In Nederland zijn er de afgelopen 25 jaar slechts 3 studies verricht die aandacht schenken aan de positie van ouders van kinderen die langdurig, perspectiefbiedend in een pleeggezin geplaatst zijn. ( Klooster & van Burik 2000, Haans 2002 en Singer e.a. 2014) Alle studies kwamen tot dezelfde conclusies: De ouders van de betrokken kinderen voelen zich door de hulpverlening in de steek gelaten en een substantieel deel van hen is het nog altijd oneens met de pleeggezinplaatsing.
Op basis van de bevindingen in het rapport ‘’Ik heb er vrede mee’’ van Gé Haans is een methodiek ontwikkeld die bekend staat als ‘’ouderbegeleiding bij roldifferentiatie’’. Deze methodiek richt zich op ondersteuning van de betrokken ouders teneinde ouders te helpen bij het kunnen verdragen van de pleeggezinplaatsing én ouders te ondersteunen in de samenwerking met pleegouders.
Uit eerdere publicaties wordt duidelijk dat die samenwerking tussen ouders en pleegouders een belangrijke factor is bij het voorkomen van het voortijdig afbreken van een pleeggezinplaatsing. Zo’n breuk, in vakjargon een ‘’breakdown’’, leidt doorgaans tot overplaatsing van het betrokken kind naar een ander pleeggezin of naar een tehuis.Wanneer het pleegkind niet klem komt te zitten tussen ouders en pleegouders , er overeenstemming bestaat tussen de belangrijke volwassenen om het kind heen, is dit een beschermende factor in de ontwikkeling van het kind.
Op dit moment zijn de breakdowncijfers in Nederland nog altijd schrikbarend hoog: 25-45%. Bekend is dat veelvuldig overplaatsen van kinderen uiteindelijk tot een voorspeller wordt van nieuwe breakdowns, waarmee gezegd is dat een breakdown een negatief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen. Het is dus belangrijk de samenwerking tussen ouders en pleegouders in goede banen te leiden en ouders en pleegouders hier goed op te coachen.
Als vrijwilliger bij Stichting De Noodkreet, heeft Gé een nieuw project opgestart: Ouderschap zonder opvoederschap. Dit project bestaat uit 24 diepte-interviews met ouders waarvan een of meerdere kinderen perspectiefbiedend in een pleeggezin zijn geplaatst. In de interviews zoomt Gé in op de achtergrond van deze ouders. Hun voorgeschiedenis, hun beleving van het hele proces dat aanleiding gaf tot de uithuisplaatsing van hun kind, hoe ouders aankijken tegen de samenwerking met pleegouders en hoe zij thans hun ouderschap ervaren, zonder dat zij opvoedingsverantwoordelijkheid dragen naar hun kind(eren). 17 verhalen van ouders zijn rauw, dat wil zeggen onbewerkt, opgenomen in het boek ‘’ouderschap zonder opvoederschap’’. Deze verhalen van ouders maken duidelijk wat zij belangrijk vinden in de samenwerking met pleegouders. De gegevens uit de interviews met de ouders heeft Ge voorgelegd aan een aantal deskundigen uit de jeugd- en pleegzorg. Hun reactie is weergegeven in deel 2 van het boek. In deel 3 bepleit de auteur een visiewijziging binnen de jeugd- en pleegzorg. Pleegzorg niet langer als vervangende zorg, maar als een vorm van ondersteunende zorg voor kind en ouders. Een vorm van pleegzorg waarbij het kind kan opgroeien in 2 families.
Met het project ‘’ouderschap zonder opvoederschap’’ heeft Ge een stem willen geven aan een verwaarloosde groep binnen de jeugd- en pleegzorg: de ouders van het perspectiefbiedend geplaatste pleegkind. Hun verhalen vormen de basis voor zijn pleidooi om ouders meer te betrekken bij de opvoeding van het pleegkind en om meer aandacht te schenken aan het vormgeven en de begeleiding van het samenwerkingsproces tussen ouders en pleegouders.
Het project en het boek is tot stand gekomen met de financiële ondersteuning van Fonds Welzijnswerk. Stichting De Noodkreet heeft het project gefaciliteerd.