Vertaling van de extra gezangen


Ongeäutoriseerd en louter voor eigen gebruik

A

Abraham pater vester exsultávit ut vidéret diem meum: vidit, et gavísus est.

Jh. 8:56. Abraham, uw vader, zag juichend uit naar mijn dag; hij zag hem en was verheugd.

Ad Jesum autem

Ad Jesum autem cum veníssent, ut vidérunt eum jam mórtuum, non fregérunt ejus crura: sed unus mílitum láncea latus ejus apéruit, et contínuo exívit sanguis et aqua.

Jh. 19:33,34.Toen zij nu bij Jezus waren gekomen en zagen dat Hij reeds gestorven was, braken zij Hem de benen niet, maar een der soldaten doorstak met een lans zijn zijde, en aanstonds vloeide er bloed en water uit.

Ad regias Agni dapes

Ad régias Agni dapes, Stolis amícti cándidis, Post tránsitum maris Rubri, Christo canámus Príncipi.

Voor 't koninklijke Maal van 't Lam in witte klederen gehuld, getrokken door de Rode Zee, zingen wij Christus, onze Vorst.

Divína cujus cáritas Sacrum propínat sánguinem, Almíque membra córporis Amor sacérdos ímmolat.

Wiens goddelijke liefde ons de drank schenkt van zijn kostbaar Bloed; de liefde is de priester, die zijn heilig Vlees ten offer brengt.

Sparsum cruórem póstibus Vastátor horret Angelus: Fugítque divísum mare, Mergúntur hostes flúctibus.

De deuren met het bloed geverfd eerbiedigt de engel van Gods wraak. De zee splijt open, wijkt terug, maar dekt de vijand met haar vloed.

Jam Pascha nostrum Christus est, Paschális idem víctima: Et pura puris méntibus Sinceritátis ázyma.

Ja, onze Paas is Christus zelf, Hij is 't geslachte Offerlam, Hij is voor 't reingewassen hart der waarheid ongedesemd brood.

O vera cæli víctima, Subjécta cui sunt tártara, Solúta mortis víncula, Recépta vitæ prǽmia.

O waarlijk hemels Offer, Gij, waarvoor de onderwereld buigt, Gij breekt de boeien van de dood, en schenkt des levens eeuwige prijs.

Victor subáctis ínferis Trophǽa Christus éxplicat, Cælóque apérto, súbditum Regem tenebrárum trahit.

Christus, die ons de hel verwon, ontplooit zijn standaard in triomf, opent de hemel, en vertoont geboeid de Vorst der duisternis.

Ut sis perénne méntibus Paschále Jesu gáudium, A morte dira críminum Vitæ renátos libéra.

Wees, Jezus, zelf in eeuwigheid de vreugd van Pasen voor ons hart; bevrijd van zonde en wrede dood, die Gij ten leven hebt gewekt.

Deo Patri sit glória, Et Fílio, qui a mórtuis Surréxit, ac Paráclito, In sempitérna sǽcula. Amen.

Aan God de Vader heerlijkheid, en aan de Zoon, die van de dood verrezen is, en aan de Geest, in aller eeuwen eeuwigheid. Amen.

Adoremus in æternum + Ps. 116

Adorémus in ætérnum sanctíssimum Sacraméntum.

Aanbidden wij in eeuwigheid het Allerheiligst Sacrament.

1. Laudáte Dóminum omnes gentes: laudáte eum omnes pópuli.

Looft de Heer alle naties: verheerlijkt Hem alle volkeren!

2. Quóniam confirmáta est super nos misericórdia ejus, et véritas Dómini manet in ætérnum.

Want Hij bewijst zich altijd aan ons door zijn barmhartigheid, en eeuwig duurt de trouw des Heren.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto:

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

Sicut erat in princípio, et nunc et semper, et in sǽcula sæculórum. Amen.

Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Adoro te devote

Adóro te devóte, latens Déitas, Quæ sub his figúris vere látitas; Tibi se cor meum totum súbjicit, Quia te contémplans totum déficit.

Devoot aanbid ik U, verborgen God, die U verbergt in deze schijn; met heel mijn hart ben ik uw dienaar, bij uw beschouwing ben ik niets.

Visus, tactus, gustus in te fállitur, Sed audítu solo tuto créditur. Credo quidquid dixit Dei Fílius; Nil hoc verbo veritátis vérius.

Gezicht en tast en smaak vergissen zich in U, alleen bij woorden staat nog ons geloof; de woorden van Gods Zoon zijn mijn geloof: geen waarheid sterker dan dit woord der Waarheid.

In Cruce latébat sola Déitas, At hic latet simul et humánitas; Ambo tamen credens, atque cónfitens, Peto quod petívit latro pǽnitens.

Alleen de Godheid was verborgen aan het Kruis, maar hier verbergt zich ook de mensheid; toch blijf ik beide prijzen en geloven, en vragen, wat de goede rover vroeg.

Plagas, sicut Thomas, non intúeor, Deum tamen meum te confíteor: Fac me tibi semper magis crédere, In te spem habére, te dilígere.

Ik zie geen wonden, als eens Thomas deed, maar U, mijn God, zal gelden mijn geloof. Laat mij in U steeds meer geloven, op U vertrouwen, U beminnen.

O memoriále mortis Dómini, Panis vivus vitam præstans hómini: Præsta meæ menti de te vívere Et te illi semper dulce sápere.

Gedachtenis aan 's Heren dood, o Brood des levens, levenswekker voor de mens, wil in mijn geest uw leven storten, in U ook steeds mijn vreugd doen zijn.

Pie pellicáne, Iesu Dómine, Me immúndum munda tuo Sánguine: Cuius una stilla salvum fácere Totum mundum quit ab omni scélere.

O Pelikaan vol liefde, Jezu Heer, wil mij, onreine, wassen in uw Bloed, want iedere druppel draagt in zich de reinheid voor al 's werelds zonden.

Jesu, quem velátum nunc aspício, Oro, fiat illud, quod tam sítio, Ut, te reveláta cernens fácie, Visu sim beátus tuæ glóriæ. Amen.

Jezu, die mijn oog gesluierd ziet, ik bid U, laat gebeuren wat ik diep verlang: U eens te zien met ongedekt gelaat, geluk te vinden in aanschouwing van uw glorie. Amen.

Alleluia + Psalm 150

Alleluia, alleluia, alleluia.

1. Laudáte Dóminum in sanctuário eius, laudáte eum in augústo firmaménto eius.

Looft de Heer in zijn heiligdom, looft Hem in het uitspansel van zijn kracht.

2. Laudáte eum propter grándia ópera eius, laudáte eum propter summam maiestátem eius.

Looft Hem om de werken van zijn kracht, looft Hem naar zijn menigvuldige grootheid.

3. Laudáte eum in clangóre tubæ, laudáte eum in psaltério et cíthara.

Looft Hem met bazuingeschal, looft Hem met harp en cither.

4. Laudáte eum in týmpano et choro, laudáte eum in chordis et órgano.

Looft Hem met pauken en dans, looft Hem met snaren en fluiten.

5. Laudáte eum in cýmbalis sonóris, laudáte eum in cýmbalis crepitántibus: omne quod spirat, laudet Dóminum.

Looft Hem met welluidende cimbels, looft Hem met feestelijke bekkens: alles wat ademt, love de Heer.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

Sicut erat in princípio, et nunc, et semper, et in sǽcula sæculórum. Amen.

Zoals het was in het begin, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Alma Redemptoris Mater  (simplex) (solemnis)

Alma Redemptóris Mater, quæ pérvia cæli porta manes, Et stella maris, succúrre cadénti súrgere qui curat pópulo: Tu quæ genuísti, natúra miránte, tuum sanctum Genitórem: Virgo prius ac postérius, Gabriélis ab ore sumens illud Ave, peccatórum miserére.

Verheven Moeder van de Verlosser, die altijd zijt de open Deur des hemels en Sterre der zee, kom het volk te hulp dat valt en poogt op te staan. Gij die tot verwondering van de natuur uw heilige Schepper hebt gebaard en maagd zijt gebleven; Gij die door Gabriël zijt begroet, ontferm U over ons, zondaars.

V. Angelus Dómini nuntiávit Maríæ. R. Et concépit de Spíritu Sancto.

V. De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt. R. En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest.

V. Post partum Virgo invioláta permansísti. R. Dei Génitrix intercéde pro nobis.

V. Na het baren zijt Gij de onbevlekte Maagd gebleven. R. Moeder Gods, spreek voor ons ten beste.

Amen, amen dico vobis, quia plorábitis et flébitis vos: mundus autem gaudébit, vos vero contristabímini: sed tristítia vestra vertétur in gáudium, allelúia.

Jh. 16:20. Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult weeklagen en wenen, maar de wereld zal zich verheugen; gij zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal in vreugde worden veranderd, alleluja.

Amen dico vobis: quia non præteríbit generátio hæc, donec ómnia fiant: cælum et terram transíbunt, verba autem mea non transíbunt, dicit Dóminus.

Mt. 24:34-35. Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal niet voorbijgaan, eer dit alles is geschied. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan, zegt de Heer.

Angeli, Archángeli, Throni et Dominatiónes, Principátus et Potestátes, Virtútes: Chérubim atque Séraphim: Patriárchæ et Prophétæ: sancti legis Doctóres, Apóstoli omnes: Christi Mártýres, sancti Confessóres, Vírgines Dómini, Anachorítæ, Sanctíque omnes, intercédite pro nobis.

Engelen, Aartsengelen, Tronen en Heerschappijen, Vorsten en Machten, Krachten der hemelen, Cherubijnen en Serafijnen, aartsvaders en profeten, heilige wetgeleerden, apostelen, alle martelaren van Christus, heilige belijders, maagden des Heren, kluizenaars en alle heiligen, spreekt voor ons ten beste.

Ascendit Deus (Resp. br.)

Ascéndit Deus in jubilatióne, * Allelúia, allelúia. 

Et Dóminus in voce tubæ. * Allelúia. 

Glória Patri, et Filio, et Spirítui Sancto. 

God steeg op onder gejubel, * Alleluja, alleluja. 

En de Heer onder bazuingeschal. *Alleluja. 

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

At Jesus convérsus, et videns eam, dixit: Confíde, fília: fides tua te salvam fecit, allelúia.

Mt. 9:22. Maar Jezus keerde zich om, zag haar en sprak: Vertrouw, mijn dochter, uw geloof heeft u gered, alleluja.

Attende Domine

Atténde Dómine, et miserére, quia peccávimus tibi.

Luister, Heer, en heb medelijden, want wij hebben tegen U gezondigd.

Ad te Rex summe, ómnium Redémptor, óculos nostros sublevámus flentes: exáudi, Christe, supplicántum preces.

Tot u hoogste Koning, Verlosser van allen, slaan wij wenend onze ogen op: verhoor, Christus, de smeekgebeden.

Déxtera Patris, lapis anguláris, via salútis, iánua cæléstis, áblue nostri máculas delícti.

Rechterhand van de Vader, hoeksteen, heilsweg, hemelpoort, was weg de smetten van onze vergrijpen.

Rogámus, Deus, tuam maiestátem: áuribus sacris gémitus exáudi: crímina nostra plácidus indúlge.

God, wij vragen uw majesteit: hoor met uw heilige oren naar het gezucht: vergeef genadig onze misdaden.

Tibi fatémur crímina admíssa: contríto corde pándimus occúlta: tua, Redémptor, píetas ignóscat.

Tegen U hebben wij misdaden begaan, met berouwvol hart onthullen wij onze geheimen: Verlosser, moge uw liefde ze negeren.

Innocens captus, nec repugnans ductus, testibus falsis pro impiis damnatus: quos redemisti, tu conserva, Christe.

Onschuldig gevangen, zonder verzet weggevoerd, veroordeeld door valse getuigen tegenover goddelozen: bewaar hen, Christus, die Gij verlost hebt.

Audi benigne Conditor

Audi, benígne Cónditor, nostras preces cum flétibus, sacráta in abstinéntia fusas quadragenária.

Hoor, Schepper vol welwillendheid, ons schreien en ons smeekgebed, dat in de heilige Vastentijd wij voor U storten, dag aan dag.

Scrutátor alme córdium, infírma tu scis vírium; ad te revérsis éxhibe remissiónis grátiam.

Gij, die des harten grond doorvorst, Gij kent de zwakheid onzer kracht. Schenk uw genade weer aan ons, die tot U keren vol berouw.

Multum quidem peccávimus, sed parce confiténtibus, tuíque laude nóminis confer medélam lánguidis.

Wij hebben zwaar gezondigd, Heer, maar spaar hem, die zijn schuld bekent; tot glorie van uw eigen naam, genees hem, die in ziekte kwijnt.

Sic corpus extra cónteri dona per abstinéntiam, ieiúnet ut mens sóbria a labe prorsus críminum.

Geef dat het lichaam wordt getemd door 't derven van zijn onderhoud, opdat de geest van iedere vlek van zonde zich onthoudt en vast.

Præsta, beáta Trínitas, concéde, simplex Unita, ut fructuósa sint tuis hæc parcitátis múnera. Amen.

Verleen, zalige Drievuldigheid, volmaakte Eenheid tevens, geef dat 't offer van de Vastentijd uw volgelingen vruchtbaar zij. Amen.

Ave María, grátia plena, Dóminus tecum. Benedícta tu in muliéribus.

Lc. 1:28. Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U. Gij zijt de gezegende onder de vrouwen.

Ave Maria  (I), (VI)

Ave María, grátia plena, Dóminus tecum. Benedícta tu in muliéribus, et benedíctus fructus ventris tui, Jesus. Sancta María, Mater Dei, ora pro nobis peccatóribus, nunc, et in hora mortis nostræ. Amen.

Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U. Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de Vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood, Amen.

Ave Maria (Resp. br.)

Ave María, grátia plena: * Dóminus tecum. 

Benedícta tu in muliéribus, et benedíctus fructus ventris tui, Jesus. * Dominus.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto.

Wees gegroet, Maria, vol van genade: * De Heer is met U. 

Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, en gezegend is Jezus, de Vrucht van uw schoot. * De Heer.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

Ave Maria (Sequentia)

Ave, María, grátia plena: Dóminus tecum, virgo seréna.

Wees gegroet Maria, vol van genade: de Heer is met U, serene Maagd. 

Benedícta tu in muliéribus: Quae peperísti pacem homínibus, Et ángelis glóriam.

Gezegend zijt Gij onder de vrouwen: die vrede heeft verworven voor de mensen, en glorie voor de engelen.

Et benedíctus fructus ventris tui: Qui cohaerédes ut essémus sui Nos fecit per grátiam.

En gezegend is de Vrucht van uw schoot: die ons door zijn genade heeft gemaakt, zodat wij samen zijn erfgenamen zouden zijn.

Per hoc autem Ave, Mundo tam suáve, Contra carnis jura, Genuísti prolem: Novum stella solem Nova genitúra.

En door dit 'Ave', voor de wereld zo zoet, en in strijd met de wetten van het vlees, hebt Gij een kind gekregen: een nieuwe ster, een nieuwe zon, een nieuwe geboorte.

Tu parvi et magni, Leónis et Agni, Salvatóris Christi, Templum exstitísti, Sed virgo intácta. Tu floris et roris, Panis et Pastóris, Vírginum regína, Rosa sine spina, Génitrix es facta.

Gij, de tempel van klein en groot, van de Leeuw en het Lam, van Christus de Verlosser: Gij hebt als heiligdom gediend, maar als ongerepte Maagd. Gij, van bloem en dauw, van Brood en Herder, Koningin der maagden, Roos zonder doorn: Gij zijt Moeder geworden.

Tu cívitas Regis justítiae, Tu mater es misericórdiae: De lacu faecis et misériae Paeniténtem refórmans grátiae. Te colláudat caeléstis cúria, Tibi nostra favent obséquia; Per te reis donátur vénia, Per te justis confértur grátia.

Gij, stad van de Zon der gerechtigheid, Gij, moeder van barmhartigheid: uit het meer van bederf en ellende hervormt Gij de boeteling met genade. Het hemelse hof prijst U, wij bieden U ons respect aan; door U wordt vergeving verleend aan de schuldigen, door U wordt genade verleend aan de rechtvaardigen.

Ergo, maris stella, Verbi Dei cella, Et solis auróra Paradísi porta, Per quam lux est orta, Natum tuum ora:

Daarom, sterre der zee, cel van het Woord Gods en dageraad van de zon, poort van het paradijs, waardoor het licht ontstond: bid tot uw Zoon:

Ut nos solvat a peccátis, Et in regno claritátis, Quo lux lucet sédula, Cóllocet per saécula. Amen.

Dat Hij ons mag bevrijden van onze zonden, en ons voor eeuwig zal plaatsen in het koninkrijk van glorie, waar het licht onfgebroken schijnt. Amen.

Ave, maris stella, Dei Mater alma, atque semper Virgo, felix cæli porta.

Wees gegroet, sterre der zee, voedende Moeder Gods, en altijd Maagd, zalige poort des hemels.

Sumens illud 'Ave' Gabriélis ore, funda nos in pace, mutans Hevæ nomen.

Gij die dit 'Ave' uit de mond van Gabriël mocht vernemen, grondvest ons in de vrede door de naam van Eva om te keren.

Solve vincla reis, profer lumen cæcis, mala nostra pelle, bona cuncta posce.

Slaak de boeien van de zondaars, schenk het licht aan de blinden, verdrijf onze kwalen en verwerf ons alle goeds.

Monstra te esse matrem, sumat per te precem qui pro nobis natus, tulit esse tuus.

Toon dat Gij moeder zijt; moge Hij, die voor ons geboren is en zich verwaardigd heeft uw (Zoon) te zijn, door U onze gebeden aanvaarden.

Virgo singuláris, inter omnes mitis, nos culpis solútos, mites fac et castos.

Maagd zonder weerga, boven allen zachtmoedig, verlos ons van onze schuld en maak ons zachtmoedig en kuis.

Vitam præsta puram, iter para tutum, ut vidéntes Iesum Semper collætémur.

Geef ons een rein leven, bereid ons een veilige weg, opdat wij Jezus aanschouwend ons eeuwig samen mogen verblijden.

Sit laus Deo Patri, summo Christo decus, Spirítui Sancto, tribus honor unus. Amen.

Lof zij aan God de Vader, roem aan Christus de Allerhoogste, en aan de Heilige Geest; aan alle drie gelijke eer. Amen.

V. Exaltáta est sancta Dei Génitrix. R. Super choros Angelórum ad cæléstia regna.

V. Opgenomen is de heilige Moeder Gods. R. Boven de Koren der Engelen in het rijk der hemelen.

Ave Mater, qua natus est orbis pater, O María.

Gegroet, Moeder, uit wie de vader van de wereld geboren is, O Maria.

Ave nata fília, Fílio creáta, O María.

Gegroet, dochter die geboren zijt, geschapen door de Zoon, O Maria.

Ave mundi dómina, Evæ solven crímina, O María.

Gegroet, meesteres van de wereld, die van Eva's zonden bevrijdt, O Maria.

Ave sidus régium, gignens Dei Fílium, O María.

Gegroet, koninklijke ster, die de Zoon van God voortbrengt, O Maria.

Ave porta cǽlica, quam gens laudat angélica, O María.

Gegroet, poort des hemels, de schare der engelen zingt U lof, O Maria.

Ave cæli regína, plena Dei grátia, O María.

Gegroet, Koningin des hemels, vol van Gods genade, O Maria.

Ave Dei thálamus, mirra, thus et bálsamum, O María.

Gegroet, Gods bruidsvertrek, mirre, wierook en balsem, O Maria.

Ave sponsa Sóphiæ, nos refórmans grátiæ, O María.

Gegroet, bruid van de Wijsheid, gracieuze bruid die ons een nieuwe gestalte biedt, O Maria.

Ave fons iustítiæ, órigo mundítiæ cella pudicítiæ, O María.

Gegroet, bron van gerechtigheid, oorsprong van zuiverheid, kamer van kuisheid, O Maria.

Ave virgo vírginum, mediátrix hóminum, munda culpas críminum, O María.

Gegroet, maagd der maagden, middelares der mensen, zuiver de schulden der zonden, O Maria.

Virgo puérpera, lapsos de vípera reduc ad ethéra, O María.

Maagd die gebaard hebt, leid die gevallen zijn door de slang terug tot het hemelse, O Maria.

Candens flos lílii, loca nos ad pii déxteram fílii, O María. Amen.

Blinkend witte bloem van de lelie, plaats ons aan de rechterhand van Uw toegewijde Zoon, O Maria. Amen

Ave Regina cælorum (simplex) (solemnis)

Ave Regína cælórum, Ave Dómina Angelórum: Salve radix, salve porta, Ex qua mundo lux est orta: Gaude Virgo gloriósa, Super omnes speciósa: Vale, o valde decóra, Et pro nobis Christum exóra.

Wees gegroet, Gij Koningin der hemelen; wees gegroet, Gij Meesteres der Engelen; Heil U, Wortel, heil U, Poort waaruit het Licht der wereld is opgegaan. Verheug U, roemrijke Maagd, boven allen liefelijk; wees gegroet, Gij Wonderschone, wees onze voorspraak bij Christus.

V. Dignáre me laudáre te Virgo sacráta. R. Da mihi virtútem contra hostes tuos.

V. Gedoog dat ik U prijs, geheiligde Maagd. R. Geef mij kracht tegen uw vijanden.

Ave verum

Ave vérum Corpus natum de María Vírgine: Vere passum, immolátum in Cruce pro hómine. Cújus látus perforátum fluxit aqua et sánguine: Esto nobis prægustátum mortis in exámine. O Jesu dulcis! O Jesu pie! O Jesu fili Maríæ.

Wees gegroet, waarachtig Lichaam, geboren uit de Maagd Maria: Dat waarlijk geleden heeft en aan het Kruis voor de mensen geofferd is: Uit wiens doorstoken zijde water en Bloed vloeide: Wees ons een voorsmaak in het beslissend uur van de dood. O zoete Jezus! O goede Jezus! O Jezus, Zoon van Maria.

B-G

Beata Dei Genitrix

Beáta Dei Génitrix María, Virgo perpétua, templum Dómini, sacrárium Spíritus Sancti: sola sine exémplo placuísti Dómino Jesu Christo, allelúia.

Heilige Moeder Gods Maria, altijd Maagd, tempel des Heren, heiligdom van de Heilige Geest: gij alleen hebt de Heer Jezus Christus behaagd op ongeëvenaarde wijze, alleluja.

Beáta Mater et intácta Virgo, gloriósa Regína mundi, séntiant omnes tuum juvámen, quicúmque célebrant tuam sanctíssimi Rosárii solemnitátem.

Heilige Moeder en ongeschonden Maagd, glorierijke Koningin van de wereld, dat allen, die het hoogfeest van uw allerheiligste Rozenkrans vieren, uw bijstand ondervinden.

Beátam me dicent omnes generatiónes, quia ancíllam húmilem respéxit Deus, allelúia.

Lc. 1:48. Alle geslachten zullen Mij zalig prijzen, omdat God nederzag op zijn nederige dienstmaagd, alleluja.

Beatam me dicent ... fecit

Beátam me dicent omnes generatiónes, quia fecit mihi magna qui potens est, allelúia.

Alle geslachten zullen Mij zalig prijzen, want Hij, de Machtige, heeft grote dingen aan mij gedaan, alleluja.

 Benedíctus es Dómine Deus

1. Benedíctus es Dómine Deus patrum nostrórum. * Et laudábilis et gloriósus in sǽcula.

Gezegend zijt Gij, Heer, God onzer vaderen. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

2. Et benedíctum nomen glóriæ tuæ, quod est sanctum, * Et laudábile et gloriósum in sǽcula.

Gezegend zij uw Naam, de heerlijke en heilige. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

3. Benedíctus es in templo sancto glóriæ tuæ. * Et laudábilis et gloriósus in sǽcula.

Gezegend zijt Gij in de tempel van uw heerlijkheid. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

4. Benedíctus es super thronum sanctum regni tui. * Et laudábilis et gloriósus in sǽcula.

Gezegend zijt Gij op de heilige troon van uw Rijk. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

5. Benedíctus es super sceptrum divinitátis tuæ. * Et laudábilis et gloriósus in sǽcula.

Gezegend zijt Gij om de scepter van uw godheid. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

6. Benedíctus es qui sedes super Chérubim, íntuens abýssos. * Et laudábilis et gloriósus in sǽcula.

Gezegend zijt Gij die zetelt boven de Cherubim en alle diepten doorschouwt. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

7. Benedíctus es qui ámbulas super pennas ventórum, et super undas maris. * Et laudábilis et gloriósus in sǽcula.

Gezegend zijt Gij die wandelt op de vleugelen der winden en de golven der zee. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

8. Benedícant te omnes Angeli et Sancti tui. * Et laudent te, et gloríficent in sǽcula.

Laat alle Engelen en Heiligen U prijzen. * En U loven en verheerlijken in eeuwigheid.

9. Benedícant te cæli, terra, mare, et ómnia quae in eis sunt. * Et laudent te, et gloríficent in sǽcula.

Laat hemel en aarde en zee en al wat er in is U prijzen. * En U loven en verheerlijken in eeuwigheid.

10. Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto. * Et laudábili et glorióso in sǽcula.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. * Aan Hem die lofwaardig en glorierijk is in eeuwigheid.

11. Sicut erat in princípio, et nunc, et semper, et in sǽcula sæculórum. Amen. * Et laudábili et glorióso in saécula.

Zoals het was in het begin, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen * Aan Hem die lofwaardig en glorierijk is in eeuwigheid.

12. Benedíctus es, Dómine Deus patrum nostrórum, * Et laudábilis et gloriósus in sǽcula.

Gezegend zijt Gij, Heer, God onzer vaderen. * Lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.

 Bene ómnia fecit : surdos fecit audíre, et mutos loqui.

Mc. 7:37. Hij heeft alles welgedaan: de doven deed Hij horen en de stommen spreken.

Christe, redémptor ómnium, ex Patre, Patris Unice, solus ante princípium natus ineffabíliter,

Christus, Verlosser van het Heelal, Uit de Vader, van de Ene Vader, die op onuitsprekelijke wijze is voortgekomen voorafgaand aan het begin (der schepping)

Tu lumen, tu splendor Patris, tu spes perénnis ómnium, inténde quas fundunt preces tui per orbem sérvuli.

Gij licht, Gij heerlijkheid van de Vader, Gij die onze hoop voor eeuwig bent, richt U op de verdiensten aan u verleend door het werk van uw dienaar.

Salútis auctor, récole quod nostri quondam córporis, ex illibáta Vírgine nascéndo, formam súmpseris.

Gegroet Schepper, gedenk dat Gij van onze lichamelijkheid eertijds de sterfelijke vorm hebt aangenomen, die is voortgekomen uit de onbevlekte Maagd.

Hic præsens testátur dies, currens per anni círculum, quod solus a sede Patris mundi salus advéneris;

Dit getuigt de huidige dag, snel opkomend (verschenen) volgens de jaarlijkse kringloop, dat uit de grondslag van de Vader, Gij als Redder van de wereld bent gekomen;

Hunc cælum, terra, hunc mare, hunc omne quod in eis est, auctórem advéntus tui laudat exsúltans cántico.

De hemel, aarde, de zee en alles wat in hem is, zij groeten uw nieuwe schepping met het jubelen van een lied.

Nos quoque, qui sancto tuo redémpti sumus sánguine, ob diem natális tui hymnum novum concínimus.

Ook wij, die door uw heilige bloed zijn verlost, laten een nieuw lied klinken op de dag van uw geboorte.

Iesu, tibi sit glória, qui natus es de Vírgine, cum Patre et almo Spíritu, in sempitérna sǽcula. Amen.

Jezus, Gij die bent geboren uit de Maagd, u zij de glorie met de Vader en de gezegende Geest, in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Christus vincit + Ps. 116

Christus vincit, Christus regnat, Christus ímperat.

Christus overwint, Christus is Koning, Christus regeert.

1. Laudáte Dóminum omnes gentes: laudáte eum omnes pópuli.

Looft de Heer alle naties: verheerlijkt Hem alle volkeren.

2. Quóniam confirmáta est super nos misericórdia ejus. et véritas Dómini manet in ætérnum.

Want Hij bewijst ons altijd door zijn barmhartigheid, en eeuwig duurt de trouw van de Heer.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto:

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

Sicut erat in princípio, et nunc et semper, et in sǽcula sæculórum. Amen.

Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Cognóvit autem pater quia illa hora erat, in qua dixit Jesus: Fílius tuus vivit: et crédidit ipse, et domus ejus tota.

Jh. 4:53. De vader nu begreep, dat dit juist het uur was, waarop Jezus hem gezegd had: Uw zoon leeft, en hij geloofde, hij en heel zijn gezin.

Collígite primum zizánia, et alligáte ea in fascículos ad comburéndum: tríticum autem congregáte in hóreum meum, dicit Dominus.

Mt. 13:30. Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bussels, om het te verbranden, maar brengt de tarwe in mijn schuur, zegt de Heer.

Concordi lætitia

Concórdi lætítia, Propúlsa mæstítia, Maríæ præcónia Récolat Ecclésia: Virgo María!

Eendrachtige blijdschap, Verdrijfster van droefheid, Gedenk Kerk de lofrede aan Maria: Maagd Maria!

Quæ felíci gáudio, Resurgénte Dómino Flóruit ut lílium, Vivum cernens Fílium: Virgo María!

Verhef voor de Heer, ten behoeve van de vreugde van de gelukkige, opdat de lelie moge bloeien, en hij de levende Zoon op het oog heeft: Maagd Maria!

Quam concéntu párili Chori laudant cǽlici, Et nos cum cæléstibus Novum melos pángimus: Virgo María!

Als zangers eenstemmig in een koorzang de hemelen prijzen, En wij een nieuw lied zingen met de hemelse wezens: Maagd Maria!

O Regína vírginum, Votis fave súpplicum, Et post mortis stádium, Vitæ confer prǽmium: Virgo María!

O Koningin der maagden, Wees de gebeden goedgunstig gezind, Ook na de dood, Breng de verdienste van het leven: Maagd Maria!

Gloriósa Trínitas, Indivísa Unitas, Ob Maríæ mérita, Nos salva per sǽcula: Virgo María! Amen.

Roemruchtige Drievuldigheid, Onverdeelde Eenheid, Red ons voor altijd op voorspraak van Maria! Amen.

Conditor alme siderum

Cónditor alme síderum, ætérna lux credéntium, Christe, redémptor ómnium, exáudi preces súpplicum.

Gij, milde schepper van het sterrenleger, Zelf eeuwig licht van wie gelooft, Christus, verlosser van het heelal, Verhoor ons, smekend in gebed.

Qui cóndolens intéritu mortis períre sǽculum, salvásti mundum lánguidum, donans reis remédium,

In Uw erbarmen met het lot der schepping, tot de dood gedoemd, redt Gij de zieke wereld en schenkt aan de schuldigen een medicijn.

Vergénte mundi véspere, uti sponsus de thálamo, egréssus honestíssima Vírginis matris cláusula.

Toen de avond der tijden viel, tradt Gij, als een buidegom uit de bruidskamer, uit de zuiverreine kluis der allereerbiedwaardigste moedermaagd.

Cuius forti poténtiæ genu curvántur ómnia; cæléstia, terréstria nutu faténtur súbdita.

Alles wat bestaat buigt de knieën voor Uw kracht; de hemel en de aarde, alles erkent zich onderworpen aan Uw werken.

Te, Sancte, fide quǽsumus, ventúre iudex sǽculi, consérva nos in témpore hostis a telo pérfidi.

U bidden wij, hoogheilige, die eens als wereldrechter komt: bewaar ons in de tijd tegen de pijlen van de verdorven vijand.

Sit, Christe, rex piísime, tibi Patríque glória cum Spíritu Paráclito, in sempitérna sǽcula. Amen.

Lof, eer, kracht en heerlijkheid Zij God, de Vader en de Zoon, en ook de Heilige Geest in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Confirma hoc Deus

Confírma hoc Deus, quod operátus es in nobis: a templo sancto túo, quod est in Ierúsalem.

Bevestig, God, hetgeen Gij in ons gewrocht hebt vanuit uw heilige tempel in Jeruzalem.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto. Sicut erat in princípio, et nunc, et semper, et in sǽcula sæculórum. Amen.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Cor Jesu caritatis victima

Cor Jesu, caritátis víctima, veníte adorémus.

Kom, laten we het Hart van Jezus, slachtoffer van naastenliefde, aanbidden!

Majórem hac dilectiónem nemo habet, ut ánimam suam ponat quis amícis suis. Cor.

Grotere liefde dan deze heeft niemand, dat men zijn leven zou geven voor zijn vrienden. Kom.

Christus pro nobis ánimam suam pósuit, et lavit nos a peccátis nostris in Sánguine suo. Cor.

Christus heeft zijn leven voor ons afgelegd, en heeft ons gewassen van onze zonden in Zijn eigen Bloed. Kom.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto. Cor.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. Kom.

Cum vocátus fúeris ad núptias, recúmbe in novíssimo loco: ut dicat tibi qui te invitávit: Amíce, ascénde supérius: et erit tibi glória coram simul discumbéntibus, allelúia.

Lc. 14:10. Wanneer gij zijt uitgenodigd ter bruiloft, ga dan op de laatste plaats zitten, opdat uw gastheer u zegge: Vriend ga hoger op. En het zal u tot eer strekken bij uw disgenoten, alleluja.

Custódes hóminum psállimus Angelos, Natúræ frágili quos Pater áddidit Cæléstis cómites, insidiántibus Ne succúmberet hóstibus.


Engelbewaarders der mensen, wij zingen U, die als gezellen de Vader heeft toegevoegd aan hun zwakheid, dat deze niet bezwijken zou voor de listen der vijanden. 


Nam quod corrúerit próditor ángelus, Concéssis mérito pulsus honóribus, Ardens invídia péllere nítitur Quos cælo Deus ádvocat.


Want die gevallen is, de engel die God verried, die uit zijn glorie rechtmatig verdreven is, brandt thans van afgunst en zocht te verderven hen die God tot de hemel roept. 


Huc, custos, ígitur pérvigil ádvola, Avértens pátria de tibi crédita Tam morbos ánimi quam requiéscere Quidquid non sinit íncolas.


Wees ons daarom nabij, Engel die ons bewaakt; drijf weg van het erfgoed, dat u is toevertrouwd, zowel de zonde als wat de rust verstoort van hen wie het tot woonplaats dient.


Sanctæ sit Tríadi laus pia júgiter, Cujus perpétuo númine máchina Triplex hæc régitur, cuius in ómnia Regnat glória sǽcula. Amen.


Aan de Drievuldigheid zij altijd vrome lof, door wier gestage macht onfeilbaar wordt bestuurd 's werelds drievoudig rijk, en wiens onsterfelijke glorie heerst in eeuwigheid. Amen.

Dabit ei Dóminus sedem David patris ejus, et regnábit in aetérnum.

Lc. 1:32. De Heer zal Hem geven de troon van zijn vader David; en Hij zal heersen in eeuwigheid.

Da pacem Dómine, in diébus nostris: quia non est álius qui pugnet pro nobis, nisi tu Deus noster.

Geef vrede, Heer, in onze dagen, omdat er geen ander is, die strijdt voor ons tenzij Gij, onze God.

Descéndit hic justificátus in domum suam ab illo: quia omnis qui se exáltat, humiliábitur: et qui se humíliat, exaltábitur.

Lc. 18:14. Deze ging, in tegenstelling met de andere, gerechtvaardigd naar zijn huis. Want wie zich verheft, zal vernederd en wie zich vernedert, zal verheven worden.

Descendit Jesus cum eis

Descéndit Jesus cum eis, et venit Názareth, et erat súbditus illis.

Lc. 2:51a. Jezus ging mede met Hen, en kwam te Nazareth, en was Hun onderdanig.

Deficiénte vino, jussit Jesus impléri hýdrias aqua, quæ in vinum convérsa est, allelúia.

Toen de wijn ontbrak, deed Jezus kruiken vullen met water, dat in wijn werd veranderd, alleluja.

Dixit paterfamílias operáriis suis : Quid hic statis tota die otiósi? At illi respondéntes dixérunt : Quia nemo nos condúxit. Ite in víneam meam : et quod justum fúerit, dabo vobis.

Mt. 20:6-7. De heer des huizes sprak tot zijn werklieden: Waarom staat gij hier heel de dag werkloos? Maar zij antwoordden Hem en zeiden: Omdat niemand ons gehuurd heeft. Gaat ook gij dan in mijn wijngaard, en wat billijk is, zal ik u geven.

Dómine, salva nos, perímus: ímpera, et fac Deus tranquillitátem.

Mt. 8:25-26. Heer, red ons, wij vergaan. Toen stond Hij op, gebood de winden en het meer, en er ontstond een grote kalmte.

Domine, si tu vis, potes me mundáre : et ait Jesus : Volo, mundáre.

Mt. 8:2-3. Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen, en Jezus sprak: Ik wil, word gereinigd.

Dulcis Iesu memoria

Dulcis Iesu memória, dans vera cordi gáudia, sed super mel et ómnia eius dulcis præséntia.

O Jezus, uw gedachtenis vervult het hart met lafenis, maar honingzoete zaligheid is pas uw tegenwoordigheid.

Nil cánitur suávius, audítur nil iucúndius, nil cogitátur dúlcius quam Iesus Dei Fílius.

Er is geen liefelijker lied en in het oor zo’n zoetheid niet en geen gedachte ooit zo schoon als Jezus is, Gods lieve Zoon.

Iesu, dulcédo cordium, fons veri, lumen méntium, excédis omne gáudium et omne desidérium.

Gods lieve Zoon, Gods grote zon, een strelend licht, een zoete bron die alle vreugd te boven gaat en alles waar het hart op staat.

Quando cor nostrum vísitas, tunc lucet ei véritas, mundi viléscit vánitas et intus fervet cáritas.

Want wanneer Gij ons hart vervult, dan wordt de waarheid ons onthuld, dan wordt de wereld ijdelheid, dan brandt ons hart van zaligheid.

Da nobis largus véniam, amóris tui cópiam; da nobis per præséntiam tuam vidére glóriam.

Schenk rijkelijk vergiffenis die kenmerk van uw liefde is, geef ons, doordat Gij bij ons zijt, het uitzicht op uw heerlijkheid.

Laudes tibi nos pángimus diléctus es qui Fílius, quem Patris atque Spíritus splendor revélat ínclitus. Amen.

Wij loven U, Gij zijt zo schoon, Gij zijt Gods uitverkoren Zoon, die, glans van Vader en van Geest, geopenbaard wordt op dit feest. Amen.

Ecce ancílla Dómini: fiat mihi secúndum verbum tuum.

Lc. 1:38. Zie de dienstmaagd des Heren, Mij geschiede naar uw woord.

Ecce Dóminus véniet, et omnes sancti ejus cum eo: et erit in die illa lux magna, allelúia.

Zie, de Heer zal komen, en al zijn heiligen met Hem: op die dag zal een groot licht opgaan, alleluja.

Ecce nomen Dómini Emmánuel, quod annuntiátum est per Gábriel, hódie appáruit in Israel: per Maríam Vírginem est natus Rex.

Zie de Naam van de Heer, Emmanuel, die aangekondigd is door Gabriël. Vandaag is Hij verschenen in Israel: Uit de Maagd Maria is onze Koning geboren.

Eia! Virgo Deum génuit, ut divína vóluit cleméntia.

Ziet een Maagd heeft God gebaard, zoals de goddelijke Goedertierenheid het heeft gewild.

In Béthlehem natus est, et in Jerúsalem visus est, et in omnem terram honorificátus est Rex Israel.

In Bethlehem is Hij geboren en in Jeruzalem heeft men Hem gezien: En over heel de aarde wordt de Koning van Israel geëerd.

Ecce nunc tempus acceptábile, ecce nunc dies salútis: in his ergo diébus exhibeámus nos sicut Dei minístros, in multa patiéntia, in jejúniis, in vigíliis, et in caritáte non ficta.

2 Cor. 6:2-6. Ziet, nu is het de tijd, die gunstig is; ziet, nu is het de dag der verlossing: tonen wij ons dus in deze tijd als dienaren van God door groot geduld, door vasten, nachtwaken en ongeveinsde liefde.

Ecce panis Angelorum

Ecce panis Angelórum, Factus cibus viatórum: Vere panis filiórum, Non mitténdus cánibus.

Zie het brood van de Engelen, geworden de spijs van de zwervers: waarlijk het brood van de kinderen, niet te werpen voor de honden.

In figúris præsignátur, Cum Isáac immolátur, Agnus Paschæ deputátur, Datur manna pátribus.

In tekenen wordt het voorafgebeeld, wanneer Isaac geofferd, het Paaslam geslacht, het manna aan de vaders gegeven wordt.

Bone pastor, panis vere, Jesu nostri miserére: Tu nos pasce, nos tuére, Tu nos bona fac vidére In terra vivéntium.

Goede Herder, waarachtig Brood, Jezus, ontferm U over ons: Gij, wijd ons, bescherm ons, Gij, doe ons het hoogste Goed zien in 't land van de levenden.

Tu qui cuncta scis et vales, Qui nos pascis hic mortáles: Tuos ibi commensáles, Coherédes et sodáles Fac Sanctórum civium. Amen.

Gij, die alles weet en vermoogt, die ons weidt hier sterfelijken, maak ons daar uw disgenoten, mede-erfgenamen en medeburgers van de Heiligen. Amen.

Ego sum pastor bonus, qui pasco oves meas, et pro óvibus meis pono ánimam meam, allelúia.

Jh. 10:14-15. Ik ben de goede Herder, Ik weid mijn schapen en Ik geef mijn leven voor mijn schapen, alleluja.

Ego sum Raphael

Ego sum Ráphael Angelus, qui asto ante Dóminum: vos autem benedícite Deum, et narráte ómnia mirabília ejus.

Ik ben de Engel Rafaël, die voor het aanschijn des Heren sta: Gij echter looft God en verhaalt al zijn wonderwerken.

Et audientes

Et audiéntes discípuli, cecidérunt in fáciem suam, et timuérunt valde: et accéssit Jesus, et tétigit eos, dixítque eis: Súrgite, et nolíte timére, allelúia.

Toen de leerlingen dit hoorden, vielen zij op hun aangezicht en waren ten zeerste ontsteld; en Jezus naderde, raakte hen aan en sprak hen toe: Staat op en vreest niet, alleluja.

Exaltata est

V. Exaltáta est sancta Dei Génitrix. R. Super choros Angelórum ad cæléstia regna.

V. Opgenomen is de heilige Moeder Gods. R. Boven de Koren der Engelen in het rijk der hemelen.

Exsultavit cor meum

Exsultávit cor meum in Dómino, exaltátum est cornu meum in Deo meo, quia lætáta sum in salutári tuo.

Mijn hart verheugt zich in de Heer, en mijn hoorn heeft zich verheven in mijn God, want ik heb mij verheugd over uw heil.

Extóllens quædam múlier vocem de turba dixit: Beátus venter qui te portávit, et úbera quæ suxísti. At Jesus ait illi: Quinímmo beáti qui áudiunt verbum Dei, et custódiunt illud.

Lc. 11:27-28. Haar stem verhief een vrouw uit de menigte en zij sprak: Zalig de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die U hebben gevoed. Maar Jezus sprak tot haar: Zalig veeleer, die luisteren naar Gods woord en het onderhouden.

Factum est silentium

Factum est siléntium in cælo, dum draco commítteret bellum: et Míchael pugnávit cum eo, et fecit victóriam, allelúia.

Er was stilte gevallen in de hemel toen de draak een gevecht was aangegaan, en Michael met hem streed en de overwinning behaalde, alleluja.

Fili quid fecisti

Fili quid fecísti nobis sic? Ego et pater tuus doléntes quærebámus te. Quid est quod me quærebátis? nesciebátis quia in his quae Patris mei sunt, opórtet me esse?

Lc. 2:48. Kind, waarom hebt Gij ons dit aangedaan? Ik en uw vader zochten U vol smart. Waarom hebt Gij Mij gezocht? Wist Gij dan niet, dat ik Mij moest bezighouden met de zaken van mijn Vader?

Gabriel Angelus locútus est Maríæ dicens : Ave grátia plena : Dóminus tecum : benedícta tu in muliéribus. Alleluia.

Lc. 1:28. De engel Gabriël sprak tot Maria: Wees gegroet, Gij, vol van genade, de Heer is met U; Gij zijt de gezegende onder de vrouwen. Alleluja.


H-L

Habebitis autem

Habébitis autem hunc diem in monuméntum: et celebrábitis eum solémnem Dómino in generatiónibus vestris cultu sempitérno.

Exod. 12:14. Gij zult nu deze dag tot gedenkdag houden en hem onder uw geslachten vieren voor eeuwig als een hoogfeest voor de Heer.

Habet in vestiménto et in fémore suo scriptum: Rex regum, et Dóminus dominántium. Ipsi glória et impérium in sǽcula sæculórum.

Op zijn kleed en op zijn heup staat geschreven: Koning der koningen en Heer der heersers. Aan Hem zij glorie en macht in de eeuwen der eeuwen.

 Hæc locútus sum vobis, ut cum vénerit hora eórum, reminiscámini quia ego dixi vobis, allelúia.

Jh. 16:4. Dit heb Ik u gezegd, opdat ge, wanneer de tijd ervan gekomen is, u zult herinneren, dat Ik het u gezegd heb, alleluja.

Hódie beáta Virgo María púerum Jesum præsentávit in templo: et Símeon, replétus Spíritu Sancto, accépit eum in ulnas suas, et benedíxit Deum in ætérnum.

Heden droeg de Heilige Maagd Maria het Kind Jezus in de tempel op, en Simeon werd vervuld van de Heilige Geest, nam Het in zijn armen en zegende God voor eeuwig.

Hodie Christus natus est: hódie Salvátor appáruit: hódie in terra canunt Angeli, lætántur Archángeli: hódie exsúltant justi, dicéntes: Glória in excélsis Deo, allelúia.

Heden is Christus geboren; heden is de Redder verschenen; heden zingen op aarde de engelen, verheugen zich de aartsengelen; heden juichen de rechtvaardigen en zeggen: Eer aan God in den hoge, alleluja.

Hodie completi sunt

Hódie compléti sunt dies Pentecóstes, allelúia: hódie Spíritus Sanctus in igne discípulis appáruit, et tríbuit eis charísmatum dona: misit eos in univérsum mundum prædicáre et testificári: qui credíderit, et baptizátus fúerit, salvus erit, allelúia.

Heden is de dag van het Pinksterfeest aangebroken, alleluja, heden is de Heilige Geest in de gedaante van vuur aan de leerlingen verschenen en heeft hun zijn genadegaven geschonken; Hij zond hen uit over geheel de wereld om te prediken en te getuigen, dat al wie gelooft en gedoopt is, zalig zal worden, alleluja.

Hodie egréssa est virga de radíce Jesse: hódie sine ulla peccáti labe concépta est María: hódie contrítum est ad ea caput serpéntis antíqui, allelúia.

Heden is een twijg ontsproten uit de wortel van Jesse, heden is Maria ontvangen zonder enige zondesmet, heden werd door Haar de kop van de oude slang verpletterd, alleluja.

Hodie Maria Virgo

Hódie María Virgo cælos ascéndit: gaudéte, quia cum Christo regnat in ætérnum.

Heden is de Maagd Maria ten hemel opgestegen: verheugt u, daar Zij met Christus heerst voor eeuwig.

Hodie Simon Petrus

Hódie Simon Petrus ascéndit crucis patíbulum, allelúia: hódie Claviculárius regni, gaudens migrávit ad Christum: hódie Paulus Apostolus, lumen orbis terræ, inclináto cápite, pro Christi nómine martýrio coronátus est, alleluia.

Heden besteeg Simon Petrus het kruishout, alleluja; heden ging de sleuteldrager van het rijk vol vreugde op naar Christus; heden boog de apostel Paulus, het licht der wereld, het hoofd en werd voor de naam van Christus met het martelaarschap bekroond, alleluja.

Homo quidam descendébat ab Jerúsalem in Jéricho, et íncidit in latrónes: qui étiam despoliavérunt eum, et plagis impósitis abiérunt, semivívo relícto

Lc. 10:30. Een man daalde af van Jeruzalem naar Jericho, en viel in handen van rovers, die, behalve dat ze hem beroofden, hem met wonden overdekten, hem halfdood lieten liggen en heengingen.

Homo quidam fecit

Homo quidam fecit cœnam magnam, et misit servum suum hora cœnæ dícere invitátis, ut venírent. 

* Quia paráta sunt ómnia.

Een zeker mens bereidde een groot gastmaal, en, op het etensuur, zond hij zijn knecht uit om aan de genodigden te boodschappen, dat zij komen zouden: 

* Want alles staat gereed.

Veníte, comédite panem meum, et bíbite vinum quod míscui vobis. * Quia.

Komt, eet mijn brood, en drinkt de wijn, die Ik u te drinken heb geboden. * Want.

Glória, Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto. * Quia.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. * Want.

Hostis Heródes ímpie, Christum veníre quid times? Non éripit mortália, Qui regna dat cæléstia.

Wrede Herodes, waarom vreest gij Godes en des Konings komst? hij rooft geen tijdelijke macht die 't koninkrijk des hemels schenkt.

Ibant Magi, quam víderant, Stellam sequéntes prǽviam: Lumen requírunt lúmine: Deum faténtur múnere.

De Wijzen gingen, voorgegaan door 't hemellicht dat hun verscheen, zij zoeken 't Licht zelf met dit licht, belijden God door hun geschenk.

Lavácra puri gúrgitis Cæléstis Agnus áttigit: Peccáta, quæ non détulit, Nos abluéndo sústulit.

Het waterbad van held're bron wordt door het hemels Lam beroerd: de zonden, die Hij niet bedreef, droeg Hij tot delging onzer schuld.

Novum genus poténtiæ: Aquæ rubéscunt hýdriæ, Vinúmque jussa fúndere, Mutávit unda oríginem.

Een nieuwe macht wordt thans gezien: de kruiken water worden rood, het water wisselt van natuur, wordt wijn, gehoorzaam aan 't bevel.

Glória tibi Dómine, Qui apparúisti hódie, Cum Patre et Sancto Spíritu, In sempitérna sǽcula. Amen.

Aan U de heerlijkheid, o Heer, die heden ons verschenen zijt; den Vader en den Heiligen Geest, in aller eeuwen eeuwigheid. Amen.

Iesu dulcis memória, dans vera cordis gáudia: sed super mel et ómnia, eius dulcis præséntia.

Jezus' gedachtenis is zoet, geeft ware vreugde aan het hart; maar boven honing, boven al is zoet zijn tegenwoordigheid.

Nil cánitur suávius, nil audítur iucúndius, nil cogitátur dúlcius, quam Iesus Dei Fílius.

Niets kan zo zoet gezongen zijn, niets aangenamers wordt gehoord; niets liefelijkers kan gedacht dan Jezus, Jezus, Zoon van God.

Iesu spes pæniténtibus, quam pius es peténtibus! quam bonus te quæréntibus! sed quid inveniéntibus?

Jezus, hoop van 't berouwvol hart, hoe goed zijt Gij voor die U bidt! hoe liefderijk voor die U zoekt! maar wat zijt Gij voor die U vindt?

Nec lingua valet dícere, nec líttera exprímere: expértus potest crédere, quid sit Iesum dilígere.

Geen tong die het verhalen kan, geen letter die het zeggen mag, slechts hij die 't ondervonden heeft, hij weet wat Jezus minnen is.

Sis Iesu nostrum gáudium, qui es futúrus prǽmium: sit nostra in te glória, per cuncta semper sǽcula. Amen.

Wees Jezus onzer harten vreugd, die eenmaal onze prijs zult zijn: al onze glorie zij in U door aller eeuwen eeuwigheid. Amen.

Iesu, rex admirábilis, et triumphátor nóbilis, dulcédo ineffábilis, totus desiderábilis.

Jezus, bewonderenswaardige koning, en beminnelijke overwinnaar, onuitsprekelijke zoetheid, volmaakt begeerlijk.

Rex virtútum, rex glóriæ, rex in sígnis victóriæ, Iesu, largítor grátiæ, honor cæléstis cúriæ.

Koning der deugden, glorierijke koning, vorst met het teken van de overwinning, milde schenker van gunsten, sieraad van hemelse leiding.

Te cæli chorus prǽdicat et tuas laudes réplicat. Iesus orbem lætíficat et nos Deo pacíficat.

Het hemelse koor kondigt U aan en overstelpt u met loftuitingen. Jezus maakt het werk vruchtbaar en verzoent ons met God.

Iesus in pace ímperat, quæ omnem sensum súperat, hanc semper mens desíderat et illo frui próperat.

Jezus heerst in vrede, en gaat elk bevattingsvermogen te boven, de geest verlangt er altijd naar en haast zich er vrucht te dragen.

Iam prosequámur láudibus Iesum, hymnis et précibus, ut nos donet cæléstibus cum ipso frui sédibus.

Laten we Jezus begeleiden met loftuitingen, gezangen en smeekbeden, opdat Hij ons tegelijkertijd de hemelse rustplaats geeft.

Iesu, flos matris vírginis, amor nostræ dulcédinis, laus tibi sine términis, regnum beatitúdinis. Amen.

Jezus, bloem (sieraad) van de maagdelijke moeder, liefde van onze lieflijkheid, lof zij U zonder einde, heerschappij gezegend met voorspoed. Amen.

In manus tuas (Resp. br.)

In manus tuas, Dómine, * Comméndo spíritum meum.

Redemísti nos Dómine, Deus veritatis. * Comméndo.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto.

In uw handen, Heer, * beveel ik mijn geest. 

Gij hebt ons verlost, Heer, God van waarheid. * Beveel.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

Intrávit autem rex, ut vidéret discumbéntes, et vidit ibi hóminem non vestítum veste nuptiáli, et ait illi: Amíce, quómodo huc intrásti, non habens vestem nuptiálem? 

Mt. 22:11-12. De koning nu trad binnen om de aanliggenden te zien en hij zag een man, die geen bruiloftskleed droeg en hij sprak tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier binnengekomen zonder bruiloftskleed?

Inviolata

Invioláta, íntegra, et casta es María: Quæ es effécta fúlgida cæli porta. O Mater alma Christi caríssima: Súscipe pia laudum præcónia. Te nunc flágitant devóta corda et ora: Nostra ut pura péctora sint et córpora. Tua per precáta dulcísona: Nóbis concédas véniam per sǽcula. O benígna! O Regína! O María! Quæ sola invioláta permansísti.

Onbevlekt, ongerept en kuis zijt gij, Maria: die de stralende poort des hemels zijt. O verheven, dierbaarste moeder van Christus: aanvaard deze gelovige lofzang. U bezweren onze vrome harten en monden: Laat ons zuiver van hart en lichaam zijn. Laat ons door uw zoetgevooisd smeekgebed voor eeuwig vergeving krijgen. O goedgunstige! O koningin! O Maria! Gij die als enige ongerept zijt gebleven.

Isti sunt agni novelli

Isti sunt agni novélli, qui annuntiavérunt, allelúia: modo venérunt ad fontes, repléti sunt claritáte, allelúia, allelúia.

Dit zijn de nieuwgeboren lammeren, die het komen melden, alleluja: Zij zijn naar de bron gekomen, vervuld van een hemels licht, alleluja.

Ut jucúndas cervus undas ǽstuans desíderat, sic ad Deum fortem, vivum, mens fidélis próperat.

Zoals het dorstige hert naar het koele water verlangt, zo ook haast de gelovige zich naar zijn sterke levende God.

O María, Mater pia, tuum da subsídium, quo vincámus et vivámus in terra vivéntium.

O Maria, rechtschapen moeder, verleen ons Uw hulp, want hierdoor zullen wij overwinnen en leven hier op deze aarde.

O Regína, quam divína præelégit grátia, cujus partus SacroSánctus instaurávit ómnia.

O Koningin, voorbestemd voor de goddelijke genade, door de geboorte van de AllerHeiligste die alles zal hernieuwen.

O quam blanda, quam miránda salútis remédia! Tuus natus immolátus fit pro nobis hóstia.

O wat een bekoorlijkheid, wat een buitengewoon geneeskrachtig middel zijt Gij! Een offer is Uw onbevlekte geboorte omwille van ons.

Nos per sacra, jam lavácra renáti baptísmatis, mox liquóre et odóre roborámur chrísmatis.

Wij zijn reeds hernieuwd door het bad van de doop, en weldra zullen we worden gesterkt door de vloeistof en geur van de (christelijke) zalving.

Christiánis vitæ panis datur in edúlium: datur tristi Sanguis Christi dulce refrigérium.

Aan het leven van een christen zal brood als voedsel worden gegeven: aan de bedroefden zal Christus’ bloed ter verkwikking en verkoeling worden gegeven.

Pro tot donis, tantis bonis grates Deo sólvimus: per te data, o beáta, jure cuncta pángimus.

Met zoveel gaven, zo weinig goede gunsten voor God bevrijden wij ons: door de gunsten aan U, o Gezegende, bevestigen wij onze gezamenlijke eed.

Liberári et salvári per te nos confídimus: quam cleméntem et poténtem super omnes nóvimus.

Omwille van U belijden wij, degenen die zijn bevrijd en gered; ook zoveel zachtmoedige macht over alles hebben wij leren kennen.

Tu præclárus es thesáurus ómnium charísmatum sane plenus et amœnus hortus es arómatum.

Gij bent de voortreffelijke schatbewaarder van gezalfden, rijkelijk voorzien van gezondheid bent Gij ook een aangenaam geurende tuin.

Primum quidem nobis fidem tuis auge précibus, et da nobis ut te probis imitémur áctibus.

Vermeerder het reeds aanwezig geloof in ons voor U door onze smeekbeden, en geef ons kracht opdat we U met aantoonbaar handelen kunnen navolgen.

Spe labéntes firma mentes, caritáte róbora: fac concórdes pelle sordes, excúsa facínora.

Versterk door hoop de verzwakte geesten, maak hen krachtiger door liefde: maak eensgezind, verwijder de smetten, schud de misdaden af.

Mater bona nobis dona tuum patrocínium, ut regnémus et laudémus tuum semper Fílium.

Goede Moeder, neem ons in bescherming, opdat wij de eindzege behalen en Uw Zoon altijd mogen loven.

Lucis creator optime

Lucis creátor óptime, lucem diérum próferens, primórdiis lucis novæ mundi parans oríginem;

Algoede Schepper van het licht, het helder daglicht brengt Gij voort; met 't eerst' begin van 't nieuwe licht, vangt Gij der wereld schepping aan.

Qui mane iunctum vésperi diem vocári prǽcipis: tætrum chaos illábitur; audi preces cum flétibus.

De morgen aan het avonduur verbonden laat Gij noemen dag; zo valt de barre chaos weg. Hoor onze beden, ons geween.

Ne mens graváta crímine vitæ sit exsul múnere, dum nil perénne cógitat seséque culpis ílligat.

Dat niet de geest met schuld verzwaard, als balling buiten 't leven dool', terwijl hij aan niets eeuwigs denkt en vast raakt in de zondestrik.

Cælórum pulset íntimum, vitále tollat prǽmium; vitémus omne nóxium, purgémus omne péssimum.

Laat kloppen hem aan 's hemels poort, doe winnen hem des levens prijs, doe mijden ons wat schaden kan, uitzuiv'ren al wat schand'lijk is.

Præsta, Pater piíssime, Patríque compar Unice, cum Spíritu Paráclito regnans per omne sǽculum. Amen.

Geef dit, algoede Vader, en Gij Eengeboor'ne Hem gelijk, die met de Geest, de Paracleet, regeert door alle eeuwigheid. Amen.

M-O

Magi vidéntes stellam, dixérunt ad ínvicem: Hoc signum magni Regis est: eámus, et inquirámus eum, et offerámus ei múnera, aurum, thus et myrrham.

De Wijzen zagen de ster en zeiden zij tot elkander: Dit is het teken van de grote Koning: laten wij gaan en Hem zoeken en bieden wij Hem geschenken aan: goud, wierook en mirre.

Mandatum novum ... Maneant in vobis

1. Mandátum novum do vobis: ut diligátis ínvicem, sicut diléxi vos, dicit Dóminus.

Jh. 13:34. Een nieuw gebod geef ik u: dat gij elkander bemint, zoals Ik u heb liefgehad, zegt de Heer.

2. Postquam surréxit Dóminus a cœna, misit aquam in pelvim, et cœpit laváre pedes discipulórum suórum: hoc exémplum relíquit eis.

Jh. 13:4,5,15. Nadat de Heer van tafel was opgestaan, goot Hij water in een bekken en begon de voeten van zijn leerlingen te wassen. Dit voorbeeld liet Hij hun na.

3. Dóminus Jesus, postquam cœnávit cum discípulis suis, lavit pedes eórum, et ait illis: Scitis, quid fécerim vobis ego, Dóminus et Magíster? Exémplum dedi vobis, ut et vos ita faciátis.

Jh. 13:12,13,15. Nadat de Heer Jezus met zijn leerlingen het Avondmaal genuttigd had, wies hij hun voeten en sprak tot hen: Weet ge wat Ik bij u gedaan heb? Ik, uw Heer en Meester? Een voorbeeld heb Ik u gegeven, opdat ook gij dit zoudt doen.

4. Dómine, tu mihi lava pedes? Respóndit Jesus, et dixit ei: Si non lávero tibi pedes, non habébis partem mecum.

Jh. 13:6,7,8. Heer, wast Gij mijn voeten? Jezus antwoordde: Als Ik uw voeten niet was, zult gij geen gemeenschap met Mij hebben.

5. Si ego, Dóminus et Magíster vester, lavi vobis pedes: quanto magis debétis alter altérius laváre pedes?

Jh. 13:15. Als Ik, uw Heer en Meester, uw voeten heb gewassen, hoeveel te meer moet gij dan elkanders voeten wassen?

6. In hoc cognóscent omnes, quia discípuli mei estis, si dilectiónem habuéritis ad ínvicem.

Jh. 13:35. Hieraan zullen allen erkennen, dat gij mijn leerlingen zijt, dat gij elkander liefhebt.

. Máneant in vobis fides, spes, cáritas, tria hæc: major autem horum est cáritas.

Mogen in u blijven bestaan geloof, hoop en liefde, deze drie. Maar de grootste hiervan is de liefde.

Maria autem conservabat

María autem conservábat ómnia verba haec, cónferens in corde suo.

Lc. 2:51b. Maria nu onthield dit alles en overwoog het bij zichzelf.

Matérnitas tua, Dei Génitrix Virgo, gáudium annuntiávit univérso mundo : ex te enim ortus est sol justítiae, Christus Deus noster.

Uw Moederschap, o Maagd en Moeder van God, heeft vreugde verkondigd aan heel de wereld: uit U immers is voortgekomen de Zon der gerechtigheid, Christus, onze God.

Media vita

Media vita in morte sumus: quem quǽrimus adjutórem, nisi te Dómine? qui pro peccátis nostris juste irásceris:

Te midden van het leven zijn wij in de dood. Wie vragen wij als helper, tenzij U, o Heer, die om onze zonden terecht toornt!

* Sancte Deus, Sancte fortis, Sancte miséricors Salvátor, amáræ mortine tradas nos.

* Heilige God, Heilige Sterke, Heilige en barmhartige Verlosser, lever aan een bittere dood ons niet over!

In te speravérunt patres nostri; speravérunt, et liberásti eos. * Sancte.

Op U hebben onze vaderen hun hoop gesteld; zij hebben hun vertrouwen gesteld en Gij hebt ze bevrijd. * Heilige.

Ad te clamavérunt patres nostri; clamavérunt, et non sunt confúsi. * Sancte.

Onze vaderen hebben tot U geroepen; ze hebben geroepen, en ze zijn niet in verwarring geraakt. * Heilige.

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto. * Sancte.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. * Heilige.

Miserere et parce

Miserére, et parce clementíssime Dómine pópulo tuo: 

* Quia peccávimus tibi.

Heb erbarmen aller beminnelijkste Heer en spaar uw volk: 

* Omdat wij tegen u hebben gezondigd.

Prostráti omnes lácrimas prodúcimus: pandéntes tibi occúlta quæ admísimus, a te Deus véniam depóscimus. * Quia.

Wij allen, de ter aarde geworpenen, laten tranen vloeien: openbaar uw geheimen die wij vervolgens toelaten, voor U God opdat wij verlangend uitzien naar uw komst. * Omdat.

Oratiónes sacerdótum áccipe, et quæque póstulant affluénter tríbue: ac tuæ plebi miserére Dómine. * Quia.

Aanvaard de gebeden van de priesters, en ook hen die er op overvloedige wijze aan hebben bijgedragen: Heer, heb ook erbarmen met uw volk. * Omdat.

Furórem tuum adduxísti super nos: nostra delícta dire curvavérunt nos: et absque ulla spe defécimus. * Quia.

Gij hebt uw woede over ons laten komen: leid ons van de misdaden die we hebben begaan en die ons hebben misvormd: ook zonder enige hoop zullen we te kort schieten. * Omdat.

Tráditi sumus malis quæ nescímus, et omne malum írruit super nos: et invocávimus, et non audívimus. * Quia.

Wij weten niet dat we dragers zijn van het kwaad, en elk kwaad dringt zich aan ons op: en wij hebben aangeroepen, maar niet geluisterd. * Omdat.

Omnes clamámus, omnes te requírimus: te pæniténtes lácrimis proséquimur: cujúsque iram ipsi provocávimus. * Quia.

Wij allen roepen U aan, wij allen zijn op zoek naar U: wij begeleiden U met tranen van berouw: U wiens toorn wij zelf hebben opgeroepen. * Omdat.

Te deprecántes, te geméntes póscimus: te Jesu Christe prosternáti pétimus: tua potéstas jam súblevet míseros. * Quia.

Tot U richten wij onze gebeden, naar U verlangen wij als gelijken: voor Jezus Christus willen wij ons ter aarde werpen: uw kracht heeft nu al de verworpenen opgeheven. * Omdat.

Confessiónem tuæ plebis áccipe, quam lamentántes coram te effúndimus: et pro admíssis corde ingemíscimus. * Quia.

Aanvaard de belijdenis van uw volk, zodat wij onze gebeden bij U kunnen uitstorten: opdat wij worden bereid met het hart te worden toegelaten. * Omdat.

Pacem rogámus, pacem nobis tríbue: ámove bella et nos omnes érue: húmili prece postulámus Dómine. * Quia.

Wij vragen om vrede, schenk ons vrede: verwijder oorlog en bevrijd ons allen: Heer, dat vragen we U met onze nederige gebed. * Omdat.

Inclína aurem Deus clementíssime: jam abluántur delictórum máculæ: et a perículis tu benígnus éxime. * Quia.

Allerbeminnelijkste God leg Uw oor te luisteren: nu reeds worden de schandvlekken van de zintuiglijke genietingen schoongewassen: en U bevrijdt ons welwillend van de gevaren. * Omdat.

Miséreor super turbam: quia ecce jam tríduo sústinent me, nec habent quod mandúcent: et si dimísero eos jejúnos, defícient in via, allelúia. 

Mc. 8:2-3. Ik heb medelijden met de schare, want zie, reeds drie dagen zijn ze bij Mij en ze hebben niets te eten, en wanneer Ik hen heenzend zonder dat ze gegeten hebben, zullen ze onderweg bezwijken, alleluja.

Missus est Gábriel Angelus ad Maríam Vírginem desponsátam Joseph.

Lc. 1:26. Gezonden werd de engel Gabriël tot een Maagd, genaamd Maria, die verloofd was met Jozef.

Nativitas tua

Natívitas tua, Dei Génitrix Virgo, gáudium annuntiávit univérso mundo: ex te enim ortus est Sol justítiae, Christus Deus noster: qui solvens maledictiónem, dedit benedictiónem: et confúndens mortem, donávit nobis vitam sempitérnam.

Uw geboorte, o Maagd en Moeder van God, heeft vreugde verkondigd aan heel de wereld: uit U immers is opgestaan de Zon der gerechtigheid, Christus, onze God: Hij heeft de vervloeking weggenomen en zegening gebracht, de dood beschaamd en ons het eeuwig leven geschonken.

Ne tímeas, María, invenísti grátiam apud Dóminum: ecce concípies, et páries fílium.

Lc. 1:30. Vrees niet, Maria, Gij hebt genade gevonden bij de Heer; zie, Gij zult ontvangen en een Zoon baren.

Non potest arbor bona fructus malos fácere, neque arbor mala fructus bonos fácere: omnis arbor quæ non facit fructum bonum, excidétur, et in ignem mittétur, allelúia. 

Mt. 7:18-19. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom geen goede vruchten. Iedere boom, die geen goede vruchten voortbrengt, zal omgehouwen en in het vuur geworpen worden, alleluja.

Octavo Kalendas Januarii, Luna ... :

Op de achtste dag van de Kalendas van Januari, de ... dag na de nieuwe maan :

Anno a creatióne mundi, quando in princípio Deus creávit cælum et terram, quinquiés millésimo centésimo nonagésimo nono;

In het 5199e jaar vanaf de schepping van de wereld, toen in het begin God hemel en aarde schiep;

a dilúvio autem, anno bis millésimo nongentésimo quinquagésimo séptimo;

in het 2957e jaar vanaf de zondvloed;

a nativitáte Abrahæ, anno bis millésimo quintodécimo;

in het 2015e jaar vanaf de geboorte van Abraham;

a Móyse et egréssu pópuli Israël de Ægýpto, anno millésimo quingentésimo décimo;

in het 1510e jaar vanaf Mozes en de uittocht van het volk Israel uit Egypte;

ab unctióne David in Regem, anno millésimo trigésimo secúndo;

in het 1032e jaar vanaf de zalving van David tot koning;

Hebdómada sexagésima quinta, iuxta Daniélis prophétiam;

in de 65e week volgens de profetie van Daniel;

Olympíade centésima nonagésima quarta;

in de 194 e Olympiade;

ab urbe Roma cóndita, anno septingentésimo quinquagésimo secúndo;

in het 752e jaar vanaf de stichting van de stad Rome;

anno Impérii Octaviáni Augústi quadragésimo secúndo,

in het 42e jaar van de regering van keizer Octavianus Augustus,

toto Orbe in pace compósito, sexta mundi ætáte,

in de 6e leeftijd van de wereld, terwijl de hele aarde in vrede was,

Iesus Christus, ætérnus Deus æterníque Patris Fílius,

werd Jezus Christus, zelf de eeuwige God en Zoon van de eeuwige Vader,

mundum volens advéntu suo piíssimo consecráre,

die de wereld wilde toewijden door zijn meest milde komst,

de Spíritu Sancto concéptus, novémque post conceptiónem decúrsis ménsibus,

ontvangen van de Heilige Geest, en nadat negen maanden na zijn conceptie waren verstreken,

(Hier knielen allen)

in Béthlehem Iudæ náscitur ex María Vírgine factus Homo.

in Bethlehem van Judea geboren uit de Maagd Maria en is mens geworden.

Nativitas Domini nostri Iesu Christi secundum carnem!

De geboorte van onze Heer Jezus Christus naar het vlees!

O Adonái, et Dux domus Israel, qui Móysi in igne flammæ rubi apparuísti, et ei in Sina legem dedísti: veni ad rediméndum nos in bráchio exténto.

O Opperheer en Leider van het huis van Israël, die aan Mozes zijt verschenen in het vuur van het brandende braambos en op de Sinaï de Wet gegeven hebt: kom, strek uw arm uit en verlos ons.

O Clavis David, et sceptrum domus Israel: qui áperis, et nemo claudit; claudis, et nemo áperit: veni, et educ vinctum de domo cárceris, sedéntem in ténebris et umbra mortis.

O Sleutel van David en scepter van het huis van Israël: Gij opent en niemand kan sluiten: kom, en voer de geboeide uit de kerker, waarin hij neerzit in de duisternis en de schaduw van de dood.

O Crux benedícta

O Crux benedícta! quae sola fuísti digna portáre Regem caelórum et Dóminum, allelúia.

O gezegend Kruis, gij alleen zijt waardig geweest de Koning der hemelen en de Heer te dragen, alleluia!

O Emmánuel, Rex et légifer noster, exspectátio géntium, et Salvátor eárum: veni ad salvándum nos Dómine Deus noster.

O Emmanuël (God met ons), onze Koning en Wetgever, verwachting der heidenen en onze Redder: kom om ons te verlossen, Heer, onze God.

O esca viatorum

O esca viatórum, O panis Angelórum, O manna cǽlitum! Esuriéntes ciba, dulcédine non priva, corda quæréntium.

O voedsel van de pelgrims, O brood van de engelen, O manna van de hemelbewoners! Voed de hongerigen, beroof het hart van hen die u zoeken niet van haar zachtheid.

O lympha fons amóris, qui puro Salvatóris e corde prófluis: Te sitiéntes pota, hæc sola nostra vota, his una súfficis.

O heldere bron van liefde, die uit het zuivere hart van de Heiland tevoorschijn stroomt: Geef te drinken aan hen die naar u dorsten. Dit alleen is onze wens, het enige dat wij verlangen.

O Jesu, tuum vultum, quem cólimus occúltum sub panis spécie: Fac, ut remóto velo, post líbera in cælo, cernámus ácie. Amen.

O Jezus, Uw gelaat dat nu voor ons verborgen is onder de gedaante van het brood: Geef dat wij het, nadat de sluier verwijderd is, in de hemel zullen aanschouwen. Amen.

O filii et filiæ

Allelúia, allelúia, allelúia.

O fílii et fíliæ, Rex cæléstis, Rex glóriæ, Morte surréxit hódie, allelúia.

Zonen en dochters, de hemelse Koning, de Koning der glorie is heden verrezen van de dood, alleluja.

Et mane prima sábbati, Ad óstium monuménti Accessérunt discípuli, allelúia.

De dag na de Sabbath kwamen de leerlingen bijeen bij de opening van het graf, alleluja.

Et María Magdaléne, Et Jacóbi, et Salóme, Venérunt corpus úngere, allelúia.

Ook Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jacobus en Salome kwamen daar om het lichaam te balsemen, alleluja.

In albis sedens Ángelus Prædíxit muliéribus: In Galilǽa est Dóminus, allelúia.

Een Engel gezeten in witte kleren voorzegde de vrouwen: De Heer is in Galilea, alleluja.

Et Joánnes Apóstolus Cucúrrit Petro cítius, Monuménto venit prius, allelúia.

En de Apostel Johannes kwam toen, daar hij sneller liep dan Petrus, het eerst bij het graf aan, alleluja.

Discípulis adstántibus, In médio stetit Christus, Dicens: Pax vobis ómnibus, allelúia.

Daar kwam Jezus te midden van zijn leerlingen staan, zeggend: vrede zij u allen, alleluja.

Ut intelléxit Dídymus, Quia surréxerat Jesus, Remánsit fere dúbius, allelúia.

Maar toen Didymus gehoord had dat Jezus verrezen was, kon hij daar maar moeilijk in geloven, alleluja.

Vide, Thoma, vide latus, Vide pedes, vide manus, Noli esse incrédulus, allelúia.

Zie dan, Thomas, zie mijn zijde, zie mijn voeten, zie mijn handen, en wees niet ongelovig, alleluja.

Quando Thomas Christi latus, Pedes vidit atque manus, Dixit: Tu es Deus meus, allelúia.

Toen Thomas Christus' zijde, voeten en handen gezien had, zei hij: Gij zijt mijn God, alleluja.

Beáti qui non vidérunt, Et fírmiter credidérunt, Vitam ætérnam habébunt, allelúia.

Zalig zij die niet gezien en toch hecht geloofd hebben; zij zullen het eeuwig leven bezitten, alleluja.

In hoc festo sanctíssimo Sit laus et jubilátio, Benedicámus Dómino, allelúia.

Op dit hoogheilig feest past lof en jubel. Laat ons de Heer zegenen, alleluja.

Ex quíbus nos humíllimas Devótas atque débitas Deo dicámus Grátias, allelúia.

Voor dat alles brengen wij God allernederigst en eerbiedig de verschuldigde dank, alleluja.

O Heros invincibilis

O Heros invincíbilis, dux Míchael, adésto nostris prǽliis. 

* Ora pro nobis, pugna pro nobis, dux Míchael.

O onoverwinnelijke held, vorst Michael, sta ons bij in ’t strijden. 

* Bid voor ons, strijd voor ons, vorst Michael.

Tu noster dux milítiæ, dux Míchael, Defénsor es Ecclésiæ. * Ora.

Gij die ons aanvoert in den strijd, vorst Michael, wees verdediger der kerk. * Bid.

Cæléstes omnes Spíritus, dux Míchael, pars tui sunt exércitus. * Ora.

Alle hemelse Geesten, vorst Michael, maken deel uit van uw leger. * Bid.

Per te, o Heros bélliger, dux Míchael, prostrátus jacet Lúcifer. * Ora.

Door U, strijdhaftige held, vorst Michael, ligt Lucifer neergeveld. * Bid.

Ejéctis procul hóstibus, dux Míchael, fer opem desperántibus. * Ora.

Drijf verre weg de vijanden, vorst Michael, breng hulpe den vertwijfelden. * Bid.

Incarnándi império, dux Míchael, Primus Verbi præcónio. * Ora.

Mens geworden bevelhebber, vorst Michael, dat hij eerst het Woord openlijk bekend maakt. * Bid.

Tibi María Dómina, dux Míchael, magna vidétur glória. * Ora.

Voor U Maria Heerseres, vorst Michael, dat haar lof moge worden toegedicht. * Bid.

Altíssimo tu dócilis, dux Míchael, nobis adsis dux nóbilis. * Ora.

Gij onderricht vanuit de Hoogte, vorst Michael, dat voor ons de befaamde vorst aanwezig is. * Bid.

Per terras atque María, dux Míchael, sunt nota tua prǽlia. * Ora.

En evenals Maria, vorst Michael, worden door mensen uit alle windstreken uw gevechten opgemerkt. * Bid.

Ad arma arma Angelos, dux Míchael, ad arma voca súbditos. * Ora.

Bewapen de uitrusting van de engelen, vorst Michael, roep op tot strijd van de onderworpenen. * Bid.

O magne Heros glóriæ, dux Míchael, tu Protéctor sis Flándriæ. * Ora.

O grote glorierijke Held, vorst Michael, wees de Beschermer van Vlaanderen. * Bid.

O lux beata caelitum

O lux beata caelitum

O lux beata Trinitas

O lux, beáta Trínitas et principális Unitas, iam sol recédit ígneus: infúnde lumen córdibus.

O licht, gelukzalige Drievuldigheid en oorspronkelijkste Eenheid, weldra wijkt de gloeiend hete zon: giet het licht in de harten (van mensen).

Te mane laudum cármine, te deprecémur véspere; te nostra supplex glória per cuncta laudet sǽcula.

Voor U hef ik mijn lof met gezang, ’s avonds smeken wij u dringend; moge voor U onze gezamenlijke nederige roemzegging eeuwig weerklinken.

Christum rogámus et Patrem, Christi Patrísque Spíritum; unum potens per ómnia, fove precántus Trínitas. Amen.

Wij vragen aan Christus en de Vader, en aan de Geest van Christus en de Vader; door alles heen één kracht, dat het gebed de Drievuldigheid moge verwarmen. Amen.

O Oriens, spléndor lúcis ætérnæ, et sol justítiæ: véni, et illúmina sedéntes in ténebris et úmbra mórtis.

O Dageraad, afstraling van het eeuwig licht en Zon van gerechtigheid: kom, en verlicht ons, die neerzitten in de duisternis en de schaduw van de dood.

O quam gloriósum est regnum, in quo cum Christo gaudent omnes Sancti! amícti stolis albis, sequúntur Agnum quocúmque íerit.

O hoe heerlijk is het rijk, waarin alle Heiligen zich verheugen met Christus; gekleed in witte gewaden, volgen zij het Lam, overal waar Het gaat.

O Radix Jesse, qui stas in signum populórum, super quem continébunt reges os suum, quem gentes deprecabúntur: veni ad liberándum nos, jam noli tardáre.

O Wortel van Jesse, Gij staat als een banier vóór de volken; voor U zullen koningen de mond sluiten, tot U de heidenen bidden: kom om ons te bevrijden, wil niet langer toeven.

O Rex géntium, et desiderátus eárum, lapísque anguláris, qui facis útraque unum: veni, et salva hóminem, quem de limo formásti.

O Koning der heidenvolken en hun Verlangde, Gij, hoeksteen, die beide volken één maakt: kom, en verlos de mens, die Gij uit aarde hebt gevormd.

O Rex gloriæ

O Rex glóriæ, Dómine virtútum, qui triumphátor hódie super omnes cælos ascendísti, ne derelínquas nos órphanos: sed mitte promíssum Patris in nos, Spíritum veritátis, allelúia.

O Koning van glorie en Heer der heerscharen, die heden als overwinnaar tot het hoogste der hemelen zijt opgestegen, laat ons niet als wezen achter, maar zend ons de Beloofde van de Vader, de Geest der waarheid, alleluja.

O sacrum convivium

O sacrum convívium! in quo Christus súmitur: recólitur memória passiónis ejus: mens implétur grátia: et futúræ glóriæ nobis pignus datur, allelúia.

O heilig Gastmaal, waarin Christus genuttigd wordt, zijn lijden in herinnering gebracht, de ziel met genaden overladen en ons een onderpand wordt gegeven van de toekomstige heerlijkheid, alleluja.

O salutaris hostia

O salutáris hóstia, quæ cæli pandis óstium, bella premunt hostília, da robur, fer auxílium.

O heilbrengende offerande, die de poort van de hemel opent, de strijd met de vijand benauwt ons; geef kracht, bied ons hulp.

Uni trinóque Dómino sit sempitérna glória, qui vitam sine término nobis donet in pátria. Amen.

De enige, drie-enige Heer, zij altijddurende lof, die het leven zonder einde ons geve in het vaderland. Amen.

O Sapiéntia, quæ ex ore Altíssimi prodísti, attíngens a fine usque ad finem, fórtiter suáviter disponénsque ómnia: veni ad docéndum nos viam prudéntiæ.

O Wijsheid, uit de mond van de Allerhoogste voortgekomen, Gij reikt van het ene einde tot het andere, regelt alles met kracht en zachtheid: kom om ons de weg der wijsheid te leren.

O Virgo Mater

O virgo mater, fília tui beáta Fílii, sublímis et humíllima præ creatúris ómnibus,

O reine (zuivere) moeder, dochter van uw roemruchte Zonen, de voortreffelijkste en nederigste onder alle schepselen,

Divíni tu consílii fixus ab ævo términus, tu decus et fastígium natúræ nostræ máximum:

Gij vanaf het begin tot het einde goddelijke en onveranderlijke raadgeefster, Gij sieraad en hoogste punt van onze natuur:

Quam sic prompsísti nóbilem, ut summus eius cónditor in ipsa per te fíeret arte miránda cónditus.

Gelijk zoals Gij de aanzienlijke geboorte aan het licht hebt gebracht, opdat wij stichter zijn in hetzelfde als waardoor Gij op buitengewone wijze bent voortgebracht.

In útero virgíneo amor revíxit ígneus, cuius calóre gérminant flores in terra cǽlici.

In de schoot van de maagd is de hartverwarmende liefde opnieuw tot leven gekomen, opdat haar warmte de hemelse bloemen op aarde tot bloei laat komen.

Patri sit et Paráclito tuóque Nato glória, qui veste te mirábili circumdedérunt grátiæ. Amen.

Opdat Hij de lof is voor de Vader en ook voor de Trooster die gij hebt voortgebracht, moge de bewonderenswaardige loftuitingen U toekomen. Amen.

Omnes gentes

Allelúia: * Allelúia, allelúia.

1. Omnes gentes pláudite mánibus: jubiláte Deo in voce exsultatiónis. * Allelúia.

Alle gij volken, klapt in de handen, schalle voor God de klaroen van uw jubel. * Alleluja.

2. Quóniam Dóminus excélsus, terríbilis: rex magnus super omnem terram. Allelúia.

Waarlijk, geducht is de Heer, de Allerhoogste, koning grootmachtig, het aardrijk beheersend. Alleluja.

5. Ascéndit Deus in júbilo: et Dóminus in voce tubæ. * Allelúia.

God voer omhoog bij gejuich als bazuinen; Hij, de Heer, bij de stoot op de ramshoorn. * Alleluja.

6. Psállite Deo nostro, psállite: psállite regi nostro psállite. Allelúia.

Zingt God ter ere uw loflied bij harpslag; zingt onze koning bij harpslag uw psalmen. Alleluja.

7. Quóniam rex omnis terræ Deus: psállite sapiénter. * Allelúia.

Hij is de koning beheersend het aardrijk; zingt God ter ere uw welgevoegd harplied. * Alleluja.

8. Regnábit Deus super gentes: Deus sedet super sedem sanctam suam. Allelúia.

God is gebieder beheersend de volken, God zet zich neder ten zetel hoogheilig. Alleluja.

Gloria Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto. * Allelúia.

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. * Alleluja.

Sicut erat in princípio, et nunc, et semper, et in sǽcula sæculórum. Amen. Allelúia.

Zoals het was in het begin, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluja.

P-S

Pange lingua

Pange, lingua, gloriósi Córporis mystérium, Sanguinísque pretiósi, quem in mundi prétium fructus ventris generósi Rex effúdit géntium.

Bezing, tong, het Mysterie van het glorieuze Lichaam, en van het kostbaar Bloed, dat tot prijs voor de wereld, een vrucht van edele schoot, de Koning der volkeren heeft uitgestort.

Nobis datus, nobis natus ex intácta Vírgine, et in mundo conversátus, sparso verbi sémine, sui moras incolátus miro clausit órdine.

Voor ons gegeven, voor ons geboren, uit een ongerepte Maagd, en op aarde verkeerd, heeft Hij, nadat het zaad van het woord was uitgestrooid, het toeven hier besloten, met een wonderbare orde.

In suprémæ nocte cœnæ recúmbens cum frátribus, observáta lege plene cibis in legálibus, cibum turbæ duodénæ se dat suis mánibus.

In de nacht van het hoogste avondmaal, aanliggend met zijn broeders, de gehele wet in acht nemend, met het wettelijk voedsel, tot voedsel voor de schare van twaalf, gaf Hij zichzelf met eigen hand.

Verbum caro panem verum verbo carnem éfficit, fitque sanguis Christi merum, et, si sensus déficit, ad firmándum cor sincérum sola fides súfficit.

Het Woord als vlees maakt echt brood door een Woord tot Vlees; en de wijn wordt het Bloed van Christus; en als de zintuigen falen, volstaat, om het oprechte hart te versterken, het geloof alleen.

Tantum ergo Sacraméntum venerémur cérnui, et antíquum documéntum novo cedat rítui; præstet fides suppleméntum sénsuum deféctui.

Laten wij dan, diep gebogen, prijzen 't grote sacrament; dat de oude wetten wijken voor het nieuwe Testament geve het geloof het inzicht, waar het zintuig niets herkent.

Genitóri Genitóque laus et iubilátio, salus, honor, virtus quoque sit et benedíctio; procedénti ab utróque compar sit laudátio. Amen.

Aan de Vader, aan de Zoon ook weze lof en eer gebracht; steeds zal men Hun beiden brengen eer en roem en hulde kracht. Hem die voortkomt uit Hen beiden, zij gelijke dank gebracht. Amen.

Parce Domine

Parce Dómine, parce pópulo tuo: ne in ætérnum irascáris nobis.

Spaar, Heer, spaar uw volk: wil niet in eeuwigheid op ons toornen.

Pétite, et accipiétis, ut gáudium vestrum sit plenum: ipse enim Pater amat vos, quia vos me amástis, et credidístis, allelúia.

Jh. 16:24,27. Vraagt en gij zult verkrijgen, opdat uw vreugde volkomen zij, want de Vader zelf bemint u, omdat gij Mij bemind hebt en omdat gij hebt geloofd, alleluja.

Post dies octo, jánuis clausis, ingréssus Dóminus dixit eis : Pax vobis, allelúia, allelúia.

Jh. 20:26. Acht dagen later, terwijl de deuren gesloten waren, kwam de Heer binnen en sprak tot hen: Vrede zij u, alleluja, alleluja.

Post triduum

Post tríduum invenérunt Jesum in templo sedéntem in médio doctórum, audiéntem illos, et interrogántem eos.

Lc. 2:46. Na drie dagen vonden Zij Jezus in de tempel, gezeten te midden der leraren, naar hen luisterend en hen ondervragend.

Præcéptor, per totam noctem laborántes, nihil cépimus : in verbo autem tuo laxábo rete. 

Lc. 5:5. Meester, heel de nacht hebben wij ons afgetobd en niets gevangen, maar op uw bevel zal ik het net uitwerpen.

Præclara custos virginum

Præclára custos vírginum Deíque mater ínnuba, cæléstis aulæ iánua, spes nostra, cæli gáudium;

Voortreffelijkste bewaker van de maagden en ook ongehuwde Moeder Gods, toegang tot het hemelse hof, onze hoop, hemelse vreugde;

Inter rubéta lílium, colúmba formosíssima, e stirpe virga gérminans nostro medélam vúlneri;

Tussen de braamstruiken, de meest welgevormde duif, dat uit de jonge loten van de stam een geneesmiddel moge groeien voor onze wonden;

Turris dracóni impérvia, amíca stella náufragis, defénde nos a fráudibus tuáque luce dírige.

De ondoordringbare toren voor draken, gij bevriende ster die leidt tot schipbreuk, bescherm ons tegen dwalingen en dat Gij ons leidt naar het licht.

Erróris umbras díscute, syrtes dolósas ámove, fluctus tot inter, déviis tutam reclúde sémitam.

Stel de duisternis van de misdaden aan de orde, verwijder de pijnlijke hindernissen (zandbanken), zoals is tussen golven, en open een veilige weg voor de dwalenden.

Quælabe nostræ oríginis intácta splendes única, serpéntis artes æmuli elúde vindex ínclita.

Met de lippen schittert Gij over onze onaantastbare en ene oorsprong, Redder buig de bedrieglijke kunsten van de naijverige slang om.

Patri sit et Paráclito tuóque Nato glória, qui sanctitátis únicæ, te munerárunt grátia. Amen.

Opdat Hij de lof is voor de Vader en ook voor de Trooster die Gij hebt voortgebracht, die omwille van de heilige eenheid u van gunsten hebben voorzien.

Princeps gloriosissime Michael

Princeps gloriosíssime, Míchael Archángele, esto mémor nostri: hic et ubíque semper precáre pro nobis Fílium Dei, allelúia, allelúia.

Roemrijke vorst, aartsengel Michaël, wees ons gedachtig; spreek hier, overal en altijd ten beste voor ons bij de Zoon van God, alleluja, alleluja.

Princeps gloriosissime Raphael

Princeps gloriosíssime, Ráphael Archángele, esto memor nostri: hic et ubíque semper precáre pro nobis Fílium Dei.

Roemrijke vorst, aartsengel Rafaël, wees ons gedachtig; spreek hier, overal en altijd ten beste voor ons bij de Zoon van God, alleluja, alleluja.

Prophéta magnus surréxit in nobis: et quia Deus visitávit plebem suam.

Lc. 7:16. Een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft zijn volk bezocht.

Puer natus in Béthlehem, allelúia: Unde gaudet Jerúsalem, allelúia, allelúia. 

* In cordis júbilo, Christum natum adorémus, Cum novo cántico.

Een Kind is in Bethlehem geboren, alleluia: Daarom verheugt Jeruzalem zich, alleluja, alleluja. 

* Laten we met een jubelend hart de geboren Christus vereren, Met een nieuw lied (gezang).

Assúmpsit carnem Fílius, allelúia, Dei Patris altíssimus, allelúia, allelúia. * In.

De Zoon heeft het vlees aangenomen, de allerhoogste van God de Vader, alleluja, alleluja. * Laten.

Per Gabriélem núntium, allelúia, Virgo concépit Fílium, allelúia, allelúia. * In.

Door de boodschap van (aartsengel) Gabriel, allelui, heeft de Maagd een Zoon ontvangen, alleluja, alleluja. * Laten. 

Tamquam sponsus de thálamo, allelúia, Procéssit Matris útero, allelúia, allelúia. * In.

Zoals de verbintenis van het huwelijksbed, alleluia, heeft de schoot van de Moeder vrucht voortgebracht, alleluja, alleluja. * Laten.

Hic jacet in praesépio, allelúia, Qui regnat sine término, allelúia, allelúia. * In.

Hij ligt hier in de kribbe, alleluia, Hij die zonder einde zal heersen, alleluja, alleluja. * Laten.

Et Angelus pastóribus, allelúia, Revélat quod sit Dóminus, allelúia, allelúia. * In.

En de Engel heeft aan de herders, alleluia, geopenbaard dat Hij de Heerser zal zijn, alleluja, alleluja. * Laten.

Reges de Saba véniunt, allelúia, Aurum, thus, myrrham ófferunt, allelúia, allelúia. * In.

De koningen zijn uit Saba gekomen, alleluia, ze hebben goud, wierook en mirre geschonken, alleluja, alleluja. * Laten.

Intrántes domum ínvicem, allelúia, Novum salútant Príncipem, allelúia, allelúia. * In.

Door beurtelings de woning (stal) te betreden, alleluia, begroeten ze de Nieuwe Vorst, alleluja, alleluja. * Laten.

De Matre natus Vírgine, allelúia, Qui lumen est de lúmine, allelúia, allelúia. * In.

Geboren uit de onbevlekte Moeder, alleluia, Die het licht is uit licht, alleluja, alleluja. * Laten.

Sine serpéntis vúlnere, allelúia, De nostro venit sánguine, allelúia, allelúia. * In.

Zonder door een slang te zijn verwond, alleluia, komt het bloed tot ons, alleluja, alleluja. * Laten.

In carne nobis símilis, allelúia, Peccáto sed dissímilis, allelúia, allelúia. * In.

Gelijk aan ons in het vlees, alleluia, maar Gij zijt ongelijk wat betreft zonde, alleluja, alleluja. * Laten.

Ut rédderet nos hómines, allelúia, Deo et sibi símiles, allelúia, allelúia. * In.

Opdat hij ons mensen teruggeeft, alleluia, aan God en zijns gelijken, alleluja, alleluja. * Laten.

In hoc natáli gáudio, allelúia: Benedicámus Dómino, allelúia, allelúia. * In.

Op deze geboortedag verheug ik me, alleluia: Laten we de Heer Zegenen, alleluja, alleluja. * Laten.

Laudétur sancta Trínitas, allelúia, Deo dicámus grátias, allelúia, allelúia. * In.

Laat de heilige Drievuldigheid worden geprezen, alleluia, laten we God dankzeggen, alleluja, alleluja. * Laten.

Puer qui natus est

Puer qui natus est nobis, plus quam prophéta est: hic est enim de quo Salvátor ait: Inter natos mulíerum non surréxit major Joánne Baptísta.

Het kind, dat ons geboren is, is meer dan een profeet: van hem immers heeft de Verlosser gezegd: Onder de kinderen van vrouwen is er geen groter opgestaan dan Joannes de Doper.

Quæ múlier habens drachmas decem, et si perdíderit drachmam unam, nonne accéndit lucérnam et evérrit domum, et quærit diligénter, donec invéniat?

Lc. 15:8. Welke vrouw die tien drachmen bezit en er één van verliest, steekt niet een lamp aan, veegt het huis en zoekt zorgvuldig totdat zij ze vindt?

Quǽrite primum regnum Dei, et justítiam ejus: et hæc ómnia adjiciéntur vobis, allelúia.

Mt. 6:33. Zoekt eerst het rijk Gods en zijn gerechtigheid en dit alles zal u als toegift worden geschonken, alleluja.

Quid fáciam, quia dóminus meus aufert a me villicatiónem? fódere non váleo, mendicáre erubésco: scio quid fáciam, ut cum amótus fúero a villicatióne, recípiant me in domos suas. 

Lc. 16:3-4. Wat zal ik doen daar mijn heer mij het rentmeesterschap ontneemt? Spitten kan ik niet, te bedelen schaam ik mij. Ik weet, wat ik zal doen, opdat ze mij in huis opnemen, wanneer ik uit het rentmeesterschap zal zijn ontzet.

Quid vobis vidétur de Christo? cujus fílius est? Dicunt ei omnes: David. Dicit eis Jesus: Quómodo David in spíritu vocat eum Dóminum, dicens: Dixit Dóminus Dómino meo: Sede a dextris meis?

Mt. 22:42-44. Wat is uw opvatting over de Christus? Wiens zoon is Hij? Allen antwoordden: Van David. Jezus hernam: Hoe noemt David Hem dan in de geest: Heer, als hij zegt: De Heer sprak tot mijn Heer: Zit aan mijn rechterhand?

Reddíte ergo quæ sunt Cǽsaris Cǽsari, et qæ sunt Dei Deo, allelúia.

Mt. 22:21. Geeft dan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt, alleluja.

Regina cæli  (simplex) (solemnis)

Regína cæli lætáre, allelúia: Quia quem meruísti portáre, allelúia: Resurréxit, sicut dixit, allelúia: Ora pro nobis Deum, allelúia.

Koningin van de hemel verheug U, alleluja, omdat Hij die Gij waardig geweest waart te dragen, alleluja, verrezen is, zoals Hij gezegd had, alleluja; bid God voor ons, alleluja.

V. Gaude et lætáre Virgo Maria, alleluia. R. Quia surréxit Dóminus vere, allelúia.

V. Verheug en verblijd U, Maagd Maria, alleluja. R. Want de Heer is waarlijk verrezen, alleluja.

Rex clementissime

Rex clementíssime, Jesu dulcíssime, Fili Dei et Maríæ; Te colo Dómine, Tectum velámine Sacræ Eucharistíæ. 

R. Lauda, Jerúsalem, Dóminum; lauda Deum tuum, Sion, Hosánna, Hosánna, Hosánna Fílio David.

Koning vol van liefde, Jezus allerzoetste, Zoon van God en van Maria; U eer ik Heer, verhuld in den sluier der Heilige Eucharistie.

 R. Loof Jerusalem de Heer; loof uw God, Sion. Hosanna, Hosanna, Hosanna den Zoon van David.

Natum de Vírgine, Corpus cum sánguine Supplíciter adóro; O latens Déitas, Aetérna véritas, Te vénerans implóro. R. Lauda.

Uit de Maagd geboren, Lichaam en bloed, aanbid ik deemoedig; O verborgen Godheid, eeuwige waarheid, U huldig ik, U smeek ik. R. Loof .

Sub panis spécie, sub vini látice Adóro Christum totum. Ejus præséntiæ, Ejus cleméntiæ Cor óffero devótum. R. Lauda.

Onder gedaante van brood, onder het vocht van wijn aanbid ik Christus geheel. Aan zijn tegenwoordigheid, aan zijn goedertierenheid offer ik het devote hart. R. Loof .

Ave, Rex glóriæ, Dulcis memóriæ, Avéto, Jesu Christe. Te, mundi prétium, cœléste prǽmium, Figúræ velant istæ. R. Lauda.

Gegroet Koning der glorie, van zoete gedachtenis. Wees gegroet Jesus Christus. U der wereld losprijs, hemels loon omhullen deze tekenen. R. Loof .

Ave, Flos Vírginum, O Sponse sánguinum, O Caro Salvatóris! Tua dulcédine Totum me détine, Perénnis fons amóris. R. Lauda.

Gegroet bloem der Maagden, o Bruidegom der martelaren, o Vleesch des Zaligmakers! Door Uw zoetheid laat me opgaan in U, altijd vloeiende liefdebron. R. Loof .

O mundi víctima, Te sitit ánima, Te quærit, Pie Jesu. Jesu, spes única, Huic commúnica Te sacræ carnis esu. R. Lauda.

O slachtoffer der wereld, U dorst mijn ziel, U zoekt zij, lieve Jesus. Jesus enige hoop, deel U aan haar mede door de nuttiging van Uw H. Vlees. R. Loof .

O mira Bónitas, O summa Cháritas! En Dómini majéstas! Sub hoc umbráculo Se donat fámulo, Quid, Jesu, mihi præstas! R. Lauda.

O wonderbare goedheid, o hoogste liefde! Zie 's Heren majesteit! Onder die sluier geeft Hij zich den Dienaar; wat, Jesus, schenkt Gij mij! R. Loof .

Roráte cæli désuper, et nubes pluant justum.

Dauwt hemelen uit den hoge en mogen de wolken de Rechtvaardige regenen.

Ne irascáris, Dómine, ne ultra memíneris iniquitátis: ecce cívitas Sancti facta est desérta: Sion desérta facta est: Jerúsalem desoláta est: domus sanctificatiónis tuæ et glóriæ tuæ, ubi laudavérunt te patres nostri.

Wees niet vertoornd, Heer, gedenk niet langer onze zonden; zie de stad van de Heilige is verwoest, Sion ligt in puin, Jeruzalem is ontredderd; uw heilige en luisterrijke stad, waar onze vaderen U lof hebben gezongen.

Peccávimus, et facti sumus tamquam immúndus nos, et cecídimus quasi fólium univérsi: et iniquitátes nostræ quasi ventus abstulérunt nos: abscondísti fáciem tuam a nobis, et allisísti nos in manu iniquitátis nostræ.

Wij hebben gezondigd, en zijn geworden als een onreine; daarom zijn wij allen als een blad dat valt; onze zonden sleuren ons mee als de wind; U heeft uw gelaat voor ons verborgen, en ons neergeworpen in de macht van onze zonden.

Vide Dómine afflictiónem pópuli tui, et mitte quem missúrus es: emítte Agnum dominatórem terræ, de Petra desérti ad montem fíliæ Sion: ut áuferat ipse jugum captivitátis nostræ.

Heer, zie neer op de ellende van uw volk, en zend die U beloofd heeft; zend het Lam dat de aarde beheerst uit Petra in de woestijn naar de berg van Sions dochter, opdat Hij het juk van onze zonden wegneme.

Consolámini, consolámini, pópule meus: cito véniet salus tua: quare mœróre consúmeris, quia innovávit te dolor? Salvábo te, noli timére, ego enim sum Dóminus Deus tuus, Sanctus Israel, Redémptor tuus.

Troost u, troost u, mijn volk; weldra komt uw heil; waarom wordt gij verteerd door smart? Waarom grijpt steeds weer nieuwe droefheid u aan? "Ik zal u verlossen; wil niet vrezen. Ik ben immers de Heer, uw God, de Heilige van Israël, uw Verlosser."

Salve festa dies

Salve festa dies, toto venerábilis ævo, Qua Deus inférnum vicit et astra tenet.

Heil aan de feestelijke dag, aan het hele eerbiedwaardige tijdperk, waardoor God het ondermaanse overwint en gesternte behoedt.

Ecce renascéntis testátur grátia mundi Omnia cum Dómino dona redísse suo.

Zie hier de bewezen opleving van de wereldse gunsten gelijktijdig met de Heer dat Hij Al zijn gaven laat terugkeren.

Namque triumphánti post trístia tártara Christo Undique fronde nemus, grámina flore favent.

Immers de overwinnaars kiezen overal partij voor Christus en zijn getooid met weidebloemen na de droefgeestige strafplaats in de onderwereld.

Qui genus humánum cernens mersísse profúndo, Ut hóminem eríperes, es quoque factus homo.

Dat Hij die de afkomst van mensen weet te onderscheiden door zich al onderdompelend laat uitstromen, Opdat Gij U losmaakt (wegrukt) van het menszijn, ook tegelijkertijd mens bent geworden.

Trístia cessérunt inférnæ víncula legis, Expavítque chaos lúminis ore premi.

Dat de ondermaanse droefgeestigheden beëindigen onder de boeien van de wet, En dat zij (de wet) de chaos afschrikt en onderdrukt door te smeken om licht.

Pollícitam sed redde fidem, precor, alma potéstas: Tértia lux rédiit, surge sepúlte meus.

Maar geef de belofte van het geloof weer terug, bid ik, voedende machthebber: dat Hij voor de derde keer het licht teruggeeft, dat het na mijn dood zich opricht.

Solve catenátas inférni cárceris umbras, Et révoca sursum quidquid ad ima ruit.

Bevrijd de geketenden van de duisternis van de ondermaanse kerkers, En roep weer naar boven alwie naar beneden neigt.

Redde tuam fáciem, vídeant ut sǽcula lumen; Redde diem qui nos, te moriénte, fugit.

Laat uw gelaat zien, opdat zij het licht altijd blijven zien; Breng de dag terug die ons, door uw sterven, is ontglipt.

Salve Mater misericordiæ

Salve mater misericórdiæ, Mater Dei et mater véniæ, Mater spei, et mater grátiæ, Mater plena sanctæ lætítiæ, O María!

Heil (aan) U Moeder van barmhartigheid, Moeder van God en moeder van vergiffenis, Moeder van de hoop en Moeder van genade, Moeder vol van heilige blijdschap, O Maria!

Salve, decus humáni géneris. Salve, Virgo dígnior céteris, Quæ vírgines omnes transgréderis Et áltius sedes in súperis. O María!

Heil (aan) U, sieraad van onze menselijke soort. Heil (aan) U, Maagd boven eenieder in waardigheid, U die alle maagden moge voorgaan En Gij zit op de hoogste zetel in het rijk der hemelen. O Maria!

Salve felix Virgo puérpera: Nam qui sedet in Patris déxtera, Cælum regens, terram et ǽthera, Intra tua se clausit víscera, O María!

Heil (aan) U gelukkige Maagd en tevens Moeder: Want Hij die zit aan de rechterhand van de Vader, regeert over het Al (hemel, aarde en dingen in de lucht), Heeft zich in uw schoot genesteld, O Maria!

Te creávit Pater ingénitus, Adamávit te Unigénitus, Fecundávit te Sanctus Spíritus, Tu es facta tota divínitus, O María!

U heeft de eeuwige Vader voortgebracht, Hij heeft de Eéngeborene laten voortbrengen, En gij hebt de Heilige Geest vruchtbaar gemaakt, Gij bent geheel goddelijk geschapen, O Maria!

Te creávit Deus mirábilem, Te respéxit ancíllam húmilem, Te quæsívit sponsam amábilem, Tibi nunquam fecit consímilem, O María!

U hebt God als wonderbare geschapen, Hij zal omzien naar U nederige dienstmaagd, Hij heeft naar U als liefhebbende bruid uitgekeken, Er is nooit een gelijke aan U geboren, O Maria!

Te beátam laudáre cúpiunt Omnes justi, sed non suffíciunt; Multas laudes de te concípiunt, Sed in illis prorsus defíciunt, O María!

Alle rechtvaardigen verlangden ernaar U gelukzalige te prijzen, maar ze slaagden er niet voldoende in; Velen verlangden om U met lofprijzingen te overladen, Maar daarin schoten ze geheel en al te kort, O Maria!

Esto, Mater, nostrum solátium; Nostrum esto, tu Virgo, gáudium; Et nos tandem post hoc exsílium, Lætos jinge choris cæléstium, O María!

Wees, Moeder, ons tot troost; Gij, Maagd, zijt voor ons een bron van vreugde; En ons, nu na deze verbanning, blij te maken door ons in te lijven in het hemelse koor, O Maria!

Salve Pater Salvatoris

Salve Pater Salvatóris Joseph ter amábilis. Salve custos Redemptóris. Joseph ter mirábilis. Salve, sponse Matris Dei, Joseph vir angélice. Salve, hospes Jesu mei. Vir Joseph seráphice.

Heil (aan) Jozef, driemaal beminnenswaardige vader van de Heiland. Heil (aan) de beschermer van de Verlosser. Jozef, driemaal beminnenswaardig. Heil (aan) de echtgenoot van de Moeder Gods, Jozef de engelachtige man, Heil (aan) de gastheer van mijn Jezus. Jozef, engelachtige man van de hoogste rang.

Tibi tanta sors est data, O flos pudicítiæ, Quanta nulli est colláta Ab auctóre grátiæ. O felícem et beátum! Tuo sub præsídio Custodíri cu(i) est datum Tuo patrocínium.

Aan U is alleen gegeven wat door het lot werd toebedeeld, O bloem van ingetogenheid (plichtsgevoel), Zo goed als niets is bewaard gebleven van de inspanningen van de bouwer (stichter). O gelukkige en gelukzalige! Vanwege uw bescherming aan degene die moest worden bewaakt werd aan U het beschermheerschap geschonken.

Per Maríæ tuæ Matris, preces atque víscera, Per Joséphi, tui Patris. Curas et obséquia, Fac possímus te vidére Jesu, Rex in glória. In ætérnum possidére In cælésti pátria. Amen.

Gebeden en geschenken voor uw Moeder Maria, Voor Jozef, uw Vader. Dat hij zorg draagt en inschikkelijk moge zijn, Maak het ons mogelijk U, Jezus, te zien, roemruchte Koning. Dat het hemelse Vaderland zich voor altijd hier zal ophouden. Amen.

Salve Regina  (simplex) (solemnis)

Salve, Regína, mater misericórdiæ: Vita, dulcédo, et spes nostra, salve. Ad te clamámus, éxsules, fílii Hevæ. Ad te suspirámus, geméntes et flentes in hac lacrimárum valle. Eia ergo, Advocáta nostra, illos tuos misericórdes óculos ad nos convérte. Et Jesum, benedíctum fructum ventris tui, nobis post hoc exsílium osténde. O clemens: O pia: O dulcis Virgo María.

Wees gegroet, Koningin, Moeder van barmhartigheid; ons leven, onze vreugde en onze hoop, wees gegroet. Tot U roepen wij, ballingen, kinderen van Eva; tot U smeken wij, zuchtend en wenend in dit dal van tranen. Daarom dan, onze Voorspreekster, sla op ons uw barmhartige ogen; en toon ons, na deze ballingschap, Jezus de gezegende Vrucht van uw schoot. O goedertieren, o liefdevolle, o zoete Maagd Maria.

V. Ora pro nobis sancta Dei Génitrix. R. Ut digni efficiámur promissiónibus Christi.

V. Bid voor ons, heilige Moeder van God. R. Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Sancte Michael Archangele  (I), (IV)

Sancte Míchael Archángele, defénde nos in prǽlio; contra nequítiam et insídias diáboli esto præsídium. Imperet illi Deus, súpplices deprecámur: tuque, Princeps milítiæ cæléstis, Sátanam aliósque spíritus malígnos, qui ad perditiónem animárum pervagántur in mundo, divína virtúte, in inférnum detrúde. Amen.

Heilige Aartsengel Michaël, verdedig ons in de strijd; wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel. Wij smeken ootmoedig dat God hem Zijn macht doet gevoelen. En gij, vorst van de hemelse legerscharen, drijf Satan en de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan, door de goddelijke kracht in de hel terug. Amen.

V. Cor Iesu sacratíssimum. R. Miserére nobis.

V. Allerheiligst Hart van Jezus. R. Heb medelijden met ons.

V. Cor Maríæ immaculátum. R. Ora pro nobis.

V. Onbevlekt hart van Maria. R. Bid voor ons.

Sancti Angeli Custódes nostri, deféndite nos in praélio, ut non pereámus in treméndo judício.

Heilige Engelbewaarders, verdedigt ons in de strijd, opdat wij niet in het gevreesde oordeel te gronde gaan.

Reddíte ergo quæ sunt Cǽsaris Cǽsari, et qæ sunt Dei Deo, allelúia.

Mt. 22:21. Geeft dan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt, alleluja.

Scriptum est enim: Percútiam pastórem, et dispergéntur oves gregis: postquam autem resurréxero, præcédam vos in Galilǽam: ibi me vidébitis, dicit Dóminus. 

Mt. 26:31-32. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Maar nadat Ik verrezen zal zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea: daar zult gij Mij zien, zegt de Heer.

Scriptum est enim quia domus mea domus oratiónis est cunctis géntibus: vos autem fecístis illam spelúncam latrónum; et erat quotídie docens in templo. 

Mc. 11:17. Er staat immers geschreven: Mijn huis is een huis van gebed voor alle volken; gij echter hebt er een rovershol van gemaakt. En dagelijks leraarde Hij in de tempel.

Serve nequam, omne débitum dimísi tibi, quóniam rogásti me: nonne ergo opórtuit et te miseréri consérvi tui, sicut et ego tui misértus sum? alleluia.

Mt. 18:32-33. Boze knecht, geheel de schuld heb ik u kwijtgescholden, omdat gij het mij gevraagd hebt: moest ook gij u dan niet ontfermen over uw medeknecht, gelijk ook ik mij ontfermd heb over u, alleluja.

Símile est regnum cælórum ferménto, quod ascéptum múlier abscóndit in farínæ satis tribus, donec fermentátum est totum.

Mt. 13:33. Het rijk der hemelen is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw onder drie maten meel mengde, totdat het meel geheel was gegist.

Si offers munus tuum ante altáre, et recordátus fúeris quia frater tuus habet áliquid advérsum te: relínque ibi munus tuum ante altáre, et vade prius reconciliári fratri tuo: et tunc véniens ófferes munus tuum, allelúia.

Mt. 5:23-24. Als gij uw offergaven brengt naar het altaar, en u herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw offer vóór het altaar en ga u eerst met uw broeder verzoenen, en kom dan uw offer brengen, alleluja.

Si quis díligit me

Si quis díligit me, sermónem meum servábit: et Pater meus díliget eum: et ad eum veniémus, et mansiónem apud eum faciémus, alleluia.

Jh. 14:23. Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden en zal ook mijn Vader hem beminnen en Wij zullen tot hem komen en ons verblijf bij hem nemen, alleluja. 

Spiritus Paraclitus (Resp. br.)

Spíritus Paráclitus, * Allelúia, allelúia. 

Docébit vos ómnia. * Allelúia. 

Glória Patri, et Fílio, et Spirítui Sancto.

Geest(elijk) Leidsman, * Alleluja, alleluja. 

Hij zal u allen onderrichten. * Alleluja. 

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

Stabat Mater  (hymus) (sequentia)

Stabat mater dolorosa Iuxta crucem lacrimosa, Dum pendebat filius;

De diepbedroefde Moeder stond wenend bij het kruis terwijl haar Zoon daar hing.

Cuius ánimam geméntem, contristátam et doléntem per transívit gládius.

Haar klagende ziel, medelijdend en vol smart, werd als door een zwaard doorstoken.

O quam tristis et afflícta fuit illa benedícta Mater Unigéniti!

O hoe bedroefd en aangedaan was die gezegende Moeder van de Enig-geborene!

Quæ mærébat et dolébat pia Mater, dum vidébat Nati pœnas ínclyti.

Die rouwde en treurde, de vrome Moeder, terwijl ze zag de foltering van haar glorieuze zoon.

Quis est homo qui non fleret, Matrem Christi si vidéret in tanto supplício?

Welk mens zou niet huilen bij het zien van Christus’ Moeder in zo’n marteling?

Quis non posset contristári, piam Matrem contemplári doléntem cum Fílio?

Wie zou niet mede lijden bij het aanschouwen van de vrome Moeder lijdend samen met haar Zoon?

Pro peccátis suæ gentis vidit Iesum in torméntis et flagéllis súbditum.

Voor de zonden van zijn volk zag zij Jesus bij de folteringen en een geseling ondergaan,

Vidit suum dulcem Natum moriéndem, desolátum, cum emísit spíritum.

Zag zij haar geliefde zoon sterven in eenzaamheid toen hij de geest gaf.

Eia Mater, fons amóris, me sentíre vim dolóris fac, ut tecum lúgeam.

Ach Moeder, bron van liefde laat mij de kracht van het verdriet voelen opdat ik met U treuren kan.

Fac ut árdeat cor meum in amándo Christum Deum, ut sibi compláceam.

Maak dat mijn hart gaat branden bij het houden van Christus de Heer, opdat ik Hem behage.

Sancta Mater, istud agas, crucifíxi fige plagas cordi meo válide.

Heilige Moeder, zorg ervoor, grif de wonden van de gekruisigde diep in mijn hart.

Tui nati vulneráti, tam dignáti pro me pati, pœnas mecum dívide.

Van uw gewonde zoon die zich verwaardigde zo voor mij te lijden, deel met mij zijn pijnen.

Fac me tecum pie flere, crucifíxo condolére, donec ego víxero.

Laat mij, vrome, met u wenen de gekruisigde beklagen zolang ik leef.

Iuxta crucem tecum stare, et me tibi sociáre in planctu desídero.

Met U bij het kruis staan en met U te delen in uw klagen wil ik.

Virgo vírginum præclára, mihi iam non sis amára: fac me tecum plángere.

Uitverkoren Maagd der Maagden Moge U voor mij niet meer verbitterd zijn: laat mij met U klagen.

Fac ut portem Christi mortem, passiónis fac consórtem, et plagas recólere.

Laat mij dragen Christus' dood en deelhebben aan zijn lijden en zijn wonden gedenken.

Fac me plagis vulnerári, fac me cruce inebriári, et cruóre Fílii.

Laat zijn wonden mij wonden, laat mij in een roes brengen door het kruis en het bloed van de Zoon.

Flammis ne urar succénsus, per te Virgo, sim defénsus in die iudícii.

Dat de vlammen mij niet verteren; door U, Maagd, moge ik verdedigd worden op de dag des oordeels.

Christe, cum sit hinc exíre, da per Matrem me veníre ad palmam victóriæ.

Christus, als het tijd is hier te vertrekken, laat mij door uw Moeder toekomen de zegepalm.

Quando corpus morietur, fac ut animae donetur Paradisi Gloria. Amen

Als mijn lichaam sterft, maak dat mijn ziel gegeven wordt de Glorie van het Paradijs! Amen.

Stans autem Jesus jussit cæcum addúci ad se, et ait illi: Quid vis fáciam tibi? Dómine, ut vídeam. Et Jesus ait illi: Réspice, fides tua te salvum fecit. Et conféstim vidit, et sequebátur illum, magníficans Deum.

Lc. 18:40-43. Jezus nu stond stil, liet de blinde bij zich brengen en sprak tot hem: Wat wilt ge, dat Ik voor u doe? Heer, dat ik zien moge! En Jezus sprak: Zie, uw geloof heeft u gered. En aanstonds zag hij en volgde Hem en verheerlijkte God.

Subiit ergo in montem Jesus, et ibi sedébat cum discípulis suis.

Jh. 6:3. Jezus dan besteeg de berg en zat daar neer met zijn leerlingen.

Sub tuum præsídium confúgimus, sancta Dei Génitrix: nostras deprecatiónes ne despícias in necessitátibus: sed a perículis cunctis líbera nos semper, Virgo gloriósa et benedícta.

Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht, Heilige Moeder van God, verstoot onze gebeden niet in onze nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd.

Surrexit Dominus vere (Resp. br.)

Surréxit Dóminus vere, * Allelúia, allelúia. 

Et appáruit Simóni. * Allelúia. 

Glória Pátri, et Fílio, et Spirítui Sáncto.

De Heer is waarlijk verrezen * Alleluja, alleluja

En Hij is verschenen aan Simon. * Alleluja. 

Eer aan de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest.

T-Z

Te Deum  (romanum) (simplex) (solemnis)

Te Deum laudámus: te Dóminum confitémur. 2. Te ætérnum Patrem omnis terra venerátur. 3. Tibi omnes Angeli, tibi Cæli et univérsæ potestátes: 4. Tibi Chérubim et Séraphim incessábili voce proclámant: Sanctus: Sanctus: 5. Sanctus Dóminus Deus Sábaoth. 6. Pleni sunt cæli et terra majestátis glóriæ tuæ. 7. Te gloriósus Apostolórum chorus: 8. Te Prophetárum laudábilis númerus: 9. Te Mártyrum candidátus laudat exércitus. 10. Te per orbem terrárum sancta confitétur Ecclésia: 11. Patrem imménsæ majestátis: 12. Venerándum tuum verum, et únicum Fílium: 13. Sanctum quoque Paráclitum Spíritum.

U, God, loven wij, U, Heer, prijzen wij. 2. U, eeuwige Vader, eert heel de aarde. 3. Tot U roepen alle Engelen, tot U de Hemelen en alle Machten. 4. Tot U de Cherubijnen en Serafijnen, zonder ophouden verkondigend: Heilig, Heilig, 5. Heilig de Heer, de God der legerscharen! 6. Vol zijn hemel en aarde van de majesteit uwer glorie. 7. U looft het roemvol Apostelenkoor, 8. U de lofwaardige schaar der Profeten, 9. U het blanke heer der Martelaren. 10. U prijst over heel het aardrijk de heilige Kerk: 11. Den Vader onmeetbaar in majesteit, 12. aanbiddelijk en waarachtig uw eengeboren Zoon, 13. alsmede den Vertrooster, den Heiligen Geest.

14. Tu Rex glóriæ, Christe. 15. Tu Patris sempitérnus es Fílius. 16. Tu ad liberándum susceptúrus hóminem, non horruísti Vírginis úterum. 17. Tu devícto mortis acúleo, aperuísti credéntibus regna cælórum. 18. Tu ad déxteram Dei sedes, in glória Patris. 19. Judex créderis esse ventúrus. Te ergo quǽsumus, tuis fámulis súbveni, quos pretióso sánguine redemísti.

14. Gij zijt de Koning der glorie, Christus! 15. Van den Vader zijt Gij de eeniggeboren Zoon. 16. Gij die, om de mens verlssong te brengen, niet hebt geschroomd voor den schoot ener Maagd. 17. Gij, die de prikkel des doods hebt verwonnen, en voor de gelovigen het rijk der hemelen hebt geopend; 18. Gij, die zit aan Gods rechterhand in de glorie des Vaders; 19. die als Rechter zult komen, zodat wij geloven. U dan smeken wij; kom uw dienaars te hulp, die Gij met uw kost baar Bloed hebt gered.

20. Ætérna fac cum sanctis tuis in glória numerári. 21. Salvum fac pópulum tuum Dómine, et bénedic hereditáti tuæ. 22. Et rege eos, et extólle illos usque in ætérnum.

20. In de eeuwige glorie met de Heiligen, laat ons daarbij zijn gerekend, 21. schenk verlossing aan uw volk, o Heer, en zegen uw erfdeel. 22. Regeer hen, en leid hen opwaarts in eeuwigheid.

23. Per síngulos dies, benedícimus te. 24. Et laudámus nomen tuum in sǽculum, et in sǽculum sǽculi. 25. Dignáre Dómine die isto sine peccáto nos custodíre. 26. Miserére nostri Dómine, miserére nostri. 27. Fiat misericórdia tua Dómine super nos, quemádmodum sperávimus in te. 28. In te Dómine sperávi: non confúndar in ætérnum.

23. Elken dag opnieuw zegenen wij U; 24. en wij loven uw Naam door de eeuwen, en door de eeuwen der eeuwen. 25. Wees genadig, Heer, spaar ons dezen dag voor de zonde! 26. Ontferm U over ons, o Heer, ontferm U over ons. 27. Uw barmhartigheid, o Heer, strekke zich uit over ons: daar wij hoopten op U. 28. Op U, o Heer, heb ik gehoopt, niet beschaamd zal ik worden in eeuwigheid.

V. Benedicámus Patrem et Fílium, cum Sancto Spíritu. R. Laudémus et superexaltémus in sǽcula.

V. Laten wij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest prijzen. R. Loven en verheffen wij Hem in eeuwigheid.

V. Benedíctus es, Dómine, in firmaménto cæli. R. Et laudábilis, et gloriósus, et superexaltátus in sǽcula.

V. Gezegend zijt Gij, o Heer, in het uitspansel des hemels. R. En lofwaardig en roemrijk, en hoogverheven in eeuwigheid.

V. Dómine, exáudi oratiónem meam. R. Et clamor meus ad te véniat.

V. Heer, verhoor mijn gebed. R. En mijn geroep kome tot U.

V. Dóminus vobíscum. R. Et cum spíritu tuo.

V. De Heer zij met U. R. En met uw geest.

Te Deum Patrem ingenitum

Te Deum Patrem ingénitum, te Fílium unigénitum, te Spíritum Sanctum Paráclitum, sanctam et indivíduam Trinitátem, toto corde et ore confitémur, laudámus, atque benedícimus: tibi glória in sǽcula.

U, God, ongeboren Vader, U, ééngeboren Zoon, U, Heilige Geest, de Helper, heilige en onverdeelde Drieëenheid, uit heel ons hart en met volle stem loven, prijzen en zegenen wij U: U zij glorie in eeuwigheid.

Te Joseph celebrent

Te, Joseph, célebrent ágmina cǽlitum, te cuncti résonent christíadum chori, qui, clarus méritis, iunctus es ínclytæ casto fœdere Vírgini.

U, Jozef, huldigt de hemelse legerschaar, u zingen lof alle koren der christenen, die door uw deugden tot maagdelijke bruidegom van Maria verkoren werd.

Almo cum túmidam gérmine cóniugem admírans, dúbio tángeris ánxius, afflátu súperi Fláminis angelus concéptum púerum docet.

Gij werd door twijfel bevangen, toen gij de schoot uwer bruid zwanger zaagt van de verheven vrucht, maar d'Engel kondigt U dat van de Heilige Geest het Kind Jezus ontvangen is.