbij aan bod komen.

Le partage des champs d'investigations entre les universités et les institutions scientifiques, une procédure parfois difficile. Le cas du Jardin botanique de l'Etat (1870-1940) (Denis Diagre)

La division du travail dans le champ de la recherche scientifique demeure un sujet d’études potentiellement absorbant et relativement ouvert. En effet, il requiert l’étude en profondeur des institutions productrices de science (musées, jardins botaniques, facultés universitaires, académies) et la palpation attentive des rapports qu’elles ont noués entre elles, quand il y en eut. Le cas du Jardin botanique de l’Etat (aujourd’hui « national ») est, à cet égard, fort intéressant. Son instrumentalisation politique – dans un contexte d’élargissement du droit de vote et de querelle philosophique – et la volonté ministérielle d’en affirmer le caractère national tout en y contrebalançant l’influence jugée excessive de l’Université de Bruxelles, détermineront son futur. En effet, un ukase du ministre de l’agriculture introduira dans ses instances dirigeantes les professeurs des 4 universités belges, lesquels ne tarderont pas à vouloir mettre l’institution au service de leurs projets de recherches académiques, et à forger de nouveaux statuts qui élimineront les risques de concurrence entre le Jardin botanique national et leurs programmes. Il ne restera donc à l’institution scientifique que les disciplines que les universités ne choyaient pas, en dépit de la forte résistance de certains.

L’introduction des psychotropes en psychiatrie belge (Benoît Majerus)

Champ médical marginal, la psychiatrie tarde longtemps à accéder à la « scientificité » qui caractérise les autres disciplines médicales. En absence d’un paradigme dans le sens kuhnien, elle éprouve à imposer sa légitimité. Avec l’avènement des premiers psychotropes dans les années 1950, la psychiatrie (belge) espère combler ce manque. L’introduction, la réception et la diffusion des psychotropes constitueront le cœur de la communication.

retour page d'accueil