Archeologisch onderzoek achter de Noorderkerk
November 2008 vondt er een klein archeologisch onderzoek plaats achter de Noorderkerk, waarvan recentelijk het eindrapport is verschenen. Het onderzoek vond plaats na aanleiding van de herbestemming van de kerk tot onderdeel van het cultureel centrum. Voordat er tegenwoordig gegraven en gebouwd mag worden moet volgens de Malta wet de opdrachtgever eerst een (inventariserend) archeologisch vooronderzoek laten uitvoeren, onderdeel hiervan is een booronderzoek. Hierbij worden volgens een vast patroon boringen in de bodem gedaan, om zo de opbouw van de ondergrond te kunnen beschrijven. Hierbij wordt ook gekeken of er archeologische resten aanwezig zijn, een dergelijk onderzoek werd ook achter de Noorderkerk uitgevoerd. Dit vooronderzoek deed vermoeden dat er in de ondergrond resten aanwezig konden zijn van een terp uit de IJzertijd en Romeinse tijd. In deze boringen werd namelijk een terplaag met verbrand klei en terpaardewerk (IJzertijd-Romeinse tijd) gevonden. Daarnaast werden er ook sporen uit de Middeleeuwen en nieuwe tijd gevonden. De mogelijke aanwezigheid van een terp uit de IJzertijd-Romeinse tijd vormde de aanleiding tot een vervolg onderzoek in de vorm van een kleine opgraving (een zogenaamde proefsleuf) om te bepalen wat voor sporen er nog in de bodem aanwezig zijn. Dit onderzoek vond in november 2008 plaats en werd uitgevoerd door het RAAP uit Drachten, waarbij de schrijver dezes mocht assisteren namens de Archeologisch Steunpunt (ASP).Er werd besloten tot het graven van een sleuf achter de Noorderkerk van 20 bij 3 meter. Deze werd laag voor laag verdiept om zo de mogelijke sporen te documenteren en vondsten te verzamelen. Helaas leverde de opgraving weinig sporen en vondsten op, wat gevonden werd dateerde uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. De verwachte terp uit de IJzertijd-Romeinse tijd kon dus niet worden aangetoond, de in de boring als terp lagen geïdentificeerde lagen blijken Laat Middeleeuwse ophogingslagen te zijn, en het gevonden terpaardewerk blijkt na nadere bestudering verweerd kogelpot aardewerk uit de Late Middeleeuwen te zijn. Toch was het onderzoek niet helemaal voor niets, het leverde nog wel een aantal gegevens over deze locatie op. Zo bleek dat de bovenste meter was opgehoogd in de Nieuwe tijd, deze bevatte veel puin o.a van de oude pastorie. Hieronder lag een ophoginglaag van ongeveer 50 tot 80cm dikte uit de Late Middeleeuwen waarin aardewerk uit de 13e en 14e eeuw werd gevonden. Deze laag werd doorsneden door een ingraving welke vermoedelijk een oude sloot is, met onderin kogelpot aardewerk uit de 13e 14e eeuw. Onder deze lagen werd op ongeveer twee meter diepte de natuurlijke ondergrond aangetroffen, deze bestond uit klei afgezet als kwelderafzettingen door de Middelzee. Een opvallend spoor was een grote waterkelder opgemetseld uit geeltjes, en nog vol met water. Deze kelder maakte waarschijnlijk eens deel uit van de “plaisiertuin” van de Sneker doctor Samuel Endtz, in deze tuin werd in 1881 de Noorderkerk gebouwd. Ook werden er hier en daar kloostermoppen, rode 7,5x15x8cm grote bakstenen gevonden, deze zijn vermoedelijk afkomstig zijn van de Middeleeuwse stadsmuur die eens op het vlakbij gelegen bolwerk heeft gestaan. De gevonden sporen geven in ieder geval een bevestigen dat er in de 13e eeuw mensen in dit gebied actief waren. Daarnaast zien we dat de invloed van de Middelzee ook hier merkbaar is geweest en zijn sporen heeft achter gelaten. Ondank het wat tegenvallend resultaat was het een mooie kans om als ASP mee te werken aan dit onderzoek.