Je leert in het eerste leerjaar de Engelse taal. We richten ons op 4 vaardigheden:
• schrijven
• spreken
• luisteren
• lezen
De basis wordt voornamelijk gelegd door het maken van de oefeningen uit het student’s book. Je gebruikt dit boek om leesteksten, grammatica-uitleg en woordjes in op te zoeken. Deze methode bestaat uit 6 units (hoofdstukken) en elk hoofdstuk bestaat weer uit 6 lessons. Je mag in je student’s book schrijven. Je gebruikt een apart schrift om aantekeningen in te noteren over de verschillende grammaticaonderdelen.
Dit jaar, in periode 2, lees je een Engels boekje en hier wordt een toets over gegeven. Je moet ook grotere taken maken. Dit zijn opdrachten die buiten het boek om worden opgegeven. Let dus goed op: want de uitleg hierover staat in de studiewijzer bij “Information and documents”. Bijvoorbeeld: in periode 3 moet je met een groepje een presentatie geven. Er wordt dan natuurlijk ook gekeken hoe de samenwerking binnen de groep is verlopen.
Tijdens de les maak je sommige opdrachten met de hele klas, maar de meeste doe je individueel. Er staat precies in de weektaak op Magister welke opdrachten je moet maken en de docent zal de studiewijzer vaak in de klas laten zien, zodat je het kunt checken.
De luisteropdrachten doen we soms samen maar vaak luister je ze via je Chromebook. Er is in de les ook tijd voor de spreekoefeningen. Die doe je samen met je klasgenoten. De docent legt altijd de grammatica uit, zodat je meteen vragen kunt stellen als je het niet begrijpt. Soms doet de docent dan ook een opdrachtje over de grammatica klassikaal om te kijken of iedereen het goed snapt.
Zelf je werk nakijken: je kunt je werk zowel online controleren, hierbij kleurt hij groen als het goed ging, oranje als je nog wat fouten hebt gemaakt en rood als je het nog niet goed begrepen hebt. Let op: je moet je werk verbeteren om van je fouten te kunnen leren. Dat betekent dat je de fouten corrigeert en soms een opdracht opnieuw maakt. Werk netjes en check altijd even of je hoofdletters goed (duidelijk) hebt gebruikt en of je een zin hebt afgesloten met een punt of een uitroepteken of een vraagteken.
Leren voor Engels kan op verschillende manieren. Jij moet uitzoeken welke manier voor jou het beste werkt.
Een paar tips:
Houd je leerwerk bij en begin niet op het laatste moment. Bij het leren van woordjes is het handig om de hoeveelheid in kleine stukjes op te delen. Door het herhalen blijven de woorden beter hangen, dus je kunt beter iedere dag tien minuutjes leren dan de avond van tevoren twee uur. De woordtrainer op de site is een goed hulpmiddel voor het leren van de woorden.
Je kunt de woorden een keer opschrijven of oefenen met Quizlet, Study Go of flashcards maken. Sommige leerlingen vinden het fijn om naar de woorden te luisteren. Je kunt de woorden oplezen en dit opnemen met je telefoon en daarna weer afluisteren. Hiermee oefen je meteen de uitspraak. Ook helpt het om als laatste controle iemand je te laten overhoren.
Belangrijk: er is in de E-pack ook een spraaktrainer en er wordt op verschillende manieren gewerkt met overhoren van de woordjes (word trainer). We gaan hiermee ook nog in de klas oefenen. Als je merkt dat het toch niet goed lukt om woordjes te onthouden, ga dan met je docent praten. Hij of zij kan je helpen en nog meer tips geven. Aan het einde van elke lesson is er een mogelijkheid om een Test Yourself te maken. Aan het einde van het hoofdstuk heb je ook een oefentoets. Vervolgens heb je ook nog een ‘verbeter jezelf’ om de grammatica extra te oefenen.
• Leer woordjes via Study Go.
• Vraag hulp als je de grammatica niet snapt.
• Leer ook de spelling van de Nederlandse vertaling.
• Zet altijd “to” voor een heel werkwoord.
• 'I', de vertaling van 'ik' schrijf je altijd met een hoofdletter