Lager onderwijs

Er is bewust gekozen voor kleine klasgroepen (max 9 à 10 kinderen in één klas), omdat we het belangrijk vinden dat kinderen zich veilig voelen in de klas en gemotiveerd zijn om te leren.

Onze klassen worden benoemd als pedagogische eenheden. Ze worden samengesteld op basis van het didactisch niveau, de groepsdynamieken en de kalenderleeftijd van onze leerlingen. Op die manier kunnen we als school beter inspelen op de diverse noden van onze leerlingen.

Onze leerkrachten creëren een krachtige leeromgeving te waarbij de leerlingen uitgenodigd worden en de kansen krijgen om hun leren zelf in handen te nemen. De leerkracht is de gids, de coach en zal de leerling ondersteunen waar nodig. Activerende werkvormen als hoeken- en contractwerk, partnerwerk, zijn vertegenwoordigd in het leerproces dat we aanbieden. Ook digitale leermiddelen krijgen een centrale plaats binnen het leerproces van onze leerlingen.

In het lager onderwijs benutten we de talenten van onze leerlingen om schoolse vaardigheden te leren en sociaal-emotionele competenties te verwerven. Op het tempo van de leerlingen en aangepast aan zijn/haar noden, werken we aan de vaardigheden die een leerling verwerft tijdens de lagere schoolperiode. Elk moment beschouwen we als een leerkans van waaruit kinderen actief kunnen leren.

In de klas nemen leerkrachten een gedeelde verantwoordelijkheid op door middel van co-teaching. Op die manier worden waardevolle differentiërende leeractiviteiten aangeboden die inzetten op de individuele en schoolse ontwikkeling van elke leerling.

In onze school werken we vanuit een multidisciplinair team. Het paramedisch team, de orthopedagoog en de pedagoog maar ook het MFC werken geïntegreerd samen om tegemoet te komen aan het individueel handelingsplan van het kind.

In de lagere school leggen we het accent op het methodisch en op maat begeleiden van kinderen. Via het cyclisch proces van handelingsplanning wordt de vooruitgang van elke leerling nauw opgevolgd, in de verticale samenhang met de te behalen leerplandoelen en eindtermen.

Cultuurbeschouwing wordt gegeven aan de leerlingen van het eerste tot aan het zesde leerjaar. In cultuurbeschouwing leggen we het accent op de kracht van ervaringen. experimenteren. We vinden het evenwel belangrijk dat ze de attitude leren aannemen om vanuit opgedane ervaringen te reflecteren en filosoferen. Door te filosoferen gaan we op een bijzondere manier met kinderen in gesprek.

Het is belangrijk dat elk kind maximale ontwikkelingskansen krijgt om op een positieve en krachtige manier in de maatschappij van vandaag te leven. Daarom is het goed dat we in de eerste plaats ervan uitgaan dat onze school een tijdelijke lesplaats is. In overleg met ouders kijken we elk jaar opnieuw of de vraag die het kind en ouders ons stellen, binnen onze school of in een andere (gewoon of buitengewoon onderwijs), het best beantwoord. We zetten in op een kansrijke oriëntering zowel tijdens het basisonderwijs als tijdens de overstap naar het secundair onderwijs.

Elk conflict zien we als een leerkans. Door te praten over gevoelens, verwachtingen, denken over zichzelf en de ander, ondersteunen we kinderen in het opdoen van positieve ervaringen. Als volwassene proberen we telkens de vraag achter het moeilijk gedrag van kinderen te vatten en verwoorden we deze. We helpen ze om de signalen die andere kinderen uitzenden juist te interpreteren en er gepast mee om te gaan. Indien nodig helpen we zoeken naar alternatief gedrag en oefenen we dit. We zetten daarom in elke klas sterk in op het gebruik van alle methodieken.