Eendenkooi in de Goengamieden
Staatsbosbeheer heeft de eendenkooi in de Goengamieden voor educatieve doeleinden gerestaureerd. Bij de werkzaamheden werden fundamenten en aardewerk scherven aangetroffen. Deze vondsten zijn gemeld bij Y. Boonstra beleidsmedewerker archeologie voor de gemeente Súdwest Fryslân. Daarop is het Archeologisch Steunpunt Sneek (ASP) door Y. Boonstra benadert om een kleinschalig non-destructief onderzoek in te stellen naar de vondsten, welke op 27-11-2011 plaats vond. Hierbij waren aanwezig; M.J. Kommer (junior Boswachter, beheerseenheid Sudwest Fryslan) en Sytze Damstra (Vrijwilliger) namens Staatsbosbeheer. Verder Richard Bruinsma, Gosse Spoelstra, Danny Velting en Gilbert Hofstra van het ASP. Om een beeld te krijgen van de aangetroffen funderingen, hebben we deze eerst schoon gemaakt. Waarna een profielwandje direct naast de fundering is aangelegd om inzicht te kunnen krijgen in de bodemopbouw. Verder is de directe omgeving met twee metaaldetectors onderzocht. Uit de gegevens van de Floreen (grond)belasting uit 1700 blijkt dat het terrein eigendom was van de kerk. Vervolgens zien we op een kaart in de atlas van Schotanus uit 1718 een gebouw naast een eendenkooi staan. Uit het minuutplan uit 1832 kunnen we afleiden dat het land en huis toen eigendom waren van Johannes Reinders de Vries een turfschipper. Er is dan sprake van een huis met erf, het terrein van de (vervallen) eendenkooi wordt hier aangeduid als hooiland. Tenslotte zien we in de atlas van Eekhoff uit 1849-59 een kooihuis naast een vervallen eendenkooi afgebeeld. Eind 19de eeuw/begin 20ste eeuw is de bebouwing definitief verdwenen. Nadat het terrein in 1972 in handen van Staatsbosbeheer komt, wordt de kooiplas opnieuw uitgegraven en met bomen beplant. Op de oude kaarten is te zien dat het gebouw op een (uitstekende) hoek direct aan een vaart stond. Dit water is een belangrijk ontwatering kanaal waarin vroeger de Goaiengaster zijl was te vinden. Deze vaart lijkt op een vergraven natuurlijke veen rivier welke na de bedijking rond 1200, van de Raerderhim, een afwateringskanaal werd. Mocht dit daadwerkelijk van oorsprong een natuurlijke watergang zijn dan zou een gevonden zandlaag de resten kunnen vormen van een oude oeverwal. De bovenzijde van deze zandlaag vertoond een duidelijke bodemvorming, welke een oud oppervlak vormt. Vervolgens is dit oppervlak afgedekt met een klei laag, afgezet tijdens overstromingen. In de funderingsleuf werd tegen de fundering aan een kommetje, uit de eerste helft van de 18e eeuw gevonden, en lijkt hiermee de fundering te dateren. De scherven die door de vrijwilligers van SBB bij de funderingen werden gevonden, maar ook de detector vondsten zoals een tinnen gesp uit de 18e eeuw en een cent uit 1827, ondersteunen het beeld dat alles niet ouder is dan de 18e eeuw. Maar wat is nu de aard van de vindplaats (woonhuis of bijgebouw)? En In hoeverre zijn de fundamenten gelijktijdig met de destijds nog in werking zijnde eendenkooi? Gezien het groot aantal huishoudelijke vondsten, hebben we hier zeer waarschijnlijk te maken met een woonhuis. De andere vraag is niet duidelijk te beantwoorden. Omdat we uit de historische bronnen niet kunnen opmaken wanneer de eendenkooi actief was. Zo zouden de kooirechten al aan het begin van de 18e eeuw zijn vervallen. Op de kaart van Schotanus (1718) is duidelijk een eendenkooi met een gebouw afgebeeld. De datering van de vondsten en onderzochte fundering passen hierbij. Het is ook mogelijk dat nadat de kooirechten vervielen iemand een bestaand bijgebouw vanwege zijn gunstige locatie heeft verbouwd tot een woning. Lokaal bleef het gebouw in ieder geval bekend als kooihuis, wat ook terug is te vinden op de kaart van Eekhoff (1849-59) waar sprake is van een kooihuis met een vervallen kooi. Maar bij dit verhaal is wel enige voorzichtigheid geboden, omdat maar een heel klein gedeelte van het bebouwde areaal is onderzocht.