Gespen
De Romeinen waren de uitvinders van de gesp, deze werd vooral voor militaire doeleinden gebruikt. De vorm van deze Romeinse gespen zijn bijna niet te onderscheiden van gespen uit de 16e eeuw. Dit geeft wel aan dat functionele vormen heel lang ongewijzigd bleven. Hierdoor zijn gespen zonder archeologische context moeilijk goed te dateren.
De gesp keert in de loop van de 12e eeuw weer terug, wanneer een metalen sluiting de dichtgeknoopte gordel in het mannenkostuum vervangt. Er zijn veel verschillende toepassingen voor gespen mogelijk, zo zien we gespen op; kleding, wapenuitrusting, tassen, schoenen en paardentuig. We zien dat er speciale gespen ontstaan voor specifiek gebruik, bijvoorbeeld de schoengespen maar ook de ijzeren gespen voor paardentuig. Een gesp bestaat tenminste uit twee onderdelen, de beugel en de angel. Veel gespen hebben ook een tussenstijl, en soms zien we nog extra toevoegingen zoals een beslagplaat welke aan de riem vast zat. Op de gespbeugel is vaak een verdieping, de angelrust, zichtbaar. Dit is een inkeping waarin de angel op de beugel rust zodat de angel niet kan verschuiven. Op de plaats van de angelrust zien we soms ook een cilindervormige huls, welke het aantrekken van de riem makkelijker maakte. Gespen werden gemaakt van edele metalen, geelkoper, brons, messing, tin en ijzer en soms van been of hout.
De globale chronologie van de gesp. In de 13e eeuw zien we vooral de ronde vormen, welke meestal glad of getorst afgewerkt waren. Deze kunnen makkelijk verward worden met de ringfibulae, gespen zijn te herkennen aan een angelrust. In de loop van de 14e neemt de verscheidenheid in gebruik toe. De vormen die we dan vooral zien zijn de ronde, ovale, vierkante en D-vormige gespen. Deze hebben allemaal nog geen tussenstijl, zodat de angel over de hele breedte van de gesp loopt. De tussenstijl zien we in de loop van de 15e eeuw ontstaan. De ronde gesp met tussenstijl verdwijnt rond het midden van de 15e eeuw, en wordt vervangen door de dubbelovaal gesp. Deze blijft samen met de vierkante gesp met tussenstijl tot aan het eind van de 17e eeuw in gebruik. De eerste tussenstijlen zijn een vast onderdeel van de gesp, en worden dan ook in een keer meegegoten. Maar aan het eind van de 17e eeuw wordt de tussenstijl secundair, als een metalen stift, toegevoegd. Dit gebeurde omdat de tussenstijl snel sleet, nu kon deze eventueel worden vervangen. Nadat de gesp in de 17e eeuw steeds groter was geworden, werd deze in de 18e eeuw weer kleiner.
Vanaf de eerste helft van de 17e eeuw wordt de schoengesp een modieus onderdeel. Tot die tijd werden vooral kleine ronde gespen als schoengesp gebruikt. Vanaf dat moment mist deze de angel, en is de gesp voorzien van een beslagplaat met een knop of een vlindervormig uiteinde. Later zien we ook een extra halve beugel met een of twee haakpunten. De knop of haakpunt werd door een opening in een riempje aan de schoen bevestigd. Hierdoor konden de gespen worden verwisseld of overgezet op een ander schoen. De globale chronologie van de schoengesp. Tot in de vroege 18e eeuw zien we vooral de knopvormige gesp (A), vanaf ca. 1720 eigenlijk alleen nog de beugel vormen. Vanaf deze periode zien we vooral grote gespen welke soms ook van tin, zilver of verguld waren. Deze gespen werden vanaf ca. 1770 weer kleiner. Aan het eind van de 18e eeuw verdwijnt de schoengesp, door de (her)invoering van de schoenveter.