GESCHIEDENISHenricus Jacobus Jut (1851 - 1878) vermoordde samen met zijn vriendin Christina Goedvolk mevrouw M.Th. van der Kouwen-ten Cate en haar dienstbode Helena Beelo in het huis aan de Bocht van Guinea te Den Haag. Ze gingen er met alle juwelen en waardepapieren vandoor. Dagenlang was Den Haag in rep en roer en alle kranten stonden er bol van. De straat waar de moord was gebeurd, de Bocht van Guinea, had door deze affaire zo'n slecht imago gekregen dat men de naam in 1873 veranderde in Huijgenspark. Hendrik en Christina maakten enige omzwervingen maar keerden al snel weer terug naar Nederland. Ze vestigden zich in Rotterdam, waar Hendrik een koffiehuis kocht. In april 1875 praatte hij zijn mond voorbij en al snel werden hij en zijn vrouw gearresteerd. De media-aandacht was enorm en Jut werd in de kranten als de grootste en meest gewetenloze moordenaar uit de geschiedenis gepresenteerd. Een slimme kermisexploitant bedacht een attractie waarop de mensen met mokerslagen hun woede konden afreageren met de naam Kop van Jut. De échte "kop" van Jut werd na zijn dood op sterk water gezet en is jarenlang te zien geweest in het anatomisch museum van de Rijks Universiteit Groningen.