Cultuur
In de brugklas maken we kennis met de cultuur van de Grieken en de Romeinen en de invloed van de klassieke cultuur op onze moderne samenleving. We leren Romeinse cijfers. We leren over de geschiedenis van Rome, het ontstaan van de stad, Romeinse goden, mythologie, gladiatorenspelen en bouwkunst.
Woordjes + Grammatica
In de brugklas leren we hoe je Latijn uitspreekt. We starten met het leren van Latijnse woordjes. De woordjes moeten alleen van Latijn naar Nederlands worden geleerd. Daarnaast maken we een begin met het leren van de Latijnse grammatica. Je maakt kennis met het systeem van naamvallen om grammaticale functies in de zin uit te drukken, het zelfstandig naamwoord van de eerste drie verbuigingsgroepen en de tegenwoordige en verleden tijden van het werkwoord.
Vertaalvaardigheid + Leesvaardigheid
In de brugklas leren we hoe je Latijnse zinnen en tekstjes vertaalt aan de hand van het stappenplan POLMO en ook met kleuren (Persoonsvorm blauw, Onderwerp rood, Lijdend voorwerp geel, Meewerkend voorwerp groen, Overig paars). Hierbij maken we gebruik van de geleerde woordjes en grammatica. Daarnaast leren we vragen over Latijnse tekstjes beantwoorden: een soort begrijpend lezen in het Latijn.
Methode
De gebruikte lesmethode is SPQR. Bovengenoemde onderdelen komen aan bod in thema 1 en 2 van SPQR. De methode SPQR bestaat uit een tekstboek en een hulpboek. In het tekstboek staan Nederlandse teksten over de cultuur, tekstjes in het Latijn om te vertalen en woordjes. Het hulpboek bestaat uit twee stukken: het bruine gedeelte bevat opdrachten over de cultuur, het blauwe gedeelte bevat uitleg en opdrachten over de grammatica, mandata genoemd.
Per les uit het lesboek geeft de docent uitleg over de grammatica. Daarnaast neemt hij/zij de culturele achtergronden bij de les door. De docent gaat tijdens de les in op veelgemaakte fouten en lastige onderdelen in de lesstof. Let hierbij extra goed op, want deze zaken worden waarschijnlijk teruggevraagd op een toets. Ook overhoort en herhaalt de docent woordjes en grammatica tijdens de les. Je kunt het meeste uit de lessen halen door goed op te letten, actief mee te lezen, - te denken en - te doen, aantekeningen te maken en vragen te stellen, als je iets niet begrijpt.
Per les uit het tekstboek moet je een stukje tekst over cultuur in het Nederlands lezen, een tekst uit het Latijn vertalen, vragen bij de teksten maken en opdrachten (mandata) om de grammatica te oefenen. Wat er per week precies gedaan moet worden, staat aangegeven in de studiewijzer. Soms wordt dit aangevuld met informatie tijdens de les. Doe het maakwerk nauwkeurig en met aandacht, en zorg ervoor dat je de weektaak op tijd af hebt. Kijk het maakwerk goed na en stel vragen als je fouten hebt gemaakt en/of niet snapt wat je fout gedaan hebt. Naast het bijhouden van je maakwerk is het belangrijk om elke week te leren, dus niet alleen voor een toets!
Leren (voor een toets) kun je als volgt doen:
• Maak een (schematische) samenvatting van de culturele achtergronden en leer die.
• Per week staat er op de studiewijzer welke grammatica en woordjes je moet leren. De grammatica wordt in de les uitgelegd. Herhaal die thuis. Structureer de grammatica zo nodig voor jezelf, door hem in een schema te zetten. Zorg ervoor dat je de rijtjes uit je hoofd kunt opzeggen. Je kunt ook Latijnse grammatica oefenen op de website www.paradigmaweb.nl
• Leer de woordjes alleen van Latijn naar Nederlands. Je kunt dit doen door de woordjes over te schrijven, door je hand op de vertaling te houden, met flashcards (kaartjes met aan de ene kant het Latijnse woord en aan de andere kant de Nederlandse vertaling), door verbanden te leggen met moderne vreemde talen (Latijn filius = Frans fils = Nederlands zoon),
door ezelsbruggetjes te verzinnen, of met behulp van sites als www.wrts.nl of www.paradigmaweb.nl 4
• Bij het leerwerk is het ontzettend belangrijk om vaak te herhalen! Herhaal de
grammatica en woordjes die staan aangegeven op de studiewijzer een paar
keer per week. Wacht niet met leren totdat er een SO of toets is opgegeven!
• Ook is het zinvol een lijst met moeilijke woorden aan te leggen.
4❖ Voor tips voor het leren van woordjes, zie pagina 7
Niets zo vervelend als een toets goed geleerd hebben en dan niets snappen van de toets zelf. Om dit te voorkomen staan hieronder tips die ervoor zorgen dat je dat wat je weet ook kunt toepassen op de vragen:
• Kom goed voorbereid naar de toets (zie leerwerk).
• Maak bij het toetsonderdeel vertaling gebruik van het stappenplan POLMO (zie boven).
• Gebruik de gegeven woorden. Let op: schuingedrukte tekst is geen vertaling, maar uitleg bij de gegeven woorden.
• Bij het toetsonderdeel grammatica moet je vaak vormpjes determineren of beschrijven. Zorg ervoor dat die beschrijving volledig is en klopt.
○ Voor zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden beschrijf je drie onderdelen (naamval, getal, geslacht).
○ Voor werkwoorden beschrijf je vijf onderdelen (persoon, getal, tijd, wijze, diathese).
• Bij het toetsonderdeel culturele achtergronden is het belangrijk om goed de vraag te lezen: wat wordt er precies gevraagd?
• Herhaal het belangrijkste onderdeel van de vraag in je antwoord, om jezelf de goede richting in te sturen.
• Geef uitgebreid antwoord op de vraag: beter iets teveel opgeschreven dan te weinig. Schrijf altijd iets op!
• Koppel de Latijnse woorden aan Nederlandse woorden die er qua uitspraak en betekenis op lijken.
• Verdeel de te leren woordjes in stukjes.
• Grammatica ook oefenen, niet alleen leren.
• Gebruik WRTS.