HENRY MANCINI

MEESTER VAN DE COOLE FILMMUZIEK UIT DE JAREN ’60

Zestig jaar geleden beleefde Henry Mancini met zijn thema van The Pink Panther een van zijn grootste successen, misschien wel zijn allergrootste op filmgebied. De film was een grote hit net zoals de elpee met de muziek. Het was een voorlopig hoogtepunt van Mancini’s carrière als filmcomponist, want na de scores voor films als Breakfast at Tiffany’s (1961), Days of Wine and Roses (1962) en Charade (1963) werd hij op grond van dat direct herkenbare panterthema tot een van de groten onder de toenmalige filmcomponisten gerekend. Vandaag is het precies honderd jaar geleden dat hij werd geboren.

The Pink Panther van Blake Edwards was in enkele Europese landen reeds in december 1963 in roulatie gegaan. In de Verenigde Staten duurde het tot maart 1964 voordat de film in de bioscopen was te zien. Niet veel later kwam het thema van de roze panter binnen in de Billboard hot 100 (op 4 april, hetzelfde weekend overigens waarop The Beatles de eerste vijf plaatsen van de hitlijst bezetten). De elpee volgde enkele weken later op 25 april, bracht 88 weken door in de album chart van Billboard en werd onderscheiden met een gouden plaat. Mancini stond op het toppunt van zijn roem en werd allerwegen gelauwerd om zijn mix van cocktailjazz en pop, lees: instrumentale easy listening. Samen met componisten als Lalo Schifrin en John Barry liet hij een nieuwe wind waaien door de filmmuziekwereld. Geen laat negentiende-eeuwse symfonische muziek, maar moderne varianten als jazz, latin en easy listening of een cocktail daarvan deden het goed als muzikale ondersteuning van films en die trend zou de rest van de jaren ’60 overheersen.

Mancini werd geboren op 16 april 1924 in Maple Heights, een voorstad van Cleveland. Zijn muziekstudie volgde hij in 1942 aan de Juilliard School of Music in New York. Een jaar later voegde hij zich bij het Amerikaanse leger en diende hij in Europa. Na zijn afzwaaien werkte hij als pianist en vervolgde hij zijn muziekstudie. Zijn eerste filmscores componeerde hij voor enkele kleine producties uit 1952, te beginnen met Lost in Alaska (1952) van Jean Yarbrough met in de hoofdrollen Abbott & Costello. Voor The Glenn Miller Story (1954) van Anthony Mann ontving hij zijn eerste Oscarnominatie. In die jaren stond hij onder contract bij Universal en componeerde hij voor enkele tientallen onopvallende films de muziek, praktisch altijd zonder vermelding op de begintitels. Zijn naam begon op te vallen met zijn baanbrekende latin jazzscore van Touch of Evil (1958) van Orson Welles. Een andere belangrijke productie in dat jaar was de tv-serie Peter Gunn van Blake Edwards. Met name het titelnummer zou de componist grote faam bezorgen. Met Edwards zou hij de volgende decennia regelmatig samenwerken. Een nieuwe mijlpaal volgde in 1961 met de komedie Breakfast at Tiffany’s van Edwards. Mancini won twee Oscars voor zijn muzikale bijdrage: een beeldje voor zijn score en een voor Moon River, het liedje dat hij samen met Johnny Mercer schreef en dat al gauw als evergreen werd opgenomen in de canon van de Amerikaanse lichte muziek. Mancini was plotsklaps een veelgevraagd componist voor films geworden, al waren er ook voldoende stemmen in Hollywood die zijn muziek oppervlakkig en gelikt vonden en daarom ongeschikt voor films. Met Edwards werkte hij vervolgens aan diens Experiment in Terror en Days of Wine and Roses (beide uit 1962). Voor het titelliedje van die laatste film kreeg hij zijn derde Oscar (opnieuw met tekstschrijver Johnny Mercer). Andere successen volgden met Hatari! (1962) van Howard Hawks en Charade (1963) van Stanley Donen.

En toen was er The Pink Panther van Blake Edwards. David Niven speelde in deze misdaadkomedie de hoofdrol van het Fantoom, een meesterinbreker die in de mondaine wintersportplaats Cortina d’Ampezzo jacht maakte op de diamant van prinses Leila (Claudia Cardinale). In een bijrol was Peter Sellers te zien als inspecteur Jacques Clouseau en uiteindelijk zou hij met deze unieke creatie de show stelen, wat leidde tot een serie vervolgfilms tot ver in de volgende eeuw. De score van Mancini is een van zijn meesterwerken en schittert door een veelheid aan oorspronkelijke melodieën. Het bekendste nummer is zonder enige twijfel de muziek bij de tekenfilm waarin een roze panter listig en humoristisch de begintitels presenteerde. De begeleidende klanken die nadien als The Pink Panther Theme de filmmuziekgeschiedenis in zouden gaan waren een perfecte mix van lichte jazz en orkestrale easy listening met een absolute hoofdrol voor tenorsaxofonist Plas Johnson. Dit thema verbond een hele reeks min of meer op zichzelf staande delen met elk een eigen jazz-popmelodie.  Zo was er het gevoelige thema voor de prinses (The Lonely Princess), de bossanova It Had Better Be Tonight voor de jetset in Cortina, The Village Inn voor de après-ski, een cha cha cha (Something for Sellers), The Tiber Twist voor de twistende gasten van een gekostumeerd bal in Rome en Champagne and Quail voor de ontspannen, romantische momenten. Dat laatste nummer mag wel de ultieme jaren ’60 lounge op een sambaritme van Mancini en zijn orkest worden genoemd, een kwalificatie die eigenlijk op praktisch alle stukken van de score van toepassing was, zoals ook voor het ultracoole Royal Blue. Zelden werkte een score in die dagen zo aangenaam en behaaglijk bij de zorgeloze beelden van een komedie. Afwijkend qua tempo en klankkleur was het jachtige Shades of Sennett voor de knotsgekke achtervolging aan het einde van de film. En natuurlijk mocht ook nu een liedje niet ontbreken: op de melodie van It Had Better Be Tonight zong Fran Jeffries de Italiaanse versie Meglio Stasera. Het Pink Panther thema was tot slot gedurende de gehele film met enige regelmaat te horen, vooral als suspense voor de scènes rondom de diefstal van de diamant net als tijdens de punchline van Clouseau waarmee de film afsloot. Van deze score kon buiten de film prima worden genoten en dat gebeurde destijds dan ook veelvuldig gezien het enorme verkoopsucces van de soundtrackelpee.

Uit de trailer van Man's Favorite Sport? 

Stoomorgel

The Pink Panther ging in de Verenigde Staten pas halverwege maart 1964 in roulatie. Twee maanden eerder werd de volgende film waarvoor Mancini de muziek had geschreven in de Amerikaanse bioscopen uitgebracht: Man’s Favorite Sport? van Howard Hawks met wie hij twee jaar eerder de bijzonder succesvolle avonturenfilm Hatari! had gedaan. Rock Hudson en Paula Prentiss speelden de hoofdrollen in deze komedie over een hengelexpert (Hudson) die nog nooit in zijn leven heeft gevist en deelneemt aan een vistoernooi op het platteland. Een van de hoogtepunten van de score van Hatari! was de koddige muziek voor de scène waarin drie babyolifantjes op weg zijn naar een wasbeurt (Baby Elephant Walk). Voor de scènes waarin Hudson probeerde een tent op te zetten gebruikte Mancini dezelfde instrumentatie: een stoomorgel (ook wel calliope genoemd) en diverse blaasinstrumenten zoals de dwarsfluit en de schuiftrompet en tot slot de gitaar. Voor diverse hilarische sequenties met de hoofdrolspelers en kolderieke scènes gedurende de viswedstrijd herhaalde Mancini dit motief. Verder was er een bescheiden thema voor de geliefden en – welhaast onvermijdelijk – een liedje dat tijdens de begintitels was te horen: Man’s Favorite Sport? met een tekst van Johnny Mercer en gezongen door een koor. Opvallend was dat in de trailer van de film de naam van Mancini in beeld kwam, nadat in de trailer voor The Pink Panther Mancini’s naam werd genoemd. Een geluidsdrager met de muziek van Man’s Favorite Sport? is tot op heden nooit verschenen.

Nog geen drie maanden na The Pink Panther kwam in de Verenigde Staten alweer een nieuwe film met inspecteur Clouseau uit. Blake Edwards regisseerde ook deze vervolgfilm die A Shot in the Dark heette en volgens kenners de beste uit de reeks is. Dit was de verfilming van het toneelstuk L’idiote van Marcel Achard dat in 1960 in Frankrijk in première ging en een jaar later op Broadway in New York. Voor de verfilming werd de onderzoekende magistraat ingeruild voor inspecteur Clouseau, waardoor deze film officieel tot de serie werd gerekend. Peter Sellers speelde natuurlijk Clouseau en in bijrollen waren nieuwe gezichten te zien die in de latere delen zouden terugkeren zoals commissaris Dreyfus (Herbert Lom) en Burt Kwouk als Clouseau’s karatesidekick Cato. Wat ontbrak was iedere verwijzing naar de roze panter en aldus was het dier nergens in de begintitels annex animatiesequentie aanwezig. Ook het thema voor de panter was niet te horen. In plaats daarvan verraste Mancini de kijkers op een energiek rocknummer met een basgitaar in de stijl van Peter Gunn dat regelmatig zou terugkeren, telkens gespeeld door andere instrumenten. Zo werd het hoofdthema in de scènes in een nudistencamping door een orkestje gespeeld in een swinging mood en even later in een twangy versie wanneer Clouseau en de door Elke Sommer gespeelde Maria op de vlucht slaan. Voor deze Maria schreef Mancini een apart thema dat ook door diverse instrumenten werd uitgevoerd en vooral op gevoelige en romantische plekken was te horen. Beide thema’s werden aangevuld door luchtige suspensemuziek en bijpassende muziekeffecten, waardoor dit een meer functionele score was dan de aantrekkelijke melodieënrijkdom van The Pink Panther. Tot slot was er nog het liedje Shadows of Paris (tekst: Robert Wells). Net als Man’s Favorite Sport? is de score van A Shot in the Dark nooit compleet op geluidsdrager verschenen. In de trailer werd ook nu weer Mancini’s naam vermeld. Deze vervolgfilm bleek overigens in de Verenigde Staten aan de kassa een nog groter succes dan The Pink Panther.

De vierde en laatste komedie met muziek van Mancini uit 1964 was Dear Heart van Delbert Mann.  De componist schreef voor deze romantische film met Glenn Ford en Geraldine Page in de hoofdrollen feitelijk één enkele compositie die tijdens de begintitels in een instrumentale versie was te horen en tijdens de eindscène en de aftiteling als liedje (met een tekst van Jay Livingston en Ray Evans). De film was gebaseerd op het toneelstuk The Out-of-Towners van Tad Mosel met een overdaad aan dialogen, waardoor er amper ruimte was voor een substantiële score. Tussen begintitels en aftiteling kwam het nummer in talrijke variaties voor: de ene keer luchtig op de achtergrond, de andere keer verzoenend na een ongemakkelijk moment en uiteraard ook heel romantisch bij de eerste toenadering en kus van beide protagonisten. Vindingrijk was het moment waarop beiden op een trap gezeten het nummer hoorden zingen door een groep bezoekers van een conventie die zich ophielden in een aangrenzende zaal. Het liedje Dear Heart zou uitgroeien tot een van Mancini’s meest bekende filmliedjes. Sterker nog, zo schreef hij in zijn autobiografie Did They Mention the Music? ¹, iedereen waaronder producer Jack Warner was zo ingenomen met het liedje dat de oorspronkelijke titel The Out-of-Towners werd vervangen door Dear Heart. Twee Oscarnominaties zou Mancini een jaar later ontvangen: een voor het liedje Dear Heart uit de gelijknamige film en een voor de score van The Pink Panther.

Op de valreep van 1964, om precies te zijn op 28 december, vertoonde de Amerikaanse televisie een film die het werk van de Verenigde Naties diende te promoten. Carol for Another Christmas was een update van A Christmas Carol van Charles Dickens en in plaats van Scrooge zag men de door Sterling Hayden gespeelde Daniel Grudge die op kerstavond door drie geesten wordt bezocht die hem overtuigen van het nut van de Verenigde Naties en zo trachten zijn isolationistische houding op te geven. Joseph L. Mankiewicz regisseerde deze tv-special met bekende namen als Ben Gazarra, Eva Marie Saint, Peter Sellers en Britt Ekland. Mancini schreef een schitterende, gevoelige melodie voor de begintitels. In tegenstelling tot de muziek van de vier voorgaande luchtige komedies was de rest van Carol for Another Christmas duister, weemoedig en soms ronduit dreigend. Volgens sommige critici was de film bij vlagen zwaar op de hand en dat gold ook voor delen van de grotendeels serieuze score. Decennialang was de film niet of nauwelijks te zien tot 2012 toen TCM (Turner Classic Movies) hem uitzond. Daarna werd hij door deze zender jaarlijks uitgezonden. Het hoofdthema verscheen twee jaar later op de kerstelpee A Merry Mancini Christmas. In zowel Mancini’s autobiografie als in de biografie van John Caps ² wordt nergens gewag gemaakt van film en score.

1964 was voor Mancini een druk en vruchtbaar jaar met vier bioscoopfilms en een televisiefilm. Een jaar later was er slechts één enkele film met zijn muziek: het megalomane en geflopte The Great Race van Blake Edwards. Die bijna drie uur durende film bevatte een uitgebreide score. De jaren daarna waren productiever met het poëtische Two for the Road (1967) van Stanley Donen en meer experimentele scores voor films als Wait Until Dark (1967) van Terence Young en The Night Visitor (1971) van László Benedek. Een weerzien met Clouseau volgde in The Return of the Pink Panther (1975) van Blake Edwards en vele vervolgfilms uit de populaire serie. Victor/Victoria (1982) van Edwards leverde Mancini zijn vierde Oscar op, gevolgd door epische scifimuziek voor Lifeforce (1985) van Tobe Hooper. Son Of the Pink Panther (1993) van Edwards was de laatste film in de meer dan dertigjarige samenwerking met Blake Edwards, een van de meest vruchtbare regisseur-componisttandems in Hollywood. In 1989 verscheen de autobiografie Did They Mention the Music? (1989) die de componist schreef met de hulp van Gene Lees. In 2004 brachten de Amerikaanse posterijen een postzegel op de markt waarop een dirigerende Mancini prijkt met op de achtergrond een lijst met zijn bekendste scores. Tien jaar na zijn overlijden op 70-jarige leeftijd in 1994 was een van de grondleggers van de easy listening rijp voor de eeuwigheid.

¹ Henry Mancini en Gene Lees: Did They Mention the Music? The Autobiography of Henry Mancini. Cooper Square Press, New York, 2001. P. 150.

² John Caps: Henry Mancini …. reinventing film music. University of Illinois Press, Urbana, Chicago en Springfield, 2012.

Paul Stevelmans, 16 april 2024