01 - Anomalieën

"En één van de sterkste krachten in het menselijk leven is de kracht van het zelfbedrog – ons vermogen te geloven wat we willen geloven en te negeren wat we liever niet weten, ongeacht de feiten."

Tom Morris - “Filosofie voor Dummies”

Duidelijk vol zelfvertrouwen stapt een grote, struisgebouwde man met een hoekig gezicht en kort grijs haar de grote, adembenemende inkomhal van het STACON hoofdkwartier te Miami binnen. Door het hoge plafond, de talrijke trappen en het gebruik van spiegels en glazen wanden straalt de hal een grootsheid uit waardoor occasionele bezoekers zich nietig voelen. Na honderden malen in deze hal vertoefd te hebben, komt hij echter niet meer zo snel onder de indruk van haar grootsheid, maar af en toe zijn er nog momenten dat hij oog heeft voor haar unieke schoonheid. Maar niet vandaag, vandaag loopt hij zonder rondkijken vastberaden naar de receptie aan de tegenoverliggende wand. Een middelgrote, zwartharige vrouw van vooraan in de dertig is er op het ogenblik aan het werk. Behulpzaam geeft ze enkele personen de nodige informatie over de route die ze moeten volgen om op hun bestemming te geraken.

Als hij de balie bereikt, draait ze haar hoofd in zijn richting. Met haar fonkelende groene ogen die iets mysterieus hebben, kijkt ze hem vriendelijk aan terwijl ze vraagt: “En Raoul,... hoe was je vakantie?”

“Kort! Jullie schijnen echt geen dag zonder mij te kunnen. Voor het eerst sinds maanden heb ik eindelijk eens tijd om er een paar dagen tussen uit te knijpen, maar voor ik goed en wel de kans heb om mijn valiezen uit te pakken komt er alweer een nieuwe oproep binnen.”

“Het spijt me Raoul, maar ik moest je dadelijk oproepen van de baas.”

“Het is al goed Rosie. Het is niet persoonlijk bedoeld. Je kan er ook niets aan veranderen. Wat is deze keer het probleem?”

“Ik zou het niet weten. De baas heeft me niets vertelt, maar ik vermoed dat het vrij ernstig is. Myriam Wellinsky en Oswald Trump zijn een twintig minuten geleden ook al naar boven gegaan en ik moest je dadelijk naar boven sturen als je binnen kwam.”

Het horen van deze namen doet bij Raoul dadelijk een alarmbel rinkelen in zijn hoofd. Myriam Wellinsky, het hoofd van de inlichtingendienst van STACON, en Oswald Trump, de chef van SHIELD, de organisatie die speciaal opgericht werd om parapsychische en buitenaardse dreigingen het hoofd te bieden, verzameld in één ruimte, dat kan alleen maar wijzen op enorme problemen.

“Ik zal me dan maar haasten, we mogen ze boven niet te lang laten wachten. Kan ik “De Expres” gebruiken?”

“Natuurlijk, ik zal ze boven wel op de hoogte brengen van je komst.” antwoordt Rosie bereidwillig.

Zonder nog langer te treuzelen loopt Raoul Dante rond de balie en verdwijnt in de enigszins aan het oog onttrokken gang die toegang geeft tot de bewakingscentrale van het gebouw. Na een paar meter vertraagt hij zijn pas om uiteindelijk stil te blijven staan naast een kleine onopvallende lijst op de muur. Een leek zou nooit kunnen vermoeden dat zich hier de ingang bevindt van een snelle, rechtstreekse lift naar het kantoor van de directeur. En zelfs als hij het zou weten dan zou hij er nog niets aan hebben want zonder speciale codesleutel is het niet mogelijk om te lift en de ingang ervan te activeren. Buiten de directeur zijn er slecht drie personen die een dergelijke codesleutel bezitten. Hijzelf is één van hen en Myriam en Oswald zijn de twee anderen.

Terwijl Raoul zich in gedachten afvraagt wat er aan de hand kan zijn, activeert hij de lift en stapt in de relatief kleine liftkoker. Terwijl de deuren terug dichtgaan, hoort hij Rosie nog net zeggen: “Ja meneer, hij stapt net in de lift en zal dadelijk bij jullie aankomen.”

Van zodra de deuren dicht zijn, schiet de lift met een duizelingwekkende vaart omhoog om even later met een gelijkaardige maar tegengestelde vaart weer af te remmen.

Zodra de lift stilstaat, gaan de deuren automatisch open en heeft Raoul een goed zicht op het interieur van het luxueus ingerichte kantoor waar de geur van leer en dure sigaren overheerst. Vanuit deze ruimte heerst Edmund Baker, de regionale baas van STACON, over zijn rijk in dit deel van de wereld. Het grootste deel van zijn tijd brengt hij hier door en Raoul beseft plots dat hij hem geen ongelijk kan geven. Het kantoor bevindt zich op de bovenste verdieping van de wolkenkrabber en heeft hierdoor een geweldig uitzicht over de stad Miami. Vooral op een heldere dag als vandaag is het uitzicht adembenemend. Raoul denkt terug aan al die keren dat hij reeds in dit kantoor is geweest, enerzijds om nieuwe opdrachten in ontvangst te nemen en anderzijds om verslag uit te brengen na succesvolle of minder succesvolle operaties, maar nog nooit eerder is het hem opgevallen wat voor een uitzicht men hierboven heeft over de stad. Maar lang kan hij niet blijven stilstaan bij deze gedachten. Een oudere man die nog verrassend vitaal is, komt op hem af en wenkt hem uitnodigend toe.

“Hallo Raoul, kom binnen. Goed dat je toch nog zo snel bent kunnen komen.”

Reagerend op dit uitnodigend gebaar van Edmund Baker stapt Raoul uit de lift.

“Ik heb mijn best gedaan, maar zonder de faciliteiten en transportmiddelen van STACON en mijn speciaal pasje waarmee ik al die dingen kan opeisen zou het me niet gelukt zijn om zo snel hier te geraken. Ik ben echter benieuwd of je morgen nog zo blij zult zijn als de onkostennota van mijn verplaatsing op je bureau terechtkomt, maar je oproep klonk nogal dringend, dus ik vermoed dat de kosten op het moment van ondergeschikt belang zijn.”

“Dat is zo. Op het moment zitten we met een veel groter probleem. Dat is dan ook de reden waarom ik ook Oswald en Myriam heb laten komen. Zij zijn al enkele dagen met de zaak bezig.”

Tijdens het praten zijn de twee mannen verder het kantoor binnengegaan in de richting van de tegenoverliggende wand waar zich een paar zetels bevinden. In één van de zetels zitten een onopvallende, ietwat grijzende man in een keurig maatpak en een vrij grote atletisch gebouwde vrouw van middelbare leeftijd met kort, donkerbruin haar. Ook zonder Rosies opmerking in de inkomhal zou hij deze twee personen dadelijk herkennen. Het zijn geen onbekenden voor hem. Hij heeft al vaak genoeg met hen samengewerkt. Vluchtig groet hij Oswald, de grote baas van SHIELD en tevens de man die er voor gezorgd heeft dat hij bij STACON terechtkon na zijn ontslag uit de Speciale Eenheden van de Amerikaanse strijdkrachten. Vervolgens richt hij zijn aandacht op Myriam Wellinsky, de enige vrouw in het gezelschap.

“Hallo Myriam, het doet deugd je nog eens te zien.”

“Het genoegen is wederzijds, Raoul.”

“Ben je nog steeds mollen aan het vangen?” vraagt hij plagend terwijl hij plaatst neemt in de comfortabele zetel naast Myriam.

“Ik denk dat we het ganse netwerk nu wel opgerold hebben. Die bedrijfsspion die je enkele weken geleden betrapt hebt tijdens het stelen van enkele prototypes, wist ons een hele hoop te vertellen. Dankzij zijn informatie zijn we er in geslaagd om het ganse netwerk in een minimum van tijd op te rollen. Nu ik terugkijk op de hele situatie moet ik eerlijk gezegd toegeven dat de omvang van het spionagenetwerk me een beetje heeft verrast. De concurrentie heeft blijkbaar kosten nog moeite gespaard om achter onze geheimen te komen. Zo zie je maar dat je in onze stiel voortdurend op je hoede moet blijven om de concurrentie een stap voor te blijven. Het belangrijkste is echter dat onze geheimen weer veilig zijn en dat de firma geen schade heeft geleden. We kunnen ons nu weer intensief met andere zaken gaan bezighouden.”

“Zoals een goede ouderwetse monsterjacht.” komt Oswald tussenbeide.

“Monsterjacht?” vraagt Raoul terwijl hij zich met een schok opricht in de zetel. Ook aan zijn gezicht is duidelijk te zien dat hij door de opmerking van Oswald verrast wordt. Oswald staat nu eenmaal niet bekend als een grappenmaker.

Het antwoord op deze vraag komt echter van Edmund Baker, die zich nu ook in het gesprek mengt: “Sinds een aantal maanden worden er in de oerwouden van Yucatan regelmatig vreemde wezens gesignaleerd die een verrassende overeenkomst vertonen met de wezens uit de oude mythen van de Maya’s. Op zijn eigen is dat niet zo verontrustend. Meldingen van monsters en andere vreemde wezens vormen al honderden jaren een onderdeel van de folklore van de meeste volkeren. Maar de laatste weken verdwijnen er ook op geregelde tijdstippen mensen uit hun woningen waarvan later niets meer gehoord wordt. Ook circuleren in sommige streken hardnekkige geruchten over het terug in ere herstellen van bloedoffers ter ere van Quetzalqot, maar ook hier zijn er weer geen harde bewijzen voorhanden. Het is wel een feit dat de mensen bang beginnen te worden en dat de lokale overheid niet veel doet om de situatie op te helderen. Op een aantal vluchtige onderzoeken na hebben ze nog niets ondernomen. Volgens hen zijn deze gebeurtenissen en de verhalen over vreemde wezens gewoon het gevolg van overmatig alcoholgebruik en bijgeloof. Wat de verdwijningen betreft, het is in die streek blijkbaar niet ongewoon dat mensen gewoon voor enkele maanden vertrekken om ergens anders te gaan werken. Bovendien werd er op de plaatsen van de verdwijningen nergens iets abnormaals vastgesteld maar volgens onze mensen ter plaatse is er wel degelijk iets aan de hand. Het aantal verdwijningen begint enorme proporties aan te nemen. De laatste vijf dagen hebben er zich ook drie overvallen voorgedaan op de transporten van onze plaatselijke onderzoeksinstelling in Yaxcaba. Hierbij verdwenen de chauffeurs steeds spoorloos. Enkel bij de laatste overval was één bestuurder achtergebleven. Hij stierf echter voor we hem naar een hospitaal konden brengen. Van hem konden we dus geen bruikbare informatie meer krijgen. Op het moment hebben we het merendeel van de transporten stilgelegd maar we kunnen niet alles stilleggen. Bovendien zijn er nog een aantal teams bezig met veldonderzoek dat we niet zomaar kunnen stopzetten. Om de veiligheid van deze teams enigszins te garanderen, hebben we ze aangevuld met personeel van onze bewakingsdienst, maar dat is een situatie die we niet lang kunnen volhouden omdat het ten koste gaat van de veiligheid van de instelling zelf.”

Tijdens het praten is Edmund langzaam naar zijn eikenhouten bureau gewandeld, waar hij van onder een stapel papieren een dunne dossiermap tevoorschijn haalt. “Voor je een oordeel velt over deze verontrustende gebeurtenissen, zou ik graag willen dat je dit dossier hier even doorleest. Het bevat alles wat Myriam en Oswald de afgelopen dagen hebben kunnen verzamelen over deze gebeurtenissen. Ook de verslagen met hun voorlopige conclusies zijn in de map te vinden.” zegt hij terwijl hij de map aan Raoul overhandigd.

Zwijgend staat Raoul op uit zijn zetel om de map aan te nemen en terwijl hij er rustig terug in plaatst neemt, valt er een doodse stilte over het vertrek. Edmund Baker neemt ondertussen plaats in de zetel tegenover Raoul. Op het tafeltje dat naast hem staat legt hij nog enkele documenten klaar.

Zonder nog meer tijd te verliezen, opent Raoul Dante de map en begint aandachtig de inhoud ervan te bestuderen. Af en toe verschijnt er een frons op zijn voorhoofd maar hij kent Myriam en Oswald. Als zij iets in een verslag zetten, hebben ze er een goede reden voor en moeten de feiten wel waar zijn, hoe ongeloofwaardig ze op het eerste gezicht ook mogen lijken. Het is echter een krantenartikel dat zich achteraan in de map bevindt dat zijn volle aandacht trekt. Volgens een bijgevoegde nota is het artikel afkomstig uit een kleine, lokale krant die vijf dagen geleden uitgegeven werd in Libre Union, een dorp op zo een 25 kilometer ten westen van Chichen Itza.

Piste, Mexico - Gisteren, omstreeks het vallen van de avond, hebben zich in dit kleine dorpje, dat op ongeveer drie kilometer van Chichen Itza gelegen is, enkele vreemde gebeurtenissen afgespeeld waarbij een klein jongetje spoorloos verdwenen is.

Zoals bijna iedere avond het geval is, mogen Carlos en Carmencita, de kinderen van Senor Pedro Sanchez, respectievelijk vijf en zeven jaar, nog even buiten spelen na het avondeten. Senor Sanchez rookt dan gewoonlijk nog een pijpje onder zijn veranda terwijl hij de kinderen in het oog houdt. Gisterenavond werd die routine enigszins verstoord omdat hij zijn pijp niet kon vinden. Terwijl hij binnen in huis zijn pijp aan het zoeken was, hoorde hij de kinderen plots roepen en schreeuwen. Zonder aarzelen stormde hij naar buiten om te kijken wat er aan de hand was.

"Wat ik toen zag deed me verstijven van angst en afgrijzen. Een monsterachtig gedrocht, dat sterk leek op een 1,2 meter grote jaguar met twee hoofden en een krokodillenstaart, had het been van mijn kleine meid in één van zijn muilen geklemd en sleepte haar naar de rand van het bos. Carlos was nergens te bespeuren. Het geroep en gehuil van Carmencita brachten me uiteindelijk terug bij m’n positieven. Ik stormde terug naar binnen en nam mijn geweer dat altijd boven de deur hangt. Ik ben geen al te beste schutter, maar als ik mijn dochter wilde redden, moest ik iets doen."

"De ogen van het beest gloeiden onnatuurlijk rood," aldus senor Sanchez, "maar ik ademde diep in en mikte tussen de ogen van de kop die het been van Carmencita vasthad. Ik wist dat als ik miste, ik mijn dochter kon raken, maar ik wist ook dat als ik niets deed mijn Carmencita zeker verloren zou zijn. Dus ik schoot. Mijn eerste schot trof doel en het monster liet mijn dochter onmiddellijk los. Het was net alsof de kop van het dier explodeerde, maar voor de rest leek het weinig nadelige effecten te ondervinden van zijn kapotgeschoten kop. Met zijn ander kop probeerde het vervolgens mijn kleine meid, die een beetje opzij gerold was, opnieuw te grijpen. Dat mocht ik zeker niet laten gebeuren. Dus ik schoot opnieuw, maar ditmaal kon ik me niet zo goed concentreren. Toch moeten één of meerdere kogels het dier geraakt hebben ter hoogte van de schouder, want plots begon het te brullen en zag ik bloedstrepen verschijnen op de bruine vacht. Ditmaal hield het gedrocht zijn kans voor bekeken en liet het zijn prooi in de steek. Hevig bloedend liep het in de richting van het landgoed van mijn buurman Fernando waar ik het uit het oog verloor."

Carmencita, alhoewel hevig geschrokken en in shock, had slechts oppervlakkige verwondingen aan haar been. Senora Sanchez, die ondertussen ook naar buiten was gekomen, ontfermde zich over het kleine meisje terwijl Senor Sanchez op zoek ging naar zijn zoontje. Ook de toegesnelde buren, die gealarmeerd waren door het geschreeuw en de daaropvolgende schoten, namen deel aan de inderhaast opgezette zoekactie. De omgeving van de woning werd uitgekamd, maar niemand kon de kleine Carlos vinden. Het was alsof hij van de aardbol verdwenen was.

"Één van die dingen moet hem meegesleept hebben. We hebben nergens bloed gevonden, maar ik heb wel enkele stukjes van zijn broek en T-shirt gevonden in de struiken." verklaarde senor Sanchez later met zijn ogen vol tranen.

Ongeveer op hetzelfde moment vond er aan de andere kant van het dorp een gelijkaardig voorval plaats.

“Ik zag de ogen het eerst.” zei senora Alejandra, vierenzestig jaar oud en fysiek gehandicapt. “Ik zat onder mijn veranda nog een beetje te genieten van de avondlucht toen ik twee paar gloeiende ogen zag verschijnen aan mijn linkerkant. Ik schreeuwde om hulp en gelukkig hoorde mijn buurman Enrique me en kwam hij me ter hulp. Hetgeen op me afkwam, was een reusachtige hagedis met twee koppen. Het leek op een gilamonsters, maar dan veel groter. Het beet een stuk uit de leuning van m’n zetel en beet ook de kleine teen van mijn linkervoet weg voordat Enrique het weg kon jagen met zijn geweer. Gelukkig heb ik al tien jaar geen gevoel meer in dat been, maar het was verschrikkelijk. Bovendien stonk het dier alsof het al een maand dood was.”

In het vertrek hangt er nog steeds een gespannen stilte die plots doorbroken wordt als de vraag van Edmund Baker weerklinkt: “En,... wat vindt je ervan?”

Peinzend richt Raoul zich op terwijl hij antwoordt: “Deze feiten lokken bepaalde herinneringen uit. De gebeurtenissen die in het krantenartikel vermeld staan, vertonen een zekere gelijkenis met deze van het Chupacabra incident van 2 jaar geleden waarbij ik mijn ganse actiegroep verloren heb en zelf zwaar gewond geraakte tijdens een actie tegen een drugkartel in Brazilie. In een minimum van tijd werd de ganse actiegroep van goed getrainde en ervaren commando’s uitgemoord door een Chupacabra. Het opperbevel heeft mijn verhaal van dit gedrocht nooit geloofd en wijdde het debacle aan een hinderlaag van het drugkartel. Posttraumatische stress zou er daarna voor verantwoordelijk zijn geweest dat ik het verhaal over dat monster verzon. Ze hebben zelfs nooit de moeite gedaan om mijn verhaal te verifiëren. Uiteindelijk leidde dit tot mijn ontslag uit de speciale eenheden van de Amerikaanse strijdkrachten, ondanks de 20 jaren trouwe dienst die ik erop had zitten.”

“Hetgeen er vervolgens weer toe leidde dat je gerekruteerd werd door SHIELD.” volgt de repliek van Oswald.

“Ja, en met de middelen die de organisatie me toen ter beschikking heeft gesteld, heb ik enkele maanden later die Chupacabra terug op kunnen sporen en ben ik erin geslaagd om zijn oorsprong te achterhalen. Bleek dat een stel buitenaardse Grijzen hier op Aarde genetische experimenten aan het uitvoeren waren om hun uitstervend ras voor de ondergang te behoeden. De Chupacabra bleek toen niets anders te zijn dan een mislukt experiment dat ontsnapt was.”

“De ervaringen die je toen heb opgedaan, zijn er nu grotendeels verantwoordelijk voor dat we besloten hebben om je op deze zaak te zetten.” zegt Myriam.

“Dus jullie denken dat er weer Grijzen actief zijn op Aarde.” luidt de conclusie van Raoul.

“Op het eerste gezicht zou je zeggen van wel, maar volgens het profiel dat we van hen hebben kunnen opstellen aan de hand van de gegevens verkregen tijdens het Chupacabra incident zijn de hier vermelde gebeurtenissen niet echt hun stijl. Hetgeen we van hen weten, doet ons concluderen dat ze het veel subtieler zouden aanpakken. Ze zouden nooit op deze manier de aandacht op zich vestigen.”

“Maar als zij het niet zijn, wie dan wel? Kan het opgestelde profiel niet gewoon verkeerd zijn?” vraagt Raoul.

“Dat is natuurlijk altijd mogelijk, maar de kans is zeer klein. Onze specialisten weten waar ze mee bezig zijn.” antwoordt Oswald.

“De gevolgen van dat feit staan me eigenlijk niet aan.” zegt Raoul, “Het zou betekenen dat er een nieuwe speler op het toneel verschenen is. Iemand die de laatste tijd druk bezig is geweest in zijn heksenkeuken, want je kan me niet wijsmaken dat dit hier allemaal natuurlijke mutaties zijn. Daarvoor zijn het er teveel en is de variatie te groot, maar ik wist niet dat we hier op Aarde al een dergelijk peil bereikt hadden op het gebied van genetische manipulaties.”

“Dat is het hem nu net. Volgens de specialisten waarmee we contact hebben gehad, is het op het moment ook nog niet mogelijk om met onze kennis dergelijk chimaera’s te ontwikkelen.”

“Het wordt steeds beter! We zouden dus terug te maken kunnen hebben met een buitenaardse mogendheid die hier een beetje aan het rommelen is.”

“Die gedachte is inderdaad bij ons opgekomen, maar dat is nog niet alles,” reageert Edmund.

Raoul kijkt verrast om zich heen en ziet Oswald en Myriam instemmend knikken. “De afgelopen twee dagen zijn er enkele zaken gebeurd waardoor de hele situatie dreigt te escaleren en de gebeurtenissen in Piste niet langer een alleenstaand geval zijn. In een aantal dorpen rond Piste werden nu ook een aantal monsterachtige gedrochten gerapporteerd. Vaak gaat het om reusachtige 2-hoofdige ocelotten, coyotes, wolven, hagedissen en apen. De wezens schijnen uit het omliggende oerwoud te komen. Tot nu toe zijn hun aanvallen beperkt gebleven tot relatief hulpeloze huisdieren en vee en in het geval van Piste, twee kinderen. De mensen durven haast niet meer buitenkomen en als ze toch persé moeten, gebeurt dat in groepen en dan meestal ook nog gewapend.” Hier onderbreekt Edmund zijn betoog even om een slok water te drinken en de papieren te nemen die hij tevoren naast zich op het kleine glazen tafeltje heeft gelegd. Terwijl hij deze aan Raoul overhandigt, gaat hij verder met zijn verhaal.

“Deze documenten geven een kort overzicht van alle binnengekomen meldingen. Zoals je ziet zijn het er een hele hoop. De lokale overheid en plaatselijk politie kunnen nu nog maar moeilijk ontkennen dat er niets aan de hand is. Maar omdat ze geen verklaring hebben voor het verschijnen van de vreemde wezens en toch gedwongen worden om iets te ondernemen, nemen sommige personen hun toevlucht tot het zoeken van een zondebok om de aandacht af te leiden van hun persoon. Zo komt het dan ook dat ons grootste probleem op het ogenblik het gevolg is van de ondoordachte uitspraak van luitenant Castillo van het politiedepartement van Valladolid. Tijdens een interview dat hij gisteren gaf en dat uitgezonden werd door een televisiestation vertelde hij en ik citeer: “Veel grote bedrijven hebben hier in Yucatan farmaceutische en chemische onderzoeksfaciliteiten opgericht om allerlei exotische planten en dieren te onderzoeken. Waarschijnlijk voeren ze hier ook gevaarlijke, twijfelachtige experimenten uit en wie weet wat voor soort afval hierbij ontstaat dat ze vervolgens in de omgeving dumpen of achterlaten.”

“Deze uitspraak heeft de hele situatie op de spits gedreven. Kort nadat het interview werd uitgezonden, zijn de mensen massaal op straat gekomen en zijn ze begonnen met een belegering van de buitenlandse onderzoeksinstellingen en fabrieken omdat ze denken dat deze verantwoordelijk zijn voor de talrijke verdwijningen en monsters die amok zaaien. Omdat onze instelling in Yaxcaba één van de grootste is in de buurt, trekt ze ook het meeste volk aan. De instelling is als het ware een belegerde vesting geworden. Op het moment staan er 24 uur op 24 grote groepen mensen voor de ingang, die eisen dat we ons terugtrekken en iets doen aan de monsters. Het grote probleem is echter dat de mensen niet voor rede vatbaar zijn.”

“Is er dan nog niemand op het idee gekomen om die luitenant er even op attent te maken wat hij aangericht heeft, en dat dit slecht is voor de ganse economie van de streek?” vraagt Raoul.

“Oh, jawel, de luitenant heeft ondertussen zijn uitspraken terug ingetrokken, maar dat heeft de situatie alleen maar verergerd. De mensen zijn er nu 100% zeker van dat we iets te verbergen hebben en dat de buitenlandse bedrijven de hele zaak in de doofpot proberen te stoppen. Alles wat we op het moment zeggen of doen versterkt hun mening alleen maar dat we hier gevaarlijke mutagene stoffen dumpen in de streek. Sam Parks, onze public relations man en communicatie expert in Yaxcaba heeft zijn handen meer dan vol om de menigte enigszins te sussen en onder controle te houden. Op het moment blijft het gelukkig nog beperkt tot verbale protesten, maar het kan niet lang meer duren voor er een paar heethoofden opduiken die menen dat ze het recht in eigen handen kunnen nemen. De gevolgen zullen dan niet te overzien zijn, maar er zullen zonder twijfel een hoop gewonden en doden vallen. Het is dus zeer belangrijk dat deze situatie zo snel mogelijk opgehelderd wordt en dat we zo snel mogelijk te weten komen wie of wat verantwoordelijk is voor het verschijnen van deze wezens. Net zo belangrijk is natuurlijk ook dat we hun verschijningen kunnen stopzetten voor er nog meer schade wordt aangericht in de streek en onder de bevolking.”

“Ja, dat kan ik best begrijpen en voor dat mirakel zorgen is dus mijn opdracht.”

“Inderdaad!”

“Hoe zit het op het moment trouwens met de beveiliging van de instelling en wat wordt er gedaan om de veiligheid van het personeel te verzekeren en hoe reageren de andere instellingen op deze gebeurtenissen?” vraagt Raoul vervolgens.

Myriam die tot nu toe vrij stil is geweest, mengt zich terug in het gesprek: “Wel, de meeste bedrijven hebben hun beveiligings- en bewakingspersoneel in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Er zijn zelfs verschillende kleinere instellingen die besloten hebben om hun deuren dicht te gooien tot de situatie een beetje afgekoeld is. Wat onze instelling betreft: al het beschikbare bewakingspersoneel is opgetrommeld en alle verloven zijn ingetrokken maar omdat een deel van onze mensen nog actief is op het terrein om onderzoeksteams te beschermen is de bewaking op het moment niet optimaal. We proberen zo snel mogelijk extra personeel naar ginder te brengen om de leemtes op te vullen.”

“Ah, op die manier kan ik dus naar de instelling gaan zonder al te veel aandacht te trekken.”

“Ja, officieel ga je naar ginder om de beveiliging van de instelling te evalueren. We hebben reeds een plaats gereserveerd aan boord van het vliegtuig dat over een tweetal uur naar Yucatan vertrekt met acht bijkomende veiligheidsagenten. Bij je aankomst op de luchthaven van Merida zal je opgepikt worden door één van onze medewerkers ter plaatse.”

“Twee uur? Dan heb ik niet meer veel tijd om de nodige voorbereidingen te treffen.”

“Je zult niet veel moeten voorbereiden, al het materiaal en personeel dat je nodig hebt, is normaal gezien beschikbaar in de instelling. De onderzoeksinstelling is een klasse A installatie waar alle materiaal voor verzameling en onderzoek voorhanden is. Mocht er toch nog iets zijn dat ginder niet beschikbaar is, zoals speciale apparatuur of speciaal personeel, dan kan dat nog altijd snel overgebracht worden in een later stadium van de operatie.”

Edmund Baker is ondertussen weer opgestaan en terwijl hij een doodgewone witte envelop opneemt vanaf zijn bureau zegt hij: “Diego Sandoval, de directeur van de instelling, is reeds op de hoogte gebracht van je komst en voorlopig is hij de enige die je ware opdracht kent. Deze brief, die ik je ga meegeven, dien je aan hem te geven bij je aankomst. Hij bevat enkele bijkomende instructie voor het geval de situatie uit de hand loopt. Diego zal je zo goed en kwaad als hij kan bijstaan en er voor zorgen dat je gebruik kan maken van alle aanwezige apparatuur en materiaal.”

Terwijl Raoul de brief aanneemt, overloopt hij in gedachten nog eens vlug de hele situatie. Edmund, Myriam en Oswald hebben blijkbaar overal rekening mee gehouden, maar toch is er nog iets dat hem dwarszit, een betrouwbare partner. “Hoe zit het met de hulptroepen? Wie is ginder beschikbaar om me rugdekking te geven?”

“Wie heb je zoals in gedachten?” is de wedervraag van Edmund.

Raoul denkt even na voor hij antwoord geeft: “Wel, als er één persoon is die ik bij deze actie aan mijn zijde zou willen hebben, dan is het wel Victor Alanis. Tijdens het Chupacabra incident was hij een waardevolle steun. Tijdens de actie voelden we elkaar instinctief aan waardoor we een verlengstuk werden van elkaar.”

Glimlachend antwoordt de directeur: “Dat zal dan wel geen probleem zijn. Victor werkt reeds zes maanden in de instelling van Yaxcaba als hoofd van de logistieke dienst. Hij zal blij zijn om je nog eens te zien en hij zal zich zeker wel vrij kunnen maken om je te helpen. Mocht je tijdens je zoektocht trouwens de kans zien om een exemplaar van die gedrochten gevangen te nemen, dan moet je dat niet nalaten, maar dat heeft geen prioriteit en mag enkel gebeuren als er geen mensenlevens mee in gevaar gebracht worden. Het belangrijkste is dat we te weten komen waar die monsters vandaan komen en wie er voor verantwoordelijk is.”

“Oké, dan zal ik me maar eens gaan klaarmaken, goed dat ik mijn koffers nog niet heb uitgepakt, want twee uur is niet veel tijd.” Met deze woorden staat Raoul recht. Ook de andere aanwezigen staan recht en wensen hem veel succes toe. Myriam geeft hem als eerste een hand: “Ik zou je geluk willen wensen, maar ik weet dat je niet in dat soort dingen gelooft.”

“Toch zal ik het hier nodig hebben,” reageert Raoul terwijl hij de anderen de hand schudt, “op het moment heb ik zelfs nog niet het geringste idee waar ik zou moeten beginnen. Dit is bijna net hetzelfde als het zoeken van een spelt in een hooimijt.”

“Die Chupacabra heb je uiteindelijk toch ook gevonden, en dat was een uniek exemplaar.” reageert Oswald.

“Ja, maar toen zat er geen tijddruk achter en dat is hier wel het geval.”

Zonder nog verder tijd te verliezen gaat Raoul terug naar de kleine lift en verlaat hij het kantoor op dezelfde manier als hij er naar toe gekomen is. Onder in de ontvangsthal staat Rosie nog steeds achter de receptie. Ze kan haar nieuwsgierigheid nauwelijks verbergen: “En, zit die vakantie van je er nog in?”

Raoul kijkt haar lachend aan en zegt: “Ik vrees van niet. Het is inderdaad zoals je dacht. Er zijn weer serieuze donderwolken aan de hemel verschenen. Mijn vakantie kan ik de eerste weken wel weer vergeten, maar nu zal ik me moeten haasten. Over een kleine twee uur vertrekt mijn vliegtuig en ik moet er zeker voor zorgen dat ik dat niet mis.”