Gewichtige gewichten

De meeste zoekers naar bodemvondsten hebben ze wel in hun verzameling “gewichten”. Omdat gewichten vaak voorzien zijn van ijkmerken zijn ze goed te dateren. Hier een kort artikeltje over gewichten.

 

Gewichtenstelsels

Door de eeuwen heen hebben er nog al eens wat veranderingen in het gewichtenstelsel plaats gevonden. Vroeger had elke handelsplaats meestal zijn eigen maten en gewichten. Maar voor de regionale en vooral internationale handel was dit niet erg handig, hierdoor ontstonden er regionale gewichtstelsel. Zo voerde Karel De Grote in 789 de "pile" in met de Pond als basis, Pond = 2 Marc = 16 ons = 497,7 gram. Het decimaal stelsel zoals we dat tegenwoordig gebruiken bestond toen nog niet. Tijdens de Hanze periode en dan vooral in de 13e en 14e eeuw, was Keulen het handelscentrum van West-Europa. Hierdoor werd in grote delen van Europa de Keulse Marc de standaard, van 215,5g. Vervolgens zien we het Trooise (Troy) systeem, een Pond= 16 Troy ons = 32 loot = 7680 grein = 497,7 gram. Het Trooise systeem bleef lang bestaan, maar was regionaal verschillend van gewicht. In 1529 werd in Friesland de Troois pond van 492 gr voor alle handel voorgeschreven, deze werd als snel verdrongen door de Trooise pond van Amsterdam (494gram). Daarnaast werd in Zuidwest Nederland de Trooise pond van Antwerpen (470gram) gebruikt en Oost Nederland de Trooise pond van Keulen (467,5 gram). Na de Franse revolutie van 1795 komt er enige eenheid in het gewichtstelsel. Met het invoeren van het metriek-decimale stelsel (tientallig) in 1820 werden alle oude benamingen voor gewichten veranderd. Met de kilogram als zwaarste eenheid, welke vervolgens in decimalen werd onderverdeeld.

 

IJken

Om het wegen, ongeacht het gebruikte stelsel, zo eerlijk mogelijk te laten verlopen werden de handelsgewichten sinds de 13e eeuw elk jaar geijkt. Dit was ook nodig omdat de gewichten door gebruik slijten, en dus in gewicht afnamen. Als een gewicht werd goedgekeurd werd deze voorzien van een ijkmerk. Dit was meestal het stadswapen en een jaartal, soms was het ook het wapen van de grietman of de ijker zelf. In de meeste stadboeken vinden we dan ook wel regels over dit ijken. In het Sneker stadboek, uit 1456, lezen we in artikel 226; “niemant moet utwegen noch inwegen dan mit coperen of yseren ofte loden wichten, die onser stadt brandt ofte teykenen hebben” wat er dus op neer komt dat iedereen in de stad moet weggen met gewichten die zijn voorzien van het stadmerk. Vanaf 1820 werd het ijkmerk een jaarletter. Naast de ijkmerken komen er in de late 19e en begin 20e eeuw nog een aantal merken voor. Van 1820 tot 1870 bestonden er arrondissementijkers, na het ijken werden de gewichten dan voorzien van een persoonlijke ijkstempel van de ijker. In 1870 werden de arrondisimenten afgeschaft, er ontstonden toen 19 ijkkringen met een eigen ijkkantoor en kantoorstempel. Ook moesten vanaf 1869 de producenten van de gewichten deze voorzien van een fabrieksmerk.